Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Tangen die voornamelijk worden gebruikt voor het opdienen van een portie asperges. Hebben smalle of brede bladen en zijn gevormd als U-vormige tangen of schaarachtig gerei.
Knijptang met brede platte bek, die wordt gebruikt om druk uit te oefenen op boekbanden tijdens het aanbrengen van de omslag, in het bijzonder voor het optrekken ervan.
Tangen waarmee hamers worden vastgehouden terwijl worden bijgesmeed. De tand past in één opening van de hamer terwijl de onderkant de kop tegenhoudt zodat deze niet opzij valt.
Tangachtig handgereedschap met schaarbeweging dat meestal een getande bek heeft. Wordt gebruikt om vast te pakken, vast te houden, te buigen of te knippen.
Diverse soorten buigtangen die kunnen worden gebruikt voor knippen, zadelsmeden of hameren, of om dingen vast te grijpen.
Platte tangen waarvan de bek is gevormd om draad te trekken of vast te grijpen. Worden gebruikt bij het solderen van beugels en het maken van hoefijzers.
Hulzen of houders waarin een boor of een ander gereedschap kan worden geplaatst.
Term die van toepassing is op de hoge, kanten hoofdtooien die door vrouwen werden gedragen aan het eind van de 17e en het begin van de 18e eeuw.
Tangen die worden gebruikt voor het friseren, vlechten of gaufreren van de randen van kant, linnen of van ander garneersel of textiel.
Zwaardgevesten waarbij de vuistbeugel is verlengd en zich opsplitst in één of meerdere spangen die omlaag glijden in een S-vormige boog om weer aan te hechten bij de beugels boven de stootplaat. Ze werden in groten getale gemaakt in de 16e en 17e eeuw voor rapieren.
Tangen die door smeden worden gebruikt en uitsteeksels hebben om gaten in hamerkoppen te maken tijdens het smeden.
Apparaten die worden gebruikt voor het oprekken van handschoenen. Deze apparaten bestaan meestal uit twee uitsteeksels die in het midden aan elkaar vastzitten met een scharnier.
Tangen met een gebogen bek voor het vastgrijpen van hoefijzers.
De hoepelhaak is een type hefboom gebruikt in de kuiperij om de laatste hoepels, i.e. tenen of ijzeren banden, op een ton of kuip te trekken. Het wordt ook gebruikt om de duigen (de platte stukken hout van de wand van ton of kuip) uit elkaar te halen wanneer de bodemstukken in de kroos (de inkeping in de duigen waarin de bodem past) geplaatst worden of wanneer draden vlas of hennep (werk) of riet tussen de duigen wordt gestoken. Het is een rechte stang (ca. 60 cm lang met een diameter van 4 à 5 cm) met een door een metalen plaat beslagen afgeschuind uiteinde. Op enige afstand van dat uiteinde is een losse L-vormige ijzeren haak vastgemaakt.
Tangen waarvan de kaken in een rechte hoek zijn gebogen.
Kleine tangen met klauwachtige uiteinden die worden gebruikt voor het oppakken van ijsklontjes.
Buigtangen met een lange, smalle, platte bek.
Geld dat in Centraal-Afrika werd gemaakt en gebruikt, in de vorm van in zand gegoten baren van een koperlegering, meestal in de vorm van een kruis, een X of een H.
Tangen die door loodgieters worden gebruikt om pijpen te keren en bestaan uit een hefboomarm die scherpe tanden heeft om de pijp mee te grijpen en een korte verstelbare ketting die rond de pijp is gewikkeld om het stevig vast te houden.
Stangen die horizontaal hangen, gewoonlijk in (kleren)kasten, waaraan men klerenhangers met kledingstukken kan ophangen. Ze kunnen vast zitten of verwijderbaar zijn.
Schaarvormige tangen die worden gebruikt om van een suikerbrood stukjes suiker af te breken.
Nijptangen met een bek waarvan de kaken evenwijdig op elkaar sluiten in plaats van onder een hoek. Worden gebruikt om draad, dunne, metalen staafjes of soortgelijke materialen te knippen.
Benaming die algemeen wordt toegepast op diverse mechanische apparaten die worden gebruikt voor snoeien en knippen.
Verwijst naar een Chinese dynastieke periode van 923 tot 937. Het jadewerk, de wandschilderingen, de reliëfsculpturen en het zilverwerk welke in de graftombe van de voormalige Shu-heerser Wang Chien zijn aangetroffen, zijn goede voorbeelden van kunstnijverheid uit de Late Tang-periode.
Lichtere soort lijmtangen.
Verlengde armen van het dwarsgeplaatste kruis van een zwaard of dolk, die bestaan uit rechte, S-vormige of naar binnen krullende korte beugels die aan de voet van het gevest zijn geplaatst.
Gereedschap dat wordt gebruikt om inkepingen of gaten te maken in divers materiaal; meestal in de vorm van een stalen staaf waarvan het uiteinde verschillende vormen kan hebben. Worden gebruikt om te merken, uit te snijden of te versieren.
Tangen met twee afgeronde kaken.
Tangen die voornamelijk worden gebruikt door klokken- en horlogemakers om staafjes, pinnetjes of andere kleine voorwerpen vast te houden terwijl ze worden gevijld.
Tangen met rechte, platte kaken.
Lange staafvormige klemmen van hout of metaal met een verstelbaar eindstuk aan het ene uiteinde en een schroefbaar eindstuk aan het andere.
Tangen die worden gebruikt voor het opscheppen van pasta, met name spaghetti.
Gereedschap dat wordt gebruikt voor oprekken van materialen, zoals canvas op een spanraam of doek op een raamwerk.
Lading voor kanonnen die bestaat uit twee bollen, halve bollen of cilinders die met elkaar zijn verbonden door een ijzeren staaf; wordt vooral gebruikt voor het vernielen van masten of tuigage in zeeslagen.
Tangen, meestal van zilver gemaakt, met klauwvormige of lepelvormige uiteinden waarmee suikerklontjes worden opgepakt.
Diverse gereedschappen die worden gebruikt om voorwerpen vast te pakken. Ze bestaan meestal uit twee stukken metaal die aan één uiteinde, of iets van het uiteinde, aan elkaar zijn bevestigd door middel van een draaipen of veer, zodat ze twee kaken vormen waarmee iets kan worden vastgepakt.
Verwijst naar een Chinese dynastie die heeft bestaan van 618 tot 907 n. Chr., een periode welke tot de hoogtijdagen van de Chinese geschiedenis wordt gerekend. China bloeide als een stabiel en tot een eenheid gesmeed rijk, en de welvaart en het actieve mecenaat welke daaruit voortvloeiden, leidden tot een Gouden Eeuw op het gebied van Chinese schilderkunst, metaalwerk, keramiek, muziek en poëzie. Chang'an, een briljant stedelijk ontwerp, bleef de hoofdstad van de Tang en was de metropool van zijn tijd. Belangrijke Tang-heersers en opdrachtgevers waren Taizong (heerste van 626-649) en Xuanzong (heerste van 712-756). Het boeddhisme bleef invloedrijk, maar de Tang-dynastie kende ook perioden van vervolging. Grotschilderingen in Dunhuang en stenen pagodes zoals de Grote Wilde Gans-pagode (circa 652) en de Kleine Wilde Gans-pagode (circa 707) in Chang'an zijn bewaard gebleven. Monumentale stenen beeldhouwwerken in de noordelijke provincies geven blijk van een nieuwe ontwikkeling in de richting van volumineuzere, sensuelere figuren. Deze ontwikkeling is eveneens te herkennen in de wereldlijke Tang-beeldhouwwerken, zowel in steen als in keramiek. Een voorbeeld van synthese tussen Indiase en Chinese beeldhouwstijlen is te vinden in de grot van de berg Tianlong, in een reeks werken die tot stand kwam onder het mecenaat van keizerin Wu Zetian (heerste van 690-705). De schilderkunst beleefde een bloeiperiode tijdens de Tang-periode en werd gedomineerd door de wereldlijke landschapstraditie. Li Sixum en Li Zhaodao, vader en zoon, en Wang Wei zijn de namen van drie schilders die ons zijn overgeleverd, en er zijn vermoedelijk ook exemplaren van hun werk bewaard gebleven. Het werk van Wang Wei, dat latere kunstenaars heeft beïnvloed, had een intieme, melancholische uitstraling, terwijl het werk van Li Sixum en Li Zhaodao wordt gekenmerkt door de heldere tinten groen en blauw die wij kennen van de talrijke Tang-landschappen. De Chinese portretschilderkunst, welke zijn oorsprong heeft in de Han-dynastie, bereikte tijdens de Tang-periode een hogere graad van verfijning dankzij kunstenaars als Wu Daozi. De Tang-keramiek omvatte beeldjes en vaten van sancai-aardewerk, meestal als grafgift bedoeld, wit porselein, zoals het bekende Xing-aardewerk uit de provincie Henan, en de jadeachtige Yue-celadons uit de provincie Zhejiang. Het gebruik van metaaloxiden voor ondergeglazuurde decoraties werd ontwikkeld in de provincie Hunan en Sechuan, terwijl het porselein - dat overigens pas later op grote schaal werd toegepast - zijn oorsprong heeft in de Tang-periode. De decoratieve kunsten tijdens de Tang-dynastie stonden onder invloed van het Midden-Oosten en andere verre streken, hetgeen leidde tot nieuwe stijlen op het gebied van keramiek en metaalwerk. Zo werden er kleurige geglazuurde objecten van aardewerk vervaardigd, bijvoorbeeld kannen en rytons, als bewuste imitaties van Perzisch zilverwerk, terwijl Perzische inslagpatronen hun intrede deden in de Chinese textielindustrie. China voerde op zijn beurt aardewerk, zijde en druk- en papiertechnieken uit. De Tang-dynastie werd opgevolgd door de Late Liang-dynastie.
Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep dieleeft in Kameroen en Gabon.
Beschrijft werken die zijn vervaardigd door het gelijknamige Afrikaanse volk, dat in het noordoosten van Nigeria leeft.
Kleine rechtopstaande metalen plaatjes of pinnen, waarvan er een geplaatst is aan de binnenkant van elke toets in een clavichord; deze beroeren de snaren om de toon te produceren en regelen de toonhoogte door de snaren te dempen.
Vleugelpiano met eenvoudig mechanisme, waarbij de snaren in trilling gebracht worden door tangenten die er tegenaan worden gedrukt.
Tweedimensionale ontleedpuzzels die bestaan uit vijf driehoeken van verschillende afmetingen, een vierkant en een parallellogram die gecombineerd kunnen worden om vele verschillende figuren te vormen; oorspronkelijk waarschijnlijk afkomstig uit China.
Elastische voorwerpen die gebruikt worden om betonmallen te beschermen tegen de zijwaartse druk van het ongeharde beton, met of zonder voorziening voor het verwijderen van metaal tot een bepaalde afstand van de afgewerkte betonnen oppervlakken.
IJzeren tangen die voor diverse handelingen worden gebruikt maar meestal om zware, ronde, metalen voorwerpen vast te houden terwijl ze worden gesmeed.
Diverse kleine, nijptangachtige gereedschappen die worden gebruikt om iets te plukken, vast te houden of te hanteren.
Stangen die gebruikt worden als verbindingselementen of verbandstaven, met name om de uitwaartse actie van gewelven of daken tegen te gaan.
Tangen gebruikt voor de verlossing van het kind tijdens de bevalling. Variabel in vorm en grootte. Kenmerkend zijn het roestvrij staal, de brede kaken en de korte armen.
IJzeren tangen met lange handvatten en een uiteinde met een mal die tijdens het bakken in de wafel wordt gedrukt.
Deze kunstvorm heeft momenteel nog geen definitie beschikbaar.
Schoenmakerswerktuigen waarmee het leer van de schoen om de leest kan worden gespannen en vastgespijkerd. De tang heeft een geribde en soms gebogen bek om een betere greep te krijgen.
Metalen of houten balken, stangen of omlijstingen voor het stabiliseren en versterken van gebouwen of andere bouwconstructies. Wordt onder meer gebruikt voor de ondersteuning van smalle zuilen, zoals het geraamte van een tent, overhuiving of hangende onderdelen en in maaswerk. Gebruik 'armaturen (beeldhouwwerkonderdelen)' voor geraamten die het plastic materiaal van sculpturen ondersteunen tijdens het modelleren.
Stangen die aan de muur in een douche of bij een badkuip zijn bevestigd, waaraan de bader zich kan vastgrijpen voor steun.
Stoommachines, veel in gebruik in de 19de eeuw, waarbij een balk in het midden om een spil draait boven een verticale stoomcylinder en de beweging van de zuigerstang overbrengt op een krukas via een lange verbindingsstang.
Grote vierkante concertina’s, in de jaren 40 van de 19de eeuw ontwikkeld door de Duitser Heinrich Band. Ze hebben een toetsenklavier en een een- of tweezijdig toonmechaniek, hoewel eenzijdig het meest gebruikelijk is. Vroege modellen hebben 88 of meer toetsen, maar het gemiddelde moderne instrument heeft er 71. Ze zijn het meest bekend door hun gebruik in tango-orkesten in Brazilië, Argentinië en Uruguay, al komen ze ook voor in West-Afrika en de Verenigde Staten.
Niet-militaire lange dolken of korte zwaarden, waarvan de gevestknop dezelfde vorm heeft als de pareerstang: oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland of Zwitserland; van het einde van de 13e eeuw en tot het einde van de 15e eeuw door heel Europa gebruikt.
Te gebruiken voor koetsen die in berline-onderstellen zijn gehangen waarbij twee lichte stangen, in plaats van één zware, de voorste dwarsbalk verbinden met de achteras.
Gebogen metalen beugels aan weerszijden van het gevest van een zwaard, tussen de pareerstang en de stootplaat.
Houders voor bieskaarsen, die scheef moeten staan om goed te kunnen branden. Ze bestaan meestal uit een rechtopstaande nijptang van smeedijzer, waarvan de bek door een veer wordt dichtgehouden of door een gebogen arm met tegenwicht van een metalen bol, een decoratief element of een kaarshouder. Het onderstuk kan bestaan uit een ijzeren statief of een houtblok, dat vaak decoratief is gedraaid.
Lanceerinrichtingen voor projectielen, bestaande uit een stang met armen van ongelijke lengte die is gemonteerd op een hoge steiger. Een zwaar gewicht wordt flexibel aan de kortere arm bevestigd en een slinger aan de langere arm. De langere arm wordt naar beneden getrokken door een windas, en er wordt een steen of een ander projectiel in de slinger geplaatst. Op het moment dat de windas wordt losgelaten, valt de korte, verzwaarde arm naar beneden, waardoor de lange arm omhoog zwiept en het projectiel naar voren werpt. Te onderscheiden van ‘blijden’ omdat het gewicht niet is gefixeerd.
Chinese verhalende landschapsschilderstijl die wordt geassocieerd met de Tang-dynastie. De naam is ontleend aan het gebruik van heldere minerale kleuren door de kunstenaars. Exponenten van deze stijl zijn Qian Xuan, Zhao Mengfu en Li Sixun. Li Sixun (651-716) wordt beschouwd als de grootste meester van de stijl en is met name vermaard om zijn gebruik van kleuren en goud voor rotscontouren, decoratieve elementen en architectuur. De stijl werd voortgezet door een aantal vroege hofschilders uit de Mingperiode.
Metalen kabels of stangen die van het hoogste punt van een dak naar de grond lopen en die dankzij deze directe verbinding met de grond het gebouw beschermen tegen blikseminslag,
Meestal geplaveide kleine verandas, platformen of tredes bij de toegangsdeuren van huizen. Soms met palen, stangen of kettingen afgezet. Gebruik bordessen (trappen) voor de grotere getrapte toegangen tot aanzienlijke gebouwen.
Type tuit bevestigd aan een schenkvat door middel van een horizontale stang of een decoratief ornament.
Kroonluchters met een lamp in het midden, meteen onder de stang.
Lange dolken of korte zwaarden, hoofdzakelijk civiel, met een brede, zeer taps toelopende kling, voorzien van brede groeven in lengterichting, met een sterk omlaag gebogen pareerstang; vervaardigd in Italië in de 15e en 16e eeuw.
Snaarinstrumenten met een rechthoekige klankkast met toetsenbord aan de lange kant. De snaren, meestal 2 per toon, lopen van hoge pennen aan de linkerkant over een kam naar de stemsleutels aan de rechterkant. De snaren worden van onderaf aangeslagen door koperen tangenten aan de achterzijde van elke toets.
Houwdegens met een ingewikkeld beugelgevest van Schots ontwerp, gebruikt in het Britse leger sinds het begin van de 18e eeuw. Term oorspronkelijk gebruikt voor tweehandige slagzwaarden met een lange, zware en tweesnijdende kling, lange pareerstangen met een ruitvormige doorsnede die schuin staan ten opzichte van de kling en een kokervormig, met leer bedekt gevest met een ronde gevestknop; gebruikt door Schotse hooglanders en huurlingen van de 15e tot de 17e eeuw.
Te gebruiken voor openbare koetsen met stevige, grote, eivormige kasten met welvende panelen in een ophanging met drie stangen en een draagbeugel; hebben zeer veel bagageruimte, zitplaatsen voor zes, negen of twaalf passagiers en vaak daarnaast nog zitplaatsen op het dak; gemaakt in de Verenigde Staten vanaf ca. 1820 tot het begin van de 20e eeuw.
Staal dat in diverse vormen is gewalst, zoals balken, stangen of platen, en wordt gebruikt voor dragende constructie-elementen.
Tangen met één rechte en één kromme kaak. Worden door smeden gebruikt.
Schuivende stangen of staven die gebruikt worden om een deur op slot te doen.
Te gebruiken voor locomotieven waarbij de kracht die wordt ontwikkeld door inwendige verbrandingsmotoren op olie, wordt geleverd aan de aandrijfstangen en -assen door middel van drijfassen en koppelingen.
Een dissel is een buis of V-vormige stang waarmee men een wagen, koets of aanhangwagen koppelt aan het trekdier of het trekkende voertuig, bijvoorbeeld een auto, vrachtwagen of tractor.
Rechtopstaande stukjes hout waarvan er een aan de binnenkant van elke toets geplaatst wordt in een toetsenbordmechaniek; het geeft de aanslag door aan de snaar door middel van een plectrum, tangent of hamer.
Blanke wapens met een symetrische greep en doorgaans een pareerstang, en een kling om mee te steken. Gebruik 'messen (wapens)' voor blanke wapens met een asymmetrische greep (heft genoemd) en een kling om mee te snijden.
Mechanisch aangestreken draagbare chordofonen met een aantal melodie- en bourdonsnaren. De snaren worden gestreken door middel van een met hars bedekt houten wiel dat wordt rondgedraaid door een slinger. Ze hebben een toetsenbord met tangenten die op de melodiesnaren drukken als ze worden ingedrukt.
Geventileerde kasten die zijn uitgerust met stangen waaraan de films, na het ontwikkelen, te drogen kunnen worden gehangen.
Piramidevormige trossen kleine ijzeren kogels met grondplaat en centrale stang, die samengevoegd gebruikt worden als kanonlading.
Grendels die zodanig zijn geconstrueerd dat ze te allen tijde een rechtstreekse uitweg bieden, omdat een afsluitende grendel of klink eenvoudig kan worden ontgrendeld door tegen een horizontale stang te duwen.
Vuurschermen die om een spil draaien waarbij een duimschroef op een stang de verschillende posities instelt.
Verwijst naar een type traditionele Japanse muziek die hoofdzakelijk werd uitgevoerd bij ceremoniële gebeurtenissen aan het keizerlijk hof. De naam is afgeleid van de Japanse uitspraak van de Chinese tekens voor elegante muziek (ya yueh). Deze muziek werd in de 5de eeuw vanuit Korea in Japan geïntroduceerd en vormde vanaf de 8de eeuw een vast onderdeel van de hoftraditie. In de 9de eeuw werden de diverse vormen van de Noord-Aziatische, Chinese, Indiase, Zuidoost-Aziatische en inheemse Japanse muziek geherstructureerd tot twee hoofdgenres: togaku en komagaku. Togaku, de 'muziek van de rechterzijde,' is afgeleid van Chinese en Indiase vormen, terwijl komagaku, 'muziek van de rechterzijde,' Zuidoost-Aziatische en Japanse elementen bevat. Bij gagaku-uitvoeringen worden meestal combinaties van tokkelinstrumenten, blaasinstrumenten, trommels en een gong gebruikt. De hoofdtrommel en hoofdfluit van de twee typen verschillen onderling, en bij komagaku worden er geen snaarinstrumenten gebruikt. De term kangen verwijst naar zuiver instrumentale gagaku-uitvoeringen, terwijl bugaku ('dansmuziek') verwijst naar de muziek die wordt uitgevoerd in combinatie met een ceremoniële dans. Sommige elementen van het bijbehorende Shinto-rituelen en de oude stemmen zijn daarbij gehandhaafd; de solomuziek voor de gagaku-instrumenten is grotendeels verloren gegaan, maar sommige notaties zijn nog wel bewaard gebleven. De nog wel overgeleverde gagaku-muziek verschaft waardevolle informatie over de traditionele muziekvormen van Japan. Gagaku lijkt sterk op de wereldlijke muziek van China uit de Tang-dynastie, en verschaft daardoor inzicht in de muziek uit deze vroege periode.
Assemblages van onderdelen (zoals balken, stangen of staven), vooral wanneer opgesteld in een driehoek of combinaties van driehoeken, om zo een onbuigzaam geraamte te vormen (om een gewicht over een groot gebied te ondersteunen), dat niet kan worden vervormd door de werking van een van buitenaf inwerkende kracht zonder dat een of meer van de onderdelen vervormen.
Het vormen van glas door lucht door een blaaspijp in een massa gesmolten glas te blazen. Het glas wordt gevormd met tangen en snijbladen of door het te rollen op een harde ondergrond.
Valletjes waarbij de stof stof die rondom een roede, stang of bevestigingslat gedrapeerd of hiervan afhangt. Ze worden zowel zelfstandig als bij gordijnen gebruikt.
Verticale palen die zijn vastgezet met tuien of stormlijnen (touwen, kettingen, stangen of draden).
Glaswerkers die glas vormen door lucht door een blaaspijp in een klomp gesmolten glas te blazen en deze vorm te geven met tangen en scharen, of door deze over een harde ondergrond te rollen.
Te gebruiken om voorwerpen te beschrijven die, in aanraking met een ander oppervlak, zich tangentieel verplaatsen in een gelijkmatige, voortdurende, glijdende beweging door middel van zwaartekracht of impuls.
Gereedschap in de vorm van een kniptang of een tang gebruikt om glas te in een bepaalde vorm af te werken, zoals bij het maken van glas in lood of het op maat maken van vensterglas. Het gereedschap wordt meestal gebruikt nadat het glas is ingesneden om een nette afwerking mogelijk te maken.
Tweedelige bevestigingsmiddelen, zoals aan een kledingstuk of aan deur, die bestaan uit een haak die over een stang of in een lus buigt.
Stangen die aan een muur, toonbank of ander oppervlak zijn gemonteerd en waaraan handdoeken en washandjes worden gehangen.
Voertuigen met twee wielen achter elkaar, die worden aangedreven door de berijder die schrijlings op een, voor mannen geconstrueerd, frame met horizontale fietsstang zit dat de wielen en het stuur bij elkaar houdt.
Eenvoudige hijswerktuigen die bestaan uit een verticale stang, driepoot of ander frame.
Kandelaars, meestal van plaatijzer, bestaande uit iets holle schijfvormige basis met een rechtopstaande buis met een ronde druiprand bovenaan. In een gleuf in de zijkant van de stang zit een oortje voor het regelen van de kaarsenversteller en het @veermechanisme; aan de druiprand zit soms nog een haak waar het geheel aan kan worden opgehangen. De naam is waarschijnlijk afgeleid van de uiterlijke overeenkomst met een voorwerp waarmee het haar van een pas geslacht zwijn werd afgeschraapt.
Bakijzer in de vorm van een metalen tang (ca. 50 à 60 cm lang) met gekruiste armen en platte, cirkel- of ovaalvormige kaken die het ongedesemde deeg tot hosties perst. Meestal zijn de kaken aan de binnenzijde versierd met religieuze motieven. Het hostie-ijzer wordt boven het vuur gehouden totdat de hosties gebakken zijn.
Verwijst naar de schilderstijl die ook wel bekend staat als de 'Chinese stijl' en vaak tegenover Yamato-e (Japanse schilderstijl) wordt geplaatst. In de 8ste eeuw verwees Kara-e naar de werken van Chinese kunstenaars uit de Tang-dynastie (618-907) en later ook naar Japanse voorstellingen van Chinese taferelen of motieven, gewoonlijk portretten van wijsgeren en paarden. Gedurende de Hein-periode raakte deze rijke stijl gelieerd aan het hofleven. In de 14de en 15de eeuw werden Chinese inktschilderijen uit de Song-dynastie (960-1279) en Yuan-dynastie (1279-1368) geïmporteerd in Japan en werd de naam Kara-e gebruikt om deze stijl te onderscheiden van de nog steeds toegepaste Hein-stijl.
Verticale fluiten uit zuidelijk Afrika met drie vingergaten. Ze zijn soortgelijk aan de ombgwes van het Katangavolk in Zimbabwe in die zin dat ze worden gemaakt van een gesloten rietstengel in een holle nsalabast. De fluit wordt bespeeld door langs een gat in de bast te blazen.
Verschillende voorwerpen die van hout, metaal of plastic zijn gemaakt en worden gebruikt voor het ophangen van kledingstukken. Deze voorwerpen bestaan uit een frame, klem of stang of een combinatie hiervan voor het vasthouden of steunen van een kledingstuk en een haak aan de bovenkant zodat het kan worden opgehangen.
Te gebruiken voor raamwerken van horizontale en verticale stangen of balken, die speciaal zijn ontworpen voor kinderen om op te klimmen en te spelen; voor het eerst bedacht in de jaren dertig van de twintigste eeuw.
Bevestigingsmiddelen die sluiten door middel van een horizontale stang, zoals een grendel, staaf of haak. Te onderscheiden van 'snapsloten' die sluiten door middel van een cilinder, magneet of wrijving.
De dekkersheugel bestaat uit een plat ca. 35-45 cm lang stuk ijzer met twee tot vijf diepe zijdelingse inkepingen, waarop een haakvormige stang van ca. 10 cm loodrecht gesmeed is. Een van de uiteinden eindigt in een punt, het ander steekt in een houten hecht of vormt een ring die als handvat dient.
Gevesten die worden gekenmerkt door een komvormige handbeschermer onder de pareerstang, die de hand van de schermer en de beugels boven de stootplaat bedekken. Ze werden ontwikkeld in de 17e eeuw in Spanje en in die gedeelten van Italië die onder Spaanse invloed stonden, en vooral gebruikt op rapieren.
Eenvoudige gevesten waarbij de greep en de pareerstang samen met de kling van het wapen de vorm van een Latijns kruis hebben.
Met de hand aangedreven voertuigen, meestal voorzien van een ondiepe, open bak, een wiel of wielen vooraan en twee steunen zonder wielen achteraan, die worden opgetild en voortgeduwd met behulp van twee horizontale stangen die uitsteken aan de achterkant.
Verwijst naar een Noord-Chinese dynastieke periode tussen 907 en 1125; de dynastie werd gesticht door het proto-Mongoolse Khitan-volk. De Liao-periode bestond ten tijde van de Vijf Dynastieën en de Noordelijke Song-dynastie in het zuiden. Er waren vijf hoofdsteden, overeenkomstig het boeddhistische principe van de vijfvoudige structuur van het heelal. De Khitan waren een nomadenvolk dat zelf nauwelijks enige kunstzinnige traditie bezat. De kunstwerken die in deze periode werden geproduceerd, waren beïnvloed door Tang-vormen en -technieken. De Liao-architectuur verraadt Tang-invloeden en trouw aan het boeddhisme. Tot de nog bestaande gebouwen behoren de Bai ta (Witte Pagode) in Balin in Binnenmongolië, de Mu ta (Houten Pagode) in Ying xian, in de provincie Shanxi, tevens de oudste bewaard gebleven houten pagode, en de bibliotheek van de Bhagavad-sÅ«tra's (circa 1038) in de Benedentempel van Huayan, Datong, eveneens in de provincie Shanxi. Dit laatste bouwwerk bevat bovendien 32 originele Lao-beelden en houten geschriftkasten in paviljoenvorm. De Liao-keramiek was eveneens beïnvloed door de keramiek uit de Tang-periode, hoewel uit opgravingen op grafplaatsen blijkt dat er ook Song-aardewerk en ander aardewerk is geïmporteerd. Daarnaast werden er gouden en zilveren voorwerpen vervaardigd op basis van metaalwerk- en verguldtechnieken van de Tang en Song. De Khitan werden uiteindelijk verslagen door binnenvallende Jin, die vervolgens een eind maakten aan het bewind van de Noordelijke Song. Restanten van de Liao-dynastie bleven nog intact in de vorm van de Westelijke Liao, in een gebied rond Tian shan; later werd dit gebied veroverd door Djenghis Khan.
Banden waarbij het mogelijk is op elke gewenste plaats bladzijden in te voegen of te verwijderen door het gebruik van ringen, stangen, koorden of andere bindmethoden die de marges van de afzonderlijke bladzijden samenbinden.
Dunne, verticale, stangen of penanten, meestal geen constructie-onderdelen, die een scheiding vormen tussen deuren, schermen of raamvensters. Voor de kleine onderdelen die stukken glas onderverdelen en de ruiten ondersteunen of de verticalen die de panelen in paneeldeuren onderverdelen, wordt 'tussenstijlen' gebruikt.
Korte blokken, meestal van metaal en met een schroefgat in het midden voor een bout of draadstang.
Zeer lichte tangen.
Lichtgroene glazen drinkglas. Het glas bevat kleine, overwegend slakkenhuisvormige, afgedraaide geplaatste noppen. Vanaf de vijftiende eeuw zijn de noppen meer doornvormig. Het glas bevat een opgestoken bodem, waarbij de voetband met de tang is bewerkt of uit glasdraad is gesponnen. De noppenbekers niet verwarren met knobbelbekers, waarbij de knobbels ontstaan door het uitblazen in de mal.
Verticale fluiten van het Katangavolk in Zimbabwe. Ze worden gemaakt van een gesloten rietstengel die wordt aangebracht in een holle nsalabast. De stengel heeft twee vingergaten en de fluit wordt bespeeld door langs een gat in de bast te blazen.
Dolken zonder pareerstang, waarvan de knop in twee schijfvormige uitsteeksels eindigt.
Verwijst naar de periode van de Zhou-dynastie van 771 tot 256 v. Chr. Deze periode heeft twee subdivisies, de periode van de Lente en Herfst-annalen en de periode van de Strijdende Staten. De exacte datering van deze perioden is onderwerp van debat onder onderzoekers. Men zegt wel dat de Oostelijke Zhou-periode is begonnen toen de Zhou, die op de vlucht waren voor aanvallende stammen, hun hoofdstad verplaatsten van Xi'an naar Luoyang in 771 v. Chr. Deze geografische breuk met de voorafgaande Shang-dynastie werd weerspiegeld in de kunst van de Oostelijke Zhou-periode. Met name late Oostelijke Zhou-kunst wordt gekenmerkt door een opmerkelijke variatie en vakbekwaamheid. Op een laag vuur gebakken grafbeeldjes (mingqi) werden vaker gebruikt, mogelijk onder invloed van een Confuciaans dictum tegen menselijke offers. Op een laag vuur gebakken groen, loodgeglazuurd aardewerk, zacht, gepolijst zwart aardewerk en op een hoog vuur gebakken geglazuurd aardewerk werd vervaardigd tijdens de Oostelijke Zhou-periode. Helder beschilderd keramiek werd vervaardigd als imitatie van het in die periode recentelijk populair geworden lakwerk, terwijl ander keramiek werd vervaardigd als imitatie van bronzen voorwerpen. Er werden met behulp van een mal vervaardigde en versierde keramiektegels en stenen geproduceerd. Jadesnijwerk, dat minder werd toegepast tijdens de Westerse Zhou-periode, werd weer belangrijk bij grafobjecten en objecten voor persoonlijke versiering. Bronzen kregen een wereldlijker karakter en werden vaak als huwelijkscadeau gegeven ter verfraaiing van het woonhuis. Bronzen bellen en spiegels werden populair. Totemistische dieren en monsters werden verdrongen door kleurrijke, geformaliseerde decoratieve ontwerpen. De vroegste voorbeelden van schilderingen op zijde zijn ontdekt in graftomben uit de Oostelijke Zhou-periode. Voorlopers van het grafaardewerk van de Han- en Tang-dynastieën zijn eveneens aangetroffen.
Te gebruiken voor het boekbindproces waarbij het materiaal dat de rug bedekt over de banden wordt geperst en gevormd met een speciale knijptang om een goede hechting te waarborgen.
Draailier, vedelvormig, bediend met tangenten en een slinger, voorloper van de draailier, Europa,12de eeuw.
Reeksen van treden, of raamwerken van stangen en treden, die zijn gemaakt om over een hek of muur te klimmen.
Petroleum-vloerlampen die bestaan uit een drie- of vierpotige standaard onder een verticale stang die op verschillende hoogtes kan worden ingesteld. Bovenop de stang zit een komvormige nephouder met daarin de oliepot met de brander, het rookkanaal en de kap.
Diverse tangen die worden gebruikt om voorwerpen op te pakken,in tegenstelling tot het vasthouden van het voorwerp terwijl het wordt gesmeed of gehanteerd.
Hekken die worden gevormd door een serie verticale palen, staken of stangen, soms met bovenaan een punt, die verbonden worden door horizontale dwarsbalken.
Boekbindgereedschap bestaande uit twee evenwijdige houten blokken die zijn verbonden door twee geleidestangen en één stang met schroefdraad. Aan de onderste rand van een van de blokken is een snijblad bevestigd, dat wordt gebruikt om met de hand de niet opengesneden randen van de pagina’s af te snijden of de al opengesneden randen van boeken bij te snijden terwijl ze in een liggende pers op hun plaats worden gehouden.
Stijve en rechte metalen stang met een handvat die men gebruikt om het vuur op te rakelen.
Te gebruiken voor raamwerken van ijzerdraad, pennen, stangen, roosters of planken waar objecten op of in kunnen worden geplaatst of gehangen, vaak voor opslag of berging; kan vrijstaand zijn of vastgezet tegen muren.
Lichte, tweesnijdende degens met een eenvoudig kruisgevest met kleine pareerstangen en soms een zijring; hoofdzakelijk gebruikt in de tweede helft van de 17e eeuw. Geen Nederlands equivalent.
Te gebruiken voor diverse voorwerpen die meestal bestaan uit een zitting of zittingen die van bovenaf zijn opgehangen aan touwen, kettingen of stangen zodat ze vrij kunnen zwaaien; ze zijn ontworpen voor recreatie en worden vaak aangetroffen op speelplaatsen.
Draaiende stangen met stervormige uiteinden die worden gebruikt om voertuigen door lucht of water voort te bewegen.
Losbladige banden met massieve of uit losse delen bestaande stangetjes, die door gaatjes in de marge van losse bladen gaan.
Koppeling met een schroefdraad aan de ene zijde en een wartel aan de andere zijde, voor het spannen van een stang of stut.
Gebruiksvoorwerpen in een veelheid van verschijningsvormen, uitgezonderd messen, vorken, lepels, tangen en scheppen; in het bijzonder platte schalen voor het opdienen van vast voedsel.
Kniptangen die worden gebruikt om de uiteinden van rietstengels af te knippen.
Hartsvangers met korte kruisgevesten, die vaak zijn gemaakt van kostbare materialen zoals been, ivoor of gegoten zilver, rijkelijk verzierd en soms met een kettinkje dat de pareerstang aan de voorkant verbindt met de gevestknop; voor het eerst vervaardigd in het tweede kwart van de 17e eeuw en veel voorkomend in de 18e eeuw. Soms speciaal bedoeld voor de jacht.
Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1279 n. Chr. Het was een overgangsperiode met tal van maatschappelijke, economische en kunstzinnige vernieuwingen; met name in allerlei kunstvormen werd een onovertroffen graad van verfijning bereikt. Er was een maatschappelijke ontwikkeling gaande waarbij de aristocraten geleidelijk hun macht verloren aan de gegoede burgerij, hetgeen ertoe leidde dat de heersende klasse zijn machtspositie probeerde te versterken. Zo bevorderden de keizers het verbeelden van thema's die de legitieme status en stabiliteit van de dynastie moesten uitdrukken. De Song-keizers behoorden tot de meest verlichte heersers van China, en vaak waren ze zelf verdienstelijk kunstenaar. Aangezien de Song-keizers minder macht bezaten dan hun voorgangers uit de Han- en Tang-dynastie en zij bovendien een wankele vrede met vijandige buurlanden in stand moesten houden, is de kunst uit deze periode introspectief van aard. De Song-periode is vooral bekend om de landschapsschilderingen, hoewel ook de keramiek, beeldhouwkunst en architectuur een bloeiperiode beleefden. In de beeldhouwkunst werd steen vaak vervangen door klei en hout, materialen die zachtere, levensechtere figuren mogelijk maakten. Een opvallend kenmerk van de Song-architectuur is de langwerpige, slanke vormentaal, met gebogen daken en een duidelijk herkenbare Song-spits. Tijdens deze periode werden de pagodes aanvankelijk opgetrokken uit metselwerk. De stijl en periode kunnen worden onderverdeeld in Noordelijke Song, van 960 tot 1127, en Zuidelijke Song, van 1127 tot 1279.
Middelen die spaanders kunnen vasthouden terwijl ze branden. Ze hebben meestal een eenvoudig smeedijzeren, U-vormig handvat waarbij sommige een veer of tang hebben.
Klein handgereedschap met een handvat en een licht gebogen gaffelvormig uiteinde om duimspijkers of spijkers mee te verwijderen. Gebruik 'spijkertangen' voor gereedschap met een bek, dat voor soortgelijke doeleinden wordt gebruikt.
Een van een serie van dunne gedraaide stangen die in verticale rijen zijn geplaatst om open ruimten, zoals stoelruggen, op te vullen.
Chinees schrift dat een vereenvoudigde, gestileerde vorm van het klerkenschrift is; het klerkenschrift werd getransformeerd tot een vloeiender, eenvoudiger te schrijven schrift. Het script, gekenmerkt door scherpe hoeken en rechte halen van uiteenlopende dikte, ontstond aan het eind van de Han-dynastie en werd populair tijdens de Wei-, Jin-, Zuidelijke en Noordelijke perioden. Het beleefde zijn meest vitale ontwikkeling en was de belangrijkste schriftsoort tijdens de Tang-dynastie (618-907), toen een succesvolle loopbaan in het ambtenarenapparaat gedeeltelijk afhankelijk was van kalligrafische vaardigheden. Het is nog altijd als standaardschrift in gebruik en dient als model voor publieke functies en gedrukt schrift.
Te gebruiken voor voertuigen die met de voet worden aangedreven, meestal met twee wielen achter elkaar, een lage voetplank die tussen de wielen is geplaatst waar de berijder op staat, en met een stuur dat meestal op een verticale stang is geplaatst; gebruik 'scooters' voor soortgelijke maar grotere, zwaardere, gemotoriseerde voertuigen waarop de gebruiker zit.
Kaarsenstandaarden voor een of twee kaarsen met kappen die aan een stang zijn bevestigd met een verzwaard voetstuk, meestal van geverfd plaatijzer of koper. De standaards en de kappen kunnen apart aan de stang worden versteld.
Verwijst naar een Chinese dynastie uit de periode 589 tot 618 n. Chr. Gedurende deze periode werden het noorden en zuiden van China na jaren van scheiding herenigd. De Sui-dynastie heeft betrekkelijk kort bestaan, maar deze periode werd wel gekenmerkt door belangrijke vernieuwingen in de economie, de politiek en het onderwijs. Tijdens de Sui-periode kwam er een bloeiende handel met Centraal-Azië en het westen op gang. Ook op het gebied van techniek en architectuur was het een periode van vernieuwing, zoals blijkt uit het werk van Li Chun, een ingenieur, en de architect Kai Yuwen, die beiden dienden onder keizer Wendi (heerste van 581-604). Li Chun was verantwoordelijk voor 's werelds eerste open boogbrug van steen, de Anji-brug, terwijl Kai Yuwen het ontwerp leverde voor Daxing, dat zou uitgroeien tot de grootste stad met het hoogste bevolkingsaantal van zijn tijd. De Sui waren diepgelovige boeddhisten; veel van hun stenen beeldhouwwerken zijn bewaard gebleven, in tegenstelling tot hun in brons, hout en lakwerk uitgevoerde kunstwerken; ook hebben ze tal van oudere boeddhistische afbeeldingen gerestaureerd. Het Sui-beeldhouwwerk wordt als technisch hoogstaand beschouwd, maar blijft qua sierlijkheid achter bij het fraaiste beeldhouwwerk van de Noordelijke Qi. Sui-keramiek is zorgvuldig gemodelleerd maar overigens vrij sober. In zowel het noorden als het zuiden van China zijn Sui-celadons opgegraven, waarvan sommige zijn gedecoreerd met ingestempelde patronen. In steengoed of aardewerk uitgevoerde beeldjes van krijgers, ambtenaren en beschermende wezens werden in groten getale vervaardigd, met name als grafobject. Modellen van alledaagse voorwerpen zoals kachels en schoenen werden eveneens aan de overledene meegegeven voor gebruik in het hiernamaals. Kostbare militaire missers, natuurrampen en een autocratisch en spilziek bewind leidden tot het verval van de Sui-dynastie, die werd opgevolgd door de Tang-dynastie.
Kaarsenstandaards waarvan de stang in elkaar overlappende cilindervormige gedeelten in- en uitschuift om de hoogte in te stellen.
Rode of zwarte ballen van gevlochten teen aan een hoge stang bevestigd, die men neerlaat om een tijdsein te geven of die zijn ingesteld om op een bepaald moment te vallen, bijvoorbeeld om twaalf uur 's middags; b.v. gebruikt door schepen die voor anker liggen.
Onomhulde, aan de oppervlakte gemonteerde klinken die bestaan uit een stang die kan draaien aan een plaat en met een haak gekoppeld is aan de stijl. De stang wordt aan de buitenkant van de deur bediend door middel van een duimstuk en aan de binnenkant met een kruk.
Apparaten of toestellen bedoeld om broodjes of tosti's te roosteren. Tosti's zijn twee stukken brood met vulling ertussen, meestal kaas. Tosti-ijzers hebben twee grills of verwarmde elementen die de sandwich of tosti omsluiten of samendrukken. Moderne apparaten kunnen elektrisch zijn. Ontwerpen voor handmatig gebruik lijken op tangen; de vroegste voorbeelden waren gietijzeren klemmen met lange handvaten die in een open keukenhaard of kampvuur buiten kunnen worden gelegd.
Gewijzigde vorm van schuifgrendels, waarbij de sluitstang is ingekort.
Zwaar hamergewicht aan een touw of stang bevestigd dat men tussen loodrechte rails uit een willekeurige hoogte vrij neer laat vallen.
Te gebruiken voor twee- of driewielige, eenvoudig gebouwde, lichte voertuigen die door de berijder, die schrijlings op de middenstang zit, werden aangedreven door middel van pedalen, trappers, hendels of met de voeten direct op de grond; al of niet bestuurbaar en met een voorwiel dat vaak groter was dan het achterwiel (of wielen); meestal beperkt tot die voertuigen die werden gebouwd vanaf eind 18e eeuw tot rond 1870. Gebruik 'fietsen' voor soortgelijke lichte voertuigen met twee wielen achter elkaar en comfort- en snelheid vergrotende kenmerken, die na ongeveer 1870 werden gemaakt en 'driewielers (fietsen)' voor versies met drie wielen.
Verwijst naar de periode in de Chinese geschiedenis tussen de val van de Tang-dynastie (907 n. Chr.) en de stichting van de Sung-dynastie (960 n. Chr.), toen vijf dynastieën elkaar in betrekkelijk korte tijd opvolgden in Noord-China. Al deze dynastieën hadden Kaifeng in de provincie Henan als hoofdstad. De zuidelijke regio's kenden meer welvaart en langere perioden van vrede dan het noorden, waardoor de literatuur, de schilderkunst, de productie van metaalwerk en reliëfsculpturen en de textiel- en keramiekindustrie tot grote bloei konden komen. De keramiekindustrie in het noorden was wel belangrijk als overgangsfase, en de industriële Ding-ovens in Hebei brachten veel welvaart.
Gebogen, stangvormige handbeschermers die zich uitstrekken van de pareerstang tot de gevestknop, en zijn bedoeld om bescherming te bieden aan de knokkels.
Vaten waarin men gloeiende kolen doet en die men gebruikt om wierook te branden tijdens rooms-katholieke diensten en om op Stille Zaterdag de paaskaars aan te steken. Gewoonlijk staat het vat op een driepoot of een standaard met drie poten. Vaak vergezeld van een speciale tang en een schepje.
Buigtangachtig gereedschap waarmee de tanden van een zaag kunnenn worden gezet nadat ze zijn geslepen. Ze kunnen worden aangepast om op verschillende zagen te gebruiken.
Snaarinstrumenten, in allerlei vormen, bestaande uit een lange stok of stang met een knop aan beide uiteinden waarvan de snaren zijn bevestigd, 3 frets, een U-vormige kam, 1 of 2 klankbodems van een halve kalebas aan één uiteinde; bespeeld door strijken, tokkelen en slaan van de snaren; verschillende gebieden in Afrika.
Gebogen stalen beugels die in paren, één aan elke zijde van de kling, op blanke wapens worden aangebracht en zijn bevestigd aan de pareerstang van het gevest zodat ze bogen vormen die loodrecht op de kling staan.
Te gebruiken voor houders voor het serveren van tafelzuur bestaande uit één of soms twee glazen houders met een deksel in een zilver of verzilverd draagstel met handvat; vaak met bijpassende tang of vork die aan het draagstel hangt.