Associaties voor pagode

Toegevoegd op: 16-8-2017

Boeddhistische tempels of boeddhistische heiligdommen in Indonesië, Japan, China en aangrenzende landen, bestaande uit drie tot dertien verdiepingen, ieder met een afdak.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Indiase gouden of zilveren munten uitgegeven vanaf eind 16e eeuw tot halverwege de 19e eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Halve of driekwart trechtervormige mouwen die wijd uitlopen aan de onderkant en op een pagodedak lijken. Waren vooral in de mode in Westerse culturen tijdens het derde kwart van de 19e eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken voor vrouwenjasjes, in het midden van de 19de eeuw gedragen over rokken, gewoonlijk verlengd met korte rokachtige stroken onder de taille. Soms voorzien van pagodemouwen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Portugese baldakijnbedden met gedraaide onderdelen en houtsnijwerk op het hoofdeinde. Ze hebben meestal gedraaide posten en een rechte of pagodevormige overkapping. Dit type werd in de 16e eeuw gemaakt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Chinees marmer met markeringen die zijn ontstaan door fossiele inhoud; wanneer de steen wordt doorsneden, lijkt de vorm van de markeringen op een pagode.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Noord-Chinese dynastieke periode tussen 907 en 1125; de dynastie werd gesticht door het proto-Mongoolse Khitan-volk. De Liao-periode bestond ten tijde van de Vijf Dynastieën en de Noordelijke Song-dynastie in het zuiden. Er waren vijf hoofdsteden, overeenkomstig het boeddhistische principe van de vijfvoudige structuur van het heelal. De Khitan waren een nomadenvolk dat zelf nauwelijks enige kunstzinnige traditie bezat. De kunstwerken die in deze periode werden geproduceerd, waren beïnvloed door Tang-vormen en -technieken. De Liao-architectuur verraadt Tang-invloeden en trouw aan het boeddhisme. Tot de nog bestaande gebouwen behoren de Bai ta (Witte Pagode) in Balin in Binnenmongolië, de Mu ta (Houten Pagode) in Ying xian, in de provincie Shanxi, tevens de oudste bewaard gebleven houten pagode, en de bibliotheek van de Bhagavad-sūtra's (circa 1038) in de Benedentempel van Huayan, Datong, eveneens in de provincie Shanxi. Dit laatste bouwwerk bevat bovendien 32 originele Lao-beelden en houten geschriftkasten in paviljoenvorm. De Liao-keramiek was eveneens beïnvloed door de keramiek uit de Tang-periode, hoewel uit opgravingen op grafplaatsen blijkt dat er ook Song-aardewerk en ander aardewerk is geïmporteerd. Daarnaast werden er gouden en zilveren voorwerpen vervaardigd op basis van metaalwerk- en verguldtechnieken van de Tang en Song. De Khitan werden uiteindelijk verslagen door binnenvallende Jin, die vervolgens een eind maakten aan het bewind van de Noordelijke Song. Restanten van de Liao-dynastie bleven nog intact in de vorm van de Westelijke Liao, in een gebied rond Tian shan; later werd dit gebied veroverd door Djenghis Khan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode en stijl die zich van 710-794 v. Chr. ontwikkelde toen Nara de eerste vaste Japanse hoofdstad was, en waarin de pogingen om de Chinese cultuur naar de kroon te steken op hun hoogtepunt waren. De periode kenmerkt zich door de vervaardiging van kleine lakbeeldjes met een holle kern en door de bouw van grote tempels in de bergen die bestonden uit zalen en pagodes die in harmonie met de natuurlijke omgeving werden geconstrueerd, hetgeen een afwijking betekende van de strenge ontwerpen uit de Asuka-periode.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de Chinese dynastieperiode en cultuur vanaf 534 tot 550 n. Chr. die werd gesticht door een voormalige garnizoenscommandant van Noordelijke Wei, Gao Huan (496-547), en zijn zonen. Ze beheersten een gebied ten oosten van Luoyang. De hoofdstad was gevestigd in Ye in de zuidelijke provincie Hebei. Het boeddhisme bleef de belangrijkste inspiratie voor de kunsten. De oudste overgebleven stenen pagodekapel in China, bij Shentong si op de berg Tai, is waarschijnlijk Oostelijke Wei. Beeldhouwkunst uit deze periode wordt gekenmerkt door een grotere rondheid dan beeldhouwkunst van de Noordelijke Wei. De dynastie eindigde in 550 toen Gao Huans zoon Gao Yang keizer werd en de Noordelijke Qi-dynastie stichtte.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode die samenviel met de heerschappij van de Kim-familie die het koninkrijk van Silla in Korea stichtte, van 57 v. Chr. tot 668 n. Chr. Hoewel de politieke en artistieke ontwikkeling langzamer verliep dan die van naburige gebieden, bevatten beroemde graftombes zoals die van de Gouden Kroon en de Gouden Bel waardevolle objecten zoals gouden kronen, juwelen, metalen vazen en fijn aardewerk. De architectuur uit deze periode is bekend door bewaard gebleven pagodes, lantaarns en stèles en door het oudste bewaard gebleven astronomische observatorium in het Verre Oosten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een stijl die is vernoemd naar de stad Pegu die in de 9de eeuw een bloeiperiode doormaakte als hoofdstad van het koninkrijk Mon langs de rivier de Pegu, circa 75 km ten noordoosten van Yangôn. Voorbeelden van kunstwerken in deze stijl zijn de oude en heilige Shwemawdaw, een pagode van 86 meter hoog, en de Shwethalyaung, een reusachtig beeld van een liggende Boeddha.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1279 n. Chr. Het was een overgangsperiode met tal van maatschappelijke, economische en kunstzinnige vernieuwingen; met name in allerlei kunstvormen werd een onovertroffen graad van verfijning bereikt. Er was een maatschappelijke ontwikkeling gaande waarbij de aristocraten geleidelijk hun macht verloren aan de gegoede burgerij, hetgeen ertoe leidde dat de heersende klasse zijn machtspositie probeerde te versterken. Zo bevorderden de keizers het verbeelden van thema's die de legitieme status en stabiliteit van de dynastie moesten uitdrukken. De Song-keizers behoorden tot de meest verlichte heersers van China, en vaak waren ze zelf verdienstelijk kunstenaar. Aangezien de Song-keizers minder macht bezaten dan hun voorgangers uit de Han- en Tang-dynastie en zij bovendien een wankele vrede met vijandige buurlanden in stand moesten houden, is de kunst uit deze periode introspectief van aard. De Song-periode is vooral bekend om de landschapsschilderingen, hoewel ook de keramiek, beeldhouwkunst en architectuur een bloeiperiode beleefden. In de beeldhouwkunst werd steen vaak vervangen door klei en hout, materialen die zachtere, levensechtere figuren mogelijk maakten. Een opvallend kenmerk van de Song-architectuur is de langwerpige, slanke vormentaal, met gebogen daken en een duidelijk herkenbare Song-spits. Tijdens deze periode werden de pagodes aanvankelijk opgetrokken uit metselwerk. De stijl en periode kunnen worden onderverdeeld in Noordelijke Song, van 960 tot 1127, en Zuidelijke Song, van 1127 tot 1279.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Gebouwen die in sommige tempelcomplexen van esoterisch-boeddhistische stromingen de pagode vervingen. Letterlijk betekent de term ���pagode met veel juwelen', ���pagode met veel lagen' of ���toren met veel schatten'. Ze werden in Japan geïntroduceerd tijdens de Heian-periode (794-1185). Kenmerkend is de witte, bepleisterde halve bol op een vierkante fundering. Een bekend voorbeeld is de Ishiyamadera-pagode in Otsu, bij Kioto, gebouwd in 1154.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Chinese dynastie die heeft bestaan van 618 tot 907 n. Chr., een periode welke tot de hoogtijdagen van de Chinese geschiedenis wordt gerekend. China bloeide als een stabiel en tot een eenheid gesmeed rijk, en de welvaart en het actieve mecenaat welke daaruit voortvloeiden, leidden tot een Gouden Eeuw op het gebied van Chinese schilderkunst, metaalwerk, keramiek, muziek en poëzie. Chang'an, een briljant stedelijk ontwerp, bleef de hoofdstad van de Tang en was de metropool van zijn tijd. Belangrijke Tang-heersers en opdrachtgevers waren Taizong (heerste van 626-649) en Xuanzong (heerste van 712-756). Het boeddhisme bleef invloedrijk, maar de Tang-dynastie kende ook perioden van vervolging. Grotschilderingen in Dunhuang en stenen pagodes zoals de Grote Wilde Gans-pagode (circa 652) en de Kleine Wilde Gans-pagode (circa 707) in Chang'an zijn bewaard gebleven. Monumentale stenen beeldhouwwerken in de noordelijke provincies geven blijk van een nieuwe ontwikkeling in de richting van volumineuzere, sensuelere figuren. Deze ontwikkeling is eveneens te herkennen in de wereldlijke Tang-beeldhouwwerken, zowel in steen als in keramiek. Een voorbeeld van synthese tussen Indiase en Chinese beeldhouwstijlen is te vinden in de grot van de berg Tianlong, in een reeks werken die tot stand kwam onder het mecenaat van keizerin Wu Zetian (heerste van 690-705). De schilderkunst beleefde een bloeiperiode tijdens de Tang-periode en werd gedomineerd door de wereldlijke landschapstraditie. Li Sixum en Li Zhaodao, vader en zoon, en Wang Wei zijn de namen van drie schilders die ons zijn overgeleverd, en er zijn vermoedelijk ook exemplaren van hun werk bewaard gebleven. Het werk van Wang Wei, dat latere kunstenaars heeft beïnvloed, had een intieme, melancholische uitstraling, terwijl het werk van Li Sixum en Li Zhaodao wordt gekenmerkt door de heldere tinten groen en blauw die wij kennen van de talrijke Tang-landschappen. De Chinese portretschilderkunst, welke zijn oorsprong heeft in de Han-dynastie, bereikte tijdens de Tang-periode een hogere graad van verfijning dankzij kunstenaars als Wu Daozi. De Tang-keramiek omvatte beeldjes en vaten van sancai-aardewerk, meestal als grafgift bedoeld, wit porselein, zoals het bekende Xing-aardewerk uit de provincie Henan, en de jadeachtige Yue-celadons uit de provincie Zhejiang. Het gebruik van metaaloxiden voor ondergeglazuurde decoraties werd ontwikkeld in de provincie Hunan en Sechuan, terwijl het porselein - dat overigens pas later op grote schaal werd toegepast - zijn oorsprong heeft in de Tang-periode. De decoratieve kunsten tijdens de Tang-dynastie stonden onder invloed van het Midden-Oosten en andere verre streken, hetgeen leidde tot nieuwe stijlen op het gebied van keramiek en metaalwerk. Zo werden er kleurige geglazuurde objecten van aardewerk vervaardigd, bijvoorbeeld kannen en rytons, als bewuste imitaties van Perzisch zilverwerk, terwijl Perzische inslagpatronen hun intrede deden in de Chinese textielindustrie. China voerde op zijn beurt aardewerk, zijde en druk- en papiertechnieken uit. De Tang-dynastie werd opgevolgd door de Late Liang-dynastie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Soort motief dat in de late 18de eeuw en de 19de eeuw veel voorkwam op keramiek. Het was afgeleid van Chinese bronnen, met afbeeldingen van een wilgenboom, een pagode, een brug met gestalten, twee vliegende vogels en een kleine boot. Meestal met blauwe gestalten tegen een witte achtergrond.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een periode in de Chinese geschiedenis die vier eeuwen omvat, na de val de Han-dynastie in 220 n. Chr., en voorafgaand aan de Sui-dynastie (circa 589 n. Chr.). Gedurende deze periode probeerden rivaliserende families delen van het Han-rijk in hun macht te krijgen. De Chinese kunst stond onder invloed van nieuwe ideeën, met name ontwikkelingen op religieus gebied. Het boeddhisme, een religie die zich vanuit het naburige India naar China had verspreid, heeft de kunst van de Zes Dynastieën het sterkst beïnvloed; in de 4de eeuw had de Chinese boeddhistische kunst zich inmiddels als categorie gevestigd. In het klooster in Dunhuang, in het westen van China, zijn belangrijke wandschilderingen bewaard gebleven. Monumentale beeldhouwkunst, een traditie die vanuit het noorden naar China was overgebracht, werd populair, zoals blijkt uit de imposante, in steen uitgehouwen beelden van boeddhistische godheden in de bergen van de provincies Shaanxi en Henan. Houten pagodes, afgeleid van zowel de Indiase stoepa's als de torens van de Han-dynastie, vormden een belangrijke architecturale ontwikkeling in deze periode. Ook de inheemse geloofsstelsels van het confucianisme en taoïsme bleken een voedingsbodem voor nieuwe thema's en stijlen. Het confuciaanse ideaal kwam tot expressie in de populaire taferelen die respect voor de ouders uitdrukten, terwijl taoïstische kunstenaars een voorkeur aan de dag legden voor landschappen en volkslegenden. Ook wereldlijke kunsttradities waren aan verandering onderhevig, met name in de schilderkunst. Gu Kaizhi, die als de vader van de Chinese landschapsschilderkunst wordt beschouwd, was eveneens werkzaam in deze periode. In Zuid-China werden ook belangrijke vorderingen gemaakt op keramisch gebied, met name in het steengoed met groen glazuur Yueh-yao of 'Yueh-aardewerk', een duurzaam soort keramiek dat uiteindelijk zou worden uitgevoerd naar verre streken als Egypte en de Filippijnen. Gedurende deze periode zien we voor het eerst gentleman-schilders, kalligrafen en belangrijke privékunstcollecties in China. Ook de literaire kritiek en kunstkritiek kregen in deze periode vorm.