Associaties voor literati

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar kunstenaars die vanaf circa 1100 in China werkten, en later in Korea in Japan. Kenmerkend voor de literati is dat het vooral geleerden en edellieden betrof, waardoor ze zich onderscheidden van, en superieur achtten aan beroepsschilders en ambachtslieden. Zij waren van mening dat het karakter van de schilder zichtbaar is in zijn kunstwerken, en dat de kwaliteit van een kunstwerk bepaald wordt door de deugdzaamheid en het intellectuele niveau van de kunstenaar. Meestal combineerden ze gedichten, kalligrafie en eenvoudige monochromatische schilderingen binnen één werk. Hun werk bezat vaak een erudiet, literair gehalte. Ze prefereerden kalligrafisch expressionisme boven realistische, gedetailleerde afbeeldingen, en verwezen vaak subtiel naar antieke stijlen door opzettelijk primitieve of naïeve technieken te gebruiken. Ze spreidden hun virtuoze penseelvoering graag ten toon door te kiezen voor motieven als bamboe, pruimen of bloemen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een stijl in de literati-schilderkunst waarin het accent lag op de specifieke relatie tussen inkt als medium en bamboe als thema; er vallen ook kalligrafische werken onder. Het werk is meestal monochroom of subtiel gekleurd, met opzettelijke benadrukking van de penseelvoering die nodig is om de stengels en bladeren van de bamboe te schilderen. Het penseelwerk is verwant aan dat van kalligrafie. Volgens de Chinese cultuur symboliseerde bamboe morele onkreukbaarheid, zuiverheid en het vermogen om tegenslag te overwinnen, alle eigenschappen waarmee de literati zichzelf wilden identificeren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1127 n. Chr. Gedurende de Noordelijke Song-periode ontstond er hernieuwde belangstelling voor de oudheid en werd de basis gelegd voor de Chinese archeologie. De boekdrukkunst werd nu algemener toegepast, waardoor ook naslagwerken op grotere schaal uitgegeven konden worden. Het keizerlijk mecenaat speelde in deze periode een aanzienlijke en invloedrijke rol. Zo bezat keizer Taizong (heerste van 976-997) een indrukwekkende verzameling schilderijen en kalligrafie, terwijl Huizong (heerste van 1101-1125) zijn enorme collectie liet catalogiseren. Daarnaast stichtte Huizong een schilderschool, als onderdeel van de Schilderacademie van Hanlin. Het belang van landschappen nam toe dankzij belangrijke kunstenaars als Fan Kuan, Juran, Guo Xi, Dong Yuan en Li Cheng. Het onderscheid tussen hofschilderen en de kunst van de taoïstische literati werd allengs groter. De keramiek van de Noordelijke Song wordt gekenmerkt door eenvoudige vormen, zuivere kleuren, verfijnde decoraties en technische perfectie. Ding, Ru, Jun en de noordelijke celadons die in Linru en Yaozhou werden vervaardigd, zijn voorbeelden van Noordelijke Song-aardewerk dat bij het hof in trek was. Het beeldhouwwerk kreeg een minder symbolisch karakter en de figuren werden levensechter. De dynastie werd evenwel verzwakt door de hoge uitgaven die de militaire verdediging en de buitensporigheden van het keizerlijk hof met zich meebrachten; na invallen door de Jin trok de opvolger van Huizong weg naar het gebied ten zuiden van de Huai en vestigde daar de Zuidelijke Song-dynastie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar het werk van een school van kunstenaars die in de late 15de en vroege 16de eeuw in China de literati-traditie in de schilderkunst in ere herstelde. De stijl kenmerkt zich door evenwichtige, harmonieuze landschapscomposities, waarbij de nadruk ligt op golvende lijnen en vervlakte ruimte.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 1279 en 1368. De dynastie werd gesticht door de Mogol Kublai Khan (heerste van 1260-1294), die heel China verenigde tot een rijk dat zich naar het westen toe uitstrekte tot de gebieden van het huidige Polen en Hongarije. Hoewel er geen sprake was van een belangrijk kunstmecenaat, leidden de hereniging van China, de uitbreiding van de handel en het ontbreken van stilistische beperkingen tot een samengaan en vrijelijk toepassen van allerlei tradities en invloeden. Met name in de toegepaste kunst - porselein en lakwerk - deden tal van vernieuwingen hun intrede. Gedurende deze periode werd de Zijderoute weer geopend en ontkiemde de Europese belangstelling voor China. Als reactie op de buitenlandse overheersing vluchtten de geschoolde Chinezen in de oude tradities, terwijl veel geleerden weigerden in overheidsdienst te treden. De school van literati-schilderen ging een dominante rol spelen in de schilderkunst, en kunstenaars legden nu de nadruk op de individuele en kalligrafische expressie; ze zetten zich daarmee af tegen het decoratieve karakter van de officiële schilderkunst. De belangrijkste meesters van de Yuan-stijl waren Huang Gongwang, Wu Zhen, Ni Zan en Wang Meng, allen literati die zich verzetten tegen de Mongoolse overheersing. Een belangrijke uitzondering werd gevormd door de voornaamste Yuan-kalligraaf Zhao Mengu, die voor de Mongolen werkten en aan het hoofd stond van de Hanlin-academie. Op keramisch gebied leidden invloeden uit het Midden-Oosten tot overdadige, in blauw en wit uitgevoerde decoraties; kooplieden uit het Midden-Oosten gaven daarnaast opdrachten voor enorme Longquan-celadons. De Yuan-periode bracht ook tal van opdrachten voor boeddhistische beeldhouwwerken: tantrische figuren met meerdere armen en benen, een bewijs van de Mongoolse voorkeur voor de lamakunst van Nepal en Tibet. Ook de ciseleertechniek in zilverwerk, die wordt geassocieerd met de zilversmid Zhu Bishan, komt in deze periode tot ontwikkeling; ten slotte werd er beeldgesneden Yuan-lakwerk geproduceerd. Voorbeelden van Mongoolse bijdragen aan de architectuur zijn de omvangrijke gebouwen die op grote schaal verrezen in Beijing, de hoofdstad van de Mongolen; het stedelijk ontwerp werd later aangepast tijdens de Ming- en Qing-dynastie. Na de dood van Kublai Khan raakte de Yuan-dynastie in verval.