Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Gelooide huiden of vellen, meestal schapen- of lamshuiden, waarvan de nerf is gesplitst of afgeschoren. Bewerkt met een aldehyde (meestal een formaldehyde) waardoor een witte, afwasbare leersoort ontstaat.
Het looien van huiden of vellen met chroomzouten of chroomzuur, vooral gebruikt om lichte ledersoorten te verkrijgen.
Het gebruiken van twee of meer looiprocédés, zoals plantaardig looien en mineraallooien, om leer te produceren dat belangrijke eigenschappen van beide methoden heeft.
Een onomkeerbaar procédé, waarbij huiden of vellen worden behandeld met looizuren om leer te verkrijgen.
Het behandelen van huiden of vellen met minerale zouten, om een bijzonder duurzaam en zeer waterafstotend leer te verkrijgen.
Penetratie van huiden of vellen met olie of andere lipiderijke substanties, waardoor een duurzaam, enigszins ruw leer wordt verkregen, zoals bijvoorbeeld zeemleer.
Ongelooide huid of vel waarvan het vlees en haar is verwijderd en die in de gewenste vorm wordt gedroogd.
Het behandelen van huiden of vellen met plantaardige looizuren om leer te produceren; een behandeling waardoor het leer gevoelig blijft voor rode rot.
Verscheidene procédés voor het behandelen van huiden en vellen om leer te produceren met slechts een gedeeltelijk verlies van de originele vezelige structuur.
Het behandelen van huiden of vellen met aluin om een materiaal te produceren met de eigenschappen van leer zolang de aluin aanwezig is; wordt onderscheiden van looien omdat het procédé met wassen teniet kan worden gedaan.
Het verwijderen van ongewenste bijproducten van het looien van gelooide huiden of vellen.
Schuine planken of frames waarop huiden worden gelooid.
Glad en dun plantaardig gelooid schaapsleer, meestal gelooid met eikenschors en gekorreld om het op andere leersoorten te laten lijken. Zachter dan bezaanleer en veel gebruikt voor goedkope boekbanden.
Enige of alle processen die bij de productie van leer of ongelooide huid volgen op het verduurzamen en voorafgaan aan het looien of witlooien van vellen of huiden. Op deze manier worden de vellen of huiden ontdaan van stoffen die niet in het afgewerkte leer mogen zitten en zijn ze in de juiste chemische en fysieke staat om ze te looien of te witlooien.
Dun, zacht schapenvel dat is gelooid en niet gespleten. Het wordt met name bij het boekbinden gebruikt.
Chroomgelooid kalfsleer dat traditioneel zwart wordt geverfd en in twee richtingen wordt gezoomd. Het verschil met 'kalfsleer met wilgenmotief' is dat dit laatste in één richting wordt gezoomd.
Schoenen die versierd zijn met rijen gaatjes, geënt op ongelooide leren schoenen uit Schotland en Ierland die oorspronkelijk met leren riempjes werden bevestigd. Kunnen ook versierd zijn met stiksels of kartels en kunnen gesloten of open flapjes hebben.
Oliedruk waarbij wordt uitgegaan van een vergroting op bromidepapier, zodat een contactnegatief niet nodig is. Het fotopapier wordt na de normale afwerking gebleekt, waarbij het zilverbeeld verdwijnt en een in verschillende mate gelooid gelatinereliëf overblijft. De eerste afdruk kan het eindprodukt zijn, maar ook een model voor het overbrengen van de afbeelding op een andere ondergrond.
Oliedrukken, waarbij wordt uitgegaan van een vergroting op bromidepapier, zodat een contactnegatief niet nodig is. Het fotopapier wordt na de normale afwerking gebleekt, waarbij het zilverbeeld verdwijnt en een in verschillende mate gelooid gelatinereliëf overblijft. Hiervan worden afdrukken gemaakt.
Combinatie gelooid leer dat eerst is chroomgelooid en daarna is herlooid met een plantaardig looiproces.
Te gebruiken voor zacht, duurzaam, fijnkorrelig en waterdicht gekleurd leer, plantaardig gelooid en gereinigd. Oorspronkelijk uitsluitend vervaardigd uit de buitenste huidlaag van het achterdeel van paarden, later ook uit geiten- en varkensleer.
Te gebruiken voor het omhulsel van een groot dier zoals een koe of een buffel, wanneer het is losgemaakt van het lichaam, met of zonder haar, vers, gedroogd, gelooid of geprepareerd. Gebruik de term 'huid' voor het omhulsel van een klein dier. Gebruik de term 'leer' voor gelooide dierenhuid.
Procedés die worden toegepast nadat de huid of het vel is (wit)gelooid en tot doel hebben het leer aan speciale behoeften aan te passen.
Het vel van een geit, dat vaak wordt gelooid als leer en wordt gebruikt in de boek- en kledingindustrie.
Het vel, meestal van een jonge geit, maar soms ook van een jong lam of aanverwant jong dier, dat, eenmaal gelooid, witgelooid of anderszins bewerkt, meestal wordt gebruikt in de boekbind- en kledingindustrie.
Een nathuisbewerking volgend op de behandeling met enzymen, waarbij onthaarde huiden en vellen worden gedrenkt in of verzadigd met 12% zout en 1,2% zwavelzuur om deze voor te bereiden op chroomlooien of te conserveren zodat ze later kunnen worden gelooid. Te onderscheiden van 'inpekelen', waarbij huiden en vellen worden gedrenkt in een sterke zoutoplossing om ze te behandelen voor vervoer naar looierijen.
Het trekken van stuk leer of ongelooide huid over een vaste, stijve rand, handmatig of machinaal, om het zachter en plooibaarder te maken. Te onderscheiden van 'slichten' omdat het leer beweegt en het gereedschap stilstaat.
Procedé waarbij tekenpapier wordt bestreken met een lichtgevoelig mengsel bestaande uit arabische gom, een pigment en kaliumdichromaat. Na droging wordt het negatief in contact bij daglicht belicht. De onbelichte delen worden met water weggespoeld, terwijl het beeld gevormd wordt door de resterende gelooide gom met het pigment.
Pigmentdrukken waarbij gebruik is gemaakt van een lichtgevoelig mengsel bestaande uit arabische gom, een pigment en kaliumdichromaat. Na droging wordt het negatief in contact bij daglicht belicht. De onbelichte delen worden met water weggespoeld, terwijl het beeld gevormd wordt door de resterende gelooide gom met het pigment.
Leer dat is gelooid zonder dat het haar van de vellen of huiden is gehaald.
Huid van een hert of een andere hertachtige, voornamelijk gebruikt voor kleding, mocassins en boekbanden. In de vroege boekbindkunst, voor de 16de eeuw, werd de huid bewerkt met ongebluste kalk of aluingelooid om hem wit te maken.
Verwijst naar het omhulsel van kleine dieren zoals schapen, kalveren of geiten wanneer het is losgemaakt van het lichaam, met of zonder haar, vers, gedroogd, gelooid of geprepareerd. Gebruik 'dierenhuid' voor het omhulsel van grote dieren. Gebruik 'leer' voor gelooide huid. Gebruik 'perkament' of 'velijn' voor gedroogde en opgerekte huid.
Fijn, glad leer dat zeer zorgvuldig is gelooid en geverfd en oorspronkelijk in Rusland werd gemaakt.
Kalfsleer dat is gelooid met plantaardige looivloeistof, die wordt ingebracht in de poriën van een vel of huid. Het wordt vaak op de vleeszijde gedragen als een fijn nappa-achtig suède.
De (ongelooide) huid van klein of eenjarig vee, groter dan de huid van een kalf.
Fotografische afdrukken vervaardigd volgens de kooldruktechniek. Hierbij wordt gelatine, dat door middel van een dichromaat lichtgevoelig is gemaakt, samen met een pigment, b.v. koolstof, op pigmentpapier aangebracht. Tijdens de belichting wordt de gelatine in meerdere of mindere mate gelooid, afhankelijk van de zwarting in het negatief. Deze gelooide gelatine is onoplosbaar in water. Om het beeld te kunnen ontwikkelen (waarbij de niet-gelooide gelatine, die zich onder het gelooide laagje bevindt, verwijderd moet worden) moet het belichte pigmentpapier overgedragen worden op een tijdelijke drager. Na de ontwikkeling (in warm water) wordt het beeld, dat spiegelbeeldig op deze tijdelijke drager is aangebracht, nogmaals overgedragen op het uiteindelijke papier. Veel toegepast voor kunstreprodukties.
Fotografische procédés waarbij gelatine, dat door middel van dichromaat lichtgevoelig is gemaakt, samen met een pigment, b.v. koolstof, op pigmentpapier wordt aangebracht. Tijdens de belichting wordt de gelatine in meerdere of mindere mate gelooid, afhankelijk van de zwarting in het negatief. Deze gelooide gelatine is niet oplosbaar in water. Om het beeld te kunnen ontwikkelen (waarbij de niet-gelooide gelatine, die zich onder het gelooide laagje bevindt, verwijderd moet worden) moet het belichte pigmentpapier overgedragen worden op een tijdelijke drager. Na de ontwikkeling in warm water, wordt het beeld, dat spiegelbeeldig op deze tijdelijke drager is aangebracht, nogmaals overgedragen op het uiteindelijke papier. Veel toegepast voor kunstreproducties.
Lange touwen met schuivende lussen, gewoonlijk gemaakt van koorden van ongelooide huiden of hennep, die worden gebruikt bij het hoeden van vee.
Zwaar buckram in gelooide kleurschakeringen om het te laten lijken op schaapsleer. Het werd gebruikt als boekbinderslinnen en het verving het duurdere 'law calf' en 'law sheep' als gebruikelijk bindmateriaal voor wetboeken in de 20ste eeuw.
Glad geaderd natuurlijk of crèmekleurig kalfsleer, plantaardig gelooid (meestal met schors) en veel gebruikt in de 19de en 20ste eeuw voor het binden van wetboeken, voornamelijk in Engeland. Later werd het vervangen door 'law buckram'.
Glad geaderd natuurlijk of crèmekleurig schapenleer, plantaardig gelooid (meestal met schors) en veel gebruikt in de 19de en 20ste eeuw voor het binden van wetboeken, voornamelijk in Engeland als goedkoper alternatief voor 'law calf'. Later werd het vervangen door 'law buckram'.
De huid of het vel van een dier, die is gelooid om hem tegen bederf te beschermen en in droge toestand relatief zacht en soepel te maken.
Personen die leer dressen en kleuren nadat het is gelooid.
Oorspronkelijk een hoogwaardig marokijnleer uit het Midden-Oosten met een opvallend groot korrelpatroon. Meer recentelijk is het de benaming voor plantaardig gelooid of semichroomgelooid geitenleer uit Afrika, voornamelijk uit Zuid-Afrika.
Fijn maar zeer sterk en flexibel leer, gemaakt van geitenvellen en gelooid met sumak. Het heeft een kenmerkende kiezelachtige textuur.
Smalle stroken dicht geweven stof, aangebracht tegen de rug van een boek, waaraan de boekdelen vastgenaaid worden. Onderscheiden van 'naairiemen'; dit zijn smalle stroken ongelooide of bewerkte huid die voor hetzelfde doel gebruikt werden in de vroege stadia van het flexibel naaien. Tevens onderscheiden van 'touwen (boekbandonderdelen)'; dit zijn strengen van vezelig materiaal die riempjes vervingen tegen het einde van de zestiende eeuw.
Smalle stroken ongelooide of bewerkte huid zoals leer of met aluin witgelooide huid waarmee de delen van een boek achter de rug langs werden vastgenaaid in de vroege stadia van flexibel naaien. Onderscheiden van 'touwen (boekbandonderdelen)'; dit zijn gedraaide stroken vezelig materiaal die riempjes vervingen tegen het einde van de zestiende eeuw. Tevens onderscheiden van 'naaibanden'; dit zijn smalle stroken dicht geweven stof die voor hetzelfde doel geschikt zijn.
Plantaardig gelooid geitenleer uit Nigeria. Vergelijkbaar met oasis, maar plaatselijk gelooid en beschilderd in een beperkt aantal kleuren. De meest voorkomende soorten zijn baksteenrood, groen en vaalgeel. Het wordt zeer gewaardeerd door boekbinders door de hoge kwaliteit en het korrelpatroon.
Plantaardig gelooid geitenleer dat als onvoltooid product wordt geïmporteerd uit Nigeria of Zuid-Afrika. Vergelijkbaar met Niger, maar het wordt elders afgelooid en beschilderd, meestal in Engeland of Frankrijk. Het is verkrijgbaar in een groter aantal kleuren.
Papier met een gelatinelaagje wordt lichtgevoelig gemaakt met kaliumdichromaat. Na droging wordt het papier in contact met een negatief belicht. Wanneer men het papier daarna in koud water legt, zwellen de onbelichte delen op; de belichte (gelooide) gedeelten nemen minder of helemaal geen water op. Het vochtige gelatinereliëf neemt daardoor meer vette inkt aan in de gelooide gedeelten, waar het water de inkt afstoot. De olieverf wordt meestal tamponerend met een kwast aangebracht. Bij de oliedruk laat men de inkt indrogen op het gelatinereliëf.
Objecten zoals schilden, kokers of andere houders, gemaakt door de Indianen van de Plains van ongelooid leer van bizons of ander groot wild. term vooral gebruikt voor grote, rechthoekige op een enveloppe gelijkende houders, gewoonlijk maar niet uitsluitend van ongelooide bisonhuid, met karakteristieke geschilderde patronen, gebruikt voor het verpakken van gedroogd vlees en ander gedroogd voedsel, dekens of kleding.
Procedé om met behulp van separatienegatieven tot kleurenafdrukken te komen. Met de negatieven worden drie fotografische drukvormen gemaakt, waarin een reliëf van gelooide gelatine is gevormd. Deze worden ingekleurd met zure kleurstoffen en op elkaar gedrukt op een gelatinedrager, die de kleuren opzuigt. Ontwikkeld door Leon Didier, 1903.
Stroken, meestal van leer, darm of ongelooide huid, die worden gebruikt als teugels of zwepen of in schoeisel of kledij.
Een Schotse term voor veterschoenen die gemaakt zijn van de ongelooide huid van een dier, waarbij het haar naar buiten wijst. Wordt naar de voet gevormd als de huid nog buigzaam is.
Leer dat is gelooid door plantaardige looivloeistof, die wordt ingebracht in de poriën van een vel of huid. Het wordt vaak op de vleeszijde gedragen als een fijn nappa-achtig suède.
Rood of roodbruin kalfsleer dat oorspronkelijk in Rusland werd geproduceerd en in de 17de eeuw in West-Europa werd geïntroduceerd. Het werd plantaardig gelooid met de schors van de wilg, de populier of de lariks en op de vleeszijde bewerkt met extract uit de schors van de berkenboom, die het de karakteristieke prettige geur meegaf, waarschijnlijk bedoeld om insecten op afstand te houden. Het werd vaak afgewerkt met een ruitjespatroon. Tussen 1780 en 1830 werd het zeer gewaardeerd door boekbinders en 'juchtleer' is er een imitatie van.
Het behandelen van zwaar gelooide huiden en vellen met water om tot een gelijkmatige vochtverdeling te komen.
Schaapsleer dat is gelooid door plantaardige looivloeistof, die wordt ingebracht in de poriën van een vel of huid. Het wordt vaak op de vleeszijde gedragen als een fijn nappa-achtig suède.
Vellen of huiden die eerst plantaardig worden gelooid en vervolgens opnieuw worden gelooid met aluminiumzouten.
Combinatie gelooid leer dat eerst op een plantaardige manier is gelooid en daarna is chroomgelooid.
Dun, niet erg duurzaam plantaardig gelooid leer van de nerfsplit van een vel of huid, meestal van schapenleer, maar soms ook van geiten- of koeienleer. Het wordt in verschillende kleuren en gebosseleerde korrelpatronen geproduceerd, maar ook kleur- en nerfloos. Meestal gebruikt voor de voering van hoeden en goedkope boekbanden.
Plantaardig gelooid, duurzaam, dun leer dat van slangenvellen wordt gemaakt.
Stroken dierenhuid of stof die aan de palen van de tipi zijn vastgemaakt, vaak met een koord van ongelooide huid of touw van bizonhaar. Om de tipi helemaal af te sluiten, gebruikte men meerdere stroken, die gedeeltelijk over elkaar vielen. De stroken werden vaak geschilderd of versierd met kralen of veren.
De gedraaide strengen vezelig materiaal waarop de katernen van een boek zijn genaaid. Te onderscheiden van 'naairiemen'; dit zijn smalle stroken ongelooide of bewerkte huid die voor hetzelfde doel gebruikt werden tot tegen het einde van de zestiende eeuw. Ook te onderscheiden van 'naaibanden'; dit zijn smalle stroken dicht geweven stof die voor hetzelfde doel geschikt zijn. Tevens onderscheiden van 'ribben (boekbandonderdelen)'; dit zijn de opstaande randen over de rug van een boek, die de plaats aangeven van de koorden onder de omslag.
Geitenleer uit Turkije dat via Venetië in Europa terechtkwam. Daar werd het tussen de vroege 16de eeuw en de vroege 18de eeuw gebruikt in verfijnde boekbanden. Voor de ontharing werd het gelooid met olie en kreeg het een opvallende rode kleur, waarna het werd gelooid met sumak.
Dresproces waarbij pas gelooid leer of perkament wordt geschraapt, gladgestreken of van overmatig vocht wordt ontdaan, hetzij handmatig, hetzij machinaal.
Leer dat is gemaakt van varkenshuid en meestal plantaardig is gelooid. Het heeft een kenmerkend nerfpatroon doordat de haarvaten ruwweg driehoekige groepjes van drie vormen.
Chroomgelooid kalfsleer dat oorspronkelijk bruin werd geverfd en in één richting werd gezoomd (van hoofd naar staart). Zo ontstond het karakteristieke wilgenmotief. Het verschil met boxcalf is dat dit laatste meestal zwart is geverfd en in twee richtingen is gezoomd, waardoor een rechthoekig gekruist patroon ontstaat.
Zacht, soepel, witgelooid of behandeld vel, dat oorspronkelijk werd gemaakt van het vel van de gems, Antilopa rupicapra, een klein soort hert. Tegenwoordig wordt het gemaakt van de vellen van lammeren, schapen, geiten, of van de dunne delen van gesplitste huiden.