Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Vrucht met harde schil van diverse plantensoorten, in het bijzonder de Lagenaria siceraria waarvan de gedroogde schil wordt gebruikt voor kommen en gebruiksvoorwerpen.
Artefacten van uiteenlopende aard gemaakt van de gedroogde, uitgeholde bast van diverse soorten pompoenen. Het betreft bijvoorbeeld houders zoals flessen en drinkkalebassen, keukengerei zoals kommen en soeplepels, en muziekinstrumenten of componenten daarvan, zoals trommels en ratels. Kalebassen worden overal ter wereld gemaakt en gebruikt, met name in Afrika en Midden- en Zuid-Amerika.
Balvoeten met smalle kragen aan hun grondvlakken.
Ratels, bestaande uit een kleine kalebas waarin zaden of kiezelsteentjes en een handvat met verenkraag; Hawaï.
Stampbuizen gemaakt van kalebassen, die worden bespeeld door de Ashanti uit Ghana.
Rechte fluiten die onderaan schuin zijn afgezaagd en schuin worden bespeeld; ook in lang model met halfronde klankbeker gemaakt van een kalebas. Oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in de Teso- en Karamojong-gebieden in Oeganda.
Standbeelden van de Yoruba die een knielende vrouw voorstellen die een houder boven haar hoofd of voor zich houdt, bijvoorbeeld een kalebas, kom of schaal. Ze worden geassocieerd met de Shango-verering.
Trompetten, bestaande uit een rechte houten buis, een flesvormige klankbeker van een kalebas; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Teso in Oeganda.
Ratels gemaakt van een kalebas bedekt met een netwerk van touwtjes, kralen, schelpen en stukjes bamboe; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Ewe in Ghana.
Xylofoons met houten toetsen, dunner aan uiteinden en onderkanten, met voor elke toets een eigen klankbodem van kalebas; bespeeld met twee hamertjes met rubberen kop, het effect aangevuld met geluid van belletjes die de spelers rond de polsen dragen; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Manding in West-Afrika.
Braziliaanse muziekbogen van Afrikaanse oorsprong, met een enkele metalen snaar en soms een klankbodem van kokosnoot of kalebas, die tijdens het spelen tegen de borst worden gehouden. De boog wordt met één hand vastgehouden; met dezelfde hand verandert men de toonhoogte door een metalen munt tegen de snaar te houden. De andere hand, meestal voorzien van een ratel, slaat met een stok tegen de snaar.
Boogharpen met een gebogen hals, drie snaren en een resonator gemaakt van kalebas; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Fula en de Malinke in Afrika.
Fluiten die een bolle vorm hebben; gemaakt van klei, porselein, hout of bolvormige naturalia zoals een kalebas of kokosnoot, waarin de luchtstroom tegen de scherpe rand van een rond blaasgat wordt geleid. Uitzondering is de ocarina welke in tegenstelling tot andere bolvormige fluiten wèl een aanblaasbuis (duct) heeft.
Latijns-Amerikaanse ratels die bestaan uit een natuurlijke of synthetische, ronde of peervormige kalebas die is bedekt met een netwerk van kralen en uitloopt in een kort handvat, soms ook met rammelende stukjes erin.
Kegelvormige langsfluiten die zijn gemaakt van hout, hoorn, klei of kalebas en veel voorkomen bij de Nilotes in Oeganda.
Gesteunde muziekbogen uit Oeganda, met een halve kalebas als klankbodem; de klankbodem wordt tegen de borst van de speler gehouden en de snaar wordt aangeslagen met een grasspriet of een dun stokje dat in een V-vorm is gebogen.
Zilveren bekers op voet waarvan de kom en het deksel samen de vorm van een eikel hebben, en gewoonlijk met een steel die op een boomstam lijkt; dit type werd aan het einde van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw in Engeland vervaardigd. Eikelbokalen lijken op kalebasbokalen; ze zijn een typische uiting van de voorkeur voor natuurlijke vormen in deze periode.
Indiase getokkelde chordofonen met een lange hals. Ze hebben over het algemeen één snaar, die door een als resonator gebruikte kalebas loopt.
Spiesvedels met een halve kalebas als klankbodem, bedekt met varanenleer met een gat aan een kant, rechte of gebogen houten hals die door de klankboden loopt, een V- of Y-vormige houten kam, 1 snaar van paardenhaar; West Afrikaanse savannegebied.
Latijns Amerikaanse ritme-instrumenten bestaande uit een kalebas met inkepingen waaroverheen met een stok geschraapt wordt.
Spiesvedels, met een klankkast van kalebas bedekt met geitenvel, een steel van leer, 1 snaar van paardenhaar die over een kam naar een inkeping aan het einde van de steel loopt, bespeeld met een strijkstok of door te tokkelen; Toeareg, Noord Afrika.
Muziekbogen uit Madagaskar, met een klankbodem van kalebas en een stemlus, die tot twee meter lang kunnen zijn; ze worden getokkeld of geslagen.
Verwijst naar de stijl van porselein dat werd vervaardigd tijdens de late Ming-dynastie, tussen 1522 en 1566. De stijl wordt gekenmerkt door blauw-wit en geëmailleerd polychroom aardewerk, waarbij ook lampetkannen en kalebasvormig vaten werden geïntroduceerd. Bij groter vaatwerk werd het oppervlak vaak verdeeld in een reeks formele en informele banden.
Beker of kom die gemaakt is uit het fruit van een kalebasboom.
Bes die ontstaat uit een inferieur vruchtbeginsel, met een harde buitenschil en talloze zaden die vastzitten aan pariëtale placenta's. De kenmerkende vrucht van de kalebasfamilie.
Tokkelinstrumenten met een lange hals die diametraal door een klankbodem loopt die is gemaakt van een grote met leer beklede kalebas. Ze hebben 21 lederen of nylon snaren die in twee evenwijdige rijen zijn geordend, aan beide kanten van een verticale kam met inkepingen, loodrecht op de klankbodem. Verder hebben ze twee handvatten, één aan de buitenste kant van elk van de twee rijen snaren. Ze worden alleen door professionele mannelijke musikanten bespeeld bij de Manding in Afrika.
Beschrijft werken die zijn vervaardigd door het gelijknamige Afrikaanse volk, een subgroep van de Senufo die in Ivoorkust en Mali leeft en die vooral bekendheid geniet vanwege de houtbewerkers en kalebasherstellers.
Kleine, luitachtige, snaarinstrumenten met één snaar van de Songhai in Niger en het noorden van Nigeria. Ze hebben een korte hals en een klankkast die van een halve kalebas of van metaal is gemaakt.
Nietgesteunde muziekbogen, met een klankbodem van kalebas, afkomstig uit het zuiden van Afrika.
Snaarinstrumenten met snarenhouder van een stok en een klankbodem van kalebas; Madagaskar.
Zijdelings geblazen trompetten gemaakt van een langwerpig kalebas of lange bamboebuis, met een koperen klankbeker erop bevestigd door middel van een gebogen hoorn zodat de beker loodrecht op de buis staat; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in Ethiopie.
Ratels van een kalebas met een natuurlijk handvat, ovaal en gevuld met gedroogde zaden, kiezelsteentjes, kralen, hagel of andere ratelende stukjes. Er komen ook imitaties van hout, klei, bakeliet of metaal voor, gebruikt in paren; Zuid- en Centraal-Amerika.
Slaginstrumenten, in allerlei plaatselijke varianten met een bereik van 4 octaven. De klankbodems bestaan uit kalebassen of metalen buizen onder de claviaturen; Afrika, Latijns-Amerika.
Slaginstrumenten, waarvan de klankbodems bestaan uit kalebassen met een door een trommelvel bedekt gat in de zijkant; bespeeld door het aanslaan van toetsen; Zuidelijk-Afrika.
Uit hout gesneden figuren van een vrouw met een kom, die door het Lubavolk worden gebruikt in ceremonies rond waarzeggerij of machtsoverdracht. Te onderscheiden van ‘mboko (houders)’, heilige kalebassen waarin Luba-waarzeggers natuurlijke of door de mens gemaakte voorwerpen bewaren voor hun ceremonies.
Heilige kalebassen waarin waarzeggers in Lubadorpen in Centraal-Afrika natuurlijke of door de mens gemaakte voorwerpen bewaren voor hun ceremonies. Te onderscheiden van ‘mboko (beeldbouwwerk)’, uit hout gesneden figuren van een vrouw die een kom draagt, die door het Lubavolk worden gebruikt in ceremonies rond waarzeggerij of machtsoverdracht.
Vruchten van verschillende soorten eetbare kalebas, meestal gebruikt voor de vleesrijke vruchten van de verschillende leden van de Cucurbitaceae-familie, die groeien als een klimplant. De vrucht is meestal groot en bolvormig tot langwerpig, met een gladde, netachtige of wratachtige schil, en heeft zoet, vlezig vruchtvlees in de kleuren rood, lichtgroen, oranje of geelachtig roze.
Harpciters met 3-5 snaren losgemaakt uit het oppervlak van een raffiapalmstengel, boven de snarenhouder ondersteund door een centrale, verticale, ingekerfde kam; 1-6 klankbodems van kalebas aan de achterkant van de snarenhouder; bespeeld door er op te tokkelen; West Centraal-Afrika.
Afgeplatte houders, kalebasvormig, oren aan weerszijden om er een draagband doorheen te steken.
Lange staven, met onderaan een punt en bovenaan een knop of haak, waaraan men een kalebasfles kan hangen, een knapzak of andere objecten. Pelgrims gebruiken ze als wandelstaf. Sommige zijn versierd met religieuze inscripties en afbeeldingen.
Te gebruiken voor ronde of kegelvormige kapjes, meestal gemaakt van kalebas, hout of dierenhuid, gedragen op de penis, vooral door mannen in zuidelijk Afrika, in het bijzonder na de besnijdenis.
Dubbele klarinetten bestaande uit twee evenwijdige pijpen, ieder met een enkel opslaand riet en een per streek verschillend aantal vingergaten, bevestigd op een ronde kalebas, die luchtdicht is afgesloten met was en die dienst doet als blaaspijp en windkamer. Meestal dient de rechter pijp als een melodiepijp en de linker als brompijp, waarbij de gaten waar nodig zijn gestopt; vervaardigd en bespeeld in India en Ceylon.
Rechte fluiten in verschillende varianten: van been, klei, kalebas, hout of metaal, met maximaal acht vingergaten; en modernere versies met vijf tot zes op gelijke afstand gelegen vingergaten en één duimgat aan de onderkant van de fluit; vervaardigd en bespeeld in Zuid-Amerika .
Spiesvedels met een hartvormige klankkast van kalebas en een bovenblad van vel, 1 snaar, stemring voor het spannen; bespeeld met een strijkstok; Senegal, Gambia.
Snaarinstrumenten, met 4 of 5 melodiesnaren, 3-6 bourdonsnaren en 11-16 sympathische snaren van metaal; brede, met metaal bedekte hals zonder frets; komvormige, met huid bedekte klankkast; ook met een tweede klankbodem van metaal, hout of kalebas achter de sleutelkast; bespeeld met een driehoekig houten plectrum; Noord-Indiase subcontinent.
Ratels bestaande uit een kalebas met eromheen een net waarin kaurischelpjes zitten; bespeeld door er ronddraaiende handbewegingen mee te maken; Yoruba, Nigeria.
Stampbuizen bestaande uit aan boven- en onderkant open kalebas; Nigeria, Noord-Afrika.
Snaarinstrumenten met een peervormige klankkast van kalebas of uitgehold hout, lange holle hals met frets; India.
Muziekbogen met een halve kalebas als klankbodem, 1 snaar; bespeeld door te tokkelen met de rechterhand en de snaren te verkorten met een rechthoekig plaatje in de linkerhand; Yowabu, Benin.
Muziekbogen met een klankbodem van kalebas die bij de onderkant van de boog is bevestigd, 1 snaar, onverdeeld, getwijnd van het haar van een koeienstaart, bespeeld door de snaar aan te slaan met een stukje stro, niet-gesteund; Zulu, Zuidelijk-Afrika.
Muziekbogen, met een klankbodem van kalebas, gesteund; Zulu, Swazi, Zuidelijk-Afrika.
Snaarinstrumenten, bestaande uit een bamboe, of holle houten buis, waaraan één of meer klankbodems van een halve kalebas zijn bevestigd, meestal 1 aan elke kant; per streek een verschillend aantal frets en melodie- en bourdonsnaren; India, Zuid-Azië.
Trommen bestaande uit een halve kalebas die op zijn kop in een groter vat op het water drijft; bespeeld door met lepels, stokken of handen op de drijvende kalebas te slaan; Afrika.Ook: trommen met zandlopervormige, aan beide uiteinden open klankkast; bespeeld door de trom tegen een wateroppervlak te stampen; Nieuw-Guinea.
Snaarinstrumenten, in allerlei vormen, bestaande uit een lange stok of stang met een knop aan beide uiteinden waarvan de snaren zijn bevestigd, 3 frets, een U-vormige kam, 1 of 2 klankbodems van een halve kalebas aan één uiteinde; bespeeld door strijken, tokkelen en slaan van de snaren; verschillende gebieden in Afrika.