Associaties voor knie

Toegevoegd op: 16-8-2017

Het naar buiten staande bovenste deel van een poot van een meubel, vooral van een cabriolepoot.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Knielange broeken voor mannen en jongens; het standaardtype broek van de 17e tot begin 19e eeuw. Gebruik 'kuitbroeken' voor soortgelijke kledingstukken voor meisjes en vrouwen in de 20e eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De gewrichten, of de regio die het gewricht omringt, tussen het dijbeen en het onderbeen van een mens of een dier.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kousen die de voet bedekken en tot aan de knie reiken of erboven; kunnen dik of dun zijn.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Bank-achtige meubels voor het gebruik door een persoon in gebed, bestaande uit een bidbank met een smalle opstaande voorkant met daarboven een lessenaar voor boeken of om de ellebogen te rusten en vaak een plankje daaronder om boeken te bergen. Voor soortgelijke meubels die in de vorm van een lage stoel, gebruik 'prie-dieu chairs'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De handeling of houding waarbij men op de knieën gaat of rust.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Harnas voor de knieën, voor het eerst verschenen in de 14e eeuw; ze bestaan uit een komvormig gedeelte dat over de knieschijf past, vaak met aanvullende scharnierende harnasplaatjes erboven en eronder, en een zijvleugel aan de buitenzijde van het been.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Flexibele platen of bladen die samengevoegd zijn met een pin om een draaibeweging in één richting mogelijk te maken van de delen waaraan ze zijn bevestigd, zoals een deur of een poort.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een stuk stof dat de bisschop tijdens de hoogmis en priesterwijdingen op de schoot draagt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Knieën met uitgesneden ornamenten op cabriolestoelpoten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Harde leren schilden die werden gebruikt door de lichte cavalerie en waren bedoeld voor paardrijden met een korte stijgbeugel en gebogen knieën. Oorspronkelijk waren ze rond of hartvormig, maar later hadden ze gewoonlijk de vorm van twee overlappende ellipsen of ovalen. Oorspronkelijk werden ze gebruikt door de Moren, later door de Spanjaarden. Cortez introduceerde ze in Noord-Amerika toen hij aan het begin van de zestiende eeuw Mexico binnentrok.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine uitgesneden houten of ivoren beeldhouwwerken, die bestaan uit een figuurtje - vaak een ruiter of een knielende vrouw - en een ondiepe kom. In de kom bevinden zich zestien gewijde palmnoten die worden gebruikt voor wichelaarsrituelen van de Yoruba's. Dergelijke beeldhouwwerken zijn kunstwerken die werden gemaakt in opdracht van begunstigers.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kussen op de altaartrede waarop wordt geknield tijdens plechtige gedeelten van de eredienst. Bestemd voor misdienaars, diakens en subdiakens.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Heuplange kledingstukken met een capuchon die over het hoofd worden aangetrokken, gemaakt van waterafstotend en winddicht materiaal, vaak met een ritssluiting bij de hals en een aantrekkoord in de boord. Ze kunnen gevoerd zijn en middenvoor een zak hebben; worden ook gedragen bij het sporten. Gebruik 'parka's' voor vergelijkbare kledingstukken die tot de dijen of knieën reiken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Standbeelden van de Yoruba die een knielende vrouw voorstellen die een houder boven haar hoofd of voor zich houdt, bijvoorbeeld een kalebas, kom of schaal. Ze worden geassocieerd met de Shango-verering.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Jas met tressen, die tevens als sluiting dienen, tot onder het middel maar boven de knieën.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Ruimvallende knie- of enkellange kledingstukken, vaak dichtgehouden met een ceintuur, die meestal van warm, absorberend materiaal zijn gemaakt en worden gedragen voor of na het baden of als gemakkelijke kleding binnenshuis.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Broeken die wijd om de dijbenen zitten en strak vanaf net boven de knie tot de kuiten; gedragen door mannen en vrouwen bij het paardrijden. Gebruik 'jodhpurs' voor broeken die wijd om de heupen en dijen vallen en tot de enkels reiken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beenbedekkingen van de enkel tot de knie bestaande uit een smalle reep stof die spiraalsgewijs om het been wordt gewikkeld of een nauwsluitende dunne leren broek die is vastgemaakt met een riempje, een drukker of veters.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Sportieve korte broeken met pijpen tot op de knie, gedragen door mannen en vrouwen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kussens, krukjes of plankjes om op te knielen, die vaak vastzitten aan de kerkbanken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Opvouwbare krukken van uiteenlopende aard die door gelovigen worden gebruikt om op te zitten of te knielen, in het bijzonder door het staatshoofd tijdens de kroning. Gebruik ‘faldistoria’ voor stoelen die door bisschoppen of andere prelaten worden gebruikt in het koor van een kerk. Gebruik 'pliants' voor een Frans type vouwkruk dat na de 17de eeuw aan het hof of in woonhuizen werd gebruikt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kledingstukken die het hele lichaam bedekken en tot de knieën of enkels reiken, met mouwen of zijden die over schouders en armen worden gedrapeerd; Voornamelijk door mannen gedragen in de Sahelregio van West-Afrika, vaak over een broek.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Harnas voor de dijbenen, meestal onderaan bevestigd aan de knieplaten. Geïntroduceerd in de 14e eeuw, waarna ze zich ontwikkelden van enkele platen die de voorkant van het dijbeen bedekten tot gelaagde harnasplaatjes die het hele dijbeen bedekten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Broek die gedragen werd door Keltische en Germaanse volkeren en tot op de knie of halverwege de kuiten kwam, gemaakt uit diverse materialen zoals leder of wol. Werden ook in de Middeleeuwen nog gedragen, maar evolueerde naar onderkleding.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Bovenkleding met twee pijpen ter bedekking van het onderlijf, vanaf taille of heup tot boven de knie of langer.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Buidelaanhangsels aan de voorkant van een strakke broek of kniebroek die tussen de 15e tot de 17e eeuw door mannen werden gedragen en veelal opvallend en rijk versierd waren. @Ook soortgelijke aanhangsels bij dameskleding die op de borst werden gedragen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Nauwsluitende verlengingen van een pofbroek die het been tot onder de knie bedekken en door mannen werden gedragen vanaf ca. 1570 tot ca. 1620.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken voor nauwsluitende broeken die over het schoeisel vallen, met een band onder de zool, vooral gedragen als onderdeel van een militair uniform of bij het paardrijden. Ook te gebruiken voor losvallende broeken die als beschermende kleding over kniebroeken of andere tweedelige kledingstukken worden gedragen door militairen en anderen, vooral in de 18de en 19de eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beenharnas gemaakt van maliën, gedragen van de 11e tot de 14e eeuw, dat bestond uit een strook maliën langs de voorkant van het been die was dichtgeregen aan de achterkant en onder de voet, of uit een kous van maliën die rond het been was geregen en onder de knie was vastgezet.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode die is genoemd naar de stad Chiang Mai in noordelijk Thailand. De stijl van deze periode wordt beïnvloed door de lange politieke en religieuze geschiedenis van het gebied. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door vele wat-tempelcomplexen die Birmese stilistische invloeden, Europese koloniale invloeden en de vernieuwingen van de monnik Khruba Srivijaya in de jaren 30 van de 20ste eeuw weerspiegelen. Prominente tempels uit deze periode zijn de Wat Chiang Man-tempel (1297 n. Chr.) met een vierkante stoepa die sterke Mon-invloeden weerspiegelt, de Wat Umong-tempel (1296 n. Chr.) met een stucwerkconstructie en eveneens zeer duidelijke Mon-invloeden, de Wat Phra Sing Luang-tempel (1345 n. Chr.), waarin een verguld bronzen Boeddhabeeld staat en de Wat Chedi Chet Yot-tempel (1455 n. Chr.), een grafmonument met zeven spitsen op een hoog basement van lateriet, dat is versierd met naar Sukhothai-stijlen gemodelleerde heiligenfiguren. Beeldhouwwerken uit deze periode weerspiegelen Sukhothai-methoden en ademen over het algemeen een sfeer van krachtige sereniteit. In deze periode zijn niet-vergulde bronzen beelden gemaakt en Boeddhabeelden in de m'ravijaya mudr-positie, met de rechterhand rustend op de rechterknie en gestrekt naar de grond wijzend, en gekenmerkt door brede torso's en grote haarkrullen die zijn versierd met de knop van een lotusbloem.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gedecoreerde tunica's met lange mouwen, gedragen als liturgische gewaden bij christelijke eucharistievieringen. Ze vallen tot op de knieën en worden door diakenen over de albe heen gedragen, terwijl priesters een kazuifel dragen en subdiakenen een tunica. De term kan ook verwijzen naar soortgelijke gewaden gedragen als niet-kerkelijke kledij in het Romeinse Rijk of door Engelse koningen, in het bijzonder bij kroningen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Lange onderbroeken met wijde, ruimvallende pijpen die boven of onder de knie bijeen zijn gerimpeld; gedragen door vrouwen en kinderen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Harnassen die het lichaam bedekken van het hoofd tot aan de knieën.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De gewrichten tussen de onder- en bovenarm van mensen of dieren. Gebruik 'knieën (dierlijke of menselijke lichaamsdelen)' voor de soortgelijke gewrichten in benen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar oude Griekse dij- en kniebeschermers van wolbewerkers. Zij hebben de vorm van een halve cilinder van dik terracotta, aan één uiteinde open en aan het andere gesloten, waarvan het gesloten einde aansluit op de knie. Het precieze gebruik is onzeker, maar op enig moment tijdens de wolmakerij, na het kaarden en wellicht voor het spinnen, werden de vezels langs de bovenkant van een epinetron, ruw gemaakt met een ingesneden patroon, gewreven. Het knie-einde was soms versierd met een geperst vrouwenhoofd, toepasselijk aangezien weven en wolbewerking werden beoefend door vrouwen. Sommige van de met figuren versierde en uitvoeriger beschilderde epinetra werden waarschijnlijk als huwelijksgeschenken aan jonge vrouwen gegeven. Hoewel de term ‘onos’ vaak als synoniem van epinetron wordt gebruikt, was een onos een voetsteun voor wolbewerkers.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Oosters-orthodoxe religieuze stola waarvan de twee uiteinden aan elkaar zijn vastgenaaid en recht naar beneden hangen, tot op de knieën of tot de grond, met een opening aan de bovenkant voor het hoofd. De voorkant kan ook van één stuk stof zijn gemaakt in plaats van twee aparte stukken. De sticharion en epitrachelion worden bijeengehouden door de zone (gordel), een smalle riem van wollen stof met gespen. Het verschil met stola's uit de westerse kerk is erin gelegen dat het epitrachelion recht hangt en niet gekruist over de borst.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Heren- en jongensjassen met een nauwsluitend bovenstuk en een tamelijk wijde, knielange rok.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de school in het Tibetaanse boeddhisme die in 1409 is begonnen toen Tsongkapa (1357-1419) het klooster Riwo Ganden stichtte. Als laatste van de grote scholen is Gelug ook de grootste geworden. De dalai lama en de panchen lama zijn beiden lid van deze school. De Kadampa, de oudste orde van het Tibetaanse boeddhisme, is erin opgegaan. De Gelug is sinds de 17de eeuw de overheersende school en heeft een enorme politieke macht gehad van de tijd van de vijfde dalai lama, die heerser van Tibet werd, tot de Chinese inval van 1951. De leden hechten waarde aan eruditie en organiseren regelmatig debatten tussen vertegenwoordigers van tegengestelde filosofische standpunten. Dogmatiek en logica worden beschouwd als hulpmiddelen om verlossing te bereiken omdat het continuüm van een persoon wordt gezien als een cognitieve en lumineuze energie die kan worden gezuiverd door meditatie en contemplatie. De school staat bekend om het rigoureuze onderwijssysteem dat bestaat uit een aantal klassen die een monnik moet doorlopen; de meest begaafde leerlingen gaan op voor de graad van Geshe ('professor'), waarvoor zij 24 jaar moeten studeren. De nadruk ligt op kloosterdiscipline (vinaya), celibatair leven, onthouding van bedwelmende middelen en geweldloosheid. Tantristische lessen worden daarom aangepast aan de celibataire leefstijl en zijn alleen beschikbaar voor hen die eerst de theorie onder de knie hebben gekregen. Aanhangers worden vaak ‘geelkappen’ genoemd vanwege de gele kappen die Tsongkapa aan de Gelug-monniken voorschreef om zich te onderscheiden van Nyingma-monniken, die rode kappen dragen. De school heeft met centra in Europa en de Verenigde Staten ook veel weerklank gevonden buiten Tibet. Het hoofdkwartier staat in Dharmasala in het noorden van India, waar met een ambitieus uitgeefproject wordt getracht de Tibetaanse teksten te conserveren en te verspreiden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Vedels uit het voormalige Joegoslavië, met een bovenblad van dierenhuid met één, soms twee snaren van getwijnd paardenhaar die door de bespeler vanaf de zijkant met de vingers worden verkort. Ze worden tijdens het bespelen tussen de knieën of op schoot gehouden en aangestreken met een kromme strijkstok.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Lichaamspantser, vergelijkbaar met gambesons; nauwsluitend militair kledingstuk van rond de 14de eeuw die onder lichaamspantsers of maliënkolders werden gedragen. De gypoen die doorgaans wordt beschouwd als de voorloper van het wambuis, viel tot op de knieën en was soms voorzien van een riem. Er is enige verwarring tussen deze term en de term 'gypoenen (blazoenen)', die zijn gedefinieerd als een type overkleding. Ook is de vraag of gypoenen wel of geen mouwen hadden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Los, recht vallend ondergoed met of zonder mouwen, meestal doorlopend tot de heup of knie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Jassen die bij een pak behoren, met panden en een voorkant die is weggesneden bij de taille en in een boog naar beneden loopt tot achter de knie; afgeleid van jassen die worden gedragen bij het paardrijden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Broeken die wijd om de heupen en dijen vallen, nauw toelopen bij de knie en nauw sluiten van de knie tot de enkel, vooral met laarzen gedragen bij het paardrijden of wandelen. Gebruik 'rijbroeken' voor broeken die wijd zijn rond de heupen en tot de kuit reiken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Heup- tot knielange gewaden, gemaakt in jas- of capevorm, die worden gedragen tijdens het maken van het toilet.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een portret van een bepaalde omvang, meestal geschilderd, een afdruk of een ander tweedimensionaal medium. Het is meestal ongeveer 90 x 70 centimeter groot en heeft een opvallende compositie: niet helemaal tot aan de knieën, maar wel met een of beide handen. De Engelse term is afgeleid van de serie portretten die Godfrey Kneller rond 1700-1720 maakte voor de eetzaal van de literaire club Kit-Cat in Londen, waar het plafond te laag was voor portretten tot aan de knieën. Daarom koos Kneller voor dit ongebruikelijke formaat.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Ruimzittende kniebroeken met een band onder de knie. Type ontstaan omstreeks 1860 en sindsdien gebruikt als wandelbroeken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Bovenkleding met twee pijpen ter bedekking van het onderlijf, vanaf de taille of heup tot ergens boven de knie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Korte kniebroeken die in Europa in de 16de en 17de eeuw door mannen werden gedragen en die het lichaam bedekten van het middel tot halverwege het dijbeen. Ze waren soms gevuld, liepen uiteen van strak- tot loszittend en sloten bij het kruis op de kous aan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Zakken of soortgelijke houders die meestal van stof, leer of rubber zijn gemaakt, met veerkrachtig materiaal zijn gevuld en ter ondersteuning of ontspanning voor het lichaam dienen tijdens het zitten, liggen of knielen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Broekachtige onderkleding die van het middel tot net boven de knie of eronder reikt. Gebruik 'directoires' voor dergelijke kledingstukken met elastiek of een band bij de knie of eronder.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Luitachtigesnaarinstrumenten uit het moderne Griekenland, Bulgarije en Dalmatië, met een peervormige klankkast, een houten bovenblad, een sleutelschijf met stemsleutels aan de achterkant en drie snaren. Ze worden verticaal rustend op de knieën met een strijkstok bespeeld.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Stukken maliën ter bescherming van de genitaliën, bevestigd in het midden van de onderste rand van een maliënkolder of vastgemaakt aan de vork van een gepantserde rok. Ze kwamen voor in verschillende vormen, ook korte rokjes of kniebroeken, en konden ook een broekklep bevatten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een cape-vormige, mouwloze mantel die tot aan de knieën reikt en werd gedragen over het rochet. De vorm is een volledige cirkel. De armen staken door twee spleten aan de voorzijde. De mantelletta duidt op de jurisdictie van de dragers: kardinalen en bisschoppen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Ruimvallende kledingstukken, gelijkend op een overhemd, vaak tot de knie, die worden gedragen om in te slapen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode die is genoemd naar het gebied van Nakhon Pathom in het Dvaravati-koninkrijk. Op het terrein van keramiek wordt deze periode gekenmerkt door hardgebakken houders van aardewerk, begrafenisurnen, votieftabletten van klei, kendi of watervaten met een bolvormige tuit en een lange hals met gevlamde rand, en olielampen, versierd in rood pigment of ingesneden, gestempelde patronen. Sommige keramiekstukken, zoals terracotta beeldjes, dienden als bouwkundige versieringen. In de beeldhouwkunst wordt deze periode gekenmerkt door Boeddha-afbeeldingen met enkele elementen in Mon-stijl, zoals brede gelaatstrekken en lange haarkrullen. De beeldhouwkunst is strikt frontaal en symmetrisch en de handen bevinden zich in de vitarka mudr-positie, waarbij de twee handen samen een verenigd gebaar maken, zoals in Dvaravati-beeldhouwkunst. Deze periode wordt ook gekenmerkt door Boeddha die is gezeten op de 'Europese' manier, met de benen naar beneden hangend en de knieën uit elkaar. Beeldhouwkunst in bas-reliëf uit deze periode wordt gekenmerkt door narratieve panelen verdeeld in twee registers en wordt gebruikt voor het versieren van stoepa-monumenten. Andere artistieke producties zijn gouden en zilveren votieftabletten die rijkdom en macht aanduiden, nek- en borstversieringen gemaakt van platte goudplaten, gouden betelsets, gouden plaquettes in reliëf, uit bladgoud gesneden afbeeldingen van Boeddha en ornamenten en beeldjes die zijn versierd met repoussé, filigreinwerk, emailleerwerk en niellowerk.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Banden of koorden die door landarbeiders in Schotland net onder de knie om het been worden gebonden om hun broekspijpen vast te binden en deze daardoor schoon te houden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gebruikt voor kledingstukken met capuchon die over het hoofd worden aangetrokken en die reiken tot de dijbenen of knieën; meestal gemaakt van dierenvellen en gedragen door de inheemse volkeren van het noordpoolgebied. Ook te gebruiken voor soortgelijke kledingstukken van waterafstotend of winddicht materiaal voor sportieve of militaire activiteiten. Gebruik 'anoraks' voor vergelijkbare, heuplange kledingstukken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Wijde pofbroek, tot over de knie vallend en sluitend om het been, voornamelijk gedragen door mannen. Aanvankelijk sportkleding, met name golf. Vanaf jaren 1860, maar voornamelijk gedragen in de jaren '20 en '30.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Met betrekking tot bureaus en tafels: met een boog in het midden, boven de ruimte waar zich de schoot en knieën bevinden van iemand die aan het bureau of de tafel zit.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Geplooide overslagrokken tot op of net boven of onder de knie, meestal van Schotsgeruite wollen stof, halverwege de 18e eeuw ontwikkeld in de Schotse Hooglanden als een vereenvoudigde versie van de plaid. Later overgenomen door de Hooglandregimenten van het Britse leger als onderdeel van het uniform. Wordt in Schotland door mannen en jongens gedragen als deel van de nationale klederdracht. Wordt ook gebruikt voor geruite rokken gedragen door vrouwen en meisjes.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De vroegste vorm van de scheenplaat, daterend van halverwege de 13e eeuw, bestaande uit gleufvormige buizen van metaal of leer, die aan één kant open waren en het scheenbeen bedekten van net boven de enkel tot net onder de knie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Sokken die de voet bedekken en tot ergens beneden de knie reiken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Broeken die zodanig gesneden zijn aan binnen- en buitennaad dat ze vanaf de knie wijd uitlopen tot onder aan de pijpen. Broeken in deze stijl waren populair in de jaren 60 en 70 van de 20ste eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Rokken die aan de onderkant nauwer zijn dan bij de knie, zodat de draagster met kleine trippelpasjes moet lopen, gedragen omstreeks 1912/1913.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Harnasdelen die in de 15e en 16e eeuw werden gebruikt in steekspelen, bestaande uit grote metalen platen, ofwel in de vorm van een schild of in de vorm van het dijbeen; ze hingen aan beide kanten van het zadel of waren vastgeriemd aan de beide dijbenen van de strijder, ter bescherming van de dijbenen en knieën.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gelamineerde harnasstukken in de vorm van lange, wijde trechters die het lichaam bedekken van het middel tot de knieën; karakteristiek onderdeel van sommige harnassen voor gevechten te voet.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Nauwsluitende damesbroeken die tot net beneden de knie reiken, vaak gemaakt van fluweel, zijde of iets dergelijks; van het soort dat traditioneel door stierenvechters wordt gedragen. Geen Nederlands equivalent.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Nauwsluitende broeken, vooral van tartan, gedragen in Schotland. Ook broeken of kniebroeken gecombineerd met kousen, die vroeger werden gedragen door Ieren en bewoners van de Schotse Hooglanden en tegenwoordig nog door bepaalde Schotse regimenten. Geen Nederlands equivalent.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Eenvoudige instap-kledingstukken met of zonder mouwen, meestal tot aan de knieën en met een riem rond het middel worden gebonden; vooral die gedragen werden door mannen en vrouwen in het oude Griekenland en Rome. Ook kledingstukken van de hals tot de taille of langer, meestal met een hoge boord en gedragen over andere kledingstukken.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een bepaald soort voyeuse die speciaal voor vrouwen was gemaakt om op te knielen, aangezien schrijlings zitten voor hen niet elegant werd gevonden.