Associaties voor Song

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 420 en 479. De Liu Song, die de Oostelijke Jin-dynastie opvolgde, bracht in cultureel opzicht een voortzetting van de ontwikkeling die tijdens de Jin was begonnen. Lu Tanwei (hoogtijperiode 460-485) was een vermaard hofschilder die diende onder keizer Mingdi (heerste van 465-473); geen enkel werk van zijn hand is bewaard gebleven. De dynastie wist zijn machtspositie slechts korte tijd vast te houden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1127 n. Chr. Gedurende de Noordelijke Song-periode ontstond er hernieuwde belangstelling voor de oudheid en werd de basis gelegd voor de Chinese archeologie. De boekdrukkunst werd nu algemener toegepast, waardoor ook naslagwerken op grotere schaal uitgegeven konden worden. Het keizerlijk mecenaat speelde in deze periode een aanzienlijke en invloedrijke rol. Zo bezat keizer Taizong (heerste van 976-997) een indrukwekkende verzameling schilderijen en kalligrafie, terwijl Huizong (heerste van 1101-1125) zijn enorme collectie liet catalogiseren. Daarnaast stichtte Huizong een schilderschool, als onderdeel van de Schilderacademie van Hanlin. Het belang van landschappen nam toe dankzij belangrijke kunstenaars als Fan Kuan, Juran, Guo Xi, Dong Yuan en Li Cheng. Het onderscheid tussen hofschilderen en de kunst van de taoïstische literati werd allengs groter. De keramiek van de Noordelijke Song wordt gekenmerkt door eenvoudige vormen, zuivere kleuren, verfijnde decoraties en technische perfectie. Ding, Ru, Jun en de noordelijke celadons die in Linru en Yaozhou werden vervaardigd, zijn voorbeelden van Noordelijke Song-aardewerk dat bij het hof in trek was. Het beeldhouwwerk kreeg een minder symbolisch karakter en de figuren werden levensechter. De dynastie werd evenwel verzwakt door de hoge uitgaven die de militaire verdediging en de buitensporigheden van het keizerlijk hof met zich meebrachten; na invallen door de Jin trok de opvolger van Huizong weg naar het gebied ten zuiden van de Huai en vestigde daar de Zuidelijke Song-dynastie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gevallen van zware beschadiging of het vergaan van een boot of schip op zee.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1279 n. Chr. Het was een overgangsperiode met tal van maatschappelijke, economische en kunstzinnige vernieuwingen; met name in allerlei kunstvormen werd een onovertroffen graad van verfijning bereikt. Er was een maatschappelijke ontwikkeling gaande waarbij de aristocraten geleidelijk hun macht verloren aan de gegoede burgerij, hetgeen ertoe leidde dat de heersende klasse zijn machtspositie probeerde te versterken. Zo bevorderden de keizers het verbeelden van thema's die de legitieme status en stabiliteit van de dynastie moesten uitdrukken. De Song-keizers behoorden tot de meest verlichte heersers van China, en vaak waren ze zelf verdienstelijk kunstenaar. Aangezien de Song-keizers minder macht bezaten dan hun voorgangers uit de Han- en Tang-dynastie en zij bovendien een wankele vrede met vijandige buurlanden in stand moesten houden, is de kunst uit deze periode introspectief van aard. De Song-periode is vooral bekend om de landschapsschilderingen, hoewel ook de keramiek, beeldhouwkunst en architectuur een bloeiperiode beleefden. In de beeldhouwkunst werd steen vaak vervangen door klei en hout, materialen die zachtere, levensechtere figuren mogelijk maakten. Een opvallend kenmerk van de Song-architectuur is de langwerpige, slanke vormentaal, met gebogen daken en een duidelijk herkenbare Song-spits. Tijdens deze periode werden de pagodes aanvankelijk opgetrokken uit metselwerk. De stijl en periode kunnen worden onderverdeeld in Noordelijke Song, van 960 tot 1127, en Zuidelijke Song, van 1127 tot 1279.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar het werk van een groep kunstenaars onder leiding van de schilder Zhao Zuo uit de late 16de en vroege 17de eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep die tegenwoordig leeft in Zuid-Afrika en Mozambique.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 1127 en 1279. Grondlegger van de dynastie was Gaozong (heerser van 1127-1162), zoon van de laatste keizer van de Noordelijke Song. De hoofdstad van de Zuidelijke Song was Nanjing, later Lin'an, en deze dynastie heerste over het gebied ten zuiden van de rivier de Huai. Buitenlandse invloeden werden gemeden en inspiratie werd veelal geput uit archaïsche tradities. Het landschapsschilderen bleef het belangrijkste schildersgenre, met kunstenaars als Ma Yuan en Xia Gui, die lokale, etherische en lieflijke landschappen afbeeldden, een wereld van verschil met de hoekige, ruige landschappen van de Noordelijke-Songschilders. Deze schilderschool, de zogeheten Ma-Xia-school, kwam voort uit de keizerlijke schildersacademie. De levendige, vlot geschilderde werken van de zenmonniken uit die perioden staan hiermee in scherp contrast. Nu de industriële ovens in het noorden niet meer beschikbaar waren, ontvingen de nieuwe productiecentra van keramiek in het zuiden opdrachten van het keizerlijk hof. In de nabijheid van het paleis werd speciaal (officieel) guan-aardewerk vervaardigd. In Longquan produceerde men celadon geglazuurd steengoed in expliciet archaïsche vormen. Een kleine fabriek in Jingdezhen die Qingbai-aardewerk produceerde, kende een uitbreiding in die periode en zou uiteindelijk uitgroeien tot het belangrijkste productiecentrum van keramiek in China. Jade en metaalwerk werden veelal in archaïsche vormen vervaardigd. De productie van wandtapijten uit fijne zijde, de zogeheten 'kesi', bereikte zijn hoogtepunt in de Zuidelijke Song. Kenmerken van de vergulde en beschilderde houten Boeddhabeelden waren sensuele lichamen, een mysterieuze lach en een levendige uitstraling.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar het werk van een school van schilders uit de 15de eeuw, die ontstond in zenkloosters en die de traditie van het schilderen met inkt uit de Muromachi-periode (1333-1568) nieuw leven inblies. De school werd vertegenwoordigd door drie generaties Ami-schilders, die in hoofdzaak conservator waren van Chinese kunstobjecten in de collectie van het Ashikaga-shogunaat. De stijl combineert de rijke wassingen en stippen van de traditionele Chinese schilderkunst van de Zuidelijke Song-dynastie (1127-1279) met sommige elementen van Koreaanse schilderkunst.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de school in het Tibetaanse boeddhisme die in 1409 is begonnen toen Tsongkapa (1357-1419) het klooster Riwo Ganden stichtte. Als laatste van de grote scholen is Gelug ook de grootste geworden. De dalai lama en de panchen lama zijn beiden lid van deze school. De Kadampa, de oudste orde van het Tibetaanse boeddhisme, is erin opgegaan. De Gelug is sinds de 17de eeuw de overheersende school en heeft een enorme politieke macht gehad van de tijd van de vijfde dalai lama, die heerser van Tibet werd, tot de Chinese inval van 1951. De leden hechten waarde aan eruditie en organiseren regelmatig debatten tussen vertegenwoordigers van tegengestelde filosofische standpunten. Dogmatiek en logica worden beschouwd als hulpmiddelen om verlossing te bereiken omdat het continuüm van een persoon wordt gezien als een cognitieve en lumineuze energie die kan worden gezuiverd door meditatie en contemplatie. De school staat bekend om het rigoureuze onderwijssysteem dat bestaat uit een aantal klassen die een monnik moet doorlopen; de meest begaafde leerlingen gaan op voor de graad van Geshe ('professor'), waarvoor zij 24 jaar moeten studeren. De nadruk ligt op kloosterdiscipline (vinaya), celibatair leven, onthouding van bedwelmende middelen en geweldloosheid. Tantristische lessen worden daarom aangepast aan de celibataire leefstijl en zijn alleen beschikbaar voor hen die eerst de theorie onder de knie hebben gekregen. Aanhangers worden vaak ‘geelkappen’ genoemd vanwege de gele kappen die Tsongkapa aan de Gelug-monniken voorschreef om zich te onderscheiden van Nyingma-monniken, die rode kappen dragen. De school heeft met centra in Europa en de Verenigde Staten ook veel weerklank gevonden buiten Tibet. Het hoofdkwartier staat in Dharmasala in het noorden van India, waar met een ambitieus uitgeefproject wordt getracht de Tibetaanse teksten te conserveren en te verspreiden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep, een Tsonga stam die leeft in Zuid-Afrika, Mozambique en Zimbabwe.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep, een subgroep van de Songye, die leeft in het zuidoosten van de Democratische Republiek Congo.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Japanse schilderstijl die is beïnvloed door de Chinese schilderkunst uit de Yuan- en de Song-periode, en die in de 13de eeuw vanuit Japan is geïntroduceerd.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar het werk van een school van schilders die door opeenvolgende militaire regeringen werd begunstigd, van de late Muromachi-periode (1333-1568) tot in de Edo-periode (1600-1868). Kano Masanobu (1434-1530) richtte de school halverwege de 15de eeuw op. De nadruk lag op de conservatieve Chinese, academische Zuidelijke Song- en Yuan-stijlen. De school groeide uit tot een groot netwerk van kunstenaars, die meer dan 200 jaar lang controle uitoefenden op openbare en particuliere opdrachten van het shogunaat, de kloosters en de handelsklassen. Kano-schilders produceerden allerlei kunstwerken, van waaiers en beschilderde schermen tot hangende rolschilderijen en votiefplaten. De Kano-school stond ook bekend om zijn kloeke stijl in het schilderen met inkt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de schilderstijl die ook wel bekend staat als de 'Chinese stijl' en vaak tegenover Yamato-e (Japanse schilderstijl) wordt geplaatst. In de 8ste eeuw verwees Kara-e naar de werken van Chinese kunstenaars uit de Tang-dynastie (618-907) en later ook naar Japanse voorstellingen van Chinese taferelen of motieven, gewoonlijk portretten van wijsgeren en paarden. Gedurende de Hein-periode raakte deze rijke stijl gelieerd aan het hofleven. In de 14de en 15de eeuw werden Chinese inktschilderijen uit de Song-dynastie (960-1279) en Yuan-dynastie (1279-1368) geïmporteerd in Japan en werd de naam Kara-e gebruikt om deze stijl te onderscheiden van de nog steeds toegepaste Hein-stijl.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Uit hout gesneden maskers van de Songye, een volk in de Democratische Republiek Congo (voorheen Zaïre), die zich onderscheiden door overdadige gelaatstrekken, vaak voorzien van een kuif en zwarte, rode en witte strepen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine, luitachtige, snaarinstrumenten met één snaar van de Songhai in Niger en het noorden van Nigeria. Ze hebben een korte hals en een klankkast die van een halve kalebas of van metaal is gemaakt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Noord-Chinese dynastieke periode tussen 907 en 1125; de dynastie werd gesticht door het proto-Mongoolse Khitan-volk. De Liao-periode bestond ten tijde van de Vijf Dynastieën en de Noordelijke Song-dynastie in het zuiden. Er waren vijf hoofdsteden, overeenkomstig het boeddhistische principe van de vijfvoudige structuur van het heelal. De Khitan waren een nomadenvolk dat zelf nauwelijks enige kunstzinnige traditie bezat. De kunstwerken die in deze periode werden geproduceerd, waren beïnvloed door Tang-vormen en -technieken. De Liao-architectuur verraadt Tang-invloeden en trouw aan het boeddhisme. Tot de nog bestaande gebouwen behoren de Bai ta (Witte Pagode) in Balin in Binnenmongolië, de Mu ta (Houten Pagode) in Ying xian, in de provincie Shanxi, tevens de oudste bewaard gebleven houten pagode, en de bibliotheek van de Bhagavad-sÅ«tra's (circa 1038) in de Benedentempel van Huayan, Datong, eveneens in de provincie Shanxi. Dit laatste bouwwerk bevat bovendien 32 originele Lao-beelden en houten geschriftkasten in paviljoenvorm. De Liao-keramiek was eveneens beïnvloed door de keramiek uit de Tang-periode, hoewel uit opgravingen op grafplaatsen blijkt dat er ook Song-aardewerk en ander aardewerk is geïmporteerd. Daarnaast werden er gouden en zilveren voorwerpen vervaardigd op basis van metaalwerk- en verguldtechnieken van de Tang en Song. De Khitan werden uiteindelijk verslagen door binnenvallende Jin, die vervolgens een eind maakten aan het bewind van de Noordelijke Song. Restanten van de Liao-dynastie bleven nog intact in de vorm van de Westelijke Liao, in een gebied rond Tian shan; later werd dit gebied veroverd door Djenghis Khan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar het werk van een school van boeddhistische schilders die actief waren vanaf het midden van de 12de eeuw tot de late 14de eeuw. De stijl kenmerkt zich door het gebruik van forse penseelstreken, geïnspireerd door Chinese kunstwerken van de Song-dynastie (960-1270).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de culturen die zich ontwikkelden in de regio die is gesitueerd langs de oosterse kust van het Indochinese schiereiland en die tegenwoordig bekendstaat als Vietnam. Artistieke productie in deze regio wordt gekenmerkt door een breed scala aan stijlen en onderlinge vermenging hiervan. Kenmerkend zijn dynastieke tempelconstructie met variaties van torenschrijnen, sanctuaria, portieken, gemodelleerde kapitalen en nissen, alsmede prachtig en verfijnd beeldhouwwerk met monsterfiguren die hoeken van architraven versierden, leeuwenfiguren, robuuste slangachtige ornamentatie die doet denken aan bladmotieven van de Indo-Khmer en aan Dong Song-stijlen, en grote iconen en reliëfpanelen die zijn gebeeldhouwd in sensuele stijlen die doen denken aan Chen-la-werken. Vanaf de 15de tot en met de 18de eeuw, bevatte architecturale planning confucianistische en taoïstische elementen, en beeldhouwkundige stijlen uit deze periode worden gekenmerkt door zeer kleurrijk houtsnijwerk dat is gebaseerd op de draak-en-wolkdecoratie van de Ming- en Ch'ing-dynastieën in China.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de architectuurstijl die zich ontwikkelde tijdens de Song dynastie (970-1279 v. Chr.) in China en die tijdens de Kamakura periode (1185-1333) samen met het Zen-Boeddhisme in Japan werd geïntroduceerd. De stijl kenmerkt zich door kleinere, complexere gebouwen met zeer nadrukkelijke consoles.