Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Broeken die wijd om de dijbenen zitten en strak vanaf net boven de knie tot de kuiten; gedragen door mannen en vrouwen bij het paardrijden. Gebruik 'jodhpurs' voor broeken die wijd om de heupen en dijen vallen en tot de enkels reiken.
Bovenkleding met twee pijpen ter bedekking van het onderlijf, vanaf taille of heup tot boven de knie of langer.
Een klem in hoefijzervorm in metaal of kunststof, die de broekspijp samenhoudt ter hoogte van de enkel om te verhinderen dat die bevuild wordt of verstrikt raakt bij het fietsen; is hetzelfde als een fietsklem.
Buidelaanhangsels aan de voorkant van een strakke broek of kniebroek die tussen de 15e tot de 17e eeuw door mannen werden gedragen en veelal opvallend en rijk versierd waren. @Ook soortgelijke aanhangsels bij dameskleding die op de borst werden gedragen.
Dameskostuums die bestaan uit een broek en een bijpassend bovenstuk in de vorm van een jasje, tuniek of iets dergelijks; kan een bijpassende blouse of ceintuur hebben.
Kledingstukken ter bedekking van het onderlijf met twee pijpen, die vallen als een rok. Soms met een overslag om de pijpen te bedekken; vrouwenkleding in de 19e en 20e eeuw.
Broeken, die als extra kledinglaag, over gevechtsbroeken worden gedragen.
Informele broeken voor vrouwen, met nauw toelopende pijpen die boven de enkel eindigen en vaak onderaan aan de buitenkant van het been een verticale split hebben.
Te gebruiken voor nauwsluitende broeken die over het schoeisel vallen, met een band onder de zool, vooral gedragen als onderdeel van een militair uniform of bij het paardrijden. Ook te gebruiken voor losvallende broeken die als beschermende kleding over kniebroeken of andere tweedelige kledingstukken worden gedragen door militairen en anderen, vooral in de 18de en 19de eeuw.
Broeken, meestal strakzittend, met verlaagde taille.
Broeken van zware keperstof, vooral katoenen denim, vaak blauw, waarvan sommige delen zoals b.v. de zakken bij de hoeken worden versterkt met klinknagels.
Ruimvallende broeken van lichtgewicht of zachte, absorberende stof, meestal met een koord in de tailleband en nauwsluitende of elastische boorden rond de enkels; wordt vaak gecombineerd met een sweatshirt of een trainingsjack om zo een trainingspak te vormen.
Oorspronkelijk een mannenbroek, door de eeuwen heen in verschillende lengten gemaakt, die van voor sluit met een klep die men aan de broeksband vastknoopt. Ontstaat einde 16e eeuw vanuit de braguette of schaambuidel. Rond 1800 een gangbare herenbroek.
Knielange broeken voor mannen en jongens; het standaardtype broek van de 17e tot begin 19e eeuw. Gebruik 'kuitbroeken' voor soortgelijke kledingstukken voor meisjes en vrouwen in de 20e eeuw.
Bovenkleding met twee pijpen ter bedekking van het onderlijf, vanaf de taille of heup tot ergens boven de knie.
Korte kniebroeken die in Europa in de 16de en 17de eeuw door mannen werden gedragen en die het lichaam bedekten van het middel tot halverwege het dijbeen. Ze waren soms gevuld, liepen uiteen van strak- tot loszittend en sloten bij het kruis op de kous aan.
Dunne kousen die aan één stuk geweven zijn met een slipje. Gebruik 'maillots' voor zware, ondoorzichtige kousen die aan één stuk geweven zijn met een slipje.
Kuitlange broeken die worden gedragen door vrouwen en meisjes.
Broekachtige onderkleding die van het middel tot net boven de knie of eronder reikt. Gebruik 'directoires' voor dergelijke kledingstukken met elastiek of een band bij de knie of eronder.
Babykledingstukken die men over de luier aantrekt, meestal driehoekige doeken van flanel, gekookte wol of dicht gebreide wol, gebruikt in westerse landen tot de jaren negentig van de negentiende eeuw, toen er materiaal beschikbaar kwam dat vocht beter tegenhield, zoals met rubber beklede stof. Tegenwoordig wordt de term soms gebruikt voor kleurrijke broekjes gevoerd met plastic of een ander waterdicht materiaal.
Stukken maliën ter bescherming van de genitaliën, bevestigd in het midden van de onderste rand van een maliënkolder of vastgemaakt aan de vork van een gepantserde rok. Ze kwamen voor in verschillende vormen, ook korte rokjes of kniebroeken, en konden ook een broekklep bevatten.
Kledingstukken die op het lichaam en onder basiskleding worden gedragen, met openingen voor de benen of korte of lange pijpen.
Broeken die over een andere broek worden gedragen, ter bescherming.
Step-ins met een kruis.
Levensreddende toestellen bestaande uit een ringvormige reddingsboei met een canvas broek, waarin schipbreukelingen worden opgehesen met behulp van een touw en een katrol.
Broeken die zodanig gesneden zijn aan binnen- en buitennaad dat ze vanaf de knie wijd uitlopen tot onder aan de pijpen. Broeken in deze stijl waren populair in de jaren 60 en 70 van de 20ste eeuw.
Nauwsluitende damesbroeken die tot net beneden de knie reiken, vaak gemaakt van fluweel, zijde of iets dergelijks; van het soort dat traditioneel door stierenvechters wordt gedragen. Geen Nederlands equivalent.
Nauwsluitende, soepel zittende, tamelijk korte shorts, meestal met een elastische tailleband.
Korte broeken gedragen door mannen, voornamelijk bij het boxen of zwemmen.
Pyjama's bestaande uit een tot de heupen reikend nachthemd, waaronder een bijpassend broekje zichtbaar is.
In Amerikaans militair woordgebruik: korte op een jas gelijkende bovenkleding, als onderdeel van een militair uniform gedragen door legerpersoneel, hoofdzakelijk tijdens velddienst en corvee, en in verband gebracht met generaal Dwight D. Eisenhower tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Brits militair woordgebruik ook getailleerde bovenkleding met een gordel aan de binnenzijde en met knopen vastgemaakt aan de broek, gedragen door land- en luchtsoldaten.
Voetloze beenbedekkingen meestal gedragen over panty's, broeken, laarzen en dergelijke, voor de warmte of als een modieus accessoire.
Beenbedekkingen van de enkel tot de knie bestaande uit een smalle reep stof die spiraalsgewijs om het been wordt gewikkeld of een nauwsluitende dunne leren broek die is vastgemaakt met een riempje, een drukker of veters.
Sportieve korte broeken met pijpen tot op de knie, gedragen door mannen en vrouwen.
Tweedelige badpakken slechts bestaande uit een b.h.-deel en een broekje dat onder de navel ophoudt.
Portemonnees gemaakt van twee rechthoekige stukken flexibel materiaal, gewoonlijk leer of stof, waarvan de twee korte kanten aan elkaar zijn genaaid. Eén lange kant is dichtgenaaid en de andere lange kant is open. Billfold portemonnees zijn maar iets groter dan de bankbiljetten waarvoor ze zijn bedoeld. Typische herenaccessoires, geschikt om in een broekzak te dragen of in een zak van een jasje.
Semiformele avondkostuums die bestaan uit een jasje, zonder taille en met satijnen of faille revers, en een broek met langs de buitennaad van de pijpen een bies van zijde of faille; gedragen met bijpassend overhemd, strikje, cummerbund of vest.
Geweven dames- of kinderbovenkleding voor het bovenlijf, meestal van dun materiaal en losvallend, met of zonder mouwen en over of in de band van een rok of broek gedragen. In traditionele klederdrachten soms ook gedragen door mannen. Gebruik 'truien' voor gebreide of gehaakte kleding voor het bovenlijf.
Kledingstukken die het hele lichaam bedekken en tot de knieën of enkels reiken, met mouwen of zijden die over schouders en armen worden gedrapeerd; Voornamelijk door mannen gedragen in de Sahelregio van West-Afrika, vaak over een broek.
Ruimvallende herenonderbroeken met korte pijpen.
Broek die gedragen werd door Keltische en Germaanse volkeren en tot op de knie of halverwege de kuiten kwam, gemaakt uit diverse materialen zoals leder of wol. Werden ook in de Middeleeuwen nog gedragen, maar evolueerde naar onderkleding.
Decoratieve accessoires die op bretels lijken; met gevormde banden die over beide schouders lopen en soms aan een bijpassende broeksband zijn bevestigd. De banden zijn soms met elkaar verbonden door middel van horizontale banden over de borst of rug.
Twee steunbanden van elastiek, leer of stof die over de schouders heen worden gedragen en bij de taille worden vastgemaakt aan een broek, een rok of een riem.
Nauwsluitende verlengingen van een pofbroek die het been tot onder de knie bedekken en door mannen werden gedragen vanaf ca. 1570 tot ca. 1620.
Lederen beenbedekkingen die aan de bovenkant bijeen worden gehouden door een riem of veters en over de broek worden gedragen bij het paardrijden.
Soort onderbroek voor vrouwen en kinderen, die loopt vanaf het middel of de heup.
Lange onderbroeken met wijde, ruimvallende pijpen die boven of onder de knie bijeen zijn gerimpeld; gedragen door vrouwen en kinderen.
Te gebruiken voor een muziek- en kledingstijl die aan het eind van de 20ste eeuw ontstond onder alternatieve hardrockbands in Seattle in de Amerikaanse staat Washington, en die in de jaren 90 van invloed was op nationale modetrends, meestal gebaseerd op het kostuum van stadsjongeren bestaande uit een flanellen hemd, gescheurde spijkerbroek en gevechtslaarzen.
Zeer korte broeken, vaak gemaakt van luxe stoffen zoals leer of suède en soms met banden of een bovenstuk, die in de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw populair waren als dagelijkse kleding voor modieuze jonge vrouwen.
Broeken die wijd om de heupen en dijen vallen, nauw toelopen bij de knie en nauw sluiten van de knie tot de enkel, vooral met laarzen gedragen bij het paardrijden of wandelen. Gebruik 'rijbroeken' voor broeken die wijd zijn rond de heupen en tot de kuit reiken.
Set van kledingstukken die bestaat uit een trainingsbroek en een -jack.
Eéndelige kledingstukken, vergelijkbaar met de 'overall', maar van andere stof. Oorspronkelijk gedragen door vliegeniers in de Eerste Wereldoorlog, later door parachutisten in de Tweede Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde dit kledingstuk zich tot vrijetijdskleding en was vooral in de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw populair. Vanaf die tijd kon een 'jumpsuit' ook een ééndelig kledingstuk zijn bestaande uit een lijfje en een korte broek.
Ruimzittende kniebroeken met een band onder de knie. Type ontstaan omstreeks 1860 en sindsdien gebruikt als wandelbroeken.
Laat-negentiende-eeuwse kostuums voor jongetjes, bestaande uit een overhemd en korte broek vervaardigd van bij elkaar passende of op elkaar afgestemde stoffen en met bretels. In de Eerste Wereldoorlog ontstond een afgeleide vorm, zonder bretels, waarbij overhemd en broek bij elkaar gehouden werden door knopen bij de taille.
De hiërarchie Kleding bevat descriptoren voor objecten die worden gedragen om warmte of bescherming te bieden, als verfraaiing of voor symbolische doeleinden. De hiërarchie bevat descriptoren voor kledingstukken die als hoofdelement van de kleding worden beschouwd (bijvoorbeeld 'overhemden' of 'broeken'), descriptoren voor kleding die onder de hoofdkleding wordt gedragen (bijvoorbeeld 'onderhemden') en descriptoren voor kledingstukken die over de hoofdkleding worden gedragen (bijvoorbeeld 'parka's'). Daarnaast zijn descriptoren opgenomen voor: beschermende kledij, met inbegrip van soorten harnassen; liturgische gewaden en andere ceremoniële kledij; uniformen; plus een uitgebreide lijst accessoires, met inbegrip van accessoires die op het lichaam worden gedragen (bijvoorbeeld 'hoofddeksels', 'schoeisel') en accessoires die een persoon meedraagt (bijvoorbeeld 'avondtasjes', 'parasols'). Relatie met andere hiërarchieën: de descriptoren 'zakhorloges' en 'polshorloges', evenals andere soorten uurwerken, zijn opgenomen in de hiërarchie Meetinstrumenten. De descriptoren 'zakpistolen' en 'staatsiezwaarden' verschijnen naast andere wapentypen in de hiërarchie Wapens en Munitie. Descriptoren voor objecten die kunnen worden gebruikt voor het onderhoud van kleding of de verzorging van de persoon zelf (bijvoorbeeld 'kledingborstels', 'nagelknippers') verschijnen in de hiërarchie Gereedschap en Uitrusting. Descriptoren voor objecten die worden gebruikt voor de opslag of het vervoer van kleding of andere persoonlijke eigendommen (bijvoorbeeld 'handschoenendozen', 'koffers') verschijnen in de hiërarchie Houders. Samenstellende delen van kleding (bijvoorbeeld 'busks', 'taillebanden') zijn opgenomen in de hiërarchie Componenten.
Nauwsluitend, veelal tricot ondergoed gemaakt van natuurlijke of synthetische vezels en bestaande uit een lange onderbroek en een hemd met mouwen die meestal tot aan de pols reiken; kan uit één of meerdere delen bestaan; gedragen om de lichaamswarmte vast te houden of vocht op te nemen.
Leren broeken met korte of lange pijpen en soms met borststuk, die meestal worden opgehouden met bretels. Traditionele Beierse klederdracht.
Plooien of banden die dienst doen als versiering of afwerking aan het uiteinde van een mouw, broekspijp, de bovenrand van een laars en dergelijke; ze zijn gemaakt als aparte onderdelen en worden gedragen met, of bevestigd aan, kleding of kledingaccessoires, of vervaardigd als vast onderdeel van kleding of kledingaccessoires.
Banden of koorden die door landarbeiders in Schotland net onder de knie om het been worden gebonden om hun broekspijpen vast te binden en deze daardoor schoon te houden.
Pakken bestaande uit een Norfolkjasje met knickerbockers, een lange broek of een rok in bijpassende stof.
Beschermende bovenkleding bestaande uit een jas en een broek gemaakt van geoliede, waterdichte stof.
Eendelige kledingstukken bestaande uit een broekachtig deel en een volledig bovenstuk met of zonder mouwen, dat ter bescherming over andere kledingstukken wordt gedragen. Gebruik 'tuinbroeken' voor eendelige kledingstukken bestaande uit een broek en een borststuk.
Blouses die zijn bedoeld om te worden gedragen over de broek- of rokband, in tegenstelling tot in de band gedragen blouses.
Bovenkleding voor het bovenlichaam, met of zonder mouwen en gedragen in of over de tailleband van een rok of broek. Meestal met een kraag, die soms afneembaar is, een sluiting van voren en soms zakken op de borst.
Lange onderbroeken die bij de enkels zijn gegarneerd, gedragen door vrouwen en kinderen in de 19e eeuw.
Stijve, duurzame textiel die wordt gekenmerkt door geribbelde effecten in ofwel de schering of de inslag. Oorspronkelijk alleen gemaakt van witte katoen, later ook van kunstvezel of zijde, bedrukt of in kleur; wordt gebruikt voor jurken, blouses, broeken, sportkleding, handtassen en dassen.
Pakken voor sport en spel voor vrouwen en meisjes, vaak een eendelige combinatie van korte broek en hemd met een overrok; geïntroduceerd aan het begin van de 20e eeuw.
Wijde pofbroek, tot over de knie vallend en sluitend om het been, voornamelijk gedragen door mannen. Aanvankelijk sportkleding, met name golf. Vanaf jaren 1860, maar voornamelijk gedragen in de jaren '20 en '30.
Ruimvallende kledingstukken uit één of twee delen, bestaande uit een korte of lange broek en een bovenstuk in de vorm van een hemd of een truitje; vooral gedragen om in te slapen of binnenshuis te luieren.
Bij elkaar passende kleding voor het paardrijden, meestal bestaande uit een jasje of jas en een vest en een rok, rijbroek of jodhpurs.. Er bestaan verschillende gradaties van formaliteit. Meestal gedragen met een @stock-tied overhemd, een cap of hoed en rijlaarzen.
Kledingstukken bestaande uit een broek met een borststuk met banden die van het borststuk naar de rug lopen. Gebruik 'overalls' voor ééndelige kledingstukken bestaande uit een broek met een bovenstuk met of zonder mouwen dat ter bescherming over andere kleding wordt gedragen.
Losse, enkellange broeken die worden gedragen door mannen en vrouwen in de Arabische regio, India en Zuidoost-Azië.
Hele korte en vaak strakzittende korte broeken. Zie 'korte broeken'.
Jongenspakken, met een broek die wordt vastgeknoopt aan de taille van het bijbehorende jasje of gilet; gedragen aan het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw. Geen Nederlands equivalent.
Een- of tweedelige kostuums die bestaan uit een nauwsluitende broek en een jasje gemaakt van warme, lichte, weerbestendige stof. Soms gemaakt als een ensemble met een bijpassende trui, muts of pet, handschoenen of nog andere accessoires.
Broeken die bij informele gelegenheden worden gedragen. Geen Nederlands equivalent. Zie 'broeken'.
Jasjes die onderdeel uitmaken van een 'smoking', zonder taille, meestal met satijnen of faille revers. Gedragen met een broek met bies die langs de buitennaad van de pijpen loopt om een smoking te vormen. Zie 'smokings' en 'jasjes'.
Een- of tweedelige kinderkledingstukken voor buitenshuis bij koud weer, vaak een dik gevoerde broek en jas. Gebruik skipakken voor kleding die gedragen wordt tijdens deze sportieve activiteit.
Nauwsluitende broeken met sous-pieds; vooral gedragen in de 19e eeuw.
Insnijdingen in een kostuum, die worden gebruikt als een vorm van decoratie om voering of lingerie van een contrasterende kleur te tonen. Ze werden vooral aangebracht in wambuizen, pofbroeken, mouwen en schoenen van de 15e tot en met de 17e eeuw.
Kledingstukken bestaande uit een wijde broek en bijpassend jasje of truitje die van ongeveer 1920 tot 1950 als informele kleding op het strand werden gedragen.
Ruimvallende kleding voor het bovenlichaam, vaak met lange mouwen en zonder kraag, gemaakt van een zachte, absorberende stof en met een boord bij de hals, manchetten en tailleband; in trui- of vestmodel en soms met een capuchon; vaak gedragen met een trainingsbroek om een trainingspak te vormen.
Banden die het middel omgeven, vooral als een gedeelte van een rok of broek.
Eendelige dameskledingstukken die een combinatie zijn van een hemd en een onderbroek met ruimvallende pijpen of een kruis met drukkers; gedragen in de 20e eeuw.
Nauwsluitende broeken, vooral van tartan, gedragen in Schotland. Ook broeken of kniebroeken gecombineerd met kousen, die vroeger werden gedragen door Ieren en bewoners van de Schotse Hooglanden en tegenwoordig nog door bepaalde Schotse regimenten. Geen Nederlands equivalent.
Nauwsluitend onderkleding waarin een hemd met lange mouwen en een lange onderbroek tot één kledingstuk gecombineerd zijn en vaak een zitvlak heeft dat losgeknoopt kan worden.
Informele tweedelige herenpakken die bestaan uit een broek en een bijpassend jasje dat als een overhemd is vormgegeven.