Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Verticale, driehoekige delen aan de uiteinden van een gebouw met tweezijdig aflopende daken. Hieronder vallen ook gelijksoortige uiteinden die niet driehoekig van vorm zijn, zoals bijvoorbeeld bij een mansardedak.
Gevels met driehoekige top.
Vormgegeven bouwstenen met een platte onderkant en taps toelopende bovenkant, die zo gehouwen zijn dat ze zich voegen naar de deklaag van de geveltop en die ondersteunen. De meer algemene term voor bouwstenen die in gemetselde muren worden geplaatst om het gewicht van balken te verdelen is 'draagsteen'.
B Verwijst naar het begin van de Gotische architectuurstijl in Engeland. De term werd in het begin van de 19de eeuw voor het eerst gebruikt door architect en oudheidkundige Thomas Rickman. Verwees de term oorspronkelijk voornamelijk naar vensterwerk, tegenwoordig wordt hij over het algemeen breder toegepast. De stijl is vanaf de late 12de eeuw herkenbaar aan het gebruik van spitsbogen, lange smalle ramen zonder middelposten, een rechthoekig grondplan, en een lang, laag silhouet dat slechts wordt onderbroken door talrijke geveltoppen.
Verwijst naar de Engelse stijl in de architectuur, binnenhuisarchitectuur en kunstnijverheid van de jaren 30 tot 60 van de 19de eeuw, die teruggrijpt naar de Elizabethaanse periode in de 16de eeuw. Architecten namen een reeks Elizabethaanse bouwkundige vormen over, waaronder geveltoppen, achthoekige torentjes en glas-in-loodramen, terwijl ontwerpers vijfpassen, vlechtbandmotieven en familiewapens toepasten in meubilair, zilverwerk en keramiek.
Specifieke bouwstijl van de Zuid-Afrikaanse Kaapprovincies, die zich met name heeft ontwikkeld in de periode tussen 1652 en het einde van de overheersing door de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1796 en een generatie daarna. Er zijn zelfs nog voorbeelden uit 1874 bekend. Kenmerkende elementen zijn de geveltoppen voor en achter, de steile rieten daken met een spanwijdte van circa zes meter, en dikke muren van puin, klei of zachte bakstenen, die vervolgens zijn gepleisterd en witgekalkt.
Wordt gebruikt voor de horizontale delen van een hellend dak die uitspringen ten opzichte van de muren. Voor de delen van het dak die uitspringen ten opzichte van de geveltop wordt 'overstekende dakranden' gebruikt.
Wordt gebruikt voor daken waarvan een of meer van de schilden (meestal twee) door een geveltop wordt bekroond.