Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Wordt gebruikt voor bogen met een binnengewelf dat aan één kant van de boog een grotere straal heeft dan aan de andere kant.
Bogen waarvan de opening permanent is afgesloten door de muurconstructie.
Bouwelementen, over het algemeen gebogen, die een opening overbruggen en verticale belastingen overdragen naar weerskanten van die opening, als ook bouwelementen of vrijstaande constructies die op bogen lijken of bouwkundig zo worden behandeld.
Instrumenten die bestaan uit een kromme, veerkrachtige stok waarvan de uiteinden door een koord met elkaar zijn verbonden; wordt om verschillende redenen gebruikt, bijvoorbeeld om een boor heen en weer te laten bewegen.
Bespannen projectielwapens die zijn bedoeld om pijlen mee af te schieten en die meestal bestaan uit een langen staaf van hout, metaal, fiberglas of een ander buigzaam materiaal. Er is een stuk sterk touw gespannen tussen de uiteinden van de stok die is gekromd, als normale vorm of door de spanning van de pees. De pees wordt naar achteren getrokken, waarbij de pijl op zijn plaats wordt gehouden door een inkeping in de achterkant; de pijl schiet weg wanneer de pees wordt losgelaten.
Bogen gevormd van drie centra, waarbij een grote centrale boog naar weerskanten wordt voortgezet door twee kleinere cirkels, zodat de boog op een halve ellips lijkt.
Wordt gebruikt voor metalen bogen die bij de twee aanzetpunten en bij de kruin van een scharnier zijn voorzien.
Bogen gevormd met een enkel centrum, zoals rondbogen, segmentbogen of hoefijzerbogen.
Bogen waarvan de intrados is gevormd met vier centra.
Metselwerkconstructies waarbij de boogvorm wordt gecreëerd door opeenvolgende lagen telkens iets naar binnen toe te laten uitsteken ten opzichte van de vorige, totdat ze bij het middelpunt van de overspanning bij elkaar komen; de lagen worden dus horizontaal en niet radiaal gemetseld; geen bogen in de ware zin.
Bruggen waarin bogen de belangrijkste ondersteunende elementen zijn.
Daken die en profil halfrond zijn; soms ook daken die een halfrond plafond omvatten.
Wordt gebruikt voor dammen die de druk van het water weerstaan door gebruik te maken van het boogprincipe en die als plattegrond een enkele boog hebben die tegen een natuurlijke rotsformatie is aangebouwd.
Hiermee worden onder andere lagen metselwerk die worden gedragen door een aantal draagstenen aangeduid, of reeksen draagstenen die een kranslijst of andere uitstekende lagen ondersteunen, of een samenspel van kranslijsten en uitstekende lagen. Wordt vooral in de middeleeuwse architectuur aangetroffen.
Het verbinden van metalen delen door versmelting, waarbij de benodigde warmte wordt geproduceerd door middel van een elektrische boog, dat wil zeggen de elektrische ontlading tussen twee elektroden.
Hard solderen met een elektrische boog, dat wil zeggen: met elektrische ontlading tussen twee elektroden.
Open harpen waarbij de snaren de ene kant zijn bevestigd aan de resonanskast en aan de andere kant aan een aangebouwde hals die over de resonanskast buigt.
Elektrische lampen waarin de stroom door een luchtspleet tussen twee elektrodes, meestal van koolstof, wordt geleid. De twee elektroden en de lucht in de spleet worden zo warm dat ze helder opgloeien.
Steekpassers met een boogvormig stukje aan één arm en vaak verstelbaar met een stelschroef aan de andere arm, zodat de afstand tussen de twee punten van de passer nauwkeurig kan worden ingesteld.
Schaven met in de lengte een hol- of bolronde zool, gebruikt om gebogen vlakken te schaven.
Het schieten van pijlen met een boog, bij het jagen, in gevechten of als sport.
Dierenriemteken van een boogschutter, vaak een centaur, ruwweg gebaseerd op het gelijknamige sterrenbeeld. De tekens van de dierenriem, overblijfselen van Oudgriekse en Romeinse decoraties, waren populair in de romaanse en gotische kerken van Noord-Europa. Ze worden ook vaak aangetroffen in middeleeuwse psalters en getijdenboeken als symbool van iedere maand waarin de zon in het betreffende sterrenbeeld komt. Daarnaast zijn ze gebruikt als decoratie op plafonds, kaarten, uurwerken en astronomische instrumenten.
Ongeveer driehoekige of wigvormige segmenten van objecten, zoals bijvoorbeeld in gewelven, bollen, paraplu's of rokken.
Compacte vrijstaande dragers, palen of standaarden, versierd met sober of rijk houtsnijwerk met symbolen, gemaakt en gebruikt in Afrika voor het ondersteunen van bogen, met of zonder pijlen. Traditionele symbolen voor stamleiders en eretekens voor grote helden en jagers, maar in sommige regio's zijn ze soms ook in bezit van de gewone man.
Reliëfs aan de voorzijde van een boogsteen of sluitsteen. Er is geen goed Nederlands equivalent voor de Amerikaanse term 'agrafes'. Gebruik in plaats van de samengestelde term 'boogsteenreliëfs' liever 'reliëfs'+ 'boogstenen' + 'sluitstenen'.
Gemetselde eenheden die een boog of een gewelf vormen.
Wordt gebruikt voor bogen die de voornaamste dikte van een muur over een opening dragen, meestal een deur of raam, wanneer de rest van de muur op een andere manier wordt gedragen, zoals door een latei, een boog met een andere vorm of grootte, of een versierd raamwerk.
Met de gekromde vorm van een boog.
Wordt gebruikt voor oppervlakken die grenzen aan een boog boven zijn voet; tevens uitgebreid naar de muren boven of onder raamopeningen in de moderne gordijngevel-(bouw)constructie.
Eenvoudige handweefgetouwen die bestaan uit een buigzame tak welke in een halve cirkel is gebogen, tussen twee armen waarbij de langere draden zijn opgespannen.
Handzagen met een smal blad dat op zijn plaats wordt gehouden tussen de twee uiteinden van een zaagbeugel.
De buitenvlakken van gewelven of bogen.
Wordt gebruikt voor bogen met een duidelijk gemarkeerd buitengewelf dat min of meer parallel aan het binnengewelf loopt.
Bogen waarvan de schacht is opgebouwd uit twee of meer organische materialen, die zijn gecombineerd om de elastische doelmatigheid van alle delen te vergroten.
Wordt gebruikt voor bogen die de horizontale druk van een andere boog opheffen.
Metalen boog - meestal van geelkoper - boven de doorgang in het doophek naar de dooptuin.
Een vroeg type eenvoudige boog waarvan de schacht is gemaakt van één staaf van één materiaal, meestal hout.
De gewrichten tussen de onder- en bovenarm van mensen of dieren. Gebruik 'knieën (dierlijke of menselijke lichaamsdelen)' voor de soortgelijke gewrichten in benen.
Pantserhandschoenen met een lange manchet die de onderarm omsluit tot aan de elleboog, waar de rand vaak schuin is afgesneden om een punt te vormen. Ze waren kenmerkend voor de wapenrusting van infanteristen in de 16e eeuw en gebruikelijk voor de lichte cavalerie van de 15e tot de 17e eeuw, waar ze alleen aan de linker- of teugelarm werden gedragen.
Stalen wapenuitrusting om de ellebogen te beschermen, en die werden vastgemaakt aan de bovenste en onderste armpijpen van de linker- en rechterarmharnassen. Wat in de 14e eeuw begon als één ongelede, gebogen plaat, ontwikkelde zich tot een stel beweegbare, losjes aan elkaar geklonken harnasplaatjes, die in gebruik bleven tot halverwege de 17e eeuw.
Half-ovaalvormige bogen.
Wordt gebruikt voor ronde bogen waarbij de gewelfstenen langer worden naarmate ze het centrum naderen, zodat de kromming van de extrados meer verticaal van proportie is dan de kromming van de intrados. Voor soortgelijke, gepunte bogen wordt 'Italiaanse spitsbogen' gebruikt.
Wordt gebruikt voor halfronde bogen waarin de hoogte minder dan de helft van de overspanning is.
Wordt gebruikt voor spitsbogen waarvan de radii zich bevinden binnen de span van de boog, waarbij de centra al of niet boven, op of onder de aanzetlijn liggen.
Wordt gebruikt voor spitsbogen waarbij de afstand van de aanzet naar het gepunte centrum gelijk is aan de afstand tussen de voetlijnen.
Wordt gebruikt voor bogen waarvan het binnengewelf, en soms het buitengewelf, maar een geringe hoogte heeft. Voor bogen zonder welving wordt 'strekse bogen' gebruikt.
Wordt gebruikt voor bogen waarvan de buitengewelven trapvormig zijn, om overeen te komen met de metsellagen in de muur rond de opening.
Wordt gebruikt voor bogen die over een schip of een zaal zijn gebouwd, en die eigenlijk meer een muur dan een gewelf ondersteunen. Voor soortgelijke bogen die gewelven ondersteunen wordt 'ribbogen' gebruikt.
Instrumenten die worden gebruikt voor het uitzetten of meten van hoeken, vaak ontworpen als bogen met schaalverdelingen.
Muziekbogen bestaande uit een buigbare stok die in de grond is gestoken, met een snaar die is gespannen tussen het vrije uiteinde van de stok en een bovenblad van schors, blad of een dergelijk materiaal, dat over een kleine kuil in de grond is vast gezet. Deze kuil dient als klankbodem.
Bogen waarvan alleen maar een helft van hun bocht is ontwikkeld.
Bogen waarbij de krommingen doorlopen tot voorbij de aanzetlijn, zodat de opening onderaan de boog nauwer is dan de grootste spanwijdte.
Wordt gebruikt voor spitsbogen waarbij de gewelfstenen langer worden naarmate ze het centrum naderen, zodat de kromming van de extrados meer verticale proporties heeft dan de kromming van de intrados. Gebruik 'Florentijnse bogen' voor soortgelijke, maar ronde bogen.
Wordt gebruikt voor bogen met een driehoekige vorm, gevormd door twee rechte blokken steen die diagonaal zijn gezet.
Bogen gebouwd in de vorm van een kettinglijn, gevormd langs een koord dat is opgehangen aan twee dragers in evenwicht onder gegeven krachten.
Bogen waarbij de impost aan de ene kant hoger is dan de impost aan de andere.
Wordt gebruikt voor ronde bogen die worden ondersteund door grote draagstenen met gekromde onderranden, waardoor de opening een klokvormig silhouet krijgt.
Te gebruiken voor de elektrische bogen die worden geproduceerd tussen twee elektroden waarvan er minstens één van koolstof is.
Wordt gebruikt voor de boog die de scheiding tussen de kansel en het schip markeert.
Bogen die voornamelijk bestaan uit een gebogen staaf die kruislings op een middenschacht is geplaatst door middel van een systeem van bindingen van touw of darm of door metalen banden. De pees wordt teruggetrokken, vastgehouden en losgelaten door een mechaniek als een windas of een draaibare moer. Ze waren zeker al in de 11de eeuw in gebruik en worden nog altijd gebruikt voor de jacht en recreatie.
Wordt gebruikt voor spitsbogen waarvan de zijden voortkomen uit centra die verder uit elkaar liggen dan de spanwijdte van de boog.
Handbogen uit Engeland en Wales die vooral gebruikt werden van de 13e tot de 15e eeuw, met een schacht van taxushout die meestal tussen de 1,50 en 1,80 m lang is en waarmee pijlen worden afgeschoten van ongeveer 90 cm lang.
Booglasprocédé waarbij een met vloeimiddel bedekte, metalen elektrode wordt opgesmolten om een bassin van lasmetaal en een gasafscherming rond het te lassen gedeelte te vormen.
Buitenboogstut die de horizontale druk van een gewelf of dak verdeelt van het bovenste gedeelte van een muur naar buiten toe, naar een pijler of steunbeer.
Ramen of maaswerkvensters met een geronde of verzonken onderkant veroorzaakt door, bijvoorbeeld, de gebogen bovenkanten van ondergelegen vensters.
Muziekbogen die tijdens het spelen in of bij de mond van de speler worden gehouden, zodat de mond als klankbodem dient.
Snaarinstrumenten, in allerlei typen, al of niet met afneembare klankbodem, bestaande uit een buigzame stok kromgetrokken door tussen de uiteinden van de stok gespannen snaren; bespeeld door ze aan te tokkelen, te slaan, te strijken, of te blazen, ook door een combinatie van deze speelwijzen; wereldwijd.
Wordt gebruikt voor ondersteboven gekeerde bogen, zodat de intrados onder de aanzetlijn ligt; wordt bijvoorbeeld gebruikt om belasting te verdelen in funderingen.
Het middelste deel tussen de kruin en de aanzet van bogen.
Bogen die het gewicht van een andere, eronder liggende boog, opening of ander constructiedeel ontlasten.
Wordt gebruikt voor bogen die zijn ingevoerd om de vervorming van pijlers onder druk tegen te gaan.
Omlijstende bogen, in de meeste moderne theaters, waar de achtergrond van het toneel door te zien is voor het publiek.
Puntdaken in de vorm van een puntige boog, met een licht hellend, bol oppervlak.
Bogen waarvan de binnenwelving een volledige halve cirkel is.
Veel voorkomende Normandische lijstwerken die bestaan uit series lijsten die cilindrisch in doorsnede zijn en meestal in zigzagpatronen worden geplaatst.
Wordt gebruikt voor bogen die op pijlers liggen, vooral de bogen in basilieken die het schip van de zijbeuken scheiden.
Wordt gebruikt voor bogen met stijlen die niet in een rechte hoek op de vlakken staan.
Delen van een overspanning die bestaan uit vlakke lateien, gedragen door kraagstenen die in de opening steken en meestal in holtes onder de uitstekende uiteinden gehakt zijn.
Bogen in de vorm van een segment van een cirkel kleiner dan de helft van die cirkel.
Bogen waarbij bakstenen of andere kleine gewelfstenen zijn geplaatst in afzonderlijke concentrische cirkels.
Wordt gebruikt voor spitsbogen waarvan de krommingen beginnen in centra ver onder de aanzetlijn.
Te gebruiken voor de lichtgevende bruggen van elektriciteit die in een gat tussen twee elektrodes worden gemaakt.
Secundaire bogen, onder en omsloten door buitenbogen.
Bogen met toten of neuzen (spitse raakpunten) en/of waarbij het binnenwelfvlak bewerkt is met bladmotieven.
Wordt gebruikt voor bogen die traveeën van gewelven scheiden, vooral in een ruimte met een kruis- of tonggewelf. In de context van een ribgewelf, gebruik 'dwarsribben'. Voor bogen over een schip of zaal die muren ondersteunen in plaats van gewelven, gebruik 'gordelbogen (1)'.
Wordt gebruikt voor spitsbogen met vier centra.
Wordt gebruikt voor houten of metalen bogen die scharnieren bij de aanzetpunten.
De onderste boogstenen, of voetstenen van een boog of gewelf van waaruit de kromming van de boog of het gewelf begint.
Boogharpen met een slank langwerpig lichaam en vijf of zes snaren, oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Teso in Oeganda en Kenia.
In Romeinse en latere de klassieke stijl imiterende architectuur, de delen van een pijler die steunpunten van een boog vormen, en die een centraal ingewerkte zuil of pilaster flankeren die een architraaf draagt.
Verwijst naar de kunst en cultuur die zijn verbonden met de islamitische Berberdynastie die regeerde in Spanje en Noord-Afrika van 1054 tot 1147, toen deze dynastie werd opgevolgd door de Almohad-dynastie. De Almoravids ontwikkelden zich uit een puriteinse beweging in westelijk Afrika die Noord-Afrikaanse Berbers aansprak. De Almoravid-leider Yusuf b. Tashfin stichtte Marrakesh in 1069. Vanaf 1090 bestuurde de dynastie Andalusië en via deze connectie werd de Umayyad-kunst van Spanje overgebracht naar Noord-Afrika. Er was ook sprake van een Egyptische invloed. De Almoravids stonden bekend om hun puriteins fanatisme en waren vooral begunstigers van religieuze architectuur. Ze bouwden moskeeën in Tilimsen en Algiers die waren geïnspireerd op de moskee van Córdoba; andere opmerkelijke moskeeën werden gebouwd in Fez. Almoravid-architecten stonden bekend om hun vindingrijke manipulatie van driedimensionale ruimte waarbij gebruik werd gemaakt van ornamentele bogen en decoratieve gewelven, architecturale vormen die traditioneel gescheiden werden gehouden. Deze en andere architecturale vormen verlevendigen in plaats van toegepaste decoratie hun gebouwen. Het kenmerk van hun karakteristieke Maghribi-muqarnas is dat het exterieur niets onthult van de interne configuratie. Het muqarnas-gewelf van Fez is gebouwd over een rechthoekige ruimte en fungeert op deze manier visueel eerder als een hangend plafond dan als een traditionele koepel. Een fontein die eens deel uitmaakte van de Grote Moskee van Marrakesh is bekend om zijn gelobde en gekrulde boogvormen die een krachtig ritme in de beeldhouwwerken creëren.
Boogstellingen, bogen met rechtstanden (zuilen, pijlers) of ook bogengangen.
Gemodelleerde of versierde banden rond een boog, zoals die bijvoorbeeld in reeksen een timpaan omlijsten.
Te gebruiken voor boogvormige of gewelfde nissen of andere uitsparingen in Romeinse catacomben. Meestal bestemd voor het plaatsen van sarcofagen.
Beschermende bedekkingen voor de pols bij het boogschieten, schermen en diverse balspelen; vooral zoals ze door boogschutters worden gedragen om de boogarm, om bescherming te bieden tegen de terugvering van de boogpees. Hebben over het algemeen de vorm van een band, een armband of plaat.
Leuningen voor de elleboog en onderarm, gebruikt bij zitmeubels.
Kleine Oudgriekse flesvormige vaten met een ronde romp, meer breed dan hoog, met een bolle bovenkant en een boogvormig handvat, dat van de ene kant over de bovenkant naar een tuit aan de andere kant loopt; werd gebruikt om geparfumeerde olie uit te schenken. Askoi werden vaak meegegeven als grafgift. Ze hebben soms de vorm van een vogel.
Verwijst naar een hoog ontwikkelde midden- en laat-paleolithische gereedschap voortbrengende cultuur die wijdverbreid was in noordelijk Afrika tijdens het late Pleistoceen vanaf circa 30.000 v. Chr. Deze cultuur ontwikkelde zich klaarblijkelijk als een geavanceerde Afrikaanse vorm van de Europese Levalloisien traditie en is genoemd naar de opgravingen bij Bir al-Tir in Tunesië. Deze cultuur kenmerkt zich door het gebruik van pijl en boog, de opkomst van schachten of scherpe uitsteeksels op pijlpunten, speerpunten en schrapers om het bevestigen van handvatten mogelijk te maken, en door een zeer fijne drukbeiteltechniek. Sommige geleerden menen dat er een verband is tussen de Aterian bladvormige lemmeten en Solutréen lemmeten en dat de Aterians het Iberisch schiereiland zijn binnengedrongen tijdens de Solutréen tijd.
Mouwen met zeer volle bovenkanten rond de schouder en bovenarmen en beginnend bij de elleboog, taps toelopend naar een strakke pols; eerste verschijningsvorm in de mode in de 19de en vroege 20e eeuw.
Windsorstoelen met een boogvormige rugleuning die is opgebouwd uit drie uitgezaagde stukken hout met een verticaal middeblad in de rug, eventueel met spijlen. Ze kwamen veel voor in het midden van de 19e eeuw.
Wordt gebruikt voor stukjes hard materiaal zoals hardhout, hoorn, metaal of plastic aan het uiteinde van een pijl, de uiteinden van bogen en de zuil van kruisbogen, die een inkeping hebben waarin de boogpees past.
Stoelen met een U-vorm waarvan de bovenste rand van de rugleuning met een lichte boog naar de armleuningen afloopt. Ze kenden hun grootste populariteit tijdens de periode van Louis XV.
Braziliaanse muziekbogen van Afrikaanse oorsprong, met een enkele metalen snaar en soms een klankbodem van kokosnoot of kalebas, die tijdens het spelen tegen de borst worden gehouden. De boog wordt met één hand vastgehouden; met dezelfde hand verandert men de toonhoogte door een metalen munt tegen de snaar te houden. De andere hand, meestal voorzien van een ratel, slaat met een stok tegen de snaar.
Grote, schuivende rondelen die de binnenkant van de elleboog, de oksel of een ander gewricht beschermen. Ze zijn gewoonlijk rond of ovaal, en worden met riempjes, nagels of veters vastgemaakt aan wapenrusting voor het bovenlichaam, zoals schouderstukken en onderarmstukken.
Boogharpen met een gebogen hals, drie snaren en een resonator gemaakt van kalebas; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Fula en de Malinke in Afrika.
Een booglasprocédé waarbij onderdelen worden verbonden door middel van verhitting tussen een metalen verbindingsbout en het andere te bewerken deel totdat de beide oppervlakken aan elkaar vastzitten.
Orde van 22 soorten in 2 families. Hiertoe behoren de bandicoots en de langoorbuideldassen. Alle soorten hebben een rond lichaam met een boogvormige rug, een lange spitse snuit, zeer grote rechtopstaande oren, relatief lange, dunne pootjes, een dunne staart en diverse snijtanden in de onderkaak. De tweede en derde teen zijn met elkaar vergroeid.
Europese citerachtige chordofonen met een zware darmsnaar die is bevestigd aan de beide uiteinden van een lange houten paal en over een opgeblazen varkensblaas loopt die dient als klankbodem. Ze worden gestreken met een ingekerfde stok of een boog bespannen met paardenhaar en vormen zo een brommende begeleiding voor volksliederen of dansen.
Gebinten die in de vroege 19e eeuw gepatenteerd zijn door Theodore Burr en die een combinatie vormen van een houten boog met een reeks metalen koningsstijl dakspanten.
Ronde opening, rond venster of boog in een hal met tongewelf of toegang van een grotheiligdom.
Lange cilindervormige harnasplaten die de onder en bovenarmen moeten beschermen en deze gedeeltelijk of geheel omsluiten; ze werden over het algemeen in paren gedragen, waarbij ze bij de ellebogen werden verbonden met elleboogkappen.
Middeleeuwse rouwgebouwen bestaande uit hoge boogconstructies van hout of metaal met een aantal stijlen of zuilen die een of meer steile daken ondersteunen. Ze werden gebruikt om het stoffelijk overschot van een hooggeplaatst persoon in te plaatsen. De vorm was een voorloper van de katafalk.
Stoelen waarvan de rugleuning een lichte boog naar voren en naar beneden maakt om zo de armleuningen te vormen. Ze worden zo genoemd omdat ze op gondels uit de 18e eeuw lijken.
Gesteunde mondbogen van de Shona in Zimbabwe, gemaakt van een enkele houten staaf, waarbij de snaar met een lus halverwege de boog is vastgemaakt.
Gereedschap dat bestaat uit een lang boorijzer dat door een spoelvormig lichaam loopt en wordt gebruikt in combinatie met een boog, om gaten te boren in koper, ijzer en staal. Wordt meestal gebruikt door klokken- en horlogemakers.
Kraagsteen of houten kraagstuk, dat dient om een balk, kroonlijst, boog e.d. te ondersteunen.
Vijfsnarige boogharpen van de Masa in centraal Tsjaad, met stemschroeven en een klankkast die is bedekt met huid; worden bespeeld terwijl ze op de grond of op de schouder van de bespeler steunen.
Japanse bronzen klokken uit het Yayoi-tijdperk, die in doorsnede de vorm hebben van een ellips met puntige uiteinden, met een zijaanzicht in de vorm van een hoog trapezium met een platte bovenkant en omringd door een wijde metalen boog voor de ophanging. Ze werden in één stuk gegoten en rijkelijk versierd en men vermoedt dat ze eerder voor rituele of symbolische doeleinden werden gebruikt dan voor alleen muzikale doelen. Een klein aantal van de bewaard gebleven exemplaren hadden waarschijnlijk klepels
Boekbindersgereedschap, algemeen in gebruik in Engeland en Nederland tijdens de tweede helft van de 17de eeuw en bestaande uit een halfronde boog met een voluut aan elk van beide uiteinden.
Wordt gebruikt voor hangende ornamenten, zoals aan een meubelkleed of leuning, of binnen een boog, die losser hangen dan drop tracery.
Maaswerk dat van het binnengewelf van een boog afhangt.
Lage booggangen onder langs daken van hoge gebouwen, bestaande uit een reeks van bogen op korte vrijstaande zuiltjes. Wordt aangetroffen in de Romaanse architectuur in Noord-Italië en het Rijnland.
Wordt gebruikt voor meestal grote bouwwerken met een duidelijke centrale boog en gebouwd ter herinnering aan gebeurtenissen of personen; gebruik 'triomfbogen' wanneer ze zijn gebouwd ter ere van militaire overwinningen.
Boren die worden rondgedraaid door een kabel of koord dat er strak omheen is gewonden en met een boog wordt gespannen.
Beschilderde houten vogels die gebruikt worden bij het spelen van de ‘staande wip’, een discipline van het handboogschieten. De mikvogel wordt bovenaan een hoge paal geplaatst en wordt vervolgens verticaal beschoten. Het wipschieten werd een populaire Vlaamse volkssport vanaf de 15de eeuw.
Gevormd tot een boog en doorlopend, zonder hoeken, afwijkend van de rechte of vlakke vorm.
Frontons met een bovenkant in de vorm van een gesegmenteerde boog.
De driehoekige of gesegmenteerde tussenruimten die door een fronton of een boog worden ingesloten.
Zwaardgevesten waarbij de vuistbeugel is verlengd en zich opsplitst in één of meerdere spangen die omlaag glijden in een S-vormige boog om weer aan te hechten bij de beugels boven de stootplaat. Ze werden in groten getale gemaakt in de 16e en 17e eeuw voor rapieren.
Boogstructuren, meestal van metselwerk, die een plafond of dak vormen.
Aanduiding voor plafonds die een grote, holle boog maken bij de overgang van muur naar plafond, in plaats van elkaar met een scherpe hoek te kruisen.
Consoles die fungeren als de sluitsteen van een boog.
Rijen huizen gebouwd in de vorm van een halve maan waarvan de voorzijden een plattegrond hebben die de vorm heeft van de holle boog van een cirkel of ovaal. Geen Nederlands equivalent.
Wordt gebruikt voor strekse bogen waarvan de verbindingen tussen de boogstenen niet straalsgewijs uitlopen maar allemaal vanuit het centrum schuin aflopen naar buiten, aan beide kanten onder dezelfde hoek.
Uitstekende delen, vaak gemodelleerd, waarop de uiteinden van een boog rusten.
Losvallende lange overjassen of capes met, vaak afneembaar, tot de elleboog reikend schoudermanteltje en nauwsluitende kraag, soms met riem; uit Inverness, Schotland, afkomstig en vooral in de tweede helft van de 19e eeuw in de mode.
Genus dat circa 300 soorten bloeiende planten omvat. De naam is afgeleid van het Griekse woord voor regenboog, waarmee wordt verwezen naar de grote kleurenvariëteit van de bloemen binnen deze soort. Irissen zijn inheems in Europa, Noord-Afrika en gematigde delen van Azië en Amerika. De meeste soorten hebben knolachtige (minder vaak bolvormige of vezelige) wortels, zwaardvormige equitante bladeren en opzichtige bloemen.
Een paar evenwijdige linialen die door een omtrekverbinding aan elkaar vastzitten, met graden zijn gemerkt en de functies van een gradenboog en een tekendriehoek combineren.
Jassen die bij een pak behoren, met panden en een voorkant die is weggesneden bij de taille en in een boog naar beneden loopt tot achter de knie; afgeleid van jassen die worden gedragen bij het paardrijden.
Verwijst naar een regionale school van Rajasthan-schilderkunst met als centrum Jodhpur in Marwar. Belangrijke kenmerken van deze laat-18de-eeuwse schilderkunst zijn grote ogen met boogvormige wenkbrauwen, krulhaar in rolletjes en rijen bomen over de gehele breedte van het beeldvlak. Raja Man Singh (1804-1843) uit Jodhpur was een belangrijk opdrachtgever voor de Marwar-schilderkunst.
Verwijst naar een regionale school van Pahari-miniatuurschilderkunst die bloeide in de heuvelstaat Kangra. Deze productieve school beleefde zijn hoogtijdagen van circa 1770 tot bijna het einde van de 19de eeuw, en het fraaiste werk dateert uit de periode tussen circa 1775 en 1820. Er zijn evenwel al werken uit 1690 bekend, en de regionale schildertraditie heeft zich tot in de 20ste eeuw weten te handhaven. Het in Kangra geproduceerde werk is zeer gevarieerd, waardoor het lastig is van één Kangra-stijl te spreken. De invloed van de late Mogolperiode is evenwel onmiskenbaar aanwezig in de Kangra-schilderijen, en vaak wordt er een afwijzing van de Basohli-school in gezien. Landschap en perspectief zijn naturalistischer, de kleuren zijn gedempter, de lijnvoering is verfijnder en booglijnig, en de stijl maakt in het algemeen een meer lyrische indruk dan Basohli-werk. De Kangra-schilderkunst bereikte een hoogtepunt tijdens het bewind van radja Sansar Chand (heerste van 1775-1823), een belangrijk opdrachtgever. In geografische zin bleef de school niet beperkt tot de staat Kangra, maar verspreidde hij zich naar alle delen van het laaggebergte van de Himalaya, waar tal van eigen idioomvormen tot ontwikkeling kwamen. Bij de meeste werken is het lastig uitsluitsel te geven over de herkomst, aangezien de heuvelstaten klein waren en vaak dicht bij elkaar lagen. Scènes uit de dichtwerken over het leven van Krishna, de 'Bhagavata-Purana' en de 'Gitagovinda,' behoren tot de bekendste thema's in de Kangra-schilderkunst, evenals illustraties van andere hindoemythen, ragamala-reeksen en portretten van heuvelhoofdmannen en hun families.
Verwijst naar de ijzertijdcultuur die werd gevestigd in het Minusinsk-bekken van de rivier de Jenisej en die bestond van circa 1200 tot circa 70 v. Chr. Op sites zijn elleboogvormige messen gevonden die verwant zijn aan de messen die tussen de 14de en 11de eeuw v. Chr. in China werden gebruikt tijdens de Shang-periode. Opvallend zijn ook de zuilen met gestileerde ramskoppen of menselijke figuren.
Kerkklokken om het begin van de christelijke mis aan te kondigen, hangen buiten in torens, ook in klokkenstoelen, boven of bij de boog van het koor.
Vijfsnarige boogharpen van de Barma in het zuiden van Tsjaad, met stemschroeven en kleine klepelklokjes die aan de kam en de klankkast zijn bevestigd.
Optische eigenschap waarbij op een oppervlak fijne kleuren worden geproduceerd door de interferentie van licht dat wordt weerkaatst vanaf de voor- en de achterkant van een dunne folie. Iriserende dingen laten heldere kleuren zien als in een regenboog en veranderen vaak van kleur naarmate hun positie verandert.
Veel voorkomende naam voor een sterk spotlight. Voorheen werden ze beschreven als koolbooglampen van een hoge intensiteit.
Instrumenten voor het meten van horizonshoogten, die meestal bestaan uit een boog van 90 graden met een schaalverdeling, een vizier en een loodje.
Te gebruiken als een bijvoeglijk naamwoord om de vorm aan te duiden van een kwartcirkel of een boog van 90 graden.
Lampen waarin licht wordt geproduceerd door middel van een elektrische boog tussen twee elektrodes in een geïoniseerde kwikdampatmosfeer. Ze geven een blauw-groen licht af, dat rijk is aan ultraviolette straling.
Halvemaanvormige of halfronde oppervlakken op een muur of gewelfd plafond, omlijst door een boog of een gewelf. Hieronder vallen ook openingen of ramen in dergelijke oppervlakken.
Pantserstukken van plaatjes voor de linkerhand en -arm die de hand en onderarm beschermen tot aan de elleboog of net daarboven. Ze werden gebruikt van de 15e tot in de 17e eeuw, vooral bij steekspelen.
Metsellagen die horizontaal over een muur lopen of, wat veel ongewoner is, een boog volgen.
Kabinetten die tot ellebooghoogte reiken.
Bedekkingen voor de hand die de vingers onbedekt laten; vooral die doorlopen tot de elleboog of erboven en die zijn gemaakt van kant, net of iets dergelijks.
Zeer brede, omgeslagen manchetten aan een herenjas, die vaak tot de elleboog konden reiken. In de mode van 1727 tot in de jaren 1740.
Het naamgevende kenmerk van de nokkenschijfhamer was de met waterkracht aangedreven hamer in een hamersmidse. Het opheffen van de hamer gebeurde door middel van een trommel waarop een nokkenschijf bevestigd was die de hamersteel periodiek ophief en liet vallen. De hamerkop maakte hierbij een beweging over een cirkelboog.
Diverse passers waarvan de benen door middel van een boogvormig deel aan elkaar vast zitten.
Reflecterende navigatie-instrumenten die werden gebruikt bij het meten van de horizonshoogte van hemellichamen en die een boog hebben van 1/8 van een cirkel maar die door hun reflecterende eigenschappen tot 90 graden kunnen meten; uitgevonden in de jaren 1730 en gebruikt tot in de 19e eeuw toen ze werden vervangen door sextanten.
Verwijst naar een stijl die populair was in het Europa van de 17de eeuw en waarbij een specifiek type ornament wordt toegepast. Kenmerkend voor de stijl zijn kwabvormig lofwerk, gebosseleerd reliëfwerk en plastische, booglijnige geplooide vormen die aan een menselijk oor doen denken. De kwabstijl is aan het begin van de 17de eeuw in Utrecht ontwikkeld. De stijl kan in verschillende kunstvormen worden aangetroffen, maar vooral in metaalwerk. De kwabstijl is afgeleid van het grafische werk van de maniëristen uit de 16de eeuw, hoewel de stijl vaak ook wordt toegeschreven aan de Hollandse goudsmeden Adam en Paulus van Vianen.
Verwijst naar de stijl en periode die samenvielen met de heerschappij van Orhan, van 1324 tot 1362. De vroegste koninklijke moskeeën die in deze periode werden gebouwd, zijn onder te verdelen in twee typen. Het eerste type was een ruimte met één koepel met of zonder portiek. Het tweede type bestond uit een vijfdelig portiek dat leidde naar een centrale, overkoepelde ruimte, met door het midden een boog die leidde naar de moskee zelf. Twee aangrenzende ruimtes, waarschijnlijk met een tongewelf, liepen uit in het portiek en de overkoepelde ruimte. In 1339 begon Ohran met de bouw van een soortgelijke moskee in Bursa, met een overkoepelde ruimte vóór de centrale ruimte, en dubbele aangrenzende ruimten die doorliepen in de centrale ruimte. Ook uit deze periode stamt de 'zilveren tombe' van Osman, die zo werd genoemd vanwege de glanzende loden koepel.
Harde, parelachtige, regenboogkleurige binnenlaag van verscheidene soorten weekdierschelpen; wordt veel gebruikt voor het maken van kleine voorwerpen en inlegsels.
Grote schilden die meestal rechthoekig zijn en worden gekenmerkt door een centrale verticale groef aan de binnenzijde waarin een stok was bevestigd om het schild rechtop te houden. Ze werden van de 14e tot de 16e eeuw veel gebruikt om boogschutters te voet te beschermen.
Projectielen die meestal bestaan uit een rechte, dunne schacht met vooraan een scherpe punt of een scherpgerande of puntige kop van metaal of steen, die worden afgeschoten met een boog. Meer ontwikkelde versies hebben ook veren aan het uiteinde om hun vlucht te stabiliseren.
Verwijst naar relatief geïsoleerde, stevige dragende elementen van metselwerk of ander materiaal, ontworpen om verticale druk te dragen, waaronder een vierkante of rechthoekige pilaar of pilaster, het massieve metselwerk tussen deuren en ramen, de pilaren waarop een boog rust of de pilaren of stijlen van een poort of deur. Een pijler kan ook een massieve structuur van metselwerk of ijzerwerk zijn die een telescoop of een ander groot instrument ondersteunt. Worden soms onderscheiden van zuilen of palen doordat ze massiever zijn en vaak vierkant of rechthoekig in dwarsdoorsnede. Gebruik 'zuilen (bouwelementen)' voor cilindervormige stutten en voor alle stutten in staal- en betonconstructies; gebruik 'palen' voor houten stutten die vierkant zijn in dwarsdoorsnede.
Uitgestorven klasse van gewervelde visachtige dieren met kaken. Van deze klasse zijn fossielen gevonden uit voornamelijk het Siluur en Devoon. De kop en borst waren bedekt met brede, platte benige platen. Kenmerkend waren de kaken, die door zowel de schedel als de tongbeenboog werden ondersteund, en de gedeeltelijk verbeende schedel. De kop en snuit waren bedekt met een pantser dat aan de nek vastzat. Gewoonlijk hadden de dieren buikvinnen, borstvinnen of vinachtige structuren en kieuwbogen.
Grote, zware harnasonderdelen die zijn gevormd als een vleugel of schelp en bevestigd aan het onderste @'cannon' van het onderarmstuk; ze werden gedragen met toernooiuitrustingen ter bescherming van de elleboog en oksel.
Een wigvormige baksteen die wordt gebruikt in boog- of cirkelconstructies.
Wordt gebruikt voor houten daken waarin sparren, dwarsbalken en klampen samen het effect van een boog geven ; het meest gangbaar in de middeleeuwse bouwkunst.
Afneembare verstevigingsdelen van harnasplaten, gevormd om de gebogen elleboog te bedekken. Ze dienden als @'double pieces' voor toernooiuitrustingen.
Met betrekking tot bureaus en tafels: met een boog in het midden, boven de ruimte waar zich de schoot en knieën bevinden van iemand die aan het bureau of de tafel zit.
In de boekbinderij: het proces waarbij de achterkant van een boekblok in een bolronde boog wordt gevormd door er licht op te hameren of door het door een rondzet- of rugaanzet- en rondzetmachine te halen voordat het blok wordt ingesloten; wordt doorgaans tegelijkertijd met of vlak voor het knepen verricht.
Leden van een orde van amfibieën die worden gekenmerkt door een staart, normale ledematen, tal van kraakbeenachtige skeletelementen, een geleding in vier facetten tussen de schedel en de wervelkolom, een onvolledige maxillaire boog zonder benige verbinding met het neurocranium en het palatoquadrate kraakbeen, en larven met echte tanden en uitwendige kieuwen. Kwam reeds in de Midden-Jura voor en omvat tien levende en drie uitgestorven families, met inbegrip van meer dan 550 levende soorten.
Mondbogen met een korte, wijde, platte boog, 1 snaar van metaal, darm of vezel; bespeeld door met een stalen draad op de snaar te slaan; Zulu, Afrika.
Bidkleden met meervoudige nissen of boogmotieven die tijdens het bidden met familie of groepen worden gebruikt.
Boogharpen met bootvormige resonanskast, gelakt en bekleed met huid; de boog is gemaakt van een kromme boomwortel; 14 snaren van zijde of nylon; Birma.
Gebogen schoren die meestal in paren voorkomen en worden gebruikt om de dakkapel te dragen en het effect van een boog geven.
Architectonisch motief, kenmerkend voor de Renaissance en latere stijlen die de klassieke stijl imiteerden, bestaande uit een grote centrale opening onder een halfronde boog, geflankeerd door twee kleinere, rechthoekige openingen. Weergegeven in ���Architettura' (1537) van Serlio en beschouwd als een kenmerkend element van de Palladiaanse architectuur.
Gebinten met een boogvormige ligger, vaak halfrond of paraboolvormig, en met een recht of tonrond onderdeel dat twee uiteinden van de boog met elkaar verbindt.
Dunne, onbuigzame stukken doorzichtig plastic of ander materiaal die in een doorlopende gebogen of gekrulde vorm zijn gesneden. Worden gebruikt als geleiders om bogen te tekenen door middel van een reeks punten die niet binnen de boog van een cirkel vallen.
In de 17e en 18e eeuw gebruikte cilindrische of boogvormige vaten om in te koken, met drie of vier voetjes of op een driepoot. Tegenwoordig een term die soms wordt gebruikt voor ondiepe, metalen pannen met een lange steel voor het braden van voedsel; gebruik hiervoor liever 'braadpannen' (kookgerei).
Wordt gebruikt voor massa's, meestal lang in verhouding tot hun breedte, hangend aan een vast punt, en met vaak een gewicht aan het vrije uiteinde, en in staat om in een boog heen en weer te zwaaien door de werking van de zwaartekracht en de verkregen vaart. Wordt soms gebruikt voor het reguleren van de snelheid van het mechaniek van klokken
De centrale wigvormige boogstenen in bogen of gewelven. Ook voor vergelijkbare elementen die worden gebruikt als ornamenten op de bovendorpels van deuren of ramen.
Helder glas waarop aan één zijde gekleurd keramisch email is ingebakken; wordt gebruikt voor boogvullingen en dergelijke toepassingen.
De afstand tussen de steunende delen van een transvers constructiedeel of tussen de steunberen van een boog.
De kleuren die worden gevormd wanneer een lichtstraal door lichtbreking uiteenvalt in zijn samenstellende delen. De kleuren van de regenboog die overeenkomen met de elektromagnetische golven van het zichtbare spectrum (violet, blauw, groen, geel, oranje en rood); het sturen van wit licht door een prisma maakt deze spectrale kleuren zichtbaar.
Meestal gemetselde massa's die de druk van een boog, gewelf of dakspant ontvangen en dragen.
Flauw gebogen bogen waarbij de boogstenen zodanig zijn geplaatst dat er zijwaartse krachten komen van verticale belasting. Gebruik 'camber arches' voor bogen met een zeer lichte kromming.
Flexibele houten stokken, slechts zelden gemaakt van metaal of plastic, met tussen de twee uiteinden strak gespannen paardehaar of een ander draadachtig materiaal, dat wordt gebruikt om tegen de snaren van een snaarinstrument strijken zodat deze geluid produceren. Historisch zijn strijkstokken evenwijdig gebogen, gebogen aan één kant, of recht in het midden met beide kanten gebogen; typische moderne westerse strijkstokken hebben een concave boog.
Verwijst naar een Chinese dynastie uit de periode 589 tot 618 n. Chr. Gedurende deze periode werden het noorden en zuiden van China na jaren van scheiding herenigd. De Sui-dynastie heeft betrekkelijk kort bestaan, maar deze periode werd wel gekenmerkt door belangrijke vernieuwingen in de economie, de politiek en het onderwijs. Tijdens de Sui-periode kwam er een bloeiende handel met Centraal-Azië en het westen op gang. Ook op het gebied van techniek en architectuur was het een periode van vernieuwing, zoals blijkt uit het werk van Li Chun, een ingenieur, en de architect Kai Yuwen, die beiden dienden onder keizer Wendi (heerste van 581-604). Li Chun was verantwoordelijk voor 's werelds eerste open boogbrug van steen, de Anji-brug, terwijl Kai Yuwen het ontwerp leverde voor Daxing, dat zou uitgroeien tot de grootste stad met het hoogste bevolkingsaantal van zijn tijd. De Sui waren diepgelovige boeddhisten; veel van hun stenen beeldhouwwerken zijn bewaard gebleven, in tegenstelling tot hun in brons, hout en lakwerk uitgevoerde kunstwerken; ook hebben ze tal van oudere boeddhistische afbeeldingen gerestaureerd. Het Sui-beeldhouwwerk wordt als technisch hoogstaand beschouwd, maar blijft qua sierlijkheid achter bij het fraaiste beeldhouwwerk van de Noordelijke Qi. Sui-keramiek is zorgvuldig gemodelleerd maar overigens vrij sober. In zowel het noorden als het zuiden van China zijn Sui-celadons opgegraven, waarvan sommige zijn gedecoreerd met ingestempelde patronen. In steengoed of aardewerk uitgevoerde beeldjes van krijgers, ambtenaren en beschermende wezens werden in groten getale vervaardigd, met name als grafobject. Modellen van alledaagse voorwerpen zoals kachels en schoenen werden eveneens aan de overledene meegegeven voor gebruik in het hiernamaals. Kostbare militaire missers, natuurrampen en een autocratisch en spilziek bewind leidden tot het verval van de Sui-dynastie, die werd opgevolgd door de Tang-dynastie.
Verwijst naar de stijl die is vernoemd naar het Indonesische eiland Sulawesi. Beeldhouwwerken in deze stijl zijn onder meer bronzen beelden in de Indiase Amaravati-stijl, beelden van een in een gewaad gehulde Boeddha met één ontblote schouder, terracotta figuren, monolieten met de omtrekken van mannelijke figuren, tau-tau houten beelden van voorouders, levensgrote figuren gekleed in ceremoniële kledij in grotten, en verbeeldingen van de offerbuffel en de levensboom die vruchtbaarheid symboliseert. Kenmerkend voor kunstnijverheid in deze stijl zijn mandjes van bamboe en lontarpalmbladeren afgewerkt met lagen rode en groene lak en bladgoud. In combinatie met edelstenen komt deze stijl tot uitdrukking in armbanden, oorringen in een open ovaalvorm met omgebogen uiteinden en haarsieraden met parels, goud, zilver en versierd metaal. In de huizenbouw komt deze stijl tot uitdrukking in compacte huizen met boogvormige daken, ondersteund door twee verticale palen buiten het huis.
Apparaten die aan een tekentafel vastzitten en de functies van een richtliniaal, tekenhaak, tekendriehoek en gradenboog combineren. Worden gebruikt door tekenaars, ontwerpers, architecten en ingenieurs.
Constructies met vier vierkanten, twee elkaar kruisende doorgangen en vier façades. De assen zijn elk symmetrisch ingekaderd door architectonische zuilen en bogen. De term wordt doorgaans gebruikt in verband met monumentale antieke Romeinse architectuur. Quadrifrons bogen werden vaak gebouwd bij haakse wegkruisingen en waren meestal vrijstaand. Quadrifrons bogen konden triomf of eerbetoon uitdrukken. Quadrifrons bogen waren met name populair in Noord-Afrika. Beroemde voorbeelden zijn de boog van Marcus Aurelius in Tripoli en de Janus Quadrifrons in Rome. De term kan ook verwijzen naar een vorm van beeldhouwen die meestal werd gebruikt als architectonisch ornament dat bestaat uit vier gezichten of façades die in vier richtingen staan.
Glas dat in de gordijngevels van wolkenkrabbers wordt gebruikt als boogvullingsbeglazing. Het is meestal gepolijst spiegelglas of patroonglas waarbij op één zijde gekleurd email is versmolten.
Kleden met een symmetrisch patroon met een boog aan elk einde, waarschijnlijk vervaardigd in Anatolië. Ze worden zo genoemd omdat er zoveel in de Transsylvanische regio zijn gevonden.
Basistekengerei dat wordt gebruikt om lijnen van gelijke dikte te tekenen. Wordt meestal geleid door een richtlineaal, boog of vormplaat.
Verwijst naar een type traditionele woning van kalksteen in Zuid-Italië, met name het zuiden van Apulië. Trulli hebben een cirkelvormig grondplan en zijn opgetrokken uit ruw bewerkte rotsblokken van kalksteen, met een kenmerkend dak van gestapeld metselwerk op kraagstenen. Deze specieloze techniek dateert uit de prehistorie maar is nog altijd in gebruik in deze regio. Meerdere trulli kunnen worden samengevoegd tot complexe wooneenheden met allerlei combinaties van platte en kegelvormige daken. De buitenzijde is vaak witgekalkt, de daken zijn bedekt met dakpannen en de hoofdingang is meestal boogvormig; er wordt spaarzaam gebruik gemaakt van ramen, die meestal klein zijn.
Muziekbogen met een klankbodem van kalebas die bij de onderkant van de boog is bevestigd, 1 snaar, onverdeeld, getwijnd van het haar van een koeienstaart, bespeeld door de snaar aan te slaan met een stukje stro, niet-gesteund; Zulu, Zuidelijk-Afrika.
Cirkelvormige of bijna cirkelvormige lobben die de binnenzijde van een grotere boog raken, zoals bij een gewelf, of die bijeenkomen in uitstekende pieken.
Verlengstukken, bevestigd aan een passer om de lengte van een van de benen groter te maken; wordt gebruikt om de straal van een ingeschreven boog of cirkel te vergroten.
Verwijst naar de stijl en periode van de Visigoten, een afsplitsing van de Germaanse Goten, die landbouwers waren in Dacië, in het huidige Roemenië. Zij waren gescheiden van de Ostrogoten en verdreven over de Donau door invasies van de Hunnen, en vestigden zich in het Balkangebied Moesia in de 4de eeuw. De term verwijst in het bijzonder naar de heerschappij van de Visigoten in Gallië en op het Iberisch schiereiland, voornamelijk van de 5de tot de 7de eeuw. De architectuur kenmerkt zich door bescheiden afmetingen, groot vakmanschap, gebruik van de hoefijzerboog, en een overvloed aan beeldhouwkundige decoratie. De beeldhouwkundige stijl lijkt op die van de Lombarden, en wijst vermoedelijk op een gemeenschappelijke bron. Deze kenmerkt zich door platte, decoratieve menselijke figuren, dieren, lofwerk en abstracte ontwerpen, die oorspronkelijk helder van kleur waren.
Uitgemetselde ongelede rechtstand onder een Romaanse of gotische boog, al of niet als achtergrond voor een halve zuil. VWB.
Bogen gevormd met twee centra, met als resultaat een spitsboog.
Boogzagen met een zaagbeugel, die een licht blad hebben en handvatten aan beide uiteinden.
Boogharpen, met een trogachtige, houten klankkast, 4-8 snaren; Fang, Gabon.
Verwijst naar een type persoonlijke wapenrusting in Japan, voornamelijk bedoeld voor gebruik door boogschutters te paard en hoofdzakelijk gebruikt van de 9e tot de 16e eeuw. De yoroi was licht van gewicht vergeleken met andere wapenrustingen en opgebouwd uit meerdere stukken die bij elkaar werden gehouden door felgekleurde koorden of linten. De yoroi werd gewaardeerd om zijn praktische functie, maar ook om decoratieve en rituele redenen. Na de dood van de eigenaar werd het kledingstuk vaak geschonken aan een Shinto heiligdom.
Systematische ordening van zichtbare energiestralen naar golflengte, zichtbaar als een band met alle kleuren van de regenboog die wordt verkregen als er zonlicht door een prisma schijnt.