Associaties voor aspis

Toegevoegd op: 16-8-2017

Ronde, ovale of tweelobbige schilden uit de Griekse Oudheid en daarna; ze waren Dorisch van origine, gemaakt van lagen koeienhuid en groot genoeg om bijna het gehele lichaam mee te beschermen. Oudere modellen werden in de hand gehouden maar latere uitvoeringen hadden een diagonaal geplaatste armband, met een handvat aan de rand, en werden op de arm gedragen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Elke rode hoornkiezel of calcedoon.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Decoratief ondoorschijnend glas gemaakt door verschillende kleuren te mengen, om zo natuurlijke halfedelstenen als chalcedoon, jaspis, onyx en agaat te imiteren. Agaatglas werd in het oude Rome geproduceerd en vanaf de 15de eeuw ook in Venetië en Duitsland. Het lijkt op pâte de verre, waarvoor een ander productieproces wordt gebruikt. De term verwijst ook naar een soort kunstglas, ontwikkeld door Tiffany, dat lijkt op agaat.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de cultuur van Albanië, ofwel het tegenwoordige land op de westelijke Balkan, of de antieke provincie Albanië aan de Kaspische Zee.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Genus van 30 tot 50 soorten kleine bladverliezende bomen of struiken, waarvan vele soorten (vlezige) pitvruchten voortbrengen waarin het gerijpte vruchtbeginsel en het omringende weefsel zowel vlezig als eetbaar worden. Appelbomen zijn inheems in de regio's rond de Kaspische Zee en de Zwarte Zee. Ze werden door de eerste kolonisten naar Amerika gebracht. Appelbomen worden voornamelijk commercieel gekweekt voor hun vruchten, maar ook het hout wordt gebruikt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine boom of grote heester die waarschijnlijk oorspronkelijk in het gebied rond de Kaukasus en de Kaspische Zee voorkwam. Volgens de vroegste geschriften waarin de pruim wordt vermeld is deze soort zeker 2000 jaar oud. De vrucht is een vleesachtige steenvrucht van uiteenlopend formaat, doorgaans met een paarse, rode of gele schil die een doffe, poederachtige waas heeft als hij rijp is. Het vruchtvlees is zoet en de pit is vrij plat en puntig.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kralen met een religieuze betekenis die in Japan werden geïntroduceerd vanuit Korea. In Japan heeft men ze gevonden in prehistorische graven. Men denkt dat ze vanaf het begin van de Japanse geschiedenis tot en met de Kofun-periode (300-710) op het lichaam werden gedragen. De kralen werden gesneden uit jadeïet, agaat, mica, glas of jaspis, gewoonlijk in de vorm van een komma. De grootte varieert van een paar millimeter tot vijf centimeter.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Inlegwerk waarbij men harde en gepolijste steentjes in marmer of een ander hard materiaal heeft gezet. Een Florentijnse specialiteit, vaak gebruikt voor decoratieve tafelbladen en kleine wandpanelen. Het enkelvoud ���pietra dura' verwijst in Italië naar inlegwerk met één enkele steensoort, maar buiten Italië gebruikt men de term ook wanneer er sprake is van meerdere steensoorten. Dit soort inlegwerk maakte men al in het klassieke Rome, en de gebruikte technieken voor het snijden van de harde steensoorten werden in de zestiende eeuw opnieuw toegepast in Florence. Daar creëerde men onder de bescherming van groothertog Cosimo I de' Medici een werkplaats waar decoratieve panelen werden gemaakt. In 1588 kreeg dit atelier de naam Opificio delle Pietre Dure. De harde stenen die men gebruikte waren halfedelstenen als agaat, chalcedon, jaspis en lazuursteen. Men gebruikte geen marmer of edelstenen. Over het algemeen hebben de stenen een hardheid tussen 6 en 10 op de hardheidsschaal van Mohs, dat wil zeggen: een hardheid tussen die van orthoklaas en diamant in (lazuursteen is een uitzondering).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hout van de boom behorende tot het genus Prunus, waarschijnlijk inheems in de regio rond de Kaukasus en de Kaspische Zee, en geteeld in de gehele Verenigde Staten en Europa.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de relatief kortstondige cultuur die vernoemd is naar de archeologische vindplaats Solutré, die voornamelijk in het zuidwesten van Frankrijk floreerde tussen 21.000 en 17.000 jaar geleden.Deze kwam na de culturen van de Perigord en Aurignac en ging vooraf aan de Magdalenische, maar onderzoekers zijn het er niet over eens of deze cultuur ontstond uit lokale tradities of door invloeden van nieuwe indringers in het gebied. De cultuur kenmerkt zich door de vervaardiging van de voor die periode gebruikelijke werktuigen, maar met een nieuwe preoccupatie met ornamentatie, zoals: juwelen gemaakt van botten, werktuigen, en stenen voorwerpen, gekozen om hun schoonheid, waaronder gekleurde kwarts en jaspis, alsmede duidelijk symmetrische, tweezijdig afgeschilferde, laurierbladvormige en geschouderde vuurstenen punten, waarvan sommige waarschijnlijk eerder een rituele dan een gebruiksfunctie hadden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine kersenboom, inheems in een groot deel van Europa en Zuidwest-Azië, nauw verwant aan de wilde kers (P. avium) maar met een vrucht die zuurder is. Waarschijnlijk zijn gekweekte zure kersen geselecteerd uit wilde bomen die voorkwamen in de gebieden rond de Kaspische Zee en de Zwarte Zee. Ze waren populair in Perzië en in de vierde eeuw v.Chr. al bekend bij de oude Grieken. In de eerste eeuw n.Chr introduceerden de Romeinen ze in Groot-Brittannië. Daar werden ze vooral in de tijd van Hendrik VIII populair. In 1640 waren er 20 geregistreerde cultivars van de bomen. Engelse kolonisten die zich in Massachusetts vestigden namen de zure kers mee naar Amerika.