Associaties voor dharma

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een sleutelbegrip met verschillende betekenissen in het hindoeïsme, boeddhisme en jaïnisme. In het hindoeïsme is de dharma de religieuze en morele wet die de samenleving en het individuele gedrag bestuurt en activeert. Deze dharma wordt aangetroffen in de eerste religieuze handboeken, de dharmasoetra’s, en is later uitgebreid tot grotere wetscompilaties genaamd dharmashastra. Dharma heeft in het boeddhisme de hindoeïstische betekenis van kosmische wet en orde behouden maar wordt daar ook toegepast op de lessen van Boeddha, die wordt gezien als een manifestatie van de universele waarheid die de dharma is. Zo is de dharma de praktische toepassing van deze waarheid in het boeddhisme. De triratna ('drie juwelen') is een fundamenteel aspect van het boeddhisme en bestaat uit Boeddha, de dharma en de sangha (gemeenschap van gelovigen). Binnen de boeddhistische metafysica verwijst de term in het meervoud (dharma’s) naar de onderling verbonden elementen waaruit de empirische wereld bestaat. Behalve dat dharma in de jaïnistische filosofie gewoonlijk wordt opgevat als morele deugd, verwijst de term hier ook naar een eeuwige 'substantie' (dravya) die het middel vormt waardoor levende wezens kunnen bewegen. Deze betekenis is uniek voor het jaïnisme. De term kan eenvoudigweg verwijzen naar de leerstellingen van de Jina. Voor de jaïnisten heeft dharma een tegenpool, adharma, dat 'fout' en 'immoraliteit' betekent maar ook 'de mogelijkheid om te rusten of pauzeren'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de filosofie en religie die zijn gebaseerd op de verlichting en leer van Boeddha Gautama in de vroege 6de eeuw v. Chr. in het Noord-Oosten van het moderne India. Deze religie, die een dominante rol speelt in de kunst en cultuur van Zuidoost-Azië en Oost-Azië, is gebaseerd op het overstijgen van menselijk lijden en pijn door het accepteren van de grenzen van de individualiteit, het opgeven van wereldse verlangens en wensen die voor teleurstellingen en verdriet zorgen en het loslaten van het niet-permanente van het leven en het afzonderlijke ego met de bijbehorende welvaart, sociale positie of familierelaties, allemaal door het proces van de verlichting (nirvana). Bij deze religie staat ook 'anatman' centraal, het idee dat 'het zelf' altijd in ontwikkeling is of deel uitmaakt van een reeks veranderende verschijningsvormen in plaats van een vaste, metafysische substantie. De structuur van de religie is gebaseerd op de Triratna ('drie juwelen' van boeddha), een drieledige structuur voor het leven gebaseerd op drie elementen: boeddha (de leraar), dharma (de leer) en sangha (de gemeenschap).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een 19de-eeuwse hindoeïstische hervormingsbeweging die teruggaat tot de hindoe-apologeet en -hervormer Rammohun Roy (1772-1833). Deze was onder de indruk van de prestaties van het westen maar meende dat in India de spiritualiteit groter was. De theïstische beweging, beïnvloed door de islam, het christendom en de moderne natuurwetenschappen, streefde naar een terugkeer tot het zuivere hindoeïstische geloof door afwijzing van beeldenverering, nadruk op monotheïsme en hervorming van hindoeïstische sociale gebruiken. Roy’s belangrijkste hervorming was de Britten ervan te overtuigen dat de sati, de praktijk van de weduweverbranding, geen deel uitmaakte van de oorspronkelijke dharma en verboden moest worden. De beweging bleef met veel verdeeldheid bestaan tot in de 20ste eeuw, maar verloor snel leden en invloed.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de school in het Tibetaanse boeddhisme die in 1409 is begonnen toen Tsongkapa (1357-1419) het klooster Riwo Ganden stichtte. Als laatste van de grote scholen is Gelug ook de grootste geworden. De dalai lama en de panchen lama zijn beiden lid van deze school. De Kadampa, de oudste orde van het Tibetaanse boeddhisme, is erin opgegaan. De Gelug is sinds de 17de eeuw de overheersende school en heeft een enorme politieke macht gehad van de tijd van de vijfde dalai lama, die heerser van Tibet werd, tot de Chinese inval van 1951. De leden hechten waarde aan eruditie en organiseren regelmatig debatten tussen vertegenwoordigers van tegengestelde filosofische standpunten. Dogmatiek en logica worden beschouwd als hulpmiddelen om verlossing te bereiken omdat het continuüm van een persoon wordt gezien als een cognitieve en lumineuze energie die kan worden gezuiverd door meditatie en contemplatie. De school staat bekend om het rigoureuze onderwijssysteem dat bestaat uit een aantal klassen die een monnik moet doorlopen; de meest begaafde leerlingen gaan op voor de graad van Geshe ('professor'), waarvoor zij 24 jaar moeten studeren. De nadruk ligt op kloosterdiscipline (vinaya), celibatair leven, onthouding van bedwelmende middelen en geweldloosheid. Tantristische lessen worden daarom aangepast aan de celibataire leefstijl en zijn alleen beschikbaar voor hen die eerst de theorie onder de knie hebben gekregen. Aanhangers worden vaak ‘geelkappen’ genoemd vanwege de gele kappen die Tsongkapa aan de Gelug-monniken voorschreef om zich te onderscheiden van Nyingma-monniken, die rode kappen dragen. De school heeft met centra in Europa en de Verenigde Staten ook veel weerklank gevonden buiten Tibet. Het hoofdkwartier staat in Dharmasala in het noorden van India, waar met een ambitieus uitgeefproject wordt getracht de Tibetaanse teksten te conserveren en te verspreiden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beelden in de vorm van een leeuw of een leeuw-hond, gewoonlijk van terracotta, steen of hout, met name dergelijke beelden die in paren zijn opgesteld als bewakers bij de ingang van tombes, paleizen en overheidsgebouwen in China en andere boeddhistische locaties in Azië en elders. Ze representeren ���Fo-honden', een mythisch dier dat half leeuw, half hond was. Dit soort beelden verschenen voor het eerst aan het eind van de derde eeuw v.Chr. in Han-China. Waarschijnlijk waren ze gebaseerd op Indiase afbeeldingen van de leeuw als de beschermer van dharma.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de reeks uiterst diverse geloven en gebruiken die in het algemeen verwijzen naar de Indiase beschaving en cultuur van de afgelopen tweeduizend jaar. De religie heeft een sterke invloed op de Indiase kunst, literatuur, maatschappij en politiek. Het hindoeïsme omvat diverse religieuze geloven en gebruiken en in plaats van andere goden, andere godsdiensten en andere religieuze concepten als fout of onverenigbaar te zien, worden de hoogste goddelijke machten gezien als elkaar aanvullend. De religieuze waarheid wordt niet gezien in dogmatische termen aangezien wordt geloofd dat de waarheid alle woordelijke definities overstijgt. In plaats van op een reeks doctrines ligt de nadruk op de juiste manier van leven (dharma). Er zijn aanzienlijke verschillen per regio. In de meeste vormen van het hindoeïsme ligt de nadruk op het concept van reïncarnatie of zielsverhuizing; de bevrijding (moksha) van de cyclus van samsara is het uiteindelijke spirituele doel van hindoes. Brahma, Visjnoe en Shiva zijn de belangrijkste hindoeïstische godheden en vormen gezamenlijk een drie-eenheid, de Trimurti. Verder is er een groot aantal lagere goden. Het hindoeïsme heeft geen specifieke oprichter of ontstaansmoment en er is geen centrale autoriteit. De hindoeïstische literatuur is erg rijk en gevarieerd en geen enkele specifieke tekst wordt als gezaghebbend beschouwd. De Veda's, die afkomstig zijn uit de Vedische periode (ca. 1200-500 v. Chr.), zijn de oudste overgebleven geschriften. Religieuze wetboeken en heldendichten zoals de Ramayana en de Mahabharata zijn altijd erg invloedrijk geweest.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de versie van het boeddhisme die ontstond in India en zich heeft verspreid naar Centraal-Azië, China, Japan, het vasteland van Zuidoost-Azië, Java, Sumatra en Sri Lanka (Abhayagiri-klooster). Deze stroming wordt vaak de pan-Aziatische vorm van het boeddhisme genoemd, waarbij sprake is van breed geaccepteerde afwijkingen van de oorspronkelijke boeddhistische doctrine en benadering. Bij deze vorm van het boeddhisme wordt ervan uitgegaan dat er geen zelf en geen dharma's bestaan, en wordt het idee afgewezen dat de boeddha uitsluitend van een bepaalde elite (arhat) afstamt. In plaats daarvan wordt uitgegaan van het idee van de bodhisattva, iemand die een aangeboren aanleg heeft om boeddha te worden, een aanleg die in alle mensen aanwezig is. Bij deze vorm van het boeddhisme worden liefdadigheid en dienstbaarheid aan anderen als hoogste goed gewaardeerd. Verder wordt gestreefd naar innerlijke vrede en de ultieme wijsheid (prajna) door de opheffing van het zelf en een strijd om de ultieme werkelijkheid te bereiken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de subperiode van heersende Mi-son-kunst in de noordoostelijke sector van de Mi-son-site halverwege de zevende eeuw. De stijl van deze periode kenmerkt zich door sterke Indiase invloeden en de oudste monumenten in Champa zijn in deze stijl gebouwd. Een mooi voorbeeld uit deze periode is een sanctuarium dat dateert uit de regeerperiode van koning Prakashadharma-Vikrantavarman I (ca. 657 n. Chr.). Gebeeldhouwde postamenten, geïntegreerde uitspringende deuren die uitkomen op een terras met een omheinde veranda en een smalle trap, een verhoogde basis versierd met korte pilasters, vergelijkbaar met architecturale details van Mon Dvaravati, en brede bakstenen stijlen maken er deel van uit. In de beeldhouwkunst van deze periode zijn invloeden te vinden uit de culturen van Dong-Son, Tsjen-la en India, en wordt iconografie overgenomen van hindoeïstisch shivaïstische en boeddhistische culten. Voorbeelden van beeldhouwwerk uit deze periode zijn een fronton met een afbeelding van de geboorte van Brahma waarbij Vishnu op de mythische slang Shesha ligt, dat doet denken aan pre-Ankorese lateien; een postamentenconstructie uit de tempel met gehistorieerde oppervlakken, panelen en nissen waarop het dagelijks leven van monniken in de Himalaya is afgebeeld, en een vrijstaand standbeeld van Ganesha met draperieën van tijgervel en vier armen die symbolen omhoog houden zoals een bidsnoer, een bijl en een raap.

Toegevoegd op: 16-8-2017

In het algemeen, schilderijen en kalligrafieën van zenboeddhistische priesters in China, Korea en Japan. Men gebruikt de term meer specifiek voor het werk van Japanse zenpriesters uit de Edo-periode (1600-1868). De inhoud van de schilderijen en kalligrafieën is gericht op de gedragsregels van de dharma. De stijl is krachtig, vrolijk en spontaan ��� soms zijn de werken zelfs slordig uitgevoerd. De term betekent letterlijk ���zenschilderij'. Gebruik ���gazen' voor schilderen als zenactiviteit.