Associaties voor Jin

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schilderijen of afdrukken met een afbeelding van een mooie vrouw. De term betekent ook letterlijk ���afbeeldingen van mooie vrouwen' en is waarschijnlijk ontstaan in de Edo-periode (1615-1868) of de Meiji-periode (1868-1912). Vóór deze periodes noemde men dit soort afbeeldingen ���onna-e' of ���bijin-e'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl van porselein dat werd vervaardigd tijdens de late Ming-dynastie, tussen 1522 en 1566. De stijl wordt gekenmerkt door blauw-wit en geëmailleerd polychroom aardewerk, waarbij ook lampetkannen en kalebasvormig vaten werden geïntroduceerd. Bij groter vaatwerk werd het oppervlak vaak verdeeld in een reeks formele en informele banden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke periode van 1115 tot 1234.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastie die de Wei opvolgde. De Westelijke Jin kende een bloeitijd van 265 tot 316 n. Chr., en de Oostelijke Jin van 317 tot 420 n. Chr.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Chinese schilderstijl met gouden en groene landschappen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Shinto-heiligdommen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beschrijft werk dat is vervaardigd door het gelijknamige Afrikaanse volk, dat in Kenia leeft.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke periode van 937 tot 946.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastie uit de periode 317 tot 420 n. Chr., de tweede van de zogeheten Zes Dynastieën die elkaar opvolgden in zuidelijk China. Na de verwoesting van Luoyang en Chang-an in 317 vluchtten de Chinezen naar het zuiden om daar een nieuwe zuidelijke staat te vestigen. De keizers van de Sima-familie slaagden er niet in het noorden te heroveren, en dat gebied zou onder de heerschappij blijven van allerlei groepen die gezamenlijk bekend stonden als de Zestien Koninkrijken; een uitzondering werd gevormd door het gebied dat tegenwoordig de provincie Sechuan omvat en dat in 347 werd geannexeerd, waardoor een route naar Centraal-Azië werd opengelegd. In politiek opzicht was dit weliswaar een weinig stabiele periode in de Chinese geschiedenis, maar de literatuur en kunsten maakten een ongekende bloeitijd door. De hoofdstad Jiankang was een bloeiend cultureel centrum dat door boeddhistische missionarissen en kooplieden uit Zuidoost-Azië en India werd bezocht. Een van de vroegst bekende boeddhistische verguld-bronzen beelden werd in 338 gegoten, als imitatie van een Gandhara-model. Wang Xizhi, de invloedrijkste kalligraaf uit de Chinese geschiedenis, was werkzaam gedurende deze periode. De keramiekvormen van de Oostelijke Jin waren innovatiever dan die van de Westelijke Jin. Een aantal graftombes uit deze periode is opgegraven bij de berg Gugui in Nanjing, die volgens literaire bronnen fungeerde als begraafplaats voor de keizerlijke families van de Oostelijke Jin.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Aanduiding voor Chinese miniatuurplanten alsmede voor de landschappen die daarmee, naast stenen, water, miniatuurfiguren en -gebouwen, worden gevormd. Wordt tevens gebruikt als aanduiding voor de kunst van het aanleggen van dergelijke tuinen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een Japanse school van esoterisch en mystiek boeddhisme, die in 806 door Kukai vanuit China naar Japan werd gebracht. Een belangrijk Sjingon-geschrift is Kukai's 'Diamanten sleutel voor de winkel der mysteriën' (Hizoboyaku), waarin spirituele verworvenheid via Sjingon wordt beschouwd als de vervulling van negen andere spirituele wegen uit het boeddhisme en andere religies. Aanhangers geloven dat de esoterische waarheid van Sjingon meer voldoening geeft dan de naar buiten gekeerde leer van de historische boeddha. Sjingon hecht belang aan de Vairocana, de boeddha van het allesomvattende licht, en aan mandala's en andere vormen van beeldhouw- en schilderkunst. Mantra's, mudra's en rituelen zijn andere elementen van Sjingon. Er zijn tegenwoordig meer dan veertig Sjingon-scholen in Japan. Bovendien zijn elementen van Sjingon overgenomen door andere vormen van Japans boeddhisme.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Geglazuurd aardenwerken diep bord met conisch deksel waarin traditionele (Noord-Afrikaanse) stoofgerechten worden bereid.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijl van tapijten die sinds de 20ste eeuw in de Chinese regio Tianjin worden vervaardigd. Kenmerkend voor deze stijl is een weeftechniek waarbij de pool is samengesteld uit vijf strengen van met de machine gesponnen wol. De pool wordt in drie diktes aangetroffen: 9 mm, 13 mm en 16 mm.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stroming van het boeddhisme die verondersteld wordt opgericht te zijn door de Chinese monnik Hui Yuan (334-417) en die een van de populairste vormen van mahayana werd. Tsjing T'ue staat in het teken van toewijding aan de bodhisattva Amitabha, die heerst over een 'zuiver land'. De toewijding aan Amitabha kan in het ideale geval leiden tot een wedergeboorte en verlichting in dit zuivere land. Tsjing T'ue heeft zich verspreid naar Japan, alwaar een afsplitsing ontstond van de hoofdrichting, onder de naam Jōdo.

Toegevoegd op: 16-8-2017

The Wandjina-stijl wordt gerekend tot de oudste gedocumenteerde rotskunststijlen. Werken in deze stijl worden aangetroffen in het centrale noorden van de Australische Kimberleys, op afgelegen locaties. Rotsschilderingen in de Wandjina-stijl beelden menselijke figuren met een rond hoofd af, met daaromheen een contourlijn in rood oker, in het bijzonder rond het hoofd. De figuren hebben meestal opvallend grote ogen en neuzen, maar de mond ontbreekt. Figuren in de Wandjina-stijl variëren in grootte tussen minder dan 40 centimeter tot meer dan drie meter hoogte. Er zijn ook dierlijke figuren afgebeeld in deze stijl.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastie uit de periode 265 tot 316 n. Chr., de eerste dynastie van de zogeheten Zes Dynastieën die elkaar in Zuid-China opvolgden. De Westelijke Jin-hoofdstad was Luoyang, in de provincie Henan. Grondlegger van de dynastie was Sima Yan, die later bekend zou worden als keizer Wudi (heerste van 265-289 n. Chr.). Sima Yan zette de laatste Wei-keizer af en onderwierp de staat Wu, waarmee hij China gedurende korte tijd wist te verenigen. De Westelijke Jin-periode is bekend om het bij hoog vuur gebakken steengoed met groen glazuur, bedoeld als imitatie van bronswerk. Dergelijk keramiek is aangetroffen in Westelijke Jin-graven, evenals grafmodellen en bronzen spiegels. Twisten tussen machtige families maakten de vorming van een krachtdadige regering onmogelijk en mondden uit in een burgeroorlog; De situatie werd nog verergerd door droogte en hongersnood. In 311 volgde een inval door de Xiongnu, een noordelijk nomadenvolk, die een einde maakte aan de Westelijke Jin-dynastie. Tot aan de Sui-dynastie zou China verdeeld blijven in noordelijke en zuidelijke dynastieën.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een sleutelbegrip met verschillende betekenissen in het hindoeïsme, boeddhisme en jaïnisme. In het hindoeïsme is de dharma de religieuze en morele wet die de samenleving en het individuele gedrag bestuurt en activeert. Deze dharma wordt aangetroffen in de eerste religieuze handboeken, de dharmasoetra’s, en is later uitgebreid tot grotere wetscompilaties genaamd dharmashastra. Dharma heeft in het boeddhisme de hindoeïstische betekenis van kosmische wet en orde behouden maar wordt daar ook toegepast op de lessen van Boeddha, die wordt gezien als een manifestatie van de universele waarheid die de dharma is. Zo is de dharma de praktische toepassing van deze waarheid in het boeddhisme. De triratna ('drie juwelen') is een fundamenteel aspect van het boeddhisme en bestaat uit Boeddha, de dharma en de sangha (gemeenschap van gelovigen). Binnen de boeddhistische metafysica verwijst de term in het meervoud (dharma’s) naar de onderling verbonden elementen waaruit de empirische wereld bestaat. Behalve dat dharma in de jaïnistische filosofie gewoonlijk wordt opgevat als morele deugd, verwijst de term hier ook naar een eeuwige 'substantie' (dravya) die het middel vormt waardoor levende wezens kunnen bewegen. Deze betekenis is uniek voor het jaïnisme. De term kan eenvoudigweg verwijzen naar de leerstellingen van de Jina. Voor de jaïnisten heeft dharma een tegenpool, adharma, dat 'fout' en 'immoraliteit' betekent maar ook 'de mogelijkheid om te rusten of pauzeren'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese neolithische periode van circa 3300 v. Chr. tot aan het begin van de Bronstijd. Het gebied omvatte het westen van de provincie Shaanxi en de provincies Gansu en Qinghai, maar de cultuur heeft haar naam te danken aan het feit dat de fraaiste aardewerken voorwerpen op sites in Gansu zijn opgegraven. De Gansu-cultuur kende drie fasen: Majiayao (circa 3300-circa 2100 v. Chr.), Banshan (circa 2800-circa 2300 v. Chr.) en Machang (ca. 2000-ca. 1800 v. Chr.). Deze fasen werden gevolgd door de fasen Qijia (circa 2000-circa1600 v. Chr.), Xindian en Shajing. De fijnste keramische Gansu-houders zijn licht uitgevoerd en hebben een dunne romp, en zijn voorzien van allerlei soorten krachtig geschilderde decoraties. De klei werd zorgvuldig geselecteerd en geprepareerd, en het geschilderde decor werd uitgevoerd in aardpigmenten die vermoedelijk met een zacht penseel werden opgebracht. Het opvallendste type vaatwerk dat tijdens deze periode werd vervaardigd, was de grafurn met brede schouder en smalle voet.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Het vormen van objecten met snijinstrumenten terwijl het materiaal waarvan de objecten worden gemaakt, snel ronddraait op een draaibank.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode en stijl in de kunst die zich ontwikkelde tijdens de opkomst van het Kamakura-shogunaat van 1185 tot 1333. In deze periode verkreeg de klasse van provinciale strijders een politieke machtspositie, werd een militaire regering ingesteld, ontstonden nieuwe boeddhistische sekten en breidde de religie zich van de aristocratie uit naar het gewone volk. In de kunsten kenmerkt de stijl zich door dramatische, energieke houten beelden, perkamentrollen waarop veldslagen werden weergegeven en de opkomst van de Zenshuyo- en Tenjinkuyo- stijl in de architectuur.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke periode van 907 tot 923. De beroemde schilder Guan Tong was werkzaam aan het hof van de Late Liang-dynastie in Nanjing.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 502 en 557. De Liang-dynastie, een van de opvolgers van de Jin-dynastie, wist zijn machtspositie niet lang vast te houden. Gedurende deze periode kwam de stad Nanjing onder sterke boeddhistische invloeden te staan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Noord-Chinese dynastieke periode tussen 907 en 1125; de dynastie werd gesticht door het proto-Mongoolse Khitan-volk. De Liao-periode bestond ten tijde van de Vijf Dynastieën en de Noordelijke Song-dynastie in het zuiden. Er waren vijf hoofdsteden, overeenkomstig het boeddhistische principe van de vijfvoudige structuur van het heelal. De Khitan waren een nomadenvolk dat zelf nauwelijks enige kunstzinnige traditie bezat. De kunstwerken die in deze periode werden geproduceerd, waren beïnvloed door Tang-vormen en -technieken. De Liao-architectuur verraadt Tang-invloeden en trouw aan het boeddhisme. Tot de nog bestaande gebouwen behoren de Bai ta (Witte Pagode) in Balin in Binnenmongolië, de Mu ta (Houten Pagode) in Ying xian, in de provincie Shanxi, tevens de oudste bewaard gebleven houten pagode, en de bibliotheek van de Bhagavad-sūtra's (circa 1038) in de Benedentempel van Huayan, Datong, eveneens in de provincie Shanxi. Dit laatste bouwwerk bevat bovendien 32 originele Lao-beelden en houten geschriftkasten in paviljoenvorm. De Liao-keramiek was eveneens beïnvloed door de keramiek uit de Tang-periode, hoewel uit opgravingen op grafplaatsen blijkt dat er ook Song-aardewerk en ander aardewerk is geïmporteerd. Daarnaast werden er gouden en zilveren voorwerpen vervaardigd op basis van metaalwerk- en verguldtechnieken van de Tang en Song. De Khitan werden uiteindelijk verslagen door binnenvallende Jin, die vervolgens een eind maakten aan het bewind van de Noordelijke Song. Restanten van de Liao-dynastie bleven nog intact in de vorm van de Westelijke Liao, in een gebied rond Tian shan; later werd dit gebied veroverd door Djenghis Khan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 420 en 479. De Liu Song, die de Oostelijke Jin-dynastie opvolgde, bracht in cultureel opzicht een voortzetting van de ontwikkeling die tijdens de Jin was begonnen. Lu Tanwei (hoogtijperiode 460-485) was een vermaard hofschilder die diende onder keizer Mingdi (heerste van 465-473); geen enkel werk van zijn hand is bewaard gebleven. De dynastie wist zijn machtspositie slechts korte tijd vast te houden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een van de drie hoofdfasen van de Gansu-cultuur, die dateert uit circa 2000 tot circa 1800 v. Chr. De naam is ontleend aan een vindplaats ten oosten van Ledu, in het oosten van de provincie Qinghai, die van 1921 tot 1923 is uitgegraven door de Zweedse archeoloog Johan Gunnar Andersson. Aardewerk uit de Machang-fase werd vervaardigd uit rode klei of uit zandgetemperde rode en grijze klei; de meest voorkomende vormen zijn potten, kommen en kruikachtig vaatwerk. Typerende decoratiemotieven zijn vier grote cirkels, ringetjes, spiralen, antropomorfe patronen en weef- of blokpatronen. Machang-aardewerk is veelal voorzien van geschilderde symbolen; tot dusverre zijn er 139 verschillende symbolen geïdentificeerd. Sommige grote potten zijn voorzien van een deksel in de vorm van een menselijk hoofd, en op één opvallend vat is een menselijke figuur met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken en borsten afgebeeld. Dergelijke figuren kunnen waarschijnlijk in verband worden gebracht met sjamanistische rituelen. De best bewaarde resten van Machang-huizen zijn opgegraven in Majiawan, in Yongjing.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Wordt gebruikt in verband met procédés voor het veranderen van de afmetingen of de vorm van een werkstuk met machinaal aangedreven snijinstrumenten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1127 n. Chr. Gedurende de Noordelijke Song-periode ontstond er hernieuwde belangstelling voor de oudheid en werd de basis gelegd voor de Chinese archeologie. De boekdrukkunst werd nu algemener toegepast, waardoor ook naslagwerken op grotere schaal uitgegeven konden worden. Het keizerlijk mecenaat speelde in deze periode een aanzienlijke en invloedrijke rol. Zo bezat keizer Taizong (heerste van 976-997) een indrukwekkende verzameling schilderijen en kalligrafie, terwijl Huizong (heerste van 1101-1125) zijn enorme collectie liet catalogiseren. Daarnaast stichtte Huizong een schilderschool, als onderdeel van de Schilderacademie van Hanlin. Het belang van landschappen nam toe dankzij belangrijke kunstenaars als Fan Kuan, Juran, Guo Xi, Dong Yuan en Li Cheng. Het onderscheid tussen hofschilderen en de kunst van de taoïstische literati werd allengs groter. De keramiek van de Noordelijke Song wordt gekenmerkt door eenvoudige vormen, zuivere kleuren, verfijnde decoraties en technische perfectie. Ding, Ru, Jun en de noordelijke celadons die in Linru en Yaozhou werden vervaardigd, zijn voorbeelden van Noordelijke Song-aardewerk dat bij het hof in trek was. Het beeldhouwwerk kreeg een minder symbolisch karakter en de figuren werden levensechter. De dynastie werd evenwel verzwakt door de hoge uitgaven die de militaire verdediging en de buitensporigheden van het keizerlijk hof met zich meebrachten; na invallen door de Jin trok de opvolger van Huizong weg naar het gebied ten zuiden van de Huai en vestigde daar de Zuidelijke Song-dynastie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schilderijen met een onderwerp dat vrouwen gewoonlijk interessant vonden, met name liefdesgeschiedenissen, zoals het verhaal van prins Genji. Er zijn hoogstens een paar hedendaagse definities van deze term, die echter aanleiding geven tot onduidelijkheid over de schilderstijl en het soort artiesten dat deze werken creëerde. Deze term gebruikte men in de Heian-periode (794-1185). Zie ook ���bijinga' voor schilderijen of afdrukken waarin de schoonheid van vrouwen wordt uitgebeeld, een term die in de Edo-periode (1615-1868) of de Meji-periode (1868-1912) is ontstaan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese stijl van glas- en emailwerk en kleden met Peking (het huidige Beijing) als centrum.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de stijlen die horen bij het schiereiland van Thailand. De drijvende kracht achter de stijlen is de geografische locatie van het gebied, gekenmerkt door de zeehandel en het verkeer op de rivieren van het schiereiland, waardoor culturele uitwisselingen werden gestimuleerd. De architecturale stijl kwam tot stand tijdens de 8ste tot met de 13de eeuw, waarvan de Wat Kaeo het bewijs is. Deze bestaat uit een kruisvormige structuur met een centrale cella, heiligdommen waarin vijf Jina-boeddha's waren ondergebracht, grote stenen zuilen, colonnetten en decoratieve miniatuurbogen die doen denken aan de architectuur van Cham (negende en tiende eeuw) en Srivijayan. De beeldhouwkundige stijl toont bronzen mahayana-boeddhistische figuren en votieftabletten van klei met afbeeldingen van Boeddha en bodhisattva's in de Indiase laat Gupta-stijl.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Zuid-Chinese neolithische cultuur uit de periode tussen circa 3100 en 2600 v. Chr. met als het centrum de hoogvlakte van Yangtze-Hanshui. De naam is ontleend aan een locatie in de buurt van het dorp Qujialing in Jingshan, in de provincie Hubei. De Qujialing-cultuur kwam na de Daxi-cultuur en werd op zijn beurt opgevolgd door de Longshan-cultuur. Deze cultuur is vermaard om zijn mooie zwarte en grijze aardewerk, en om de opvallend beschilderde eierschaalkeramiek uit de tweede helft van de periode. De meeste keramiek is niet gedecoreerd, maar soms is ze gedecoreerd met gedrukte of beschilderde motieven. In navolging van de Daxi-keramiek overheersen vormen de ringvoet- en postamentvormen in de Qujialing-periode. De vele beschilderde spilwieltjes van klei duiden wellicht op een intensieve textielproductie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gebruikt om de oorspronkelijke Japanse religieuze overtuigingen en praktijken te onderscheiden van het boeddhisme, dat in de 6de eeuw in Japen werk geïntroduceerd. Het kenmerkt zich in het algemeen door het ontbreken van officiële heilige geschriften en specifieke formele dogma's, en door de verering van kleine beeltenissen die in specifieke Shinto-heiligdommen worden geplaatst. Het religieuze systeem kan worden onderverdeeld in drie onderling verbonden stromingen: Jinja Shinto (heiligdomshintoïsme), dat de hoofdstromingen van het shintoïsme vertegenwoordigt, Kokka Shinto (staatsshintoïsme), dat is gebaseerd op de eenwording van religie en staat en dat door de Japanse keizerlijke familie wordt beleden, en Kyoha Shinto (sekteshintoïsme), een beweging die bestaat uit sekten die rond de 19de eeuw en na de Tweede Wereldoorlog in Japan zijn ontstaan. Deze sekten zijn alle door een stichter georganiseerd in religieuze genootschappen waarvan de leden parochianen (ujiko) van een specifiek heiligdom zijn.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Chinees schrift dat een vereenvoudigde, gestileerde vorm van het klerkenschrift is; het klerkenschrift werd getransformeerd tot een vloeiender, eenvoudiger te schrijven schrift. Het script, gekenmerkt door scherpe hoeken en rechte halen van uiteenlopende dikte, ontstond aan het eind van de Han-dynastie en werd populair tijdens de Wei-, Jin-, Zuidelijke en Noordelijke perioden. Het beleefde zijn meest vitale ontwikkeling en was de belangrijkste schriftsoort tijdens de Tang-dynastie (618-907), toen een succesvolle loopbaan in het ambtenarenapparaat gedeeltelijk afhankelijk was van kalligrafische vaardigheden. Het is nog altijd als standaardschrift in gebruik en dient als model voor publieke functies en gedrukt schrift.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een Japanse school van het boeddhisme, genoemd naar de berg Tj'ien-T'ai in China en de Tj'ien-T'ai-school in het Chinese boeddhisme dat hier ontstond. In 805 werd Tendai in Japan geïntroduceerd door Saicho in zijn Enryakuji-tempel op de berg Hiei bij Kyoto. Saicho's leer was gebaseerd op de 'Lotus Sutra' en ging uit van zijn overtuiging dat alle levensvormen op dezelfde manier het boeddhaschap kunnen bereiken. Tendai bevat elementen van Sjingon en Shinto. Binnen Tendai ontstonden talloze populaire aftakkingen van het boeddhisme, waardoor het begrip erg breed werd. Het Reine Land-boeddhisme, het zenboeddhisme en het Nichiren-boeddhisme zijn allemaal ontstaan uit Tendai. Hoewel Tendai in Japan nog steeds bestaat als boeddhistische school, is het minder belangrijk dan de drie bovengenoemde scholen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Stroming van het tantrisch boeddhisme in China. De naam is afgeleid van het woord 'mantra' in het Indiase Sanskriet, dat 'mystieke wereld' betekent. Tsjen-Jen kwam via het werk van Shubhakarasimha in China terecht in 716 n. Chr. en werd vervolgens verder verspreid door onder meer Amoghavajra (705-774). De stroming was een tijdlang in zwang aan het keizerlijke hof, maar werd nooit bijzonder populair in China. De stroming maakte wel een bloeiperiode door in Japan nadat Kukai een aantal Tsjen-Jen-rituelen en -teksten meenam van een reis naar China in 804; Kukai richtte de Sjingon-stroming van Tsjen-Jen op in zijn vaderland Japan. Tsjen-Jen maakte een opleving door in Tibet gedurende de Yuan-dynastie (1279-1368), maar de stroming die vandaag de dag nog actief is, is net zozeer Tibetaans als Chinees en de intrinsieke kwaliteit van Tsjen-Jen is afgenomen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de cultuur die in verband wordt gebracht met de Noord-Chinese dynastie die van 386 tot 556 n. Chr. dateert en die werd gesticht door het Tuoba-volk. De Wei-dynastie kwam na de Zestien Koninkrijken (310-439) die Noord-China beheersten na de val van de Westelijke Jin-dynastie, die eenheid nastreefde. De Noordelijke Wei-dynastie heerste van 386 tot 534 en slaagde erin opnieuw het noorden te verenigen. In 534 kwamen grensstreken in opstand, en de Noordelijke Wei-dynastie werd opgevolgd door de twee overlappende staten Oostelijke Wei (534-550) en Westelijke Wei (535-556). China was destijds geografisch sterk verdeeld, maar wist wel te profiteren van buitenlandse invloeden. Onder Wei ingevoerde instellingen zoals landhervorming, belastingheffing en militiestelsels werden verder ontwikkeld door latere Chinese dynastieën. Tijdens de Wei-periode vond het boeddhisme algemeen ingang en zou deze godsdienst uitgroeien tot de belangrijkste inspiratiebron voor figuratieve kunst. De Wei-heersers vormden een krachtig mecenaat voor de boeddhistische kunst, en gaven opdrachten voor de bouw van enorme uit de rotsen uitgehouwen tempels met beeldhouwwerk en schilderingen in Longmen, op de berg Maiji en in Dunhuang. Talloze bronzen beeldhouwwerken werden vervaardigd, waarvan de meeste inmiddels zijn omgesmolten. De landschapsschilderkunst werd belangrijker, zoals blijkt uit de gesneden stenen sarcofagen en uit de wandschilderingen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 1279 en 1368. De dynastie werd gesticht door de Mogol Kublai Khan (heerste van 1260-1294), die heel China verenigde tot een rijk dat zich naar het westen toe uitstrekte tot de gebieden van het huidige Polen en Hongarije. Hoewel er geen sprake was van een belangrijk kunstmecenaat, leidden de hereniging van China, de uitbreiding van de handel en het ontbreken van stilistische beperkingen tot een samengaan en vrijelijk toepassen van allerlei tradities en invloeden. Met name in de toegepaste kunst - porselein en lakwerk - deden tal van vernieuwingen hun intrede. Gedurende deze periode werd de Zijderoute weer geopend en ontkiemde de Europese belangstelling voor China. Als reactie op de buitenlandse overheersing vluchtten de geschoolde Chinezen in de oude tradities, terwijl veel geleerden weigerden in overheidsdienst te treden. De school van literati-schilderen ging een dominante rol spelen in de schilderkunst, en kunstenaars legden nu de nadruk op de individuele en kalligrafische expressie; ze zetten zich daarmee af tegen het decoratieve karakter van de officiële schilderkunst. De belangrijkste meesters van de Yuan-stijl waren Huang Gongwang, Wu Zhen, Ni Zan en Wang Meng, allen literati die zich verzetten tegen de Mongoolse overheersing. Een belangrijke uitzondering werd gevormd door de voornaamste Yuan-kalligraaf Zhao Mengu, die voor de Mongolen werkten en aan het hoofd stond van de Hanlin-academie. Op keramisch gebied leidden invloeden uit het Midden-Oosten tot overdadige, in blauw en wit uitgevoerde decoraties; kooplieden uit het Midden-Oosten gaven daarnaast opdrachten voor enorme Longquan-celadons. De Yuan-periode bracht ook tal van opdrachten voor boeddhistische beeldhouwwerken: tantrische figuren met meerdere armen en benen, een bewijs van de Mongoolse voorkeur voor de lamakunst van Nepal en Tibet. Ook de ciseleertechniek in zilverwerk, die wordt geassocieerd met de zilversmid Zhu Bishan, komt in deze periode tot ontwikkeling; ten slotte werd er beeldgesneden Yuan-lakwerk geproduceerd. Voorbeelden van Mongoolse bijdragen aan de architectuur zijn de omvangrijke gebouwen die op grote schaal verrezen in Beijing, de hoofdstad van de Mongolen; het stedelijk ontwerp werd later aangepast tijdens de Ming- en Qing-dynastie. Na de dood van Kublai Khan raakte de Yuan-dynastie in verval.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 479 en 502. Deze dynastie, een van de opvolgers van de Jin-dynastie, wist haar machtspositie niet lang vast te houden. Keizer Gaodi (heerste van 479-483) bracht een grote verzameling kunstwerken bijeen. Een belangrijke kunstenaar uit deze periode was Xie He, die als portretschilder aan het hof van Nanjing werkte; hij was de invloedrijke schrijver van de oudste nog bestaande Chinese verhandeling over de theorie van de schilderkunst. In de grotten rond de Qixia-tempel op de berg She, 20 kilometer ten oosten van Nanjing, bevinden zich boeddhistische beeldhouwwerken uit de Zuidelijke Qi-periode.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 1127 en 1279. Grondlegger van de dynastie was Gaozong (heerser van 1127-1162), zoon van de laatste keizer van de Noordelijke Song. De hoofdstad van de Zuidelijke Song was Nanjing, later Lin'an, en deze dynastie heerste over het gebied ten zuiden van de rivier de Huai. Buitenlandse invloeden werden gemeden en inspiratie werd veelal geput uit archaïsche tradities. Het landschapsschilderen bleef het belangrijkste schildersgenre, met kunstenaars als Ma Yuan en Xia Gui, die lokale, etherische en lieflijke landschappen afbeeldden, een wereld van verschil met de hoekige, ruige landschappen van de Noordelijke-Songschilders. Deze schilderschool, de zogeheten Ma-Xia-school, kwam voort uit de keizerlijke schildersacademie. De levendige, vlot geschilderde werken van de zenmonniken uit die perioden staan hiermee in scherp contrast. Nu de industriële ovens in het noorden niet meer beschikbaar waren, ontvingen de nieuwe productiecentra van keramiek in het zuiden opdrachten van het keizerlijk hof. In de nabijheid van het paleis werd speciaal (officieel) guan-aardewerk vervaardigd. In Longquan produceerde men celadon geglazuurd steengoed in expliciet archaïsche vormen. Een kleine fabriek in Jingdezhen die Qingbai-aardewerk produceerde, kende een uitbreiding in die periode en zou uiteindelijk uitgroeien tot het belangrijkste productiecentrum van keramiek in China. Jade en metaalwerk werden veelal in archaïsche vormen vervaardigd. De productie van wandtapijten uit fijne zijde, de zogeheten 'kesi', bereikte zijn hoogtepunt in de Zuidelijke Song. Kenmerken van de vergulde en beschilderde houten Boeddhabeelden waren sensuele lichamen, een mysterieuze lach en een levendige uitstraling.