Associaties voor Maka

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleedjes, vaak gehaakt, die over de rugleuning van stoelen of canapés gehangen worden en oorspronkelijk dienden om die tegen makassarolie in het haar te beschermen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep die leeft in het zuidoosten van Kameroen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Klassieke diermotieven van Indiase oorsprong die algemeen ingang vonden in de Aziatische kunst, met afbeeldingen van een fabeldier samengesteld uit delen van een krokodil en een olifant, waarbij lofwerk een gekrulde staart moet voorstellen. Dit motief fungeert vaak in de architectuur, doorgaans in combinatie met lateien bij vrijstaande poorten gedragen door bewerkte zuilen op een gegoten voet.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kaarten die in de eerste plaats zijn ontworpen om over specifieke verschijnselen informatie te geven.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine, vaak gehaakte kleedjes, die in de 19e eeuw werden gebruikt om de rug- en armleuningen van gestoffeerd zit- en ligmeubilair te beschermen tegen vlekken door makassarolie of andere haarproducten. Geen Nederlands equivalent. In het Nederlands zijn 'antimakassars' en 'leuningleggers' synoniemen. Zie 'antimakassars' .

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode die begon met het stabiliteit brengende bewind van Harivarman IV (1074-1081 n. Chr.) en Jaya Indravarman II (1113-1145 n. Chr.) en die een bloeitijd kende van de 11de eeuw tot halverwege de 12de eeuw. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door opvallende kalangroepen, de zogeheten Zilveren, Gouden, Ivoren en Koperen Torens, die langs heuvelterrassen zijn aangelegd volgens zaagtandvormige grondplannen en met contouren die doen denken aan de prasat van de Khmer. Andere architecturale kenmerken in deze periode zijn lancetbogen, vaak in drievoudige vorm, boven deuren of blinde deuren, sobere pilasters, profielen, kolonetten die verticaal tegen rijen ornamentatie in de vorm van bladwerk zijn geplaatst, en friezen welke in beeldgesneden steen zijn gedecoreerd met het motief van de 'vrouwenborst'. Later in deze periode leidt versobering van deze stijl tot een helderdere structuur van de kalan en bouwvolumes. In het beeldhouwwerk wordt deze periode gekenmerkt door beelden van mythologische dieren, bijvoorbeeld makara als hoekstukken, maar ook serpenten, olifanten en garua's en leeuwenfiguren als atlantiden met tanden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de regionale stijl van Centraal-Java. Decoratieve kunsten en kostuums uit dit gebied worden vaak gekenmerkt door het gebruik van teritik voor het omlijnen van motieven, textielproducten die worden gedragen als hoofddoeken, grote ceremoniële omslagdoeken en sjerpen en kain kembangan bloem- en plaidmotieven. De textielmethode van de productie die bekend staat als ‘ikat’ wordt gebruikt voor het aanbrengen van patronen, waarbij gedeelten van patronen van draad worden afgebonden om de verfstof tegen te houden. Hofkledingstijlen werden gekenmerkt door appliqué op geïmporteerde zijden textielstoffen die over het effen, centrale ruitvormige gebied van een borstkleed en ceremoniële omslagdoeken werden aangebracht. In de beeldhouwkunst wordt de stijl gekenmerkt door de vroegste voorbeelden van stenen monumenten en candi's, zeldzame afbeeldingen van hindoegoden, reliëfpanelen die rigide, kloksgewijze narratieve sequenties afbeelden en Boeddhabeelden gezeten op leeuwentronen. Centraal in religieuze beeldhouwkundige programma's staat het elitaire karakter van het boeddhisme, waardoor boeddhistische iconografie en kunst de overhand hadden. In tegenstelling tot stijlen in andere gebieden van Java, wordt deze stijl niet gekenmerkt door een traditie van gegraveerde stenen afbeeldingen. In de architectuur wordt de stijl gekenmerkt door getrapte sanctuaria, afgeknotte piramideconstructies en makara-ornamenten ter versiering van trappen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de subperiode van heersende Mi-son-kunst in de tiende eeuw. De stijl van de periode wordt beschouwd als representatief voor de meest ontwikkelde en expressieve fase in de Cham-kunst. De boeddhistische Dong-duong-stijl maakt geleidelijk aan plaats voor de shivaïstische, klassieke stijl, wat terug te vinden is in de evolutie van architecturale en beeldhouwkundige karakteristieken. Artistieke producties uit deze periode zijn onder andere het timpaan waarop de incarnatie van Visjnoe is afgebeeld, de Khuong My-groep met vrijstaande standbeelden, en een overvloed aan gebeeldhouwde dieren, zoals stieren, olifanten, leeuwen, mythische beesten (garoeda's, makara's) en andere die zijn afgeleid van Indonesische en Thaise voorbeelden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode van de 14de tot de 17de eeuw, genoemd naar de provincie Nakhon si Thammarat aan de oostkust van Thailand. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door tempels met belvormige en lotusvormige stupa's van lateriet of baksteen die op vierkante voetstukken zijn geplaatst, vrijstaande beeldhouwwerken van olifanten, wihan, mondop, dubbele trappen en versierde frontons met naar binnen gekeerde makara's. In de beeldhouwkunst wordt de periode gekenmerkt door bronzen beelden van Boeddha, terracotta of tinnen votieftabletten waarop rijen identieke Boeddha-afbeeldingen waren weergegeven, en houten beelden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode die is genoemd naar het Sukhothai-koninkrijk, dat floreerde in de regio van Thailand vanaf de late 13de eeuw tot het midden van de 15de eeuw. Deze periode wordt beschouwd als de gouden eeuw van de Thaise beschaving, en is van grote invloed geweest op alle latere perioden. In de beeldhouwkunst manifesteerde deze periode zich in religieuze orthodoxie en wordt ze gekenmerkt door verfijnde boeddhistische en hindoeïstische beelden in brons en stucwerk. Een vaak terugkerend iconografisch thema in de beeldhouwkunst was Boeddha's Voetafdruk, vaak uitgehakt in stucwerk of steen, versierd met inscripties van het Wiel van de Wet en met figuren van godheden en boeddha's, en alom aangetroffen in wat-tempels in het hele gebied. Boeddhabeelden in deze stijl hebben meestal een vlamachtige stralenkrans, haar dat wordt weergegeven in kleine, puntige krullen en een hoekige neus en mond. Sukhothai-beeldhouwers waren de eersten die Boeddha afbeeldden in alle vier de fysieke manifestaties: zittend, liggend, staand en lopend. Producties in bas-reliëf beelden indrukwekkende religieuze gebeurtenissen uit en zijn gewoonlijk geconstrueerd in stucwerk. Architectuur uit deze periode wordt gekenmerkt door constructies in baksteen en lateriet, houten daken die zijn bedekt met geglazuurde terracotta tegels, de unieke stoepa's in de vorm van knoppen van de lotusbloem, conventionele structuren zoals de prang, mondop en wihan, stenen pilaren met beeldgesneden kapitelen, nissen met Boeddhabeelden, torens in Khmer-stijl en makara-beeldhouwwerken in de frontons van nissen, en een stilistische neiging naar stroomlijning in bouwkundige constructies.