Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Romeinse aardewerken drinkbeker in terra sigillata. Werd in Italië gemaakt gedurende de late eerste eeuw voor Christus en in de vroege eerste eeuw na Christus.
Kerkelijk drinkgerei, gebruikt in protestantse kerken bij de viering van het avondmaal. Gebruik 'miskelken' voor soortgelijk drinkgerei dat gebruikt wordt in de katholieke kerk.
Wijd uitlopende of bolvormige uiteinden die voorkomen op veel blaasinstrumenten met een open einde.
Hoge bekers die bestaan uit een cuppa in verschillende vormen, die op een stam staan en meestal een deksel hebben. Worden vaak gebruikt voor ceremoniële doeleinden.
Cilindrische bekers met een platte onderkant en meestal een schenktuit, vooral gebruikt door chemici en apothekers.
Een bekerschroef bestaat uit een voet en steel waarop een glas stevig kan worden geklemd. Ze werden gemaakt als prestigeobjecten om de tafel op te sieren. In de 15e eeuw werden bekerschroeven vaak in opdracht van stadsbesturen en aristocraten gemaakt. Tegen de 17e eeuw, hadden welgestelde burgers ook een smaak verworven voor deze objecten, maar ze waren minder in de mode na 1650. De meeste bekerschroeven zijn gemaakt van brons, zilver of verguld zilver. Ze waren altijd rijkelijk versierd. De klemmen vormden vaak een menselijke figuur, een zeepaard of een dierenkop. In Nederland vooral in de eerste helft van de 17de eeuw veel gebruikt; vaak afgebeeld op schuttersstukken.
Trommels met één vel en waarbij het belangrijkste deel van de klankkast beker- of cilindervormig is en geplaatst op een slanke schacht.
Beker die herinnert aan een doop door middel van een gegraveerde tekst en/of een voorstelling.
Drinkgerei zonder handvatten of deksels, cilinder- of kegelvormig, in het algemeen met een platte bodem, zonder schoteltje.
Bekers op voet die met de lipranden in elkaar passen.
Term gebruikt voor verschillende soorten drinkgerei, meestal gemaakt van hout, tin of zilver, waarvan de inhoud voor een inzet werd geledigd. Vooral in de vorm van een staande vrouw in een lange rok met opgeheven armen die de handvaten aan de zijkant van een schommelend kopje vasthouden. Als het stuk werd omgekeerd werden zowel de rok als het kopje gevuld met wijn. De drinker moest de inhoud van beide ledigen zonder wijn te knoeien.
Kopjes zonder tuit met twee verticale handvatten en meestal met een deksel met een puntige knop, die werden gebruikt voor het drinken van kandeel. Vooral populair in de late 17e en 18e eeuw en soms gemaakt van zilver. Vroeger bekend als kandeelkommetjes of in Engeland als papkommetjes. Gebruik 'tuitkoppen' voor soortgelijke vormen met een tuit.
Drinkvaten van uiteenlopende vorm, maar meestal met een Hebreeuwse inscriptie, gebruikt voor het drinken van wijn bij joodse godsdienstceremonies, bij speciale gelegenheden zoals huwelijken, of bij de zegening voor het avondmaal voorafgaand aan de sabbat of een religieuze feestdag.
Verwijst naar de cultuur en aardewerkstijl van de ‘bekermensen’ uit het late neolithicum en de vroege Bronstijd, die leefden in het 4de millennium v. Chr. en zijn vernoemd naar de typische klokvormige bekers die met horizontale banden versierd waren met behulp van fijn getande stempels. De cultuur is waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uit Spanje en heeft zich verspreid over Centraal- en West-Europa, daarbij de techniek van het werken met brons naar de Britse eilanden brengend. De cultuur wordt gekenmerkt door aardewerk, een voorkeur voor individuele graven, snelle expansie op zoek naar koper en goud, het ontstaan van talrijke wapens, waaronder bogen, koperen speerpunten, platte, getande dolken en opvallende gebogen, rechthoekige polsbeschermers.
Drinkbeker met knotsvormig lichaam op voet uit Duitsland afkomstig. Werd gemaakt in de 15e en 16e eeuw.
Bekers op voet, met een rijk versierde hoge stam, meestal van zilver of goud, met een cuppa van een kokosnoot gemonteerd in (verguld) zilver. Een type dat dateert uit de 15e eeuw.
Zwartfigurige bekers, genoemd naar het belangrijkste onderwerp van de versiering die erop is aangebracht, te weten dansers (komasten). Komastbekers hebben een smalle, uitspringende lip, een diepe kom en een korte, uitlopende of kegelvormige voet. De komastbeker was een van de overheersende vormen in de zwartfigurige stijl tot circa 540 v. Chr.
Kleine bekers van glas, zilver of ander materiaal en passend bij het theeservies; gebruikt om theelepels in te plaatsen op de theetafel. Gebruik 'lepelrekken' voor houders op een voet met een kolom in het midden, waaraan lepels kunnen worden gehangen.
Ruime vaten voor bier of ale, meestal gemaakt van geteerd leer.
Kommen voor het mengen van voedsel of andere substanties. Over het algemeen gemaakt van metaal, glas, aardewerk of plastic. Soms gemaakt in een set en dan vaak oplopend in grootte zodat ze in elkaar passen.
Rijk versierde, staande bekers, meestal van verguld zilver, met een cuppa gemaakt van een nautilusschelp.
Lichtgroene glazen drinkglas. Het glas bevat kleine, overwegend slakkenhuisvormige, afgedraaide geplaatste noppen. Vanaf de vijftiende eeuw zijn de noppen meer doornvormig. Het glas bevat een opgestoken bodem, waarbij de voetband met de tang is bewerkt of uit glasdraad is gesponnen. De noppenbekers niet verwarren met knobbelbekers, waarbij de knobbels ontstaan door het uitblazen in de mal.
Rijk versierde, staande koppen, meestal van zilver of goud, met een cuppa gemaakt van de schaal van een struisvogelei; soms met deksel.
Verwijst naar de cultuur en aardewerkstijl die al in het noorden van Europa wordt aangetroffen vanaf het eind van het 5de millennium v Chr. en is genoemd naar de kenmerkende, soms trechtervormige vazen. Hoewel de cultuur wordt geclassificeerd als vroeg-neolithisch, vertoont deze veel overeenkomsten met de laat-mesolithische stijl. De cultuur verschilt per regio, maar wordt over het algemeen gekenmerkt door vroege domesticatie van dieren en planten, gepolijst (vuur)stenen gereedschap, flessen met halzen, manden, potten, trechterbekers verfraaid met verticale en horizontale groeven en in sommige regio’s megalithische grafmonumenten.
Grote, decoratieve koppen van uiteenlopende vorm, maar over het algemeen met twee of meer handvatten, die worden gebruikt voor een ceremoniële dronk door samengekomen kameraden. Vergelijkbare koppen worden ook gegeven als prijs, eerbewijs of als blijk van vriendschap.
Drinkgerei met meestal één langgerekte tuit, zonder deksel, voor het voeren van kinderen of zieken.
Te gebruiken voor speelgoed dat bestaat uit een stok met een bekerachtige bovenkant en een bal die aan de stok is bevestigd met een touw dat zo lang is dat de bal vrij rond kan zwaaien, zo dat de bal omhoog gezwaaid kan worden en opgevangen in de beker.
Benaming voor diverse vormen van bekerglazen in de periode 1300-1700 met ingenepen lichaam zodat er een (hoge) voet ontstaat. Één- of tweedelig.
Kleine bekers in vorm lijkend op een bokaal, met een cuppa op een stam met een basis die meestal rond van vorm is, maar zich over het algemeen aanpast aan de cuppa.
Bekers op voet, vaak met een driepasvormige voet, een gegoten balustervormige stam en een gedreven cuppa. Zo genoemd vanwege de gelijkenis met de bloem van de akelei.
Rechte fluiten die onderaan schuin zijn afgezaagd en schuin worden bespeeld; ook in lang model met halfronde klankbeker gemaakt van een kalebas. Oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in de Teso- en Karamojong-gebieden in Oeganda.
Een vertakking van de middeleeuwse katharen in het zuiden van Frankrijk; hun belangrijkste centrum bevond zich in Toulouse maar zij waren ook actief in Albi, vandaar de naam die hun in 1163 werd gegeven door het Concilie van Tours. De sekte werd door de katholieke kerk als een ernstige bedreiging beschouwd: paus Innocentius III (1198-1216) slaagde er niet in deze dualistische ketters te bekeren en Simon van Montfort leidde tot 1218 een bloedige campagne (de Albigenzische Kruistocht) tegen hen. Ook de dominicaner inquisitie heeft getracht de sekte uit te roeien.
Schalmeien met pirouette, een lange ijzeren stift met het riet, vijf of zes vingergaten en een klankbeker; pijp en klankbeker zijn uit één stuk hout gesneden en bedekt met leer; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in West-Afrika.
Koperblaasinstrumenten met kleppen behorend tot de kornetfamilie, met een altbereik; met conische boring, middelgrote klankbeker en een ongeveer twee meter lange buis, gedraaid in de vorm van een tuba, orkestrale trompet of helikon. De grondtoon is meestal Es of F.
Verwijst naar de periode en stijl die wordt geassocieerd met de verovering van het grootste deel van de Britse eilanden door Germaanse Saksen en Angelen uit Sleeswijk en het Oostzeegebied, vanaf de opeenvolgende invasies in de 5de en 6de eeuw n. Chr. tot na hun bekering tot het christendom. De stijl kenmerkt zich door de vermenging van de cultuur van de immigranten met de bestaande Keltische tradities en is later nog vermengd met klassieke invloeden van het Europese vasteland. De elementen die zijn afgeleid van het traditionele metaalwerk van de Angelen en de Saksen en vaak ook werden toegepast op andere middelen, zijn onder meer symmetrische, dooreengevlochten, abstracte patronen, gestileerde verstrengelde dieren, invatting van granaten, juwelen en filigraan. Deze worden gecombineerd met Keltische schaakbordpatronen van millefiore email en andere motieven zoals die zijn ontwikkeld in Keltische kloosters.
Oorspronkelijk een pijpje of rietje (vandaar de naam arundo, dat 'riet' betekent) waarmee de voorganger van de mis nipt van de communiewijn, zodat de voorganger en de communiegangers niet met hun mond uit dezelfde beker hoeven te drinken. Het gebruik van de arundo is bekend sinds de Karolingische tijd, toen de arundo van een kostbaar materiaal als goud was gemaakt. Zo wordt er voor de pauselijke hoogmis een gouden arundo gebruikt.
Verwijst naar een hindoeïstische geloofsgemeenschap en hervormingsbeweging die in 1875 in Bombay is gesticht door de brahmaan Dayananda Sarasvati. Zijn volgelingen, die streven naar een terugkeer tot de oorspronkelijke zuiverheid van het hindoeïsme zoals dat te vinden is in de Veda’s, zijn tegen beeldenverering, kinderhuwelijken, polygamie en betekenisloze rituelen. Dayananda's boek Vedabhashya bevat zijn uitleg van de Veda’s, de oudste hindoegeschriften. Arya Samaj draagt een morele visie van vriendelijkheid en goede wil jegens allen uit. Arya Samaj, thans een wereldwijde organisatie, is ook tegenstander van het traditionele hindoeïstische kastenstelsel en zet zich in voor de bestrijding van godsdienstig en sociaal onrecht. Volgelingen van Arya Samaj hebben ook het nieuwe idee geïntroduceerd om mensen met andere geloofsovertuigingen te bekeren tot het hindoeïsme. In 1893 was er een schisma tussen conservatieve en liberale volgelingen die het niet eens werden over de vraag of zij traditionele of moderne vormen van onderwijs moesten propageren en of ze al dan niet vegetarisme moesten bepleiten. De beweging werd later nationalistisch en kwam in botsing met sikhs en moslims, vooral in Punjab rond de scheiding van India en Pakistan in 1947.
Trompetten, bestaande uit een rechte houten buis, een flesvormige klankbeker van een kalebas; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Teso in Oeganda.
Verwijst naar de stijl van het aardewerk uit de Mittanische periode in Mesopotamië van circa 1500 tot 1300 v. Chr. De stijl kenmerkt zich door de geschilderde vazen, met witte dessins op een donkere achtergrond, waarvan de bekervorm het meest werd gebruikt.
Niet-transponerende concertaërofonen met conische boring, drie pistons en een klankbeker die naar boven of naar voren wijst, met een lengte van 2, 70 m, in C-stemming; rond 1870 ontwikkeld.
Serpenten bestaande uit een ongeveer 230 cm lange, doorgaans koperen conische buis, met zes toongaten, drie of vier kleppen, een aanblaasbuis in de vorm van een zwanenhals en een wijd uitlopende klankbeker; ontwikkeld in de vroege 19e eeuw.
Blaasinstrumenten met rechte, geknikte of sterk gebogen buis, en een naar boven gebogen metalen klankbeker, met een toonbereik tot onder de geschreven lage C.
Kleine drinkglazen voor kruidenbitter, likeur en eaux-de-vie, in de vorm van een klein wijnglas met kelk op hoge stam, ook bekervormig.
Fijn wit doorschijnend porselein met dik wit glazuur, gemaakt in Dehua (Te Hua) in de late Ming-periode en sinds de 18e eeuw geëxporteerd naar Zuidoost-Azië en Europa. Karakteristieke vormen waren kleine figuren die boeddhistische goden en hoogwaardigheidsbekleders voorstelden, bekers en vazen. De stijl werd geïmiteerd in Saint-Cloud in Frankrijk en in Engeland in Chelsea en Bow.
Met de mond aangeblazen doedelzakken met basbourdon en een enkele speelpijp waarvan de klankbeker van hoorn is gemaakt; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in Duitsland.
Lange, slanke, laag gestemde schalmeien met een smalle, licht conische boring en een flesvormige of gerende klankbeker, zes vingergaten in twee groepen van drie en soms met één of meer kleppen; ontwikkeld in Europa tussen de 14e- en 16e eeuw.
Tafelgerei voor het opdienen van punch, voor het overbrengen van de drank van punchkom naar de punchbekers; komvormige schep aan een steel.
Lange rechte trompetachtige aërofonen met een licht conische boring gemaakt van messing of zilver en waarvan de verbindingsstukken worden verborgen met ornamentele uitstulpingen en met een wijd uitlopende klankbeker. Ze werden in de Middeleeuwen in Europa gebruikt als herautentrompetten en droegen vaak het wapen van een edelman.
Verwijst naar de Hellenistische aardewerkstijl die is genoemd naar de opgravingen in Cales, Caserta (Italië). De stijl kenmerkt zich door vaten, meestal in de vorm van bekers, schalen of lampoliehouders, versierd met ontwerpen in reliëf. De reliëfs zijn imitaties van metaalwerk en meestal gemaakt met behulp van mallen die men kopieerde van eigentijdse Hellenistische en vroegere prototypes. In andere gevallen zijn de reliëfs opgelegd op zwart geglazuurde vazen in verschillende vormen.
Drinkgerei, meestal een cilindrische beker maar soms enigszins toelopend, met een vlakke bodem met een voetring en een verticaal handvat. Vooral die gemaakt van zilver of tin in de 18e en 19e eeuw. Geen Nederlands equivalent. Zie 'bekers'.
Koperen blaasinstrument dat in de Ijzertijd werd gebruikt door de Kelten, gelijkend op een lange trompet die verticaal wordt gehouden en eindigt in een beker in de vorm van een dierenkop, meestal een zwijn. Werd gebruikt bij oorlogsvoering om de troepen op te hitsen en vijanden te intimideren.
Verwijst naar de aardewerkstijl die voorkwam in de Konya vlakte van Anatolië rond 5.000 v. Chr. Deze is genoemd naar de archeologische vindplaats Catal Hüyük West. De stijl kenmerkt zich door potten, simpele kommen, en bekers, versierd met rode geschilderde, lineaire ontwerpen op een bruingele of rode ondergrond, die soms werden gepolijst.
Verwijst naar Engels aardewerken vaatwerk met loodglazuur, met een rode romp en een bruinzwart glazuur, die vaak in de buurt van Cisterciënzer kloosters in Engeland zijn aangetroffen. Het merendeel van dit vaatwerk dateert uit het begin van de 16de eeuw. Hoewel de meeste exemplaren van vóór de ontbinding van de kloosters in 1540 dateren, bewijst een gedateerd exemplaar uit 1599 dat de productie ook daarna is voortgezet. De makers van cisterciënzer keramiek waren gespecialiseerd in bekers, maar men vervaardigde ook kannen, pelgrimsflessen, kandelaars, schotelwarmers, zoutvaten en kommen. Cisterciënzer aardewerk is meestal niet gedecoreerd, maar sommige exemplaren hebben opvallende horizontale ribben, of zijn versierd met witte engobe of rozetten of medaillons. Pottenbakkerijen waar dergelijk aardewerk werd vervaardigd, bevonden zich in Abergavenny (Monmouthshire), Tickford (Derbyshire) en Wrotham (Kent).
Verzamelingen artikelen die worden gebruikt voor de eucharistie, inclusief een kelk (of communiebeker), een hostieschoteltje en een schenkkan.
Verwijst naar een neolithische stijl en cultuur die in Noord- en Centraal-Europa verscheen na 3000 v. Chr. De stijl is genoemd naar een typische decoratieve techniek waarbij gedraaid koord wordt aangebracht op het oppervlak van aardewerk, vooral drinkbekers, gewoonlijk in evenwijdige banen. De stijl kenmerkt zich ook door individuele begrafenissen van volwassen mannen vergezeld van stenen strijdbijlen onder ronde aardhopen.
Eénvellige bekertrommen uit het islamitische Nabije Oosten en Noord-Afrika, die zijn gemaakt van aardewerk, hout of metaal met een open onderkant. Ze worden bespeeld met de vingers en de palmen van beide handen, waarbij ze onder de arm worden gehouden of op een dij rusten.
Verwijst naar een Chinese neolithische cultuur uit het middelste rivierbekken van de Yangtze-rivier, daterend uit de periode tussen circa 4400 en circa 3300 v. Chr. De naam is afgeleid van een vindplaats in Daxi Wushan in de provincie Sechuan; andere belangrijke Daxi-locaties zijn Guanmiaoshan Zhijiang en Honghuatao in de provincie Hubei, en Sanyuangong in de provincie Hunan. Keramiek is het meest opvallende Daxi-element, waarbij met de hand vervaardigd rood aardewerk overheerst. Technieken als beschilderen, stempelen, afdrukken maken met touw, insnijden, appliqué en ajourwerk worden alle aangetroffen; chevrons, bloembladmotieven en gevlochten kromlijnige en driehoekige motieven worden vaak gezien. Staand vaatwerk zoals de dou met diepe kom en kommen met ringvoet, borden en bekers behoren tot de belangrijkste typen Daxi-vaatwerk. Stenen gereedschappen en ornamenten zoals ringen en halssnoeren van jade, been, steen en schelpen zijn eveneens aangetroffen op Daxi-locaties.
Egeïsche drinkbekers uit de vroege bronstijd met twee oren.
Sets pijpen, bestaande uit een enkel stuk hout met twee smalle cilindrische boringen, waarbij beide een idioglot enkel riet hebben. Soms met twee pijpen die in een gezamelijk blok zijn geplaatst, waarin de rieten zijn bevestigd. Sommige eindigen in een klankbeker of zitten vast aan luchtzakken.
Iraanse bekertrommen die vaak uit één blok hout zijn gesneden en zijn versierd met een ontwerp in inlegwerk, en die de voornaamste percussie-instrumenten vormen in klassieke Iraanse muziek.
Bekers met een stam, maar zonder voet, zodat wanneer ze leeg zijn, ze op hun rand moeten rusten als een ryton of stijgbeugelkop; vervaardigd in verschillende vormen in Duitsland en Nederland.
Europese rietinstrumenten die vanaf het einde van de 16e tot de vroege 18e eeuw zeer populair waren en die worden beschouwd als de voorganger van de fagot. Ze hebben een buis uit een enkel stuk hout, waarin twee evenwijdige conische kanalen zijn geboord, naar beneden en weer omhoog. Bovenaan bevindt zich de klankbeker, die onderdeel is van de buis, met ernaast een korte aanblaashals met een dubbel riet.
Lange rechte metalen op trompetten gelijkende instrumenten met conische boring, bestaande uit verschillende gedeelten die in elkaar geschoven kunnen worden wanneer het instrument niet gebruikt wordt; aangeblazen aan het uiteinde en met de grote klankbeker rustend op de grond of een andere ondersteuning bij het spelen; oorspronkelijk ontwikkeld in Tibet en in paren bespeeld tijdens boeddhistische rituelen.
Trompetten van schelp, met een metalen mondstuk en klankbeker; aangeblazen aan het uiteinde; oorspronkelijk ontwikkeld in Tibet en bespeeld in paren tijdens boeddhistische rituelen.
Verzamelingen van kook- en eetgerei die oorspronkelijk werden gebruikt door soldaten in het veld, meestal bestaand uit een bord, een beker, vork, mes en lepel.
Kleine, meestal halfovale bekertjes, vaak met een voet, gemaakt van uiteenlopende materialen en gebruikt om één gekookt ei in de schaal te serveren.
Zilveren bekers op voet waarvan de kom en het deksel samen de vorm van een eikel hebben, en gewoonlijk met een steel die op een boomstam lijkt; dit type werd aan het einde van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw in Engeland vervaardigd. Eikelbokalen lijken op kalebasbokalen; ze zijn een typische uiting van de voorkeur voor natuurlijke vormen in deze periode.
Orkestrale althobo's met een peervormige klankbeker en een smalle opening waarbij het dubbelriet in een korte metalen stift is gevat.
Instrumenten in de vorm van een fluit, met één open klankbekerachtig uiteinde terwijl het andere uiteinde door een uienschilmembraan is afgesloten en beschermd met een afneembare kap; bespeeld door er in te zingen of te neuriën.
Sopraanbugels met ventielen, een wijde conische boring en een middelgrote klankbeker, die met een ketelmondstuk worden bespeeld. Ze hebben de vorm van een helicon, trompet of tuba en werden tussen 1820 en 1830 in Oostenrijk uitgevonden.
Te gebruiken voor de onderkant van glazen bekers of schalen, versierd met ontwerpen in gegraveerd bladgoud, beschermd door een laag gesmolten en soms gekleurd glas. Ze werden voor het eerst gemaakt ten tijde van het Romeinse Rijk, tussen de 3de eeuw en de vroege 5de eeuw.
Lage bekers op voet met een ondiepe, brede cuppa met rechtopstaande wanden, lage trompetvoet, en een vrijwel vlak deksel. Geen Nederlands equivalent.
Blaasinstrumenten met conische boring, wijd uitlopende klankbeker, trechtervormig mondstuk en een slanke buis in een wijde ronde spiraal gebogen; tegenwoordig ook voorzien van ventielen, meestal zo geplaatst dat ze met de linkerhand kunnen worden bespeeld.
Granaten ontworpen om te worden afgevuurd door een licht vuurwapen met een speciale loop of afschiet beker, met behulp van een afzonderlijk afschietinstrument en afzonderlijk geladen moeten worden.
Drijfampen vooral gebruikt in kerken of tempels, met een beker of vaas-vormige reservoir van gekleurd glas of metaal. Door traditie en eccliastical dictaat, is het verplicht voor Joodse tempels en vele Christelijke kerken om een constant brandende olielamp in het heiligdom hebben, in de nabijheid van de tabernakel.
Natuurlijke hoorns die worden bespeeld met de hand van de bespeler in de klankbeker.
Houten hobo's met een rechte buis die uitloopt in een bolvormige klankbeker. Ze hebben een conische boring die aanzienlijk wijder is dan die van gewone baritonhobo's waar ze wat betreft toonhoogte en klank veel mee gemeen hebben.
Verwijst naar de stijl van de artistieke voortbrengselen op het zuidelijke en centrale deel van het Griekse vasteland tijdens de Bronstijd tussen circa 3600 en 1050 v. Chr. Tot circa 1600 v. Chr. werd de artistieke productie gedomineerd door aardewerk, vooral in Minyen en matt-painted stijl. Na 1600 v. Chr. behoren tot de belangrijkste kunstwerken waarmee deze periode zich onderscheidt, naast het aardewerk, ook metaalwerk, zoals de bekers van Vapheio, muurschilderingen van oorlogs- en jachttaferelen, en de bouw van paleizen en doorwrochte koepelgraven.
Europese althobo's met een bolle, peervormige klankbeker.
Europese tenorhobo's van halverwege de 18e eeuw met een grote open klankbeker.
Grote cilindervormige drinkbekers, gewoonlijk van glas, zonder handvat, soms versierd met glazuur of gravering; gebruikt voor het drinken van bier en gemaakt in Duitsland vanaf de 16de eeuw. Er zijn geen exemplaren van hompen daterend van vóór het midden van de 16de eeuw bewaard gebleven. De fraaiste voorbeelden zijn afkomstig uit Zuid-Duitsland, maar kunnen niet aan een bepaalde maker worden toegeschreven.
Rietinstrumenten met een enkel riet die eindigen in een naar boven gebogen klankbeker die gemaakt is van een dierlijke hoorn. Ze komen voor in verschillende vormen: met toongaten, met meerdere pijpen of uitgerust met een luchtzak.
Een type Chinees ritueel vaatwerk van brons, gebruikt voor het drinken van wijn, met drie gebogen poten die een beker ondersteunen, vaak met twee gekapte verticale staanders op de lip.
Beker of kom die gemaakt is uit het fruit van een kalebasboom.
Een type Chinees ritueel vaatwerk van brons, dat een van de vroegste vormen van een wijnbeker met tuit is en gebruikt werd van de Erlitou- tot de Westelijke Zhouperiode.
Hoge vaten met een wijde mond en meestal een schenktuit, met een diepe kom op een voet en één verticaal handvat. De beker is meestal cilindrisch, balustervormig of helmvormig.
Verwijst naar de artistieke stijl in Kastri op Syros in de Cycladische archipel tijdens de vroeg-Cycladische periode. De stijl kenmerkt zich door aardewerken vormen die op Anatolische invloeden wijzen, zoals de zogenaamde depas-beker met een donkere, glanzende geschilderde afwerking.
Grote kelken met twee handvatten, met name van de soort die lijken op trouwbekers, zoals veel gebruikt in de Middeleeuwen.
Verwijst naar versierde bomen, meestal een groenblijvende den, balsemspar of spar, versierd met kaarsen, lampjes en versieringen in het kader van de kerstviering. Het gebruik is geworteld in de groenblijvende bomen, kransen en festoenen als symbool van het eeuwigdurende leven, zoals gebruikelijk was bij de oude Egyptenaren, Chinezen en Hebreeërs. Het aanbidden van bomen was bovendien normaal bij de heidense Europeanen. De Scandinavische en Duitse gebruiken rond groenblijvende takken en bomen tijdens midwinterse feestdagen bleven bestaan na hun bekering tot het christendom. De moderne kerstboom ontstond in Duitsland, als onderdeel van een populair middeleeuws toneelstuk over Adam en Eva, waarin de 'paradijsboom' een spar was waarin appels waren opgehangen als uitbeelding van de Hof van Eden. De Duitsers zetten op 24 december, de feestdag van Adam en Eva, een paradijsboom op. Het gebruik werd populair in het Victoriaanse Engeland. De symboliek werd uitgebreid met versieringen die directer verwezen naar de geboorte van Christus. De traditie vond navolging in veel Westerse landen. Tegenwoordig heeft de traditie in veel gevallen de oorspronkelijke religieuze betekenis verloren.
Laat 18e eeuwse Europese klarinetten met een ronde of peervormige klankbeker en een smalle opening, soms met een kromme metalen klankbuis waarop het mondstuk is bevestigd; ze kunnen gebogen, hoekig of recht van vorm zijn.
Schilderstijl en -techniek met koraalrode verf die in de 6de en 5de eeuw v. Chr. voor sommige Attische vazen werd gebruikt. Diverse bekende vaasschilders, zoals Onesimos en Psiax, hebben met de techniek geëxperimenteerd. Koraalrode verf werd gemaakt door gele oker toe te voegen aan de zwarte glanslaag, waardoor de glanslaag poreus werd en door heroxidatie bij het bakken een diep oranjerode kleur kreeg. De koraalrode techniek werd meestal aangetroffen op bekers zonder voet en in phialae van na de Perzische Oorlogen. Het rode lichaam van de vaas steekt fraai af tegen het zwart van de lip en handvatten. Het is denkbaar dat ze in Athene zijn vervaardigd, onder invloed van Perzisch metaalwerk, en dat de kleur bedoeld was om de suggestie van goud te wekken. De koraalrode glanslaag hechtte zich echter slecht aan het oppervlak van de vaas, waardoor de techniek nooit algemeen verspreid raakte en uiteindelijk in onbruik raakte.
Verwijst naar een type skyphoi bestaande uit een dunwandige beker met delicate handvatten en een ringvoet. De vorm komt oorspronkelijk uit Korinthe.
Eenvoudige metalen drinkbekers zonder voet.
Een type kylix dat zich kenmerkt door één doorlopende kromming van lip tot voet en een brede, betrekkelijk ondiepe kom. Dit type was de meest voorkomende roodfigurige beker en verdrong rond 500 v. Chr. de ogenschalen.
Verwijst naar de historische periode en de kunststroming die ontstonden na afloop van de Severische heerschappij in het Romeinse Rijk. Het omvat de periode waarin Diocletianus zijn macht deelde in een tetrarchie en de daaropvolgende periode die werd gemarkeerd door de bekering van Constantijn en het hele Rijk tot het Christendom. De periode overlapt met de vroeg-christelijke en de vroeg-Byzantijnse tijd.
Verwijst naar de stijl en artistieke productie op het zuidelijke en centrale deel van het Griekse vasteland tijdens de Bronstijd tussen circa 1600 en 1050 v. Chr. De Myceense cultuur domineerde de Egeïsche cultuur tijdens deze periode, waardoor de kunstwerken, hoewel deze ook nog Minoïsche invloeden tonen, in toenemende mate verfijnd en gevarieerd zijn. Er zijn onder andere metalen werken, zoals de gouden Vapheio-bekers en gouden gezichtsmaskers, en muurschilderingen waarop voornamelijk oorlogs- en jachttaferelen staan afgebeeld. Het aardewerk kenmerkt zich door de introductie van nieuwe vaste motieven geïnspireerd op het planten- en dierenrijk, terwijl de architectuur zich kenmerkt door de constructie van paleizen en verfijnde tholosgraven zoals de Schatkamer van Atreus.
Verwijst naar de periode in Meso-Amerika van circa 1200 tot 1521 die is verbonden met de opkomst van het Azteekse keizerrijk. Met betrekking tot aardewerk en keramiek wordt deze periode gekenmerkt door polychrome potten uit de regio's Cholula en Mixtec en potten met de afbeelding van dieren die zijn versierd met emblemen in plaats van narratieve voorstellingen. Beeldhouwkundige stijlen uit deze periode tonen bijna levensgrote, staande figuren met vaag gemodelleerde gelaatstrekken en gebeeldhouwde oppervlaktepatronen die kostuums, lichaamsverf of tatoeages aanduiden. Artistieke vernieuwingen in edelsteenbewerking worden in deze periode uitgebreid en hebben onder andere betrekking op jade, parels, potten van tecali, bergkristallen bekers met een voet, oorspoelen van kristal en lavaglas, en ornamenten van turquoise git, koraal en amber die worden gebruikt in rituele ceremonies. Veelvuldig gebruik van hardstenen beeldsnijwerk, onder andere voor het vervaardigen van ceremoniële potten versierd met een laag reliëf en met beeldhouwwerken van mensen, goden, dieren en plantenvormen die zijn gemaakt van jadeïet en andere groenstenen, dioriet, chalcedon en bergkristal. De Azteken verbreidden tijdens deze periode ook het gebruik van turquoise mozaïeken en veren hoofdtooien.
Verwijst naar een van de twee takken van de moderne islamitische beweging der Ahmadiyya. Deze tak beschouwt de stichter van de Ahmadiyya, Ghulam Ahmad, eerder als een hervormer dan als een profeet en blijft zodoende dichter bij de hoofdstroming van de islam. De Lahori staan net als de Qadiyani bekend om hun preken, hoewel ze zich meer richten op het bekeren tot de islam in het algemeen dan op het bekeren tot hun specifieke geloof. Zij spelen ook een rol in de liberalisering van de islam en het uitgeven van Engels- en Urdutalige publicaties. De Lahori werden geleid door Mawlana Muhammad Ali vanaf de oprichting in 1914 tot zijn dood in 1951. De geloofsgemeenschap, die een grote verspreiding kent, heeft een Brits centrum in de moskee van Woking; haar hoofdkwartier staat in Lahore (Pakistan).
Langwerpige aardewerken vaten in de vorm van een arm, waarvan één uiteinde de vorm heeft van een hand dat een beker vasthoudt. Werden in de bronstijd gebruikt als wierookbranders of om plengoffers uit te voeren.
Haakvormige, bronzen trompetten, bestaande uit een slanke buis met cilindrische boring en een naar boven gebogen klankbeker; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Etrusken en de Romeinen.
Houders met schaalverdeling voor het afmeten van vloeistoffen, bekervormig.
Houders voor het afmeten van hoeveelheden ingrediënten, bekervormig, met schaalverdeling.
Zijdelings geblazen trompetten gemaakt van een langwerpig kalebas of lange bamboebuis, met een koperen klankbeker erop bevestigd door middel van een gebogen hoorn zodat de beker loodrecht op de buis staat; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in Ethiopie.
Zilveren of tinnen bekers, traditioneel gebruikt voor mint julep, een populaire cocktail in het zuiden van de VS. Deze bevat munt, bourbon, suiker en water. Het is een beker zonder oor die men aan de onderkant en de bovenrand vasthoudt. Aan de buitenkant kan zich een ijslaagje vormen wanneer de beker is gevuld met het ijskoude drankje. Mint julep serveert men tegenwoordig ook vaak in andere soorten glazen.
Drinkbekers voor wijn tijdens de eucharistieviering, meestal op voet met stam en in de regel vervaardigd van edelmetaal, meestal gebruikt in combinatie met een pateen. Gebruik 'Avondmaalskelken' voor soortgelijke kerkelijke drinkkelken voor gebruik in de protestantse kerk.
Verwijst naar de religieuze geloofssystemen van een aantal groepen en sekten die hun geloof baseren op het Book of Mormon en de leer en visionaire ervaringen van Joseph Smith (1805-1844). De grootste van deze sekten is de Church of Jesus Christ of Latter-Day Saints. Mormonen geloven dat Smith in 1822 door de engel Moroni naar goudtabletten werd geleid die in 438 n. Chr. zijn begraven op een heuvel nabij Palmyra in de staat New York. Op deze tabletten stond het Book of Mormon geschreven, dat door Smith werd vertaald. Het Book of Mormon is een verhaal over bepaalde stammen in Israël die vóór de geboorte van Christus naar Amerika migreerden; verder wordt verhaald dat Christus na de wederopstanding in Amerika is verschenen. De authenticiteit van de teksten wordt om uiteenlopende redenen betwist, maar wordt door Mormonen wel erkend. De mormoonse doctrine is ook afgeleid van de King James-versie van de Bijbel, hoewel het mormonisme sterk afwijkt van de christelijke doctrine. Een van de opmerkelijkste verschillen is dat volgens het mormonisme de heilige drie-eenheid bestaat uit drie afzonderlijke wezens. Mormonen geloven dat christelijke kerken afvallig zijn en dat het ware christendom door Smith in ere is hersteld. Volgens het mormonisme kan de spirituele perfectie of goddelijkheid worden gerealiseerd middels een proces van spirituele evolutie en dagelijkse praktische begeleiding. Toetreding tot het koninkrijk van Christus wordt gerealiseerd door het tonen van berouw en het ondergaan van een doopplechtigheid. Mormonen geloven dat er een millennium komt waarin Christus zal heersen vanuit Jeruzalem en Independence in de Amerikaanse staat Missouri. Het mormonisme wordt vaak geassocieerd met onder meer collectief bezit, het schenken van een tiende van het inkomen aan de kerk, polygamie (later in onbruik geraakt), grote gezagsgetrouwheid, sterk kerkelijk activisme en bekeringen.
Glas dat wordt gemaakt met plakjes van gekleurde stengels als versiering van muren en meubilair - gevormd als kralen en andere sieraden - of dat wordt geplaatst in mallen en samengesmolten tot bekers. Anders dan 'millefioriglas', dat glas is dat wordt gemaakt met plakjes van gekleurde stengels in helder gesmolten glas, waarmee meestal bloemachtige patronen worden gemaakt.
Te gebruiken voor de schelp van de Nautilus macromphalus, afkomstig uit de tropische Grote en Indische Oceaan, gebruikt voor het maken van decoratieve voorwerpen zoals bekers, zoutvaatjes en juwelen, en als snijmateriaal.
De nestoride is een vattype dat zijn oorsprong heeft in het zuiden van Italië. De term is bedacht door 19de-eeuwse geleerden die een vaas trachtten te identificeren als de beker van Nestor. Nestorides zijn een voortzetting van een eerder vattype dat bekendstond als de trozzella, genoemd naar de schijven die aan de horizontale handvatten waren bevestigd. De nestoride is een aparte vorm vanwege de hoge zijhandvatten. Afbeeldingen van nestorides op Zuid-Italiaanse roodfigurige vazen doen vermoeden dat nestorides hoofdzakelijk werden gebruikt als opslagvaten zoals stamnoi of amforen, maar er waren ook kleinere nestorides met een soortgelijke functie als kantharoi, dat wil zeggen dat ze als drinkbekers dienden. Nestorides zijn het meest gemaakt in Lucania en Apulië.
Een tak van het Japanse boeddhisme, gesticht door de militante boeddhistische hervormer Nichiren (1222-82). Nichiren, die andere vormen van boeddhisme aanviel, geloofde dat de 'lotussoetra' de ultieme waarheid bevatte en vroeg het Japanse volk zich te bekeren tot het ware boeddhisme. Tegenwoordig zijn er bijna veertig subsekten, waarvan Nichiren Shoshu de grootste en belangrijkste is.
Blaasinstrumenten met een enkel riet, conische boring, snavelvormig mondstuk, kleine metalen klankbeker en 14 kleppen.
Verwijst naar een type oinochoai dat grote gelijkenis vertoont met de moderne kruik met één handvat, al heeft het vaak twee handvatten. Deze vorm werd gebruikt als opscheplepel om wijn te serveren en als drink- en maatbeker.
Klephoorns van metaal met een U-vormige buis en wijde conische boring, eindigend in een licht uitlopende klankbeker, met cupmondstuk.
Hangende olielampen die bestaan uit een platte, metalen ring die aan drie kettingen hangt. De ring heeft openingen voor een aantal (drie tot zes) lichte kopjes of kegelvormige bekers.
Vaas gedragen door twee, drie of vier kleine pootjes. Komt vooral voor in Midden-Amerikaanse archeologie maar ook in de Europese Klokbekercultuur uit het late Neolithicum en de Vroege Bronstijd.
Verwijst naar de oriëntaliserende fase van de Griekse kunst in Korinthe, van circa 720 tot 620 v. Chr., die min of meer samenvalt met de proto-Attische fase in Athene. De proto-Corinthische aardewerkstijl ontwikkelde zich in de 8ste eeuw v. Chr. in Korinthe en heeft zich tot circa 640 v. Chr. gehandhaafd. De stijl wordt gekenmerkt door vaatwerk, meestal bekers, kannen of cassolettes, met aanvankelijk nog geometrische decoraties maar later ook dieren- en mensenfiguren, soms ook voorzien van oriëntaliserende kromlijnige ornamenten. De latere voorbeelden onderscheiden zich door de ronde vormen en de dynamische figuren, als contour en silhouet uitgewerkt, waaraan ook ingesneden en witgekleurde motieven zijn toegevoegd.
Vierkant linnen doekje dat door de voorganger wordt gebruikt om de eucharistische beker na iedere dronk van een communicant af te vegen.
Lange sikkel- of S-vormige blaasinstrumenten met conische boring en enkele of dubbele klankbeker en zonder vingergaten of kleppen, geluid producerend door lipspanning van de speler; aangeblazen aan het uiteinde; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in India.
Posthoorns met rechte kegelvormige buis, smalle boring en wijd uitlopende klankbeker, gemaakt van messing, ook koper, met stukken van verschillende soorten metaal; bespeeld met behulp van een cupmondstuk; Engeland.
Draagkoffer met identiek gestileerd avondmaalsgerei, zoals avondmaalsschaal, avondmaalskan, avondmaalsbekers of -bekertjes. De koffer kan bijvoorbeeld worden meegenomen naar de zieken in het ziekenhuis.
Wordt gebruikt voor multifunctionele, islamitische versterkte buitenposten die meestal zijn alleen zijn bestemd voor strijders voor het Geloof, die zich toeleggen op de verdediging van grenzen en het bekeren van mensen.
Fagotten bestaande uit 3 of 4 losse delen, eindigend in een wijd uitlopende klankbeker of een beschilderde drakenkop, zwanenhalsvormige aanblaasbuis, rechtopstaand; vroege 19de eeuw.
Glazen voornamelijk bedoeld voor het drinken van sap; soms kleine drinkglazen in de vorm van een smal bekerglas.
Blaasinstrumenten met een gematigde conische boring en middelgrote klankbeker; 9 verschillende maten: van sopranino tot bas; België, 1843.
Rietpijpen met een enkel riet, meestal van messing, met een wijde conische boring en een licht uitlopende klankbeker; gebouwd in negen verschillende maten, van sopranino tot contrabas; alle, behalve de twee kleinsten - de sopranino en de sopraan - teruggebogen in een U-vorm zodat de klankbeker naar voren wijst.
Een zwartfigurig bekertype dat in zoverre ongewoon is dat één grote afbeelding de binnenkant van de kom vult.
Serpenten, koper met houten klankbeker, 2 scherpe U-vormige krommingen, 6 vingergaten, 3 of 4 kleppen, kromme aanblaasbuis met mondstuk, rechtopstaand; Parijs, rond 1833.
Schalmeien met een riet dat in een conische metalen stift is bevestigd en omwikkeld met een koordje zodat deze luchtdicht in de houten pijp past; met zeven vingergaten op gelijke onderlinge afstand en een niet al te wijd uitlopende geelkoperen klankbeker; vervaardigd en bespeeld in het noorden van India.
Verwijst naar een type skyphoi bestaande uit een betrekkelijk dikwandige beker met stevige handvatten en een (bandvormige) torusvoet. De totale proporties zijn zwaarder dan die van Korinthische skyphoi.
Een type drinkvaten in de vorm van een diepe beker, meestal met twee horizontale handvatten aan de lip en een kleine geïntegreerde voet. In geheel zwart of mat onbeschilderd aardewerk was de skyphos het meest voorkomende bekertype.
Schalmeien van hout met een wijd uitlopende metalen klankbeker, zeven vingergaten aan de voorkant, één duimgat aan de achterkant en een pirouette; afkomstig uit Centraal-Azië, voor de 16e eeuw geïntroduceerd in China.
Bastuba's met wijd uitlopende, demontabele klankbeker en een buizenstel dat de bespeler omringt.
Horlepiepen, buis van hout of been, klankbeker van dierenhoorn, verlengd houten mondstuk, enkel riet; Zuid-Schotland.
Violen voor het maken van geluidsopnames: lange, smalle plaat van hout of aluminium als klankkast, waarvan de bovenkant dient als toets voor de snaren, flexibel trommelvel met daarop een metalen klankbeker naast de kam; concertmodellen hebben soms 2 klankbekers; Londen, rond 1901.
Schalmeien, bestaande uit een houten pijp met conische boring en een klankbeker uit één stuk, met zeven vingergaten, één duimgat, een metalen stift waarin het riet is bevestigd en een pirouette. Bespeeld door het riet in de mond te houden; vervaardigd en bespeeld in zuidelijk Azië, voornamelijk Kasjmir.
Schotse drinkbekers, voorzien van een deksel met een knop, gewoonlijk gemaakt van tin.
Bekertrommen met een cilinder van gebakken klei, 1 trommelvel van dierenhuid, vastgemaakt met hennepdraad; bespeeld door ze aan te slaan met de vingers van beide handen; Bulgarije, Joegoslavië.
Koperblaasinstrumenten, behorende tot de kornetfamilie, altbereik, middelgrote klankbeker, 3 kleppen, cupmondstuk.
Kleine bekers met een klokvormige kom, waarvan het onderste gedeelte is versierd met een rand die doet denken aan een distel; oorspronkelijk afkomstig uit Schotland. Ook bekers op voet waarvan de cuppa de vorm heeft van een distel, vervaardigd in de 16e eeuw. Geen Nederlands equivalent.
Bekers of kannen in de vorm van een menselijke figuur, meestal een zittende gezette man met een mok in zijn handen en een steek op zijn hoofd, voor het eerst gemaakt in Engeland in de 18de eeuw.
In algemene zin: alle blaasinstrumenten, bespeeld door lipspanning, en meestal met cylindrische boring. In specifieke zin: blaasinstrumenten in moderne westerse context met een wijd mondstuk, smalle boring, kleppen en een middelgrote klankhals en klankbeker.
Blaasinstrumenten van koper met ventielen, een wijde conische boring en een wijd uitlopende klankbeker; bespeeld met een cupmondstuk, als de bas- of contrabasstemming.
Te gebruiken voor aërofonen met over het algemeen een conische boring en een houten klankkast, gemaakt van of omwonden met berken- of andere schors, met vingergaten, een bekervormig mondstuk en een hoornen beker aan het andere uiteinde; voorbeelden hiervan zijn aan het begin van de jaren dertig van de 20ste eeuw gemaakt door Teppo Repo, afkomstig uit de Russische regio Ingra, die het instrument meenam naar Finland. Ook heel algemeen gebruikt voor uiteenlopende houten hoorns uit Finland, meestal gemaakt van of bedekt met berkenschors, met of zonder vingergaten, sommige lijkend op trompetten of kornetten, andere met een enkel riet.
Verwijst naar schilders van oude Griekse vazen die zowel rood- als zwartfigurig schilderden. De term verwijst ook naar vaatwerk waarop zowel rood- als zwartfigurige technieken zijn te zien. De tweetalige stijl manifesteerde zich een korte tijd tijdens de laat-archaïsche periode in de derde en vierde decennia van de zesde eeuw voor Christus, toen de Attische roodfigurige stijl zich aandiende en de zwartfigurige stijl langzaam maar zeker grotendeels verdrong. Tijdens deze overgangsfase vertoonde vaatwerk soms beide technieken, waarbij elke techniek werd gebruikt voor specifieke delen van het vaatwerk. Zo werd de zwartfigurige stijl gebruikt voor de binnenkant en de roodfigurige stijl voor de buitenkant van een beker of werd het ontwerp van de buitenkant van een amfora verdeeld in twee delen, met de ene techniek op de voorzijde en de andere op de achterzijde. De twee technieken worden soms gebruikt door dezelfde vaasschilder en soms werden verschillende vaasschilders gebruikt voor de twee technieken op hetzelfde vaatwerk.
Bekers, vaak van zilver, met twee verticale handvatten, gewoonlijk een stam en een voet en soms een deksel met een puntige knop. Geen Nederlands equivalent. Zie 'bekers'. Gebruik 'kandeelkoppen' voor zilveren koppen met twee handvatten bedoeld voor kandeel.
Tuba's, elliptisch, met een conische boring die geleidelijk wijder wordt en eindigt in een klankbeker, 4 draaiende ventielen, mondstuk van een Franse hoorn.
Drinkglazen bedoeld voor water. Tevens een term die in Engeland in de 18e eeuw gegeven werd aan een glas met een cilindrische vorm ter onderscheiding van een bekerglas, dat een naar binnen toelopende onderkant heeft.
Horlepiepen, enkele of dubbele cilindrische pijp met opslaand, door een mondstuk van koeien hoorn beschermd riet, eindigend in een klankbeker van koeien hoorn; Wales, Middeleeuwen.
Schalmeien, in verschillende regionale varianten, doorgaans bestaande uit een houten buis met een conische boring, zeven vingergaten aan de voorkant, één duimgat aan de achterkant, een wijd uitlopende klankbeker en een klein riet met een metalen pirouette eronder; vervaardigd en bespeeld in de Arabische wereld en - onder islamitische invloed -in gebieden in Europa en Azië.