Associaties voor Hima

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl in de Shinto-architectuur die zich ontwikkelde gedurende de Heian-periode (794-1185). De stijl wordt gekenmerkt door een tempeltype waarin twee gebouwen rechtstreeks met elkaar zijn verbonden, zodat de dakranden elkaar raken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beschrijft werken die zijn vervaardigd door het gelijknamige Afrikaanse volk, dat in Uganda en de Democratische Republiek Congo leeft.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Grote soort groenblijvende spar die inheems is in de westelijke Himalaya en aangrenzende bergen, van Afghanistan tot Nepal. De soort kan 44 meter hoog worden en groeit op een hoogte van 3600 meter in bossen, samen met de himalayaceder, de Pindrow zilverspar en de blauwe den.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Griekse mantels, bestaande uit een grote, rechthoekige linnen of wollen en dikwijls bontgekleurde lap stof, die los werd omgeslagen; buiten over de peplos of chiton gedragen, zowel door mannen als door vrouwen, en soms ook als enige kledingstuk door de man.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Lange hoofddoek of sluier die doorloopt tot het middel en het hoofd en de hals, romp en armen bedekt, maar het gezicht vrij laat. In islamitische culturen dragen sommige vrouwen ze als uitdrukking van bescheidenheid. Gebruik ���hidjab' voor kortere hoofddoeken die alleen het hoofd en de hals bedekken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een type aardewerk waarvan de naam is ontleend aan de Japanse stad Mishima in de prefectuur Shizuoka, hoewel dit aardewerk oorspronkelijk in Korea is ontwikkeld. Bij de vervaardiging van dit aardewerk wordt gebruik gemaakt van een opvallende techniek waarbij het keramiek wordt gedecoreerd met ingelegde kleisoorten in contrasterende kleuren, waarna het grotendeels wordt bedekt met celadonglazuur. De naam 'Mishima' dateert uit de 17de eeuw, maar de stijl gaat terug tot de Koryo-periode (935-1392) en werd toen aangeduid als 'Korai' of 'Zogan'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Soort paardenkastanje die veel voorkomt tussen Kashmir en West-Nepal in de Himalayaanse laaglanden op hoogten tussen 900 en 3000 meter. De soort werd ook naar de Britse eilanden gebracht en wordt daar veel gebruikt in parken en landgoederen. De boom heeft ranke, puntige blaadjes en mooie veervormige bloemaren met een bottlebrush-effect.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Berkensoort, inheems in de Himalaya, die groeit op hoogten tot 4500 meter. De schors is wit en flinterdun, en werd in de oudheid gebruikt om geschriften in het Sanskriet op te schrijven. Tegenwoordig wordt het beschreven met heilige mantra's. De schors wordt ook gebruikt voor verpakkingen en het hout wordt gebruikt als brandhout. Er zijn vele benoemde variëteiten en cultivars gebruikt in de landschapsinrichting.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Grote, groenblijvende kegeldragende ceder die inheems is in de westelijke Himalaya in het oosten van Afghanistan, het noorden van Pakistan en India, het zuiden van Tibet en het westen van Nepal, op een hoogte van 1500-3200 m. Ze kunnen een hoogte van 40 à 50 m bereiken en hebben een kegelvormige kruin.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Genus van 12 soorten groenblijvende sier- en productieconiferen die voorkomen in warm-gematigde regio's van het noordelijk halfrond, met inbegrip van het westen van Noord-Amerika, Midden-Amerika, het noordwesten van Afrika, het Midden-Oosten, de Himalaya, het zuiden van China en het noorden van Vietnam.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Boomsoort van hardhout, bron van timmerhout, die inheems is in het gebied van de Himalaya tot de zuidelijke punt van India en het eiland Java in Indonesië. Het blad wordt gebruikt als veevoer en de schors als een bron van looizuren voor medicinale doeleinden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Zandlopervormige trommen van het Indiase subcontinent, de Himalaya en Mongolië, met een klankkast die meestal van hout of metaal is gemaakt (en in Tibet vaak van menselijke schedels), met twee dunne vellen die rond houten ringen zijn gewikkeld en worden gespannen door veters in V-vorm met een kruislingse vetering in het midden. Aan de vetering in het midden zijn twee touwen bevestigd met knopen of met kogeltjes van hout, klei of een ander hard materiaal aan het einde; de knopen of kogeltjes slaan op de trommel wanneer deze wordt gedraaid.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een bepaald type kralen met een cilindrische, buisvormige of ronde vorm, meestal van agaat. Ze komen oorspronkelijk uit de Tibetaanse cultuur en worden in het bijzonder gewaardeerd door de Tibetaanse en Chinese boeddhisten, en andere Aziatische groepen. De kostbaarste kralen stammen uit de oudheid, hebben een roodachtige of donkerbruine kleur en worden gekenmerkt door opvallende ivoor- of goudkleurige patronen, zoals cirkels die op ogen lijken, ovalen, golflijnen, strepen, rechthoeken en andere symbolische patronen. De kralen, die geëtst of beeldgesneden kunnen zijn, zouden talismaneigenschappen bezitten: vaak zijn ze in de aarde gevonden door boeren of herders uit het Himalaya-gebergte, en gelovigen denken dat ze met een geheimzinnig verloren gegaan procedé zijn vervaardigd of dat ze een bovennatuurlijke oorsprong hebben. Bij de fabricageprocessen lijkt men de natuurlijke patronen van het agaat te hebben benut, de kralen vervolgens te hebben geëtst of beeldgesneden en patronen te hebben aangebracht met behulp van chemische middelen, waarna het agaat in een industriële oven werd gebakken. Er bestaan Chinese schriftelijke bronnen die aangeven dat de kralen al zeker in de 7de eeuw n. Chr. werden vervaardigd, maar onderzoekers denken dat de technische kennis voor het maken van dzi-kralen al in de vroege oudheid vanuit Iran of India naar Tibet is gebracht, mogelijk samen met het oude Bon-geloof. De kralen lijken op de gebandeerde agaatkralen en de geëtste carneoolkralen waarin reeds in het derde millennium v. Chr. werd gehandeld tussen Mesopotamië, het gebied dat nu tot Afghanistan behoort en de Indusvallei.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hout van de boom behorende tot de soort Juglans regia, inheems in het Himalayagebied, Iran, Libanon, Klein-Azië en Griekenland. De boom werd rond het midden van de 15de eeuw in Groot-Brittannië ingevoerd. De kleurverschillen zijn groot, met spint dat een lichte strokleur heeft en grijsbruin kernhout, terwijl gekleurd infiltraat voor een donkerkleurig dooraderd effect zorgt. Het hout wordt gebruikt voor meubels en kabinetten. Gebruik 'Amerikaans notenhout' voor het donkerdere hout van de soort Junglans nigra die in het oosten van de Verenigde Staten voorkomt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een van de twee onderklassen van kraakbeenvissen (de andere is Elasmobranchii), waartoe slechts één levende orde, Chimaeriformes, behoort, maar die een uitgebreide fossiele geschiedenis kent.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de cultuur van de tegenwoordige staat India, of in bredere zin naar de culturen die tot ontwikkeling kwamen op het subcontinent India, dat wordt begrensd door de Arabische Zee, de Indische Oceaan, de Baai van Bengalen en het Himalayagebergte. De term kent overigens een nog ruimere betekenis en verwijst dan naar de culturen van India, Oost-Indië en het voormalige Brits-Indische rijk. Voorheen kon de term ook in minder specifieke zin verwijzen naar iedere oosterse of Aziatische cultuur.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hout van de soort Aesculus indica, veel voorkomend in Himalayaanse laaglanden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Genus van ongeveer 200 soorten sierstruiken en klimplanten die inheems zijn in de gematigde gebieden van beide halfronden, maar ook groeien in de Himalaya, Zuid-Azië en Noord-Afrika. De meeste soorten hebben geurige tweelippige bloemen en rode, oranje of zwarte bessen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een regionale school van Pahari-miniatuurschilderkunst die bloeide in de heuvelstaat Kangra. Deze productieve school beleefde zijn hoogtijdagen van circa 1770 tot bijna het einde van de 19de eeuw, en het fraaiste werk dateert uit de periode tussen circa 1775 en 1820. Er zijn evenwel al werken uit 1690 bekend, en de regionale schildertraditie heeft zich tot in de 20ste eeuw weten te handhaven. Het in Kangra geproduceerde werk is zeer gevarieerd, waardoor het lastig is van één Kangra-stijl te spreken. De invloed van de late Mogolperiode is evenwel onmiskenbaar aanwezig in de Kangra-schilderijen, en vaak wordt er een afwijzing van de Basohli-school in gezien. Landschap en perspectief zijn naturalistischer, de kleuren zijn gedempter, de lijnvoering is verfijnder en booglijnig, en de stijl maakt in het algemeen een meer lyrische indruk dan Basohli-werk. De Kangra-schilderkunst bereikte een hoogtepunt tijdens het bewind van radja Sansar Chand (heerste van 1775-1823), een belangrijk opdrachtgever. In geografische zin bleef de school niet beperkt tot de staat Kangra, maar verspreidde hij zich naar alle delen van het laaggebergte van de Himalaya, waar tal van eigen idioomvormen tot ontwikkeling kwamen. Bij de meeste werken is het lastig uitsluitsel te geven over de herkomst, aangezien de heuvelstaten klein waren en vaak dicht bij elkaar lagen. Scènes uit de dichtwerken over het leven van Krishna, de 'Bhagavata-Purana' en de 'Gitagovinda,' behoren tot de bekendste thema's in de Kangra-schilderkunst, evenals illustraties van andere hindoemythen, ragamala-reeksen en portretten van heuvelhoofdmannen en hun families.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Familie van bloeiende planten, de meeste soorten zijn eenjarige of overblijvende kruiden. Vroeger dacht men dat ze nauw verwant waren aan Verbenaceae, maar fylogenetisch onderzoek aan het eind van de twintigste eeuw heeft uitgewezen dat sommige soorten van de houtachtige genera die voorheen in Verbenaceae werden ondergebracht, bij Lamiaceae horen. Tegenwoordig omvat Lamiaceae daardoor 236 genera en meer dan 7000 soorten. Het belangrijkste verspreidingsgebied van de lipbloemenfamilie is de Oude Wereld, van de Canarische Eilanden tot de Himalaya. Er zijn minder belangrijke verspreidingsgebieden in Ethiopië, Madagaskar, de zuidelijke gebieden van Afrika en India, Sri Lanka en de oceanische regio's meer naar het oosten. In de Nieuwe Wereld komen ze voor in het gebied dat zich uitstrekt van de bergen in Midden-Mexico tot in Argentinië en Chili, met minder belangrijke verspreidingsgebieden meer in het noorden en het oosten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep die leeft in de Democratische Republiek Congo, in het gebied da in het noordwesten wordt begrensd door de rivieren Wamba en Bakali, en in het oosten door de rivieren Kwilu en Lutshima.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de subperiode van heersende Mi-son-kunst in de noordoostelijke sector van de Mi-son-site halverwege de zevende eeuw. De stijl van deze periode kenmerkt zich door sterke Indiase invloeden en de oudste monumenten in Champa zijn in deze stijl gebouwd. Een mooi voorbeeld uit deze periode is een sanctuarium dat dateert uit de regeerperiode van koning Prakashadharma-Vikrantavarman I (ca. 657 n. Chr.). Gebeeldhouwde postamenten, geïntegreerde uitspringende deuren die uitkomen op een terras met een omheinde veranda en een smalle trap, een verhoogde basis versierd met korte pilasters, vergelijkbaar met architecturale details van Mon Dvaravati, en brede bakstenen stijlen maken er deel van uit. In de beeldhouwkunst van deze periode zijn invloeden te vinden uit de culturen van Dong-Son, Tsjen-la en India, en wordt iconografie overgenomen van hindoeïstisch shivaïstische en boeddhistische culten. Voorbeelden van beeldhouwwerk uit deze periode zijn een fronton met een afbeelding van de geboorte van Brahma waarbij Vishnu op de mythische slang Shesha ligt, dat doet denken aan pre-Ankorese lateien; een postamentenconstructie uit de tempel met gehistorieerde oppervlakken, panelen en nissen waarop het dagelijks leven van monniken in de Himalaya is afgebeeld, en een vrijstaand standbeeld van Ganesha met draperieën van tijgervel en vier armen die symbolen omhoog houden zoals een bidsnoer, een bijl en een raap.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een sluier die sommige islamitische vrouwen dragen om hun gezicht te bedekken en waarbij de ogen zichtbaar blijven. Nikabs draagt men in combinatie met een aparte hoofddoek, zoals een khimar of hidjab.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de Elamitische periode van circa 2.500 tot 1.500 v. Chr., toen heersers van de Awan, Shimashki, en Sukkalmakh Dynastieën heersten over het zuidwesten van Iran.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een van de twee belangrijkste scholen van de Indiase miniatuurschilderkunst in de Rajputstijl; de andere is Rajasthan, een stijl die sterk verwant is qua techniek en themakeuze. Deze stijl wordt geassocieerd met het gebied aan de voet van de Himalaya, tussen Jammu en Garhwal. Het gebied is kleiner van omvang dan dat van Rajasthan, hetgeen verklaart waarom veel kunstenaars vermoedelijk elders op zoek gingen naar werk. Hoewel geleerden meestal Basohli en Kangra aanwijzen als de twee belangrijkste scholen, bestaan er daarnaast nog tal van andere regionale idiomen. Vaak is een categorisering op basis van ateliers en families zinvoller, aangezien de regionale scholen moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. De plundering van Delhi in 1739 en de daaropvolgende ineenstorting van de macht van de Mogols dwong kunstenaars elders te zoeken naar opdrachtgevers; deze kunstenaars zorgden voor een nog grotere verfijning van de Pahari-schilderkunst, met name wat het realistisch gehalte betreft. De Pahari-schilderkunst wordt beschouwd als de laatste vitale hindoeïstische kunstvorm voordat het neutraliserende effect van het westen in de 19de eeuw zijn invloed liet gelden. Evenals bij sommige andere Rajputschilderkunst laat de Pahari-schilderkunst een voorkeur zien voor het afbeelden van de legende van de veeherder en godheid Krishna.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst in algemene zin naar keramiek in diverse stijlen, bedoeld voor theeceremonieën en algemeen gebruik, dat vanaf het begin van de 17de eeuw tot heden is vervaardigd in de industriële ovens van de prefectuur Kagoshima (het voormalige Satsuma-domein). De stijlen variëren van 'haaienvel'-aardewerk met een grijzig, lichtsepia of gelig glazuur en een fijn korrelig oppervlak, tot fijn thee-aardewerk met ijzerglazuur uit de eerste helft van de 17de eeuw, kopieën van Sawankhalok-aardewerk, Thais aardewerk dat is gedecoreerd met ijzeroxide in onderglazuur, daterend uit circa 1700, tot opgeglazuurd email uit de late 18de eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Grote loofboom die inheems is in de Himalaya, Iran, Libanon, Klein-Azië en Griekenland. Sinds ongeveer het midden van de vijftiende eeuw komt de boom ook voor in Groot-Brittannië en elders. De boom kan 35 meter hoog worden en de stam 2 meter dik. De walnoot heeft een korte stam en een brede kroon, maar is in dichte bossen langer en dunner. De boom gedijt in de volle zon en wordt gewaardeerd vanwege zijn timmerhout. Andere delen van de boom hebben ook een commerciële waarde. Walnoten zijn een culinair product, en uit de noten extraheert men een lichtgele en snel drogende olie die men voor schildersverf gebruikt. Uit de schillen en doppen van de noot wint men tannines en kleurstoffen die zorgen voor een bruine kleur. Gemalen doppen gebruikt men soms als een zacht schuurmiddel en als vulmateriaal voor plastic.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine heester die van nature voorkomt in het Himalaya-gebergte en andere bergachtige streken in Azië, met tal van dunne takken waaruit vezels worden gewonnen. Deze worden als geneesmiddel tegen diarree gebruikt.