Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Lijfjes, met een band rondom de hals, die het voorstuk omhooghoudt, zodat de schouders en het grootste deel van de rug onbedekt blijven.
Vanaf de 17e eeuw het bovenstuk, met of zonder mouw, van een jurk of ander kledingstuk voor vrouwen.
Lijfjes die als onderkleding worden gedragen.
Nauwsluitende kledingstukken voor het bovenlichaam, vaak geregen en gedragen over een jurk of blouse. Gebruik voor de bovenstukken van japonnen 'lijfjes'.
Jurken met een verkort lijfje dat de schouders, armen en rug vrijhoudt.
Dunne latjes, vroeger gemaakt van been maar tegenwoordig meestal van plastic of metaal, die worden gebruikt om verscheidene delen van een kostuum te verstevigen, zoals korsetten, lijfjes zonder schouderbandjes en kragen van overhemden.
Nauwsluitende korsetachtige onderlijfjes van stevig materiaal, die vooral in de 16e eeuw werden gedragen.
Stijve panelen die meestal driehoekig van vorm en vaak uitbundig versierd zijn en in een open lijfje geplaatst worden om het korset te bedekken.
Accessoires of basiskledingstukken die worden gebruikt om de open of laag-uitgesneden lijfjes van jurken te vullen of die onder een jasje worden gedragen. Ze zijn gemaakt van fijne materialen, al dan niet met mouwen, en werden gedragen van de 18e tot begin 20 eeuw.
Onderjurken waarbij een bustehouder in het lijfje is verwerkt.
Arrangementen van bloemen die worden gedragen als kledingaccessoire, bijvoorbeeld op het lijfje of aan de pols.
Onderlijfjes die over een korset worden gedragen, met mouwen of opgenaaide bandjes.
Onderlijfjes vergelijkbaar met korsetten maar dan ruimer en zonder baleinen; gedragen in de 18e eeuw. Geen Nederlands equivalent.
Eéndelige kledingstukken, vergelijkbaar met de 'overall', maar van andere stof. Oorspronkelijk gedragen door vliegeniers in de Eerste Wereldoorlog, later door parachutisten in de Tweede Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde dit kledingstuk zich tot vrijetijdskleding en was vooral in de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw populair. Vanaf die tijd kon een 'jumpsuit' ook een ééndelig kledingstuk zijn bestaande uit een lijfje en een korte broek.
Damesonderlijfjes meestal over het korset of de b.h. gedragen en tot de taille of er net onder reiken. Aan de bovenkant recht, de schouderbandjes zijn meestal niet aangeknipt; geintroduceerd in de vroege 18e eeuw.
Mouwloze, schortachtige kledingstukken met een rok en een lijfje die de voorkant, de zijkanten en een gedeelte van de rug bedekken. Gedragen over basiskleding ter bescherming of versiering.
Eén- of meerdelige bovenkleding voor vrouwen en kinderen bestaande uit een lijfje en een rok.
Stukken linnen, mousseline, batist of dergelijke die door vrouwen om de nek en schouders worden gedragen bij het dragen van een laag uitgesneden lijfje.
Britse mouwloze onderlijfjes, meestal met een knoopsluiting aan de voorkant, van tricotstof, verstevigd met stroken geweven stof; voor het eerst in de handel in 1908 en vooral gedragen door jonge meisjes. Geen Nederlands equivalent.
Losvallende vrouwenkledingstukken die open zijn aan de voorkant, met een geplooid en nauwsluitend lijfje, zeer korte mouwen en aangenaaide manchetten, met een ceintuur rond het middel en de langse sleep rond de heupen gedrapeerd om de voorkant van de onderrok te tonen. Gedragen omstreeks 1700.
Mouwloze japonnen of rokken met banden en een gedeeltelijk of compleet lijfje, doorgaans over een ander kledingstuk, b.v. een trui of een blouse, gedragen door vrouwen en kinderen.
Jurken met een lijfje in de vorm van een mannenoverhemd, gewoonlijk met knopen aan de voorkant, manchetten en een kraag. Het lijfje loopt over in de rok en vaak draagt men een riem om het middel.
Japonnen, ook bedoeld om buiten te dragen, open aan de voorkant, zodat de onderrok zichtbaar is, of met een voorpand in contrasterend materiaal, met een kraag en revers en lange mouwen. Het lijfje kan twee rijen knopen hebben en een hoge of gewone taille; laat 18e-eeuws.
Eéndelige japonnen, gedeeltelijk nauwsluitend en zonder opening aan de voorkant, meestal lang, in vloeiende belijning, gedragen in de middeleeuwen; japonnen met een nauwsluitend lijfje, met of zonder mouwen en met een lange wijde rok, voor formele en speciale gelegenheden, gedragen vanaf de jaren '20 van de 20e eeuw; ook algemene term tot 20e eeuw voor verschillende typen japonnen voor formele gelegenheden. Gebruik 'gewaden' voor lange, wijde, meestal ééndelige kleding, aan de voorzijde open, in vloeiende belijning en gedragen door mannen en vrouwen als dagelijkse kleding, bij ceremoniële of officiële gelegenheden of als ambtssymbool.
Korte, rokachtige delen van een kledingstuk die aan de taille zijn bevestigd, zoals aan een lijfje of jak, en die zich meestal tot voorbij de heupen reiken.
18e-eeuwse japonnen met een nauwsluitend lijfje en een ongetailleerde rug bestaande uit twee dubbele plooien die aan elke zijde van de rugzoom zijn genaaid van de hals tot aan de taille van een wijde rok. Wordt gebruikelijk met een fichu gedragen.