Associaties voor Noordelijke Song

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1127 n. Chr. Gedurende de Noordelijke Song-periode ontstond er hernieuwde belangstelling voor de oudheid en werd de basis gelegd voor de Chinese archeologie. De boekdrukkunst werd nu algemener toegepast, waardoor ook naslagwerken op grotere schaal uitgegeven konden worden. Het keizerlijk mecenaat speelde in deze periode een aanzienlijke en invloedrijke rol. Zo bezat keizer Taizong (heerste van 976-997) een indrukwekkende verzameling schilderijen en kalligrafie, terwijl Huizong (heerste van 1101-1125) zijn enorme collectie liet catalogiseren. Daarnaast stichtte Huizong een schilderschool, als onderdeel van de Schilderacademie van Hanlin. Het belang van landschappen nam toe dankzij belangrijke kunstenaars als Fan Kuan, Juran, Guo Xi, Dong Yuan en Li Cheng. Het onderscheid tussen hofschilderen en de kunst van de taoïstische literati werd allengs groter. De keramiek van de Noordelijke Song wordt gekenmerkt door eenvoudige vormen, zuivere kleuren, verfijnde decoraties en technische perfectie. Ding, Ru, Jun en de noordelijke celadons die in Linru en Yaozhou werden vervaardigd, zijn voorbeelden van Noordelijke Song-aardewerk dat bij het hof in trek was. Het beeldhouwwerk kreeg een minder symbolisch karakter en de figuren werden levensechter. De dynastie werd evenwel verzwakt door de hoge uitgaven die de militaire verdediging en de buitensporigheden van het keizerlijk hof met zich meebrachten; na invallen door de Jin trok de opvolger van Huizong weg naar het gebied ten zuiden van de Huai en vestigde daar de Zuidelijke Song-dynastie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Noord-Chinese dynastieke periode tussen 907 en 1125; de dynastie werd gesticht door het proto-Mongoolse Khitan-volk. De Liao-periode bestond ten tijde van de Vijf Dynastieën en de Noordelijke Song-dynastie in het zuiden. Er waren vijf hoofdsteden, overeenkomstig het boeddhistische principe van de vijfvoudige structuur van het heelal. De Khitan waren een nomadenvolk dat zelf nauwelijks enige kunstzinnige traditie bezat. De kunstwerken die in deze periode werden geproduceerd, waren beïnvloed door Tang-vormen en -technieken. De Liao-architectuur verraadt Tang-invloeden en trouw aan het boeddhisme. Tot de nog bestaande gebouwen behoren de Bai ta (Witte Pagode) in Balin in Binnenmongolië, de Mu ta (Houten Pagode) in Ying xian, in de provincie Shanxi, tevens de oudste bewaard gebleven houten pagode, en de bibliotheek van de Bhagavad-sÅ«tra's (circa 1038) in de Benedentempel van Huayan, Datong, eveneens in de provincie Shanxi. Dit laatste bouwwerk bevat bovendien 32 originele Lao-beelden en houten geschriftkasten in paviljoenvorm. De Liao-keramiek was eveneens beïnvloed door de keramiek uit de Tang-periode, hoewel uit opgravingen op grafplaatsen blijkt dat er ook Song-aardewerk en ander aardewerk is geïmporteerd. Daarnaast werden er gouden en zilveren voorwerpen vervaardigd op basis van metaalwerk- en verguldtechnieken van de Tang en Song. De Khitan werden uiteindelijk verslagen door binnenvallende Jin, die vervolgens een eind maakten aan het bewind van de Noordelijke Song. Restanten van de Liao-dynastie bleven nog intact in de vorm van de Westelijke Liao, in een gebied rond Tian shan; later werd dit gebied veroverd door Djenghis Khan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1279 n. Chr. Het was een overgangsperiode met tal van maatschappelijke, economische en kunstzinnige vernieuwingen; met name in allerlei kunstvormen werd een onovertroffen graad van verfijning bereikt. Er was een maatschappelijke ontwikkeling gaande waarbij de aristocraten geleidelijk hun macht verloren aan de gegoede burgerij, hetgeen ertoe leidde dat de heersende klasse zijn machtspositie probeerde te versterken. Zo bevorderden de keizers het verbeelden van thema's die de legitieme status en stabiliteit van de dynastie moesten uitdrukken. De Song-keizers behoorden tot de meest verlichte heersers van China, en vaak waren ze zelf verdienstelijk kunstenaar. Aangezien de Song-keizers minder macht bezaten dan hun voorgangers uit de Han- en Tang-dynastie en zij bovendien een wankele vrede met vijandige buurlanden in stand moesten houden, is de kunst uit deze periode introspectief van aard. De Song-periode is vooral bekend om de landschapsschilderingen, hoewel ook de keramiek, beeldhouwkunst en architectuur een bloeiperiode beleefden. In de beeldhouwkunst werd steen vaak vervangen door klei en hout, materialen die zachtere, levensechtere figuren mogelijk maakten. Een opvallend kenmerk van de Song-architectuur is de langwerpige, slanke vormentaal, met gebogen daken en een duidelijk herkenbare Song-spits. Tijdens deze periode werden de pagodes aanvankelijk opgetrokken uit metselwerk. De stijl en periode kunnen worden onderverdeeld in Noordelijke Song, van 960 tot 1127, en Zuidelijke Song, van 1127 tot 1279.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 1127 en 1279. Grondlegger van de dynastie was Gaozong (heerser van 1127-1162), zoon van de laatste keizer van de Noordelijke Song. De hoofdstad van de Zuidelijke Song was Nanjing, later Lin'an, en deze dynastie heerste over het gebied ten zuiden van de rivier de Huai. Buitenlandse invloeden werden gemeden en inspiratie werd veelal geput uit archaïsche tradities. Het landschapsschilderen bleef het belangrijkste schildersgenre, met kunstenaars als Ma Yuan en Xia Gui, die lokale, etherische en lieflijke landschappen afbeeldden, een wereld van verschil met de hoekige, ruige landschappen van de Noordelijke-Songschilders. Deze schilderschool, de zogeheten Ma-Xia-school, kwam voort uit de keizerlijke schildersacademie. De levendige, vlot geschilderde werken van de zenmonniken uit die perioden staan hiermee in scherp contrast. Nu de industriële ovens in het noorden niet meer beschikbaar waren, ontvingen de nieuwe productiecentra van keramiek in het zuiden opdrachten van het keizerlijk hof. In de nabijheid van het paleis werd speciaal (officieel) guan-aardewerk vervaardigd. In Longquan produceerde men celadon geglazuurd steengoed in expliciet archaïsche vormen. Een kleine fabriek in Jingdezhen die Qingbai-aardewerk produceerde, kende een uitbreiding in die periode en zou uiteindelijk uitgroeien tot het belangrijkste productiecentrum van keramiek in China. Jade en metaalwerk werden veelal in archaïsche vormen vervaardigd. De productie van wandtapijten uit fijne zijde, de zogeheten 'kesi', bereikte zijn hoogtepunt in de Zuidelijke Song. Kenmerken van de vergulde en beschilderde houten Boeddhabeelden waren sensuele lichamen, een mysterieuze lach en een levendige uitstraling.