Associaties voor Heian

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de Japanse stijl en periode die zich ontwikkelde van 794 tot 1185 n. Chr. en samenviel met de verplaatsing van de hoofdstad naar Heian (het tegenwoordige Kyoto) en de opkomst van het tantristisch boeddhisme, afkomstig uit China. De stijl wordt gekenmerkt door de nadruk op mandala’s in beelden en de komst van nieuwe figuurtypen, zoals boeddha’s met een kroon en sieraden, en godheden met meerdere ledematen en woeste gezichtsuitdrukkingen om bovennatuurlijke krachten aan te geven. De architectuur uit deze periode wordt gekenmerkt door grote woonhuizen gebouwd op rechthoekige stukken land. Deze huizen bestaan uit paviljoens en zalen, verbonden met overdekte gangen en omheind met aarden muren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de fase in de Heian-periode die tot ontwikkeling kwam tussen circa 898 en 1185. In het laatste jaar werd de macht van de keizer overgenomen door aristocratische clans en ontstonden er twee hoven in Kyoto. In de schilderkunst kenmerkt de stijl zich door de invloed van Chinese Tan'g-schilderkunst, met de fijne, hoogstaande lijnen en de platte, abstracte achtergronden. In de beeldhouwkunst kenmerkt de stijl zich door de rijkelijk met vele kleuren versierde houten beeldjes. De architectuur van deze periode geeft ook blijk van de Chinese invloed, met dakpannen op de daken en stenen plateaus, naast het traditionele gebruik van weelderig met houtsnijwerk opgesierde interieurs.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de fase in de Heian-periode van circa 794 tot 898. In de schilder- en beeldhouwkunst wordt de stijl gekenmerkt door krachtig gebouwde figuren met dreigende gezichtsuitdrukkingen en sterke, dynamische lijnen. In de architectuur wordt de stijl gekenmerkt door kleine, onregelmatig ontworpen tempelcomplexen in afgelegen bergstreken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Door bugaku-dansers gedragen maskers ter verfraaiing van ceremoniële dansen. Bugaku-maskers kunnen alles zijn tussen abstract, naturalistisch en fantastisch; soms hebben ze bewegende delen en zachte trekken. Enkele van de oudste voorbeelden van bugaku-maskers bevinden zich in de Tamukeyama-schrijn in Nara en dateren van 1052. De meeste nog bestaande maskers dateren van het midden van de Heian-periode tot de Kamakura-periode (1185-1333). In de 12de eeuw, die wordt beschouwd als de hoogtijdagen van de productie van bugaku-maskers, maakten boeddhistische meesterbeeldhouwers als Insho, Shamon Gyomy en Jokei uiterst verfijnde exemplaren. Bugaku-maskers kunnen worden onderverdeeld in drie groepen die slechts losjes in verband staan met bugaku-dansstijlen. De uitvoerders van de trage en verstilde hiramai-dansen dragen vaak geen maskers, maar de maskers die ze dragen, hebben doorgaans bijna-menselijke verhoudingen. Bij bunomai-dansen, die oorlogsdansen zijn, worden intens expressieve maskers gedragen met lange gezichten en gelaatstrekken zoals opengesperde neusgaten, dreigende ogen en borstelige wenkbrauwen. Bij hashirimai-dansen, waarbij energiek wordt gerend, worden dieren- of andere niet-menselijke maskers gedragen. Vormen van bogaku-maskers worden net als de dansen gegroepeerd in 'links' en 'rechts'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl in de shintoïstische architectuur die zich ontwikkelde tijdens de Heian-periode (794-1185) en oorspronkelijk Ishinoma werd genoemd. De stijl wordt gekenmerkt door een type heiligdom waarin twee gebouwen zijn verbonden door een bestrate tussenruimte die is overdekt met een puntdak. De stijl is veel toegepast in mausoleums tijdens de Kamakura-periode (1185-1333) en wordt pas Gongen genoemd sinds de Edo-periode (1615-1868).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl in de Shinto-architectuur die zich ontwikkelde gedurende de Heian-periode (794-1185). De stijl wordt gekenmerkt door een tempeltype waarin twee gebouwen rechtstreeks met elkaar zijn verbonden, zodat de dakranden elkaar raken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een techniek voor lakdecoratie die inlegsels van goud- en zilverfolie gebruikt, waarbij laklagen worden aangebracht op de decoratie en vervolgens gepolijst om het ontwerp bloot te leggen. Het werd soms gebruikt met 'maki-e'. Deze techniek ontstond ���in China, waar zij bekend stond als 'p'ing-t'o', en kwam naar Japan tijdens de Nara-periode (710-794). Sinds de Heian-periode (794-1185) wordt ook de term 'kanagai' gebruikt voor deze techniek.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl in de Shinto-architectuur die zich ontwikkelde tijdens de Heian-periode (794-1185). De stijl wordt gekenmerkt door een tempelsoort waaraan een vast dak was gebouwd aan de voorkant en twee zijden van het hoofdgebouw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Japanse figuratieve beeldhouwtechniek die kenmerkend is voor de vroege Heian-periode (794-1185), waarbij het hoofd en de romp uit hetzelfde houtblok zijn gesneden. De armen, benen en andere elementen - zoals draperieën - werden vaak uit aparte stukken hout gesneden en erop aangebracht.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl van de Shinto-architectuur die werd ontwikkeld tijdens de Nara-periode (710-7940) en de Heian-periode (794-1185). De stijl kenmerkt zich door en soort tempel met een vast dak dat aan de puntgevel is toegevoegd en die de trappen overdekt die naar de toegangsdeuren leiden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Decoratieve techniek waarbij vierkanten, stroken of ruitvormen worden gemaakt van dunne stukken bladgoud en bladzilver, en worden aangebracht op lakwerk, schilderijen en beeldhouwwerken. De techniek werd geïntroduceerd in Japan tijdens de Nara-periode (710 tot 794) en was populair van de Heian-periode (794-1185) tot de Kamakura-periode (1185-1333). De term wordt ook gebruikt voor de gebruikte stukken goud of zilver.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een verzameling decoratieve technieken die betrekking hebben op het aanbrengen van gekleurde poeders op lakwerk. De letterlijke betekenis is 'besprenkelde afbeelding'. Het goud, zilver of gekleurd pigment wordt aangebracht wanneer de lak nog vochtig is. Deze technieken waren zeer populair tijdens de Heian-periode (794-1333), toen dit de meest gebruikte methode was voor het versieren van Japans lakwerk. Ze worden vaak samen met 'kirikane' gebruikt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De duidelijkste uitdrukking van de apocalyptische denkwijze in het Japanse boeddhisme. Deze derde en laatste fase van het boeddhisme zou zijn begonnen in 1052. Men veronderstelt dat tijdens dit einde van de boeddhistische leer het boeddhisme degenereerde tot het moment dat de leer nog wel bestaat, maar niet meer wezenlijk wordt gepraktiseerd. Dit religieuze pessimisme en de voorbereiding op het einde der tijden leidde tot een opleving van kunstopdrachten tijdens het laat-Heian op terreinen als beeldhouwkunst, kalligrafie, schilderkunst en de bouw van tempels. De opdrachten kwamen van rijke aristocraten, die hoopten op verlossing door Amitābha eerbetoon te brengen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl van Shinto-architectuur die tot ontwikkeling kwam tijdens de Nara-periode (710-794) en de Heian-periode (794-1185). De stijl kenmerkt zich door een soort tombe met een kleine afmeting, gebouwd in een tweekoloms bij driekoloms systeem op een aarden terp. Het dak of gewelf heeft een schuine kant aan de lange zijde van het gebouw, boven de trap, om de gelovigen beschutting te bieden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een soort Japanse lakdecoratie die letterlijk 'perenschil' betekent en die wellicht is ontstaan in de Heian-periode (794-1185). De term verwijst naar twee verschillende stijlen die tijdens de Kamakura-periode (1185-1333) op grote schaal werden gebruikt. In de ene wordt een fijn metaalpoeder aangebracht op een gelakt oppervlak, waarna er een transparante laklaag op wordt aangebracht. In de andere worden gouden of zilveren schilfers verspreid over een gelakt oppervlak, waarna er de oranje lak van het type 'nashiji urushi' op wordt aangebracht. Deze techniek werd vaak gebruikt om grote, minder belangrijke delen van lakwerk te bedekken, zoals de onderkant van een kist.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schilderijen met een onderwerp dat vrouwen gewoonlijk interessant vonden, met name liefdesgeschiedenissen, zoals het verhaal van prins Genji. Er zijn hoogstens een paar hedendaagse definities van deze term, die echter aanleiding geven tot onduidelijkheid over de schilderstijl en het soort artiesten dat deze werken creëerde. Deze term gebruikte men in de Heian-periode (794-1185). Zie ook ���bijinga' voor schilderijen of afdrukken waarin de schoonheid van vrouwen wordt uitgebeeld, een term die in de Edo-periode (1615-1868) of de Meji-periode (1868-1912) is ontstaan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schilderstijl uit de Heian-periode (794-1185) die specifiek kan verwijzen naar het werk van professionele schilders van het keizerlijke hof en die werd gekenmerkt door inktlijntekeningen en taferelen vol actie. De stijl werd als mannelijk beschouwd en werd soms tegenover 'onna-e', vrouwelijk schilderen, geplaatst.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Oorspronkelijk niet-religieuze vouwschermen die in de late Heian-periode werden geschilderd en later werden gebruikt in boeddhistische inwijdingsrituelen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gebouwen die in sommige tempelcomplexen van esoterisch-boeddhistische stromingen de pagode vervingen. Letterlijk betekent de term ���pagode met veel juwelen', ���pagode met veel lagen' of ���toren met veel schatten'. Ze werden in Japan geïntroduceerd tijdens de Heian-periode (794-1185). Kenmerkend is de witte, bepleisterde halve bol op een vierkante fundering. Een bekend voorbeeld is de Ishiyamadera-pagode in Otsu, bij Kioto, gebouwd in 1154.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Japanse schildertechniek, populair tijdens de Heian-periode (794-1185) en de Kamakura-periode (1185-1333), waarbij lagen dekkende kleuren werden aangebracht op een ondertekening. Vervolgens werden de inktlijnen zorgvuldig opnieuw aangebracht en werden gelaatstrekken toegevoegd. Deze techniek wordt geassocieerd met 'yamato-e' en was de techniek die werd gebruikt voor de creatie van de rolschilderijen met het verhaal Genji Monogatari.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de Shinto architectuurstijl die zich ontwikkelde aan het eind van de 12de eeuw. De stijl kenmerkt zich door een voortzetting van de gewoontes uit de Heian periode, zoals eenvoudige exterieurs en rijkelijk gepolychromeerde interieurs.