Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Rokken die onder een andere rok of japon worden gedragen, soms ook om gezien te worden.
Onderkleding voor het onderlichaam, van het middel tot aan de zoom van de bovenrok.
Zwarte lange onderrok tot op de enkels, gedragen door misdienaars in de Oudkatholieke kerk onder de toga, wanneer deze te kort was geworden voor de drager.
Zeer wijde, enkellange onderrokken van grijs of wit paardehaar, gedragen om de rok uit te doen staan. Zie 'crinolines'.
Linnen onderrokken, gesteven met gom of stijfsel; gedragen aan het begin van de 18e eeuw.
Onderrokken die oorspronkelijk werden gemaakt van stijve, geweven stof van paardenhaar, linnen, katoen of wol. Later veel gebruikt in combinatie met hoepels van balein of staal.
Losvallende vrouwenkledingstukken die open zijn aan de voorkant, met een geplooid en nauwsluitend lijfje, zeer korte mouwen en aangenaaide manchetten, met een ceintuur rond het middel en de langse sleep rond de heupen gedrapeerd om de voorkant van de onderrok te tonen. Gedragen omstreeks 1700.
Zuiver wollen kamgaren stof met dwarsribben en moiré finish, in Nederland vervaardigd, later met jute inslag en nog later volledig katoen geweven; gebruikt voor onderrokken. (van Gorp).
Japonnen die tot de grond reiken, waarvan de rok aan de voorzijde open is, waardoor de fraaie onderrok zichtbaar is. Term in de 20e eeuw ontstaan om dergelijke japonnen uit de 18e en 19e eeuw te benoemen.
Rokken die over andere rokken worden gedragen; wanneer de overrok onderdeel is van een japon vaak naar opzij gedrapeerd, zodat de onderrok zichtbaar is.
Onderrokken die lopen vanaf de taille tot meestal net iets hoger dan de bovenrok, die deze plaatselijk doet uitstaan. Geen Nederlands equivalent. Zie 'onderrokken'. Gebruik 'rechte onderrokken' voor glad over het lichaam vallende onderrokken.
Japonnen, ook bedoeld om buiten te dragen, open aan de voorkant, zodat de onderrok zichtbaar is, of met een voorpand in contrasterend materiaal, met een kraag en revers en lange mouwen. Het lijfje kan twee rijen knopen hebben en een hoge of gewone taille; laat 18e-eeuws.
Geplooide en gerimpelde stroken doorgaans in dezelfde stof als het kledingstuk waaraan ze zijn toegevoegd, bijvoorbeeld een japon, onderrok of tabier, of sjaal, in de vorm van een rechte strook of guirlande.