Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Gesteenten zoals zandsteen of kalksteen ontstaan door materialen afgezet als sedimenten.
Elk gesteente dat voornamelijk bestaat uit carbonaatmineralen zoals calciet, dolomiet of sideriet.
Fijnkorrelig, sedimentair gesteente dat voor minstens 20% uit fosfaten bestaat. Lijkt qua textuur en structuur op kalksteen.
Een natuurlijk gevormd aggregaat van één of meer mineralen. Gebruik 'natuursteen' voor bewerkt of verwerkt gesteente.
Gesteenten, met name kalksteen en zandsteen, die klei bevatten.
Verwijst naar gesteente in zijn oorspronkelijke omgeving, ter onderscheiding van gedolven gesteente. Meestal wordt ermee verwezen naar gesteente dat is beeldgesneden of anderszins in situ is gebruikt; vaak wordt er beeldhouwwerk of in situ beeldgesneden architectuur mee bedoeld.
Gesteenten die worden gevormd door veranderingen in reeds bestaande gesteenten als gevolg van gewijzigde omgevingsfactoren, zoals variaties in temperatuur, druk en mechanische belasting, en de toevoeging of onttrekking van chemische bestanddelen. De reeds bestaande gesteenten kunnen stollinggesteenten, afzettingsgesteenten of andere metamorfe gesteenten zijn.
Stollingsgesteente dat in tegenstelling tot vulkanisch gesteente op grote diepte is gevormd door kristallisatie van magma en/of door chemische verandering. Het heeft doorgaans een granietachtige textuur met een gemiddelde tot groffe korrel.
Gesteente dat is ontstaan uit vaste materie die tijdens een vulkaanuitbarsting wordt uitgeblazen. De term verwijst ook naar gesteente dat is ontstaan uit vaste fragmenten die in bewegende lava zijn opgenomen.
Vaak kalkhoudend, poreus gesteente gevormd als neerslag van bronnen of stromen.
Sedimentair gesteente met silica als hoofdbestanddeel. Het meest voorkomend silicahoudend gesteente is hoornkiezel.
Gesteenten die zijn gevormd door het stollen van gesmolten magma.
Stollingsgesteente dat in tegenstelling tot plutonisch gesteente bij een uitbarsting is uitgestoten of als lava is uitgevloeid en vervolgens op of dicht bij het aardoppervlak is gestold. Kenmerkend is de fijne kristallijnen of glasachtige structuur.
Stollingsgesteenten met een hoog siliciumdioxidegehalte.
Verwijst naar de periode in de Europese prehistorische ontwikkeling van stenen gereedschap tot iets na 700.000 v. Chr. Deze periode dankt zijn naam aan gereedschappen die zijn gevonden in sedimentgesteente in een voorstad van Abbeville (Frankrijk). De cultuur kenmerkt zich door onderscheidende stenen gereedschappen, waaronder de vroegste aan twee zijden afgeschilferde handbijlen, met diepe slijtsporen, gekartelde randen en dikke scherven.De periode wordt gewoonlijk in nauw verband gebracht met de Acheuléen traditie. De vroegste handbijlcultuur in Europa stond vroeger bekend als Chelléen, maar wordt nu Abbevillien genoemd. De werktuigen uit Chelles (Frankrijk), die vroeger model stonden voor deze cultuur, worden tegenwoordig gerangschikt onder Acheuléen.
Een gesteente uit Ohio, dat tot 95% silica met 4% aluminiumoxide kan bevatten en grijs en vaalgeel van kleur is door ijzeroxides.
Een uitvloeings-stollingsgesteente, meestal donkergrijs van kleur, dat hoofdzakelijk bestaat uit oligoklaas of andesien-veldspaat met augiet, hoornblende, hyperstheen of biotiet.
Verwijst naar een architectuurstijl uit de periode van de 16de tot de 19de eeuw in het berggebied in het zuiden van Peru. De stijl wordt gekenmerkt door het gebruik van plaatselijke vulkanisch gesteente (sedimentgesteente of sillar) en de integratie van Creoolse, Mestizo en Precolumbiaanse stijlen en motieven, bijvoorbeeld maïs, cantutabloemen, vogels, vissen en mythologische figuren in barokreliëf. In de beeldhouwkunst verwijst de term naar 17de-eeuwse reliëfstijlen in Mestizo-barok, gekenmerkt door zorgvuldige insnijdingen in het oppervlak, waardoor een wandtapijtachtig effect resulteert.
Te gebruiken voor antropomorfe monolieten van basaltachtig gesteente die verwijzen naar legendarische overledenen en worden aangetroffen op bepaalde plaatsen in de streek rond de Middle Cross River in Nigeria.
Mineraal dat voorkomt in stollingsgesteenten zoals basalt.
Een compact, hard, donkerbruin tot zwart vulkanisch gesteente dat is samengesteld uit veldspaat en magnesium- en ijzerrijke mineralen zoals augiet of olivien.
Een grofkorrelig klastisch gesteente, samengesteld uit hoekige, gebroken steenfragmenten die bij elkaar worden gehouden door een mineraal cement of een fijnkorrelig bindmiddel.
Heuveltjes van vergruisde stenen en vaak houtskool, met een haard en een trog erbij. De troggen werden direct uit het gesteente gehouwen en waren daardoor waterdicht, of ze werden waterdicht gemaakt met hout of klei. Men vindt ze in Ierland en Groot-Brittannië en op verschillende plaatsen in Noord-Europa. Ze stammen uit de periode die loopt van het neolithicum en de ijzertijd tot de vroege Middeleeuwen; de meeste zijn ontstaan tussen 1900 en 800 v.Chr. Men denkt dat de vergruisde stenen de resten zijn van stenen die in de haard werden verhit en die men gebruikte om het water in de trog te verwarmen om voedsel te koken, dranken te brouwen, te baden, stoffen te verven of leer te bewerken.
Verwijst naar een marmersoort die wordt gedolven in het gebied rond Carrara in Toscane in Italië. Het kenmerkt zich door een fijne, compacte structuur en varieert in kleur van zuiver wit tot romig wit met soms blauwige nuances. Het is een suikerachtig gesteente waarvan de betere kwaliteiten soms doorschijnend lijken. Vanaf de antieke oudheid tot de tegenwoordige tijd is het een favoriete steen geweest van beeldhouwers, onder wie Michelangelo Buonarotti. In het oude Rome stond deze marmersoort bekend onder de naam Luna marmer.
Gesteente dat zich kenmerkt door of bestaat uit concreties, of concreties voortbrengt. Concreties zijn harde, compacte aggregaten van minerale materie. Ze zijn subsferisch of onregelmatig van vorm en ontstaan door neerslag van in water opgeloste stoffen rond een kern, zoals een schelp of bot, in afzettingsgesteente of pyroklastisch gesteente. Concreties verschillen doorgaans van het gesteente waarin ze voorkomen. Ze vormen concentraties van een bestanddeel dat in kleine hoeveelheden voorkomt in dat gesteente. Soorten concreties zijn onder andere vuursteen, hoornkiezel en klompen onzuivere kalksteen die soms in klei voorkomen.
Elastisch sedimentair gesteente samengesteld uit afgeronde fragmenten die variëren van kleine kiezelstenen tot grote keien in een bindmiddel van kalkhoudend materiaal, ijzeroxide, silica of geharde klei.
Een extrusief zuur stollingsgesteente, dat soms gedeeltelijk uit glas bestaat en is samengesteld uit plagioklaas en kwarts met biotiet, hoornblende of pyroxeen.
Een harde, inferieure, verbrokkelende of schilferige sedimentair gesteente wat verweerd met een oneffen onregelmatig oppervlakte, zoals het leiachtige zandsteen of kalksteen; voornamelijk gebruikt als bouwsteen. Gebruik voor daklei als bouw materiaal: daklei (dakbedekking)
Een dun, vaak rechthoekig, stuk van bepaalde soorten lei of ander gesteente welke makkelijk in dunne platen gespleten worden en kunnen worden gebruikt als dakbedekking.
Alle kristallijnen gesteenten met graniettextuur donker van kleur, met een hoog gehalte aan plagioklaas en weinig kwarts. Wordt soms aangeduid met 'zwart graniet', hoewel het geen echte granietsoort is.
Zeldzaam en zeer hard metamorf gesteente met een mafische samenstelling. Wordt gevormd onder druk die zo hoog is dat ze niet bereikt kan worden in de korst van de aarde. Opvallend qua uiterlijk.
Een algemene term die wordt toegepast op lichtgekleurd stollingsgesteente met afanitisch zuur, dat voornamelijk bestaat uit veldspaat en kwarts en dat al dan niet fenokristen kan bevatten.
Verwijst naar plattegronden met de configuratie en ligging van de fundering, oftewel het geheel van dragende elementen van een gebouw, dat zich hoofdzakelijk ondergronds bevindt en de druk van het bouwwerk afvoert naar de grond of het gesteente eronder. Ook kunnen er specifieke eisen met betrekking tot de dragende structuur in zijn opgenomen.
Stollingsgesteente dat lijkt op dioriet, hoofdzakelijk samengesteld uit ferromagnetische mineralen met kristallen die met het blote oog zichtbaar zijn. Het heeft dezelfde minerale samenstelling als basalt.
Wordt gebruikt voor procédés waarbij mineralen in een andere stof worden ingebracht, bijvoorbeeld in een gesteente om ertsaanzetting te veroorzaken, of in organisch materiaal om fossielvorming te veroorzaken.
Gebieden verkennen met het doel de aard van de minerale afzettingen en gesteenten te bepalen.
Onderzoek naar de verspreiding en oorsprong van minerale afzettingen en rotsgesteenten.
Een gelamineerd of in lagen gespleten metamorf gesteente.
Een in de natuur voorkomende gekristalliseerde vorm van koolstof, dimorf met diamant. Grafiet heeft een gelaagde structuur die bestaat uit ringen met zes koolstofatomen die zijn gerangschikt in horizontale lagen die relatief ver van elkaar af liggen, en kristalliseert in het zesvlakkige systeem, anders dan diamant, waarbij koolstofatomen kristalliseren in het achtvlakkige of viervlakkige systeem. Hierdoor hebben diamant en grafiet zeer verschillende eigenschappen. Grafiet is ondoorzichtig en zacht, voelt vettig aan en is ijzerzwart tot staalgrijs van kleur; het komt voor als kristallen, vlokken, schilfers, aders, bodemlagen of verspreid in metamorfe gesteenten.
Variabele grijsachtige kleur die lijkt op de kleur van graniet, een grofkorrelig stollingsgesteente dat vaak in de bouw wordt gebruikt.
Het meest voorkomende intrusieve zure stollingsgesteente van de aardkorst. Het heeft een zichtbaar kristallijnen textuur, is meestal rood, witachtig of grijs van kleur, zeer hard en duurzaam, en kan fijn gepolijst worden. Het bestaat voornamelijk uit kwarts, orthoklaas of microklien, met een kleine hoeveelheid zuur plagioklaas.
Type granulair, zuur stollingsgesteente dat in samenstelling tussen kwartsdioriet en kwartsmonzoniet ligt en kwarts, oligoklaas of andesiet, en kaliveldspaat bevat, met biotiet, hoornblende of, minder vaak, pyroxeen als mafische componenten; granodioriet is het intrusieve equivalent van rhyodaciet.
Een soort pottenbakkersgoed dat tussen aardewerk en porselein in zit doordat het is gemaakt van klei en een smeltbaar gesteente. De potten worden zolang gebakken tot er gedeeltelijke verglazing optreedt waardoor het materiaal waterdicht wordt. In tegenstelling tot porselein is het materiaal slechts zelden meer dan lichtelijk doorschijnend. Door de verglazing hoeft er geen glazuur te worden gebruikt, maar voor het gebruiksgemak en het uiterlijk worden toch soms sierglazuren aangebracht, zoals zout- of loodglazuur.
Een licht- of donkergroene, zware serpentijnsteen, gewoonlijk met kleine adertjes van calciumcarbonaat en magnesiumcarbonaat. Dit gesteente kan worden opgepoetst en wordt in commercieel opzicht als een marmersoort beschouwd; het wordt ook gezien als een van de beste soorten serpentijn.
Ongeconsolideerd materiaal op het aardoppervlak dat ontstaat door de verwering van gesteente en dat deel van het aardoppervlak dat planten in leven kan houden.
Verwijst naar een porseleinsoort die is gemaakt van witte porseleinaarde, of 'kaolien' en 'petuntse', een natuurlijk smeltbaar veldspaathoudend gesteente. Het wordt 'hardgebakken' op een relatief hoge temperatuur van ongeveer 1450 graden Celsius. Het werd voor het eerst gemaakt in China en na 1700 in Europa geproduceerd.
Een fijnkorrelig, compact sedimentair gesteente dat bestaat uit in elkaar grijpende kwartskristallen van ongeveer 30 micrometer in diameter.
Een fijnkorrelig silicaatgesteente gevormd door contactmetamorfose, waarbij het gesteente is gebakken en verhard door de hitte van binnendringende granietmassa's en waarbij het massief, hard, splinterig en in sommige gevallen buitengewoon sterk en duurzaam is geworden.
Zandsteen met roodbruine vlekken, veroorzaakt door het ijzergehalte van het gesteente.
Een hard, fijnkorrelig gesteente samengesteld uit jadeiet of nefriet waarvan de kleur gewoonlijk varieert van donkergroen tot groenwit. Het heeft een hoge glans en wordt al heel lang gebruikt voor juwelen en siervoorwerpen.
Algemene benaming voor een afzettingsgesteente dat in vele soorten voorkomt en hoofdzakelijk bestaat uit calciet of dolomiet.
Fijnkorrelig gesteente dat grotendeels bestaat uit of is ontstaan door de erosie van afgezette slib en klei of elk soort gesteente dat klei bevat.
Een metamorf gesteente dat voornamelijk bestaat uit korrelige kwarts die met silica is gecementeerd tot een homogene massa met een zeer hoge trek- en pletvastheid; wordt vooral gebruikt als een bouwsteen, als grind in de wegenbouw en als aggregaat in beton.
Een restproduct van de verwering van gesteente, dat rood van kleur is, een hoog gehalte aan ijzeroxiden en aluminiumhydroxide bevat en een klein deel silicaat. Wordt gebruikt in Afrikaanse bouwwerken.
Gesmolten vulkanisch gesteente dat wordt uitgestoten door een vulkaan of afkomstig is uit een scheur in het aardoppervlak; ook gebruikt voor hetzelfde materiaal nadat het is afgekoeld en gestold.
Een korrelig, kristallijn gesteente dat voornamelijk bestaat uit lazuriet en calciet. Dit is een oude benaming voor de edelsteensoort lazuriet.
Een zeer fijnkorrelig, gefolieerd en ongelaagd metamorf gesteente dat meestal wordt geproduceerd door metamorfose van schalie onder relatief lage druk en temperatuur. Het komt in veel variaties voor, waaronder klei, hoornblende, mica en talkleisteen. Een gemeenschappelijke eigenschap is dat het gemakkelijk kan worden gesplitst in dunne lagen.
Een reeks middengrijze tot donker blauwachtig grijze, groenachtig grijze en paarsachtig grijze kleuren die lijken op de kleur van leisteen, een metamorf gesteente.
Een veelvoorkomend lichtgeel of grijs orthorhombisch mineraal dat dimorf is met pyriet. Het komt veel voor in de vorm van klompjes en klontjes in sedimentaire gesteenten.
Interplanetaire deeltjes of brokken metaal of gesteente die het passeren door de aardatmosfeer overleven en op de grond inslaan, of die op een andere planeet inslaan.
Dioriet dat aanzienlijke hoeveelheden mica bevat. Het is geschikt als bouwmateriaal. Veel gotische kerken in Bretagne zijn gebouwd met dit gesteente.
Een stollingsgesteente dat bestaat uit minuscule kwarts- en alkalieveldspaatkristallen.
Afzettingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit zandsteen en schalie, gevormd als kustafzettingen.
Verwijst naar een soort agaat met bruine of zwarte mos- of boomachtige tentakelvormen. Meestal heeft het agaat een grijze tot melkwitte kleur, en het betreft dan een vorm van het mineraalkwarts silica. Mosagaat bevat opake, donkere insluitsels met veerachtige, zich vertakkende vormen die doen denken aan varens, mossen of andere vormen van vegetatie. Ze zijn evenwel van anorganische oorsprong, hoofdzakelijk mangaan en ijzeroxiden. Mosagaat wordt meestal aangetroffen als verweerde fragmenten van vulkanisch gesteente, in India, Brazilië, Uruguay, Midden-Europa en het westen van de Verenigde Staten. De steen werd van oudsher gebruikt voor decoratieve doeleinden, en is dan vaak vlak of afgerond geslepen, en soms ook gekleurd om de kleur te versterken.
Laag kalksteen welke is gevormd uit schelpen die zich hebben afgezet als middelste gesteentelaag van het Trias. Muschelkalk wordt hoofdzakelijk in Europa aangetroffen, met name in Duitsland, boven de Bunter-laag en onder de Keuper-laag.
Een gesteente dat is samengesteld uit kleine ronde korrels die aan elkaar zitten en meestal bestaan uit calciumcarbonaat maar soms ook silica of ijzeroxide.
Het uit elkaar laten springen van gesteenten of massa's van andere harde materialen met behulp van explosieven.
Een grofkorrelig stollingsgesteente, hoofdzakelijk graniet, soms rijkelijk voorzien van zeldzame elementen zoals uranium, wolfraam en tantalium.
As, gravel en vulkanisch materiaal, samengeperst tot een gesteente dat opvallend donker groengrijs is, opgevuld met zwarte fragmenten die op peperkorrels lijken, vandaar de naam. Het wordt gebruikt voor trappen en fonteinbodems, omdat het steviger wordt wanneer het nat wordt. Omdat het gevoelig is voor hitte en vorst, wordt het alleen in goede staat ondergronds gevonden. Mijnen waar dit gesteente wordt gedolven, zijn te vinden bij Albano en het kasteel van Marino in Italië.
Grote vormen en afbeeldingen die met rotsen of keien zijn gemaakt op vast gesteente of een andere ondergrond in de openlucht, gewoonlijk door volkeren uit de oertijd.
Microscopen die gebruik maken van gepolariseerd licht dat in één vlak trilt zodat het licht door het specimen kan worden gezonden. Ze worden gebruikt om dunne stukken gesteente en mineralen te onderzoeken.
Een zacht, brokkelig, aardachtig gesteente dat in kleur varieert van lichtgrijs tot olijfachtig groen en wordt gebruikt als schuurmiddel voor de afwerking van metaal en hout.
Een donkerpaars-rood gesteente, voor het eerst gedolven in het oude Egypte, dat relatief grote kristallen bevat in een fijnkorrelige stollingsmatrix. Het is een van de hardste, gesteenten, is glad gepolijst en wordt gewaardeerd als duurzaam materiaal voor beeldhouwers en als een decoratief bouwkundig materiaal. Het wordt beschouwd als het beste materiaal voor de wrijfsteen en schuurplaat die door kunstenaars worden gebruikt voor het schuren van kleuren.
In algemene zin, alle vormen van aardewerk die zijn vervaardigd uit keramiek, een verzamelnaam voor diverse harde, broze, hitte- en corrosiebestendige materialen die ontstaan door het vormen en vervolgens bakken bij een hoge temperatuur van een niet-metallisch mineraal, bijvoorbeeld klei. In het specialistisch taalgebruik wordt porselein meestal niet tot keramiek gerekend; porselein is een type keramiekaardewerk dat is gemaakt van vuurvaste witte klei oftewel 'kaolien', en een veldspaathoudend gesteente, welke tijdens het bakken een reactie ondergaan waarbij de klei de vorm van het object vasthoudt en het gesteente versmelt tot natuurlijk glas.
Compact, kleihoudend afzettingsgesteente dat is gecementeerd met silica.
Conglomeraatgesteente dat talrijke afgeronde kiezelstenen bevat.
Materiaal dat voornamelijk bestaat uit fragmenten van vulkanische origine, zoals agglomeraat, tufsteen en bepaalde andere gesteenten.
Hard, fijnkorrelig afzettingsgesteente bestaande uit de restanten van radiolaria, eencellige organismes die naar de bodem van de oceaan zakken en daar niet oplossen in het zeewater maar dit gesteente doen ontstaan.
Een gesteente van een groep extrusieve zure stollingsgesteenten, meestal porfierisch en met zichtbare stroomlijnen, met fenokristen van kwarts en kaliveldspaat in een glasachtige tot cryptokristallijnen grondmassa. Het extrusieve equivalent van graniet.
Verwijst naar structuren die in levend gesteente zijn uitgehakt. Er kan overlapping in betekenis optreden met 'grotarchitectuur,' maar grotarchitectuur is niet altijd uit de rotsen gehouwen, terwijl rotsarchitectuur niet altijd rond een grot is aangebracht.
Verwijst naar sculpturen, meestal kolossen, die in levend gesteente zijn uitgehouwen of uitgehakt.
Afzettingsgesteente dat is samengesteld uit een aanzienlijke hoeveelheid ronde of hoekige fragmenten die grover zijn dan zandkorrels.
Kleiachtig afzettingsgesteente, gevormd door de samenpersing van klei, slib of modder; kan grijs, rood, bruin of zwart zijn. Het bestaat uit fijne platen die vrij zwak zijn, waardoor het gesteente eenvoudig te splijten is.
Fossielhoudend kalksteen dat is samengesteld uit losjes samenhangende stukjes schelp die aan elkaar zijn verbonden door kalkcarbonaat; de naam is afgeleid van het Spaanse woord voor 'hartschelp'. Schelpkalk is een erosiegesteente omdat het is gevormd uit brokstukken en wordt onderscheiden van schelpkalksteen dat ter plaatse is gevormd en bestaat uit schelpmateriaal in een fijnmazige matrix.
Een gesteente waarvan de samenstellende mineralen zich in min of meer evenwijdige lagen hebben gevoegd als gevolg van metamorfische processen.
Groen metamorf gesteente dat bijna volledig bestaat uit mineralen uit de serpentijngroep (in wezen verschillende soorten waterhoudend magnesiumsilicaat); gewoonlijk zijn ook andere bestanddelen aanwezig, zoals te zien is aan aders en vlekken in verschillende kleuren. De typische groene kleur en het spikkelige aanzien verklaren de naam, die is afgeleid van het Latijnse 'serpentinus', hetgeen 'gelijkend op een slang' betekent. Door de kleur en polijstbaarheid is serpentijn in de loop van de tijd in veel culturen populair geweest als versiering.
Algemene term voor gesteente dat is gekapt, gevormd, vermalen of anderszins gevormd voor gebruik in de bouw of voor andere doeleinden. Omvat de specifieke archeologische en antropologische betekenis van afzonderlijke stenen die soms zijn versierd en worden gebruikt in een rituele context. Deze stenen zijn gewoonlijk niet beeldgehouwen of gescherpt en verschillen in dat opzicht van stenen beeldhouwwerken.
Gedolven, geplet en gesorteerd gesteente dat vervolgens wordt gebruikt voor het maken van beton, als spoorwegballast en bij de aanleg van wegen. Het is vaak graniet, kalksteen of trapgesteente.
Een phanoerokristallijn intrusief stollingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit alkalisch veldspaat, eventueel met een kleine hoeveelheid plagioklaas en zonder noemenswaardige hoeveelheden kwarts of nefelien. De term kan ook verwijzen naar een granietsoort met biotiet en hoornblende, of met hoornblende in plaats van biotiet, die in de oudheid werd gewonnen in Syrene in Opper-Egypte.
Een aluminiumsilicaat dat fluor bevat dat is gevormd door fluorhoudende dampen die zijn afgegeven tijdens de laatste fasen van het kristalliseren van stollingsgesteente. De topaas, die als edelsteen zeer geliefd is, komt voor in prismatische kristallen die transparant en glanzend zijn en een witte (kleurloze), gele, bruine, lichtblauwe, roze, rode of lichtgroene kleur hebben. Onder meer aangetroffen in Brazilië, Mexico, Saksen, Schotland, Japan en de Oeral. Kleurloos topaas kan worden aangezien voor diamant wanneer het is geslepen. Gekleurd topaas kan onstabiel zijn en verbleken door zonlicht. Men meent dat het mineraal dat moderne mineralogen met 'topaas' aanduiden, niet bekend was in het oude Griekenland en Rome en bij de schrijvers van het Oude Testament; de steen die door deze oude beschavingen 'topazos' werd genoemd, was waarschijnlijk het mineraal chrysoliet, ofwel peridot of gele saffier.
Een dichte, kristallijnige of microkristallijnige kalksteen die werd gevormd door de verdamping van rivier- of bronwater. Het is vernoemd naar het Italiaanse Tivoli, waar het in grote mate voorkomt en het wordt gekenmerkt door de lichte kleur en de mogelijkheid om het snel te laten glanzen. Meestal bevat het dwarsstrepen omdat het ijzersamenstellingen of andere organische onzuiverheden bevat. Het wordt vaak gebruikt voor muren en binnendecoraties van openbare gebouwen. Te onderscheiden van 'sedimentgesteente', dat harder en sterker is.
Gesteente samengesteld uit de fijnere soorten vulkanisch detritus.
Vulkanisch stollingsgesteente met een glasachtige of glazige structuur; vulkanisch glas is een natuurlijk glas dat ontstaat door afkoeling van gesmolten lava, of een vloeibare fractie van lava, die zo snel plaatsvindt dat er geen kristalvorming kan plaatsvinden.
Een gefuseerd sedimentair gesteente bestaande uit zandkorrels die zijn samengevoegd met een natuurlijk bindend materiaal; het meest voorkomende zand in zandsteen bevat kwarts, met aanzienlijke hoeveelheden veldspaat, kalk, mica en kleiachtige materie.
Een mineraal dat verschillende kleuren heeft en een algemeen bijkomstig mineraal is in kiezelhoudende stollingsgesteenten, kristallijne kalksteen, schisten en gneisen.