Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Wordt gewoonlijk gebruikt voor het dooreenvlechten van draden of stroken van verschillend materiaal, zoals riet, textiel of twijgen, om materialen of objecten zoals vlechtwerk, stof, manden of bloemkransen te maken. Wordt met name gebruikt voor het maken van textiel op een weefgetouw of een ander weefapparaat door middel van het ineenvlechten van schering en inslag in een bepaalde volgorde.
Elk willekeurig tapijt dat zonder pool is geweven.
Het weven op een weefgetouw of ander apparaat, geheel of gedeeltelijk bediend door handen of voeten.
Weven op een kaartweefgetouw, waarbij kaartjes worden gebruikt om het patroon te vormen. De kaartjes hebben gaten (meestal vier) op de hoeken. De schering wordt ingeregen door die gaten. Door de kaarten te draaien ontstaat een nieuwe gaap waarin je de inslag kunt inbrengen. Daar het aantal scheringdraden beperkt is vanwege het aantal kaartjes die kunnen worden benut, wordt deze methode meestal gebruikt voor smalle banden.
Een zware kam waarmee men weefdraden dichter tegen de eerdere rijen van de geweven stof kan aandrukken.
Beschrijft werken die zijn vervaardigd door de bevolking van het eiland Abrim. Tot de bekendste kunstwerken van het Abrimvolk behoren de geweven peniskokers, die normaal worden gedragen.
Te gebruiken voor textiel dat wordt geweven door Igbo-vrouwen in Nigeria, met complexe ingewoven patronen in katoen of kunstzijde op een grondweefsel van katoen. Er wordt alleen commercieel machinaal geweven draad voor gebruikt.
Handgeweven kleden met luspolen, gemaakt in Spanje in het district Aljuparras ten zuiden van Granada en elders in Andalusië en Castilië. De basis is van linnen en de ruwe wol van de polen loopt langs het inweefsel, waarbij iedere kleur volgens het patroon in lussen boven het oppervlak wordt getrokken. Er gaan ongeveer 3 lussen in 1 vierkante centimeter. Deze techniek wordt mogelijk al lange tijd in het gebied toegepast, maar de nog bestaande exemplaren dateren vermoedelijk niet van vóór de 18de eeuw. De patronen kunnen worden omschreven als volkskunst en de kleuren, meestal twee maar soms wel tien, zijn krachtig. De alpujarras-kleden zijn waarschijnlijk van Moorse oorsprong. De constructie van de kleden maakt ze vooral geschikt als beddensprei.
Eind 19e-eeuwse keerbare tapijten die in één geheel, inclusief rand en zoom, werden geweven. Ze konden worden gebruikt als morskleden en waren makkelijk weg te halen en schoon te maken.
Gordijnen, meestal van geweven asbest en metaaldraad, die in theaters het toneel afsluiten van de toeschouwersruimte om bij brand te voorkomen dat vuur en rook zich verspreiden.
Geweven Yoruba-textiel met smalle stroken, op een horizontaal weefgetouw vervaardigd.
Handgeweven of geweven tapijten die in Zuid-Frankrijk worden gemaakt en als vloerbedekking of wandversiering worden gebruikt.
Kleden die zo zijn geweven dat ze een rangschikking lijken te zijn van de vier kleden die vaak gebruikt worden in de belangrijkste kamers van voorname Islamitische huizen namelijk de mian farsh, de kelley en twee kenarehs.
Randen met bijzonder rijk borduurwerk of met gouddraad of gekleurd zijde geweven patronen, vaak verfraaid met juwelen of kralen. Gebruikt als ornamentele banden op kleren, zoals koninklijke of religieuze gewaden. De term verwijst naar de Frygiërs, die bekendstonden om hun grote vaardigheden in het borduren met goud.
Geknoopte pooltapijten die oorspronkelijk werden geproduceerd in Axminster, Devon, Engeland. Ze worden aan een stuk geweven waarbij de weefkwaliteit zeer hoog is.
Objecten gemaakt van geweven, gevlochten of gesneden bamboe, of bamboe met inscripties.
Lagen grof geweven, zwaargewicht textiel dat gebruikt wordt bij het stofferen, vastgemaakt over een webbing om een zitholte te creëren en om te voorkomen dat het vulsel eruit valt.
Term die voorheen werd gebruikt voor verschillende bedovertrekken, voornamelijk wanneer ze van katoen of van wol zijn geweven; vanaf het midden van de 19e eeuw werd de term doorgaans vervangen door 'spreien'.
Zware, normaal geweven of gekeperde stof van kamgaren, katoen, wol of andere fibers, of een combinatie hiervan. Voor het eerst geproduceerd in Bedford, Engeland en gekenmerkt door zware, verdraaide koorden of stroken.
Puur linnen dat geschikt is voor schilderdoeken. Belgische linnens worden in het algemeen beschouwd als de fijnste kwaliteit linnen. Sommige soorten worden speciaal geweven of geselecteerd voor kunstenaars.
Dicht geweven en relatief diepe manden, waarvan het volume zelden groter is dan 2,5 liter; de meeste hebben een inhoud van ongeveer 1 liter of minder.
Geweven dames- of kinderbovenkleding voor het bovenlijf, meestal van dun materiaal en losvallend, met of zonder mouwen en over of in de band van een rok of broek gedragen. In traditionele klederdrachten soms ook gedragen door mannen. Gebruik 'truien' voor gebreide of gehaakte kleding voor het bovenlijf.
Brusselse tapijten die zeer veerkrachtige zijn en een meervoudige omlijsting hebben waarin alle gekleurde kamgaren patroondraden mee worden geweven in het tapijt en worden opgehaald en in het patroon opgenomen volgens het ontwerp.
Textielmateriaal voor boekomslagen, meestal van geweven katoen of linnen. Voor versteviging, kleuring en versiering en voor het verbeteren van de duurzaamheid wordt het onder meer gebleekt, gekleurd, gesteven, geïmpregneerd, geglazuurd en gebosseleerd.
Lange capes met capuchon, aan één stuk geweven en gedragen door Arabieren en monniken. Ook gebruikt voor dergelijke capes die in verschillende perioden werden gedragen door vrouwen in Europa en de Verenigde Staten.
Turkse, geweven vierkanten die worden gebruikt als verpakkingsmateriaal of die tot tasachtige houders worden genaaid, waarbij een zijde open gelaten wordt die als een envelop kan worden dichtgevouwen.
Stevige stof geweven in uiteenlopende patronen; het werd van de 17e tot de 19e eeuw algemeen gebruikt voor beddengoed en voeringstof voor kleding. Vóór de 17e eeuw werd het gemaakt van kamgaren en daarna van zuivere katoen of van mengsels van katoen en linnen. Tegenwoordig is het meestal een katoenen keper met een korte vleug.
Geweven stof waarbij de hoofd- of aanvullende inslag wordt opgehaald om lussen op het oppervlak te vormen.
Brusselse tapijten waarbij een ontwerp in kleur op de draden wordt gedrukt voordat het materiaal wordt geweven.
Nauwsluitende, mouwloze jassen tot aan de heupen, meestal zonder kraag en met ceintuur, vooral die werden gedragen over een doublet in de 16e en 17e eeuw. Gebruik ook voor soortgelijke kledingstukken met sluitingen gemaakt van geweven of gebreide stof of leer en gedragen in de 20e eeuw als beschermende bovenkleding of om uitrusting te dragen door militair personeel.
Verwijst naar een gesloten net dat is bewerkt met zijde of vlas op een open, geweven ondergrond van gaas. Het is een variant van filetkant en een van de oudste kantsoorten. Het wordt gekenmerkt door een gedraaid net als achtergrond dat in de ene richting loopt, terwijl een enkele draad in de andere richting loopt. De ontwerpen worden op een vierkant raster genaaid.
Bedekkingen voor vloeren of bedden die zijn geweven uit stroken lappen als inslag.
Navajo schouderdekens die zo zijn geweven dat ze breder zijn dan lang en die horizontaal worden gedragen; ze worden gekenmerkt door een eenvoudig patroon van inslagstroken in gemoireerd inslagweefsel, soms met rechthoeken of ruiten in tapisserieweefsel. Niet geassocieerd met sociale positie.
Geweven tapijten in effenbinding met een aanvullende inslagstructuur.
Elke vorm van keper die is geweven met meer dan één bindingsysteem. Geen Nederlands equivalent. Zie 'weefsel' en 'meergraatskeperbinding'.
Voorwerpen die zijn gevlochten of geweven van graanstengels, traditioneel van de laatste schoof die is geoogst. De corn dolly is bedoeld als een winterverblijf voor de geest van het graanveld en wordt in de lente verbrand of weer in het veld geploegd om de volgende oogst te garanderen. De volkstraditie ontstond in Britannië en Ierland, en werd door emigranten naar Noord-Amerika meegenomen. Ze werden onder meer ontworpen als mensfiguren met een of meerdere samengevoegde lussen of als kegelvormige kooien. Meestal werden ze voorzien van linten en lappen. Tegenwoordig worden ze veel gemaakt in de kunstnijverheid, met de bedoeling om ze te verkopen.
Geweven bedovertrekken, vooral de overtrekken die zijn gemaakt uit één stuk stof, meestal wol of katoen. Geen Nederlands equivalent. Zie 'beddenspreien'.
Onderrokken die oorspronkelijk werden gemaakt van stijve, geweven stof van paardenhaar, linnen, katoen of wol. Later veel gebruikt in combinatie met hoepels van balein of staal.
Grote, diepe muurtassen, voornamelijk gebruikt in tenten en opgehangen aan de lattenconstructie. De voorkant is gepoold geweven en de achterkant bestaat uit gewoon inslagweefsel.
Een zware, kepergeweven textiel met een gladde schering.
Geweven tapijten, meestal van katoen, vervaardigd in India.
Zachte, los geweven Navajo schouderdekens met stroken inslagweefsel, voor allerlei doeleinden in het dagelijks gebruik.
Dichtgeweven stof in verschillende gewichten; wordt meestal gemaakt van vlas, hennep, jute of katoen en vooral gebruikt voor zeilen, dekkleden en stoffering en als ondergrond voor olieverfschilderijen. Het wordt ook gebruikt voor rasterachtig gaas dat van soortgelijke materialen is gemaakt en wordt gebruikt als ondergrond voor borduurwerk.
Boom waarop men het geweven doek rolt.
Verwijst naar de prehistorische periode (4de tot 1ste eeuw v. Chr.) en cultuur van de regio Indochina in Zuidoost-Azië. Met de stijlontwikkelingen in deze periode, die later onder Indiase en Chinese invloed zou komen, is de grondslag gelegd voor de beschaving in deze regio, zo wordt algemeen gedacht. De periode wordt vooral gekenmerkt door de ontwikkeling van grote stenen monumenten die als religieuze heiligdommen fungeren. In deze periode maakte het bronswerk een grote bloei door: rituele keteltrommen, huishoudelijk gerei en maskers vervaardigd met de verlorenwasmethode, ceremoniële bijlen die als machtssymbool fungeerden, en rijk bewerkte trommels van uiteenlopende grootte. De bronzen producten werden vaak gesierd met menselijke en dierlijke reliëfpatronen die waren afgeleid van geweven ontwerpen in textiel. De spiraalvorm was een populair motief in deze periode en verscheen als decoratief element op textiel en bronswerk.
Kleine tapijten geweven in de huisindustrie of voor gebruik bij de wevers en hun families.
De dwarsliggende rand die afgesloten is met kettinglussen, wat voorkomt bij sommige stukken textiel die op eenvoudige apparatuur zijn geweven. Het lijkt op een echte zelfkant en kan aan één of beide zijden van het textiel voorkomen.
Op schilden gelijkende schorten, gedragen door Mangbetu-vrouwen in Afrika om het achterwerk te bedekken; meestal gemaakt van geweven vezels en vaak versierd met geometrische patronen.
Dicht gepoolde, handgeweven Scandinavische tapijten.
De handwerken in textiel of andere fijne materialen die vooral decoratief zijn en niet zuiver praktisch en functioneel. De fraaie handwerken zijn borduren, haken, knopen, breien, haarwerk, werken met gevouwen of geweven papier, metaalvlechtwerk, etc.
Japans papier dat is gemaakt van vezels uit de korte bast (binnenste schors) van de soort Wikstroemia canescens, die inheems is in de bergachtige gebieden van Azië. De eerste gevonden vermelding van het papier stamt uit ca. 850 n.Chr. Gampi is een fijn vezelachtig papier dat wordt geproduceerd op een papierbewerkingsraster dat is bedekt met een waterdichte zijdedoek, hetgeen resulteert in het zijdeachtige geweven uiterlijk. Hoewel gampi transparant, glad en sterk is, heeft het een slechte dimensionele stabiliteit. Het wordt gebruikt als calqueerpapier en als tussengeschoten bladen voor goudbeslag, maar niet voor schutbladen.
Verwijst naar het procedé waarbij een naald en een draad of een dunne metaaldraad worden gebruikt voor het stikken van decoratieve patronen in stof, leer, papier of ander materiaal. Gebruik 'brocheren' voor de techniek van het aanbrengen van inslagpatronen, waarmee verhoogde patronen worden ingeweven in een geweven stof.
Techniek voor het aanbrengen van lancé-patronen, waarbij hoger liggende patronen op geweven textiel worden geweven. Gebruik 'borduren' voor het met de hand of machinaal stikken van decoratieve ontwerpen op stof, leer of papier.
Amerikaanse tapijten uit het begin van de 19e eeuw die overlangs in wijde strepen met een grove, zelfgesponnen wollen draad werden geweven. De breedte van de tapijten was precies geschikt voor traplopers, of ze werden aan elkaar genaaid om zo een kamerbreed tapijt te maken.
Tapisserietechniek waarbij de inslagdraden van verschillende vlakken beurtelings om een gemeenschappelijke kettingdraad worden geweven.
Tapisserietechniek waarbij de inslagdraden van twee aangrenzende vlakken per groep van twee of meer beurtelings om één kettingdraad worden geweven.
Geweven stof met een glad, glimmend oppervlak, gekenmerkt door een hoofdbindingssysteem, de satijnbinding. Bij deze binding loopt elke kettingdraad over vier of meer opeenvolgende inslagdraden heen en onder de volgende door, het bindingspunt. De bindingspunten van de naast elkaar liggende kettingdraden zijn van tenminste twee inslagdraden verschoven, zodat nooit keperlijnen gevormd worden.
Grofgeweven zeven die worden gebruikt voor het scheiden van graan van stro en kaf of voor het fijnhakken van gekookte groenten, zoals aardappelen.
Te gebruiken voor beschermingsconstructies van geweven of gevlochten metaal die voor de openingen van open haarden worden geplaatst om te voorkomen dat er vonken of brandende kolen ontsnappen.
Een soort rouwjuwelen waarin menselijke haren zijn verwerkt. Verwijst doorgaans naar verfijnd geweven of gevlochten lokken, ingezet in goud en verwerkt tot armbanden, halsbanden of horlogekettingen.
Zeven met een net van geweven haar.
Textiel gemaakt voor handdoeken en soortgelijke voorwerpen; meestal gemaakt van absorberende vezels zoals katoen of linnen en geweven met een geringe breedte.
Het repareren van gaten en scheuren in geweven stoffen door toevoeging van draden, om het weefpatroon en de strakheid van de originele stof zo dicht mogelijk te benaderen.
Dichtgeweven linnen stof in effenbinding die voor het eerst werd vervaardigd in Nederland; term in deze betekenis gebruikt in de 18de en het begin van de 19de eeuw. Gedurende de tweede helft van de 19de eeuw werd de term ook gebruikt voor een glanzende, gesteven katoenen stof die veel werd gebruikt voor overgordijnen. Geen Nederlands equivalent. Zie 'linnen' en [.].
Ruildekens, vervaardigd voor de Hudson's Bay Company, in verschillende gewichten en kleuren, vaak met een patroon van ingeweven brede strepen en stippen. Geen Nederlands equivalent.
Tapijten die in India zijn geweven en Perzische ontwerpmotieven bevatten.
Kruiselings door de ketting geweven draden van een weefsel, in het bijzonder voor het geheel van zulke draden. Gebruik voor aparte inslagdraden 'scheuten'.
Term die soms wordt gebruikt om te verwijzen naar handgeweven Italiaans linnen uit de 17de en 18de eeuw.
Term gebruikt voor grote, meestal ongezoomde beddenspreien met ingewikkelde patronen en rijkbewerkte randen die met een speciaal mechanisch hulpstuk aan het weefgetouw zijn geweven. Geen Nederlands equivalent.
Stof met ingeweven patronen, vervaardigd op een Jacquardgetouw.
Borduurtechniek waarbij patronen op geweven, ongebleekte katoen of linnen worden geborduurd met zwaardraads garen, dat lussen maakt op het oppervlak en dan wordt doorgeknipt, wat een kwastachtig effect geeft; wordt vooral gebruikt voor beddenspreien. Deze techniek wordt vooral toegepast in Angelsaksische landen.
Machinaal vervaardigde tapijten die op een breed weefgetouw zijn geweven, met een breedte vanaf circa 1,35 meter.
Geweven ontwerpen met gecompartimenteerde vormen rondom een groot centraal bloemmotief in een wafelpatroon dat doet denken aan kant of mazen; populair in Engeland tussen 1690 en 1730.
Tapisserietechniek waarbij inslagdraden van verschillende vlakken worden geweven om aangrenzende scheringdraden. Bij verticale afscheidingen tussen twee kleurvlakken ontstaan spleten of gaten.
Een zijden stof van verfijnd weefsel uit Ghana. De lange, smalle stroken worden handmatig geweven en aan elkaar genaaid om een patroon te vormen. Kente heeft meestal zachte kleuren.
Geweven stof die wordt gekenmerkt door parallelle diagonale richels of ribbels die ontstaan door elke scheringdraad over één en onder twee of meer aangrenzende inslagdraden heen te laten lopen in plaats van afwisselend over en onder een inslagdraad, zoals bij gangbare weefsels. Keperweefsel heeft normaal gesproken een diagonale lijn die regelmatig wordt herhaald en gewoonlijk omhoog loopt van links naar rechts onder een hoek van 45 graden. Het weefpatroon kan op verschillende manieren worden gevarieerd, bijvoorbeeld door de hoek of de richting van de keperlijn te veranderen, zoals bij een visgraatmotief.
Beschrijft werken die zijn vervaardigd door de bewoners van het eiland Kiribati. De meeste kunstwerken die zijn vervaardigd door de bevolking van de Republiek Kiribati hebben de vorm van patronen welke zijn ingeweven in matten van pandanbladeren. Dit werk wordt gebruikt voor zeilen, kleding, manden, zitmatten en slaapmatten.
Grote bedekkingen van stof tijdens de periode van de bedevaart gebruikt voor de Ka'ba bij de de Grote Moskee in Mekka en waarop citaten uit de Koran zijn ingeweven of geborduurd. Ze worden elk jaar vervangen en na de ceremonies in stukken gesneden en uitgedeeld als relikwieën.
Zwaar geweven textiel voor allerlei gebruiksdoeleinden, grotendeels nog in de vorm waarin ze het weefgetouw hebben verlaten. In westerse gemeenschappen worden ze meestal als vloerbedekking gebruikt.
Kledingstukken die worden gedragen op de torso als bescherming tegen kogels. In de 20e eeuw bestaan ze gewoonlijk uit platen van staal, aluminium, glasvezel of keramiek of uit verscheidene lagen zwaargeweven stof van polymeervezel.
Militaire riemen van zware, geweven katoenen stof met metalen haken waaraan te velde uitrusting kan worden gedragen, voor het eerst gebruikt tijdens de Eerste Wereldoorlog en later aangepast voor burgerlijk gebruik. Ook lichte katoenen riemen die om het middel worden gedragen onder militaire tunieken of sjerpen, waaraan zwaardstroppen kunnen worden bevestigd, voor het eerst gebruikt rond 1900.
Verwijst naar de stijl van kunstvoorwerpen zoals voortgebracht door christelijke Egyptenaren, voornamelijk tussen de 4de en 7de eeuw, volgens sommige auteurs tussen de 5de en 8ste eeuw, al worden ook werken tot in de 12de eeuw tot deze stijl gerekend. De kunstwerken kenmerken zich door heldere, matte kleuren, statische figuren en decoratieve motieven afgeleid van bronnen uit Syrië, het Nabije Oosten en het oude Egypte. Ze omvatten ivoren en stenen beeldsnijwerk, boekillustraties, aardewerk, muurschilderingen en geweven textilia. De bouwkunst kenmerkt zich door de bouw van kerken, kloostercellen en grafmonumenten.
Dunne kousen die aan één stuk geweven zijn met een slipje. Gebruik 'maillots' voor zware, ondoorzichtige kousen die aan één stuk geweven zijn met een slipje.
Een zeer smalle, zich herhalende streep, meestal aanwezig op geweven of bedrukte stof, maar ook gebruikt voor een dergelijke streep op schilderijen en andere werken.
Meestal geweven of gebreide nabootsing van bont
Malagassische lijkwade van geweven zijde, katoen, bast of raffia en vaak versierd met borduursel of kralen, gebruikt om stoffelijke overschotten in te wikkelen voor herbegrafenisrituelen. Letterlijk betekent de term 'rode stof', hoewel rood niet de dominante kleur hoeft te zijn.
Geweven textiel meestal met een lancé-inslag van metaaldraden, vroeger meestal van verguld zilver, zilver of verzilverd koper, soms van goud; tegenwoordig vaak van lurex of ander synthetisch materiaal.
Verwijst naar de stijl die in verband wordt gebracht met Laos, in het dal van de bovenloop van de Mekong. In de hybride stijl zijn Thaise, Myanmarese, en Khmer-invloeden te herkennen. De basis van de kunststijl van deze regio ligt in de religie en traditie, met boeddhistische en hindoeïstische iconografie en verhalende reliëfpanelen die wortelen in Theravada-boeddhistische en hindoeïstische principes. Kenmerkend voor volkskunst in deze stijl zijn manden, hout- en ivoorsnijwerk en zilver- en goudwerk. Kenmerkend voor architectuur in deze stijl zijn tempels naar model van Khmer-tempelbergen met schuine, trapvormige daken met kleine vlakke dakpannen, en de wihan, een rechthoekig gebouw met een altaar met boeddhistische afbeeldingen. In de beeldhouwkunst is deze stijl grotendeels toegepast voor het afbeelden van Boeddha in koninklijke gewaden. Beeldhouwwerken zijn vervaardigd uit brons, gelakt hout en soms steen en zijn versierd met ingelegd glas of paarlemoer. Bas-reliëfs zijn zeldzaam en worden meestal aangetroffen als houten wandbekleding, hoewel er ook muurtaferelen bekend zijn in kalkmortel, pleisterwerk of cement. Kenmerkend voor textielkunst in deze stijl zijn zijden stoffen met ikat- en ingeweven patronen met stippen en geometrische en zoömorfe motieven.
Tapijten met een inslag van vodden of lappen die vaak in stroken zijn geweven en aan elkaar zijn genaaid.
Diagonale strepen die in textiel ontstaan doordat opeenvolgende, onregelmatige ingeweven of anderszins aangebrachte rijen elkaar snijden.
Britse mouwloze onderlijfjes, meestal met een knoopsluiting aan de voorkant, van tricotstof, verstevigd met stroken geweven stof; voor het eerst in de handel in 1908 en vooral gedragen door jonge meisjes. Geen Nederlands equivalent.
Algemene benaming voor geweven textiel van de gesponnen vezels van de vlasplant.
Ten dele met de hand gemaakte kantsoort waarbij geweven of gevlochten bandjes met borduursteken met elkaar verbonden worden.
Keperstof waarbij de richting van de diagonalen, die wordt gevormd door de bindingspunten, wordt omgekeerd in groepjes scheringdraden en ook in groepjes inslagdraden, waardoor er een ingeweven ruitpatroon ontstaat. Geen Nederlands equivalent.
Tasjes die bestaan uit een gepoold geweven voorkant en gewoon inslagweefsel aan de achterkant.
Dekens van Indianen uit het zuidwesten van de Verenigde Staten, die zo zijn geweven dat ze breder zijn dan lang, in wit met indigoblauwe randen in ruitkeperweefsel.
Zware, ondoorzichtige kousen die aan één stuk geweven zijn met een slip. Gebruik 'panties' voor dunne kousen die uit één stuk gewoven zijn met een slip. Gebruik 'tricots' voor nauwsluitende combinaisons uit één geheel.
Houders maken die zijn vervaardigd van twijgen, biezen, dunne stroken hout of ander flexibel materiaal dat tezamen wordt geweven.
Beschrijft werken die zijn vervaardigd door de bewoners van de Republiek der Marshalleilanden. De bevolking van de Marshalleilanden wordt erkend als uitvinders van de outrigger, een bepaald type kano. Oorspronkelijk werden er drie soorten kano's vervaardigd: de walap, een zeilkano die maximaal 100 passagiers kon vervoeren; de tipnol, bedoeld voor maximaal 20 passagiers; en de korkor, een kleine kano voor gebruik in een lagune. Andere door de bewoners van de Marshalleilanden geproduceerde kunstwerken zijn geweven of gevlochten producten voor de ambachtsmarkt of voor gebruik in huis, en diverse tatoeageontwerpen.
Dubbelgeweven stof die er doorgestikt uitziet door het gebruik van een opvullende inslag om het reliëf te vergroten.
Stof geweven in lengten en per meter verkocht.
Zuiver wollen kamgaren stof met dwarsribben en moiré finish, in Nederland vervaardigd, later met jute inslag en nog later volledig katoen geweven; gebruikt voor onderrokken. (van Gorp).
Smalle stroken dicht geweven stof, aangebracht tegen de rug van een boek, waaraan de boekdelen vastgenaaid worden. Onderscheiden van 'naairiemen'; dit zijn smalle stroken ongelooide of bewerkte huid die voor hetzelfde doel gebruikt werden in de vroege stadia van het flexibel naaien. Tevens onderscheiden van 'touwen (boekbandonderdelen)'; dit zijn strengen van vezelig materiaal die riempjes vervingen tegen het einde van de zestiende eeuw.
Smalle stroken ongelooide of bewerkte huid zoals leer of met aluin witgelooide huid waarmee de delen van een boek achter de rug langs werden vastgenaaid in de vroege stadia van flexibel naaien. Onderscheiden van 'touwen (boekbandonderdelen)'; dit zijn gedraaide stroken vezelig materiaal die riempjes vervingen tegen het einde van de zestiende eeuw. Tevens onderscheiden van 'naaibanden'; dit zijn smalle stroken dicht geweven stof die voor hetzelfde doel geschikt zijn.
Een van de twee belangrijkste typen handgemaakte kant, naast 'kloskant'. Het wordt gekenmerkt door de werkwijze, waarbij een patroon van draad met naald en draad wordt bewerkt. Er wordt in principe maar één steek gebruikt, de knoopsgatsteek en de geknoopte knoopsgatsteek. Het procedé zou in de 15de eeuw in Italië zijn ontwikkeld, geïnspireerd door ajourwerk en cutwork op linnen. Meestal wordt het ontwerp uitgetekend op papier of perkament, waaronder stof of een ander materiaal ligt. Het ontwerp wordt geschetst met een stiksel dat dient als het ondersteunende raamwerk voor het stuk. De opvulling en het patroon worden aangebracht met naald en enkele draad, met een reeks knoopsgatsteken die niet door de ondergrond worden gehaald. De steken worden in dicht bij elkaar liggende rijen aangebracht om het patroon op te vullen of verder uit elkaar om een maaswerk te vormen. Ook kunnen er rechte rijen steken worden toegevoegd. Een geklost of geweven lint wordt soms gebruikt voor onderdelen van het ontwerp. Het ontwerp wordt met een mes van de ondergrond losgemaakt.
Verwijst naar de laatste fase in de ontwikkeling van een menselijke cultuur tijdens het stenen tijdperk. De fase kenmerkt zich door het hoogwaardige stenen gereedschap dat werd vervaardigd door middel van polijsten en malen, de wijdverbreide domesticatie van dieren en planten, de vestiging in permanente nederzettingen en de introductie van aardewerk en geweven stof. Neolithische culturen ontstonden voor het eerst tijdens het Holoceen, ongeveer 9.000 v. Chr., en hielden in bepaalde afgelegen gebieden van de wereld stand tot in de 19de eeuw. De artistieke voorwerpen zijn houten en stenen huizen, religieuze monumenten, forten en fortificaties, houtsnijwerk, schilderingen, textiel en aardewerk.
Verwijst naar een weefsel met een open structuur gemaakt van garen, draad of touw, gewoonlijk van zijde, katoen, nylon of kunstzijde, met fijne tot grove mazen met vaste afmetingen. De mazen zijn met de hand of machinaal aan elkaar geknoopt. Het materiaal kan worden gebruikt om uiteenlopende artikelen te maken, van sluiers en afwerking van kleding tot tennis- of visnetten. Te onderscheiden van fijne netten die worden gebruikt in kant, hoofddeksels en andere kleding. Gebruik 'netten (objecten)' voor objecten die bestaan uit netvormige schikkingen van draden, knopen of touwen die met een zekere regelmaat zijn verdraaid, geknoopt of samengeweven.
Wordt gebruikt voor voorwerpen die bestaan uit ineengrijpende schikkingen van draden, koorden of touwen die zijn samengedraaid, geknoopt of geweven op regelmatige afstanden. Gebruik de term 'net (textiel)' voor open geweven stof gemaakt van twijn, sterke draad of garen, meestal van zijde, katoen, nylon of rayon, met fijne of grove mazen van vaste afmetingen, die wordt gebruikt om verschillende dingen te maken, van sluiers en garneersel op kleding tot tennisnetten en visnetten.
Tassen geweven door nomaden in Centraal-Azië, bedoeld om de uiteinden van een bundel steunpalen stevig vast te maken.
Duurzame, dichtgeweven stof in effenbinding, oorspronkelijk gemaakt van linnen maar tegenwoordig meestal van katoen. Het komt voor in verschillende gewichten en lijkt erg op canvas maar dan fijner en lichter. Het wordt veel gebruikt voor tenten, riemen en kleding. Geen Nederlands equivalent. Zie 'zeildoek'.
Bepaalde handgeweven of handgeknoopte pooltapijten die oorspronkelijk werden geproduceerd in bepaalde regio's in Azië, Afrika en Europa. Gebruik bij voorkeur een meer specifieke beschrijving of naam van de plaats of cultuur van afkomst van de tapijten.
Goedkope, machinaal geweven dekens die door de Pendleton Woolen Mills in Oregon voor de handel met de Indianen werden gemaakt en speciaal naar Indiaanse voorkeuren werden ontworpen. Geen Nederlands equivalent.
Een onregelmatig ruitpatroon, meestal gebruikt voor geweven stoffen.
Fijne, glanzende en doorzichtige stof uit de Filippijnen, geweven van ongesponnen zijdeachtig draad van de ananasplant. Wordt gebruikt voor decoratieve zakdoeken, versieringen en lingerie.
Verwijst naar de draden of koorden die de tussenruimten van een net, gaas, raster of zeef omsluiten. De term kan ook verwijzen naar het materiaal dat door het plaatgaas wordt gevormd. Hieronder valt elk geweven, gebreid of geknoopt materiaal met een open textuur en regelmatig gespatieerde gaten, zoals ook textiel en in elkaar grijpende metalen koppelingen. Verder kan de term verwijzen naar de tussenruimten zelf in plaats van naar de draden die deze begrenzen. Als dit het geval is, verwijst de term naar de grootte van een net of raster. De grootte wordt aangegeven door het aantal openingen per inch of een andere lengtemaat.
Dekens met een aantal korte, in de hoeken geweven strepen - 'points' genoemd - die formaat en gewicht aangeven. Geen Nederlands equivalent.
Afrikaans textiel van Ewe-oorsprong, later aangepast en in variaties geproduceerd door andere volkeren, dat in smalle stroken op een spinnewiel wordt geweven, waardoor krachtige patronen ontstaan. Dit populaire textiel wordt overal rond de Niger-delta verhandeld.
Zware, losjes geweven Navajo dekens van grove, handgesponnen draden met een synthetische kleurstof die rond 1900 aan handelaren per pond werden verkocht. Geen Nederlands equivalent.
Beddenspreien, geweven met een inslag van in repen geknipte, al voor andere doeleinden gebruikte stof.
Hoogpolige, handgeweven, ruige Scandinavische tapijten, vaak met uitgesproken, kleurrijke ontwerpen.
Grote Tibetaanse kleden die in opdracht werden geweven en voor verschillende doeleinden worden gebruikt.
Pooltapijten die zijn geweven op de manier van een Wiltontapijt maar met draad van mindere kwaliteit.
Perzische tapijten die waarschijnlijk in het begin van de 17e eeuw in Kirman zijn geweven. De motieven in het ontwerp bevatten vaak medaillons, mythische en werkelijke dieren of menselijke gedaantes.
Fijn geweven dekens in Spaans-Amerikaanse stijl, vaak met ingewikkelde patronen, die zo zijn geweven dat ze langer zijn dan breed en die om de schouders gewikkeld worden gedragen.
Een groep kleden die volgens dezelfde techniek als de Para-Mamluk kleden worden gemaakt, maar niet zo fijn geweven en van een verschillend kleurengamma. Ze hebben een kenmerkend patroon van zeshoekige of achthoekige vormen die vaak met een cartouche-rosette rand zijn begrensd.
Korte of lange bovenkleding bestaande uit panelen of schilden van huiden, vellen, textiel of geweven vezels, die met veters of koorden bevestigd afhangt van of nabij de taille; vaak versierd en gewoonlijk met een aanduiding van leeftijd of echtelijke staat. Kan de voor- of achterzijde van het lichaam bedekken; gedragen door vrouwen en meisjes in Afrika.
Geweven tapijten uit de Kaukasus die een aanvullend inslagpatroon hebben.
Verwijst naar de stijl in de Japanse residentiële architectuur die werd gebruikt voor de verblijven van militairen en tempelgasten tijdens de perioden Momoyama (1568-1600) en Edo (1600-1868). Deze stijl staat aan de basis van het hedendaagse traditionele Japanse huis, en kenmerkt zich door een overdekte galerij aan de ingang, verder een brede veranda op het zuiden en deuren bestaande uit jaloezieën met papieren schermen. De vloeren zijn bedekt met geweven matten.
Sterke banden van compact geweven stof die zijn ontworpen om gewicht te dragen; wordt algemeen gebruikt als de eerste steunende laag bij zitmeubels.
Geweven stof met verplaatste kettingdraden die zijn vastgezet met de inslag, wat meestal resulteert in een zeer open weefsel; wordt vooral gebruikt voor glasgordijnen en kledingaccessoires. Gebruik `gaas' voor weefsels in effenbinding met een open structuur, zoals b.v. toegepast als verbandmiddelen.
Geweven tapijten uit de Kaukasus waarvan het patroon wordt gevormd door aanvullende inslagwikkelingen.
Tapijten die binnen een stam of groep worden geweven, vooral tapijten die voor praktische in plaats van commerciële doeleinden zijn bedoeld.
Grofgeweven, zware reisdekens die door passagiers op schepen worden gebruikt. Geen Nederlands equivalent.
Textiel die is geweven, gevilt, gebreid, geknoopt, gevlochten, getwijnd, geklopt of op een andere manier tot een plat stuk gemaakt. Gebruik `garen' voor textiel in de vorm van doorlopende lange draden van fijne vezels door die te winden, te spinnen, te vlechten of te twisten.
Officieel in omloop zijnde ruilmiddelen gemaakt van textiel, zoals de stroken of vierkanten van geweven raffia die veel werden gemaakt en gebruikt in West- en Centraal-Afrika vóór de 20ste eeuw, maar ook andere soorten die in het verleden zijn gebruikt in Japan en Indonesië.
Beschrijft de diverse soorten kunstwerken die zijn vervaardigd door de bewoners van het eiland New Britain. De Sulka zijn bekend om hun beeldgesneden en beschilderde schilden, die zijn gemaakt van geweven rotan en soms zijn gedecoreerd met gezichten.
Verwijst naar de stijl en periode die in verband worden gebracht met de regio Sumatra van de 11de tot de 14de eeuw. De stijl staat bekend om zijn rijke, gevarieerde textieltradities die worden gebruikt in uiteenlopende rituele contexten en worden gekenmerkt door ontwerpen met geweven zijde en katoen, tapijten, borduurwerk, werken met goudlaken en mantelstoffen in blauwe en aardrode kleuren met 'warp ikat'-ontwerpen van in elkaar grijpende ruiten. Kenmerkend voor de edelsteenproductie in deze stijl zijn gouden medaillons, armbanden en halssieraden versierd met juwelen en haarlokken en slagtanden en klauwen van dieren, en met edelstenen bezette, halvemaanvormige hoofdtooien met kleine modellen van traditionele huizen hangend aan haarspelden. De beeldhouwkunst in deze stijl wordt gekenmerkt door bronzen en stenen Boeddhabeelden die doen denken aan werk uit de Srivijaya- en Majapahit-periode.
Verwijst naar de stijl die in verband wordt gebracht met het eiland Sumba. De textielproductie in deze regio laat Sumatraanse en Indiase invloeden zien, met grote mantels (hinggi) met een ingeweven ikat-patroon, Indiase patola-ontwerpelementen en ceremoniële sarongs met ingeweven patronen. Populaire regionale motieven in het textiel zijn onder meer menselijke figuren, paarden, herten, slangen en leeuwen. De kleuren duiden op een klassenonderscheid, waarbij Turkse rode verf het meest luxe en zeldzaam is. In de edelsteenkunst wordt de stijl gekenmerkt door het gebruik van granaat, kristal, parels, amethisten, robijnen, rood koraal en ivoor. Kenmerkend voor decoratieve kunst in deze stijl zijn fijn afgewerkte kralen halskettingen en hoofdbanden.
Textiel geweven volgens een methode die is gebaseerd op een eenheid van twee scheringdraden en twee inslagdraden, waarbij elke scheringdraad over de ene en onder de andere inslagdraad loopt. De verbindingspunten worden langs één scheringdraad op opeenvolgende inslagdraden gelegd. Geen Nederlands equivalent. Zie 'weefsel' en 'effenbinding'.
Textiel geweven van katoen, jute of hennep, dat is behandeld met olie en pigment of geplastificeerd en wordt gebruikt als een waterdichte bedekking.
Materiaal dat per meter wordt geweven om vloerkleden mee te maken.
Verwijst naar het procedé van het maken van zware wandtapijten, geweven stoffen die worden gekenmerkt door ornamentele of picturale dessins en die aan muren worden gehangen, gordijnen, stoffering, of stoffen om aan vensters of balkons te hangen. Het procedé wordt uitgevoerd op een weefgetouw voor tapijten en verschilt van het weven van overige stoffen doordat de inslag alleen naar de schering gaat aan de rand van een bepaalde kleur of een bepaald patroon in het dessin, en niet van de ene naar de andere rand van de hele stof gaat. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende technieken voor het mengen en laten overlappen van kleuren om schaduwen en patronen te creëren. Details van het dessin worden vaak beschilderd of geborduurd.
Doorschijnende, dunne, zwaar gesteven en los geweven katoenen stof. Het wordt gebruikt voor voeringen en als veegdoek bij het maken van drukken. Wordt ook gebruikt voor een bepaald soort mousseline die uit India naar Engeland is gebracht in de 18e eeuw en in de 19e eeuw in Schotland werd geproduceerd, meestal voor baljurken.
Wollen of kamgaren keper die met verschillende kleuren garen is geweven tot een veelkleurig ruitpatroon. Het is Schots van oorsprong; de kenmerkende ontwerpen en kleuren duiden op een bepaalde clan uit de Highlands.
Textiel met een linnen schering en wollen inslaggaren, meestal zelf gesponnen en met de hand geweven. Later werd het ook met een katoenen schering gemaakt.
Stevige, dichtgeweven textiel die traditioneel werd geweven in een gestreepte katoenen of linnen keper; werd gebruikt voor matras- en kussenovertrekken, onderbekleding en de lichtere variëteiten soms voor kleding.
Een los geweven katoenen stof, vooral gebruikt voor het afdekken van groeiende tabaksplanten om schaduw te geven. Geen Nederlands equivalent. Zie 'kaasdoek'.
Kleine muurtassen, voornamelijk gebruikt in tenten en die aan de lattencontructie worden opgehangen. De voorkant is gepoold geweven en de achterkant bestaat uit gewoon inslagweefsel.
De gedraaide strengen vezelig materiaal waarop de katernen van een boek zijn genaaid. Te onderscheiden van 'naairiemen'; dit zijn smalle stroken ongelooide of bewerkte huid die voor hetzelfde doel gebruikt werden tot tegen het einde van de zestiende eeuw. Ook te onderscheiden van 'naaibanden'; dit zijn smalle stroken dicht geweven stof die voor hetzelfde doel geschikt zijn. Tevens onderscheiden van 'ribben (boekbandonderdelen)'; dit zijn de opstaande randen over de rug van een boek, die de plaats aangeven van de koorden onder de omslag.
Los geweven overtrekken van textiel voor bekledingsondergronden, die direct onder de bovenovertrek gebruikt worden, meestal om veren of lagen opvulling te bedekken.
Papier gemaakt met een geweven of gelijkmatig patroon wanneer er licht doorheen valt; te onderscheiden van 'vergépapier' dat een patroon van dikke en dunne strepen vertoont.
Textiel geweven van het haar van dieren, gebruikt voor tenten en andere bedekkingen.
Objecten, bijvoorbeeld kledingelementen, interieurinrichtingen, ceremoniële objecten of decoraties, die van veren zijn gemaakt. Meestal zijn de veren gehecht aan een vast draagelement of afzonderlijk bevestigd op een geweven draagelement.
Geweven tapijten uit de Kaukasus met drakenfiguren in de vorm van de blokletter S.
Verwijst naar ambachtslieden die wandtapijten vervaardigen: zware stoffen wandbekledingen versierd met karakteristieke decoratieve patronen of voorstellingen, en geweven via een procedé dat afwijkt van het gewone textielweven; de weefdraad loopt namelijk slechts tot aan de schering langs de rand van een bepaalde kleur of een bepaald patroon in het ontwerp, en dus niet van rand tot rand over de gehele lengte of breedte van de stof.
Verwijst naar zwaar, geweven textiel dat als wandbekleding, gordijn of meubelbekleding wordt gebruikt, of vanaf een raam of balkon omlaag hangt. Kenmerkend voor tapisserieën is het decoratieve karakter, met ornamentele of picturale thema's; vaak zijn ze voorzien van geschilderde of geborduurde details. Meestal zijn tapisserieën van wol en met de hand geweven op een weefgetouw, met een procedé dat afwijkt van het normale textielweven: de inslag reikt slechts over een gedeelte van de schering, namelijk tot de rand van een bepaalde kleur of patroon in het ontwerp, en dus niet van rand tot rand. Voor het mengen en combineren van kleuren van schaduwpartijen en patronen worden diverse technieken gebruikt. De term verwijst tevens naar machinaal vervaardigde imitaties van met de hand gemaakte wandkleden.
Rechthoekige manden waarvan de ene kant hoger is geweven dan de andere, waarmee ze werden opgehangen aan een paal van het weefgetouw om ongebruikte spoelen voor het weven in te doen.
Verwijst naar de Egyptische aardewerkstijl die werd vervaardigd tijdens de Amratische periode van circa 4.000 tot 3.200 v. Chr. De stijl kenmerkt zich door kruiken van gepolijste Nijlklei, met een laag oker, en versierd met geometrische vormen die mandenwerk of geweven stof nabootsten, of met dierenfiguren, mensen, en planten in wit gipspigment.
De elementen van verlichtingsmiddelen, meestal koorden, linten of hulzen van los geweven, gedraaide of gevlochten vezels, die brandstof naar de vlam voeren door middel van capillaire werking.
Tapijten die net zoals Brusselse tapijten zijn geweven met lussen, maar verder verschillen doordat ze zwaarder zijn, gesneden velours polen hebben, over het algemeen van beter materiaal zijn gemaakt en ontwerpen hebben die zijn gebaseerd op Oosterse tapijtpatronen.
Tapijten die worden gemaakt door een draad met een doorlopende steek door een dicht geweven basis heen te naaien, waarbij lussen draad worden achtergelaten op het oppervlak om zo de pool te vormen. De lussen worden meestal afgeknipt.
Handgeweven Navajo-tapijten met afbeeldingen van de yeibichai, Navajo-dansers die de yei of het heilige volk belichamen.
Stevige stof meestal van zijde, geweven in diverse maasgrootten voor verschillende toepassingen, zoals het zeven van meel, zeefdrukken of borduurwerk.
Geweven tapijten afkomstig uit Karabagh in de Kaukasus, waarbij de inslag geflotteerd is met brocaat.
Perzische, geweven tapijten van blauw en wit katoen die als goedkope vloerbedekking worden gebruikt.
Zakken met een specifieke vorm, gebruikt voor het opslaan van zout, graan of iets dergelijks; wordt vooral gebruikt voor geweven zakken die door nomaden worden gebruikt.
Stroken geweven materiaal die worden gebruikt voor het beschermen, bedekken of vastzetten van gekwetste lichaamsdelen.
Tenten, gemaakt van geweven geitenhaar en zwart van kleur, die worden gebruikt door de nomadische volkeren in noordelijk Afrika.