Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Paletten die zijn ontworpen om op de onderarm van de schilder te leunen. Deze zijn groter dan de paletten die in de hand worden gehouden.
Kleine paletten bedoeld om cosmetica te mengen. Gewoonlijk gemaakt van steen of aardewerk. Veel gebruikt in het oude Griekenland, Rome, Egypte, Midden-Oosten en Azië.
Brede en platte voorwerpen die door kunstenaars worden gebruikt om kleuren op uit te stallen en te mengen.
Omvat het geheel van kleuren die een artiest gebruikt, het typerende kleurbereik van een stijl of groep of het geheel van kleuren die mogelijk zijn als er een groep van voorgeschreven kleurstoffen wordt gemengd.
Kopjes die aan een schilderspalet zijn bevestigd en waarin kleine hoeveelheden medium of oplosmiddel gedaan kunnen worden.
Gereedschap met zeer buigzame lemmeten die door kunstenaars worden gebruikt om kleuren te mengen en verf uit te spreiden; soms ook om verf aan te brengen of om het palet schoon te maken.
Ruimvallende capes en jassen voor mannen en vrouwen. Term toegepast van 1830 tot 1900; ook nauwsluitende damesjassen die werden gedragen over een kledingstuk met een hoepelrok of een tournure in de periode 1850-1880.
Verwijst naar de periode in Boven-Egypte van circa 4000 tot 3500 of 3200 v. Chr. De kunstwerken bestaan uit stenen graveerkoppen, leistenen paletten, stenen vazen, ivoren beeldsnijwerk, beeldjes van verschillende materialen, aardewerk van het type rood met zwarte top en rood gepolijst aardewerk dat soms is versierd met lijnpatronen of menselijke en dierlijke figuren van witte slip.
Verwijst naar de beeldhouwstijl die zich ontwikkelde in het gebied van Aphrodisias, in Caria, Klein-Azië, het huidige Turkije. Het was een belangrijk centrum voor de verering van een oude Anatolische vruchtbaarheidsgodin en later van de godin Aphrodite en wordt daarom in verband gebracht met de artistieke voortbrengselen uit het tweede millennium v. Chr. of eerder. De bloeiperiode als artistiek centrum begon echter pas met de heerschappij van de Julisch-Claudische keizers in de 1ste eeuw v. Chr. en duurde tot de 5de eeuw n. Chr. Het beeldhouwwerk kenmerkt zich door het gebruik van verfijnd marmer dat in de buurt werd gewonnen, een tweekleurig marmerpalet, thematische subtiliteit, creatieve oorspronkelijkheid en een wijde verspreiding over grote delen van het Romeinse Rijk. Sommige geleerden menen dat ook in Rome zelf een werkplaats van deze school heeft bestaan.
Verwijst naar de periode in Boven-Egypte van circa 6000 tot 4000 v. Chr. die wordt geassocieerd met opgravingen bij Badari. De kunstwerken omvatten onder meer antropomorfe figuren, leistenen paletten en aardewerk met een zwarte top of aardewerk met een ripple-burnished oppervlak.
Verwijst naar de aardewerkstijl die ontstond in de 18de eeuw, geïnspireerd op Chinese (geëmailleerde) keramiekstijlen. De stijl, ooit een koninklijk monopolie, breidde zich uit en verspreidde zich in de regio nadat Bangkok in 1782 de nieuwe hoofdstad van de dynastie werd. Producten in deze stijl zijn vaak versierd in het famille verte- of famille rose-palet. Kenmerkend zijn veelkleurige glazuren, emailleringen die het gehele stuk bedekken in heldere en terugkerende patronen, Thaise engelenfiguren en koninklijke leeuwen. Tafelgerei en huishoudelijke gebruiksvoorwerpen vertoonden vaak deze stijl.
Het versieren van aardewerk met kleine, ingedrukte vierkantjes, door middel van een palet of stempel.
Gereedschappen die worden gebruikt voor encaustisch schilderwerk, zoals een palet, houtskoolpan, komfoor en spatel.
Beschrijft een techniek die de illusie van continue tonen of kleurdiepte creëert door het mengen van gekleurde stippen van een beperkt kleurenpalet. De term wordt meestal gebruikt in de context van digitale beeldbewerking of computergraphics en kan worden toegepast op kleur- of zwart-witafbeeldingen.
Verwijst naar de predynastische periode in boven-Egypte van circa 3500 tot 2925 v. Chr. Tot de kunstvoorwerpen behoren paletten van leisteen, mattoirs met beeldsnijwerk, koperen artefacten, ivoren en stenen beeldjes, en vaalgeel aardewerk dat is versierd met geometrische motieven en gestileerde voorstellingen van planten, dieren en mensen in rode verf.
Het aanbrengen van verf in dikke, ondoorzichtige lagen meestal wordt hiervoor een goed in de verf gedoopte kwast of een paletmes gebruikt.
Verwijst naar de tweede helft van de Gerzeïsche periode in boven-Egypte. De periode kenmerkt zich door het ontstaan van artistieke gebruiken van de hierna volgende Eerste Dynastie, die zijn terug te vinden in de versierde stenen paletten en scepterkoppen, wandschilderingen en enkele van de eerste grote beeldhouwwerken.
Verwijst naar een regionale school van Pahari-miniatuurschilderkunst met als centrum de staat Mandi in de Beasvallei in het heuvelgebied van Punjab. De Mandi-schilderkunst stond aanvankelijk nog onder invloed van de Mogols maar kreeg een eigen karakter onder Raja Sidh Sen (heerste van 1684-1727), die zich persoonlijk met de nieuwe stijl ging bemoeien. De Mandi-schilderkunst uit deze periode wordt vaak gekenmerkt door brede, krachtige lijnen, een ingetogen palet en eenvoudige composities met drie horizontale registers. De vitale, krachtige beeldhouwkunst uit deze periode zou een belangrijke invloed hebben uitgeoefend op de weergave van figuren in de schilderkunst. Kenmerkend zijn de krachtige gelaatstrekken, opvallend grote hoofden en handen, en doorgaans standbeeldachtige figuren. Shiva is een geliefd thema, aangezien Sidh Sen deze godheid aanbad. Shiva, Devi en tantrische thema's waren populairder dan de literaire thema's die zo kenmerkend zijn voor veel ander Pahari-werk. Een latere fase van de Mandi-schilderkunst begon rond 1805 en wordt geassocieerd met de kunstenaar Sajnu uit Guler. De werken die hij voor Raja Ishwari Sen schilderde, worden gekenmerkt door gebogen en zwaar geornamenteerde randen, volle, gedetailleerde composities en enigszins scheef geplaatste gebouwen en figuren.
Verwijst naar een aantal Rajasthan-schilderscholen in de regio Marwar in het westen van Rajasthan, met Jodhpur als hoofdstad. De schilderkunst in dit afgelegen gebied in het uiterste westen werd nauwelijks beïnvloed door de hofstijlen van de Mogols; de composities bleven eenvoudig en hebben een sterk hoekig karakter, waardoor het werk doet denken aan volkskunst. Kenmerkende gezichtskenmerken van Marwar zijn puntige neuzen, amandelvormige ogen, gewelfde voorhoofden en pruillippen; doorgaans is een ingetogen kleurpalet met gelen, groenen en grijzen gebruikt. De invloed van de Mogolkunst was groter op de schilderkunst in het oosten van deze regio. De Marwarschilderijen uit de 19de eeuw zijn formeler en hoofser van karakter, met sterke Mogol-invloeden; kenmerkend voor deze periode is het werk van Dalchand, een begaafd kunstenaar die door de Mogols was opgeleid en in Jodhpur werkzaam was. Werk uit de latere Marwar-periode staat bekend om het krachtige, overdadige kleurgebruik, de zwierige kledij en wervelende wolkenluchten. De schilderkunst van Marwar kende zijn productiefste periode aan het begin van de 19de eeuw, met name onder maharadja Man Singh (heerste van 1803-1843).
Verwijst naar de periode van circa 4.000 tot 3.000 of 2925 v. Chr. in Egypte, hoewel sommige schrijvers de periode dateren vanaf 6.000 v. Chr. De kunstvoorwerpen bestaan uit aardewerk zoals de geschilderde producten uit de Amratische en de Gerzian periode, stenen vazen, beeldjes van klei en ivoor, stenen paletten en wandschilderingen zoals gevonden in Hierankonpolis, waarop dieren, boten, rouwende vrouwen en vechtende mannen staan.
Verwijst hoofdzakelijk naar de periode van decoratieve kunst die zich rond 1700 in Frankrijk ontwikkelde aan het hof van Lodewijk XV, en die in heel Europa bepalend was totdat aan het einde van de 18de eeuw het neoklassiek opkwam. De stijl kenmerkt zich door opulentie, asymmetrie, sierlijkheid, vrolijkheid en een palet met lichte kleuren, in tegenstelling tot de zwaardere vormen en donkerder kleuren van de barok.
Verwijst naar de stroming in de late 19de eeuw en de vroege 20ste eeuw die werd vertegenwoordigd door Britse en Amerikaanse kunstenaars als George Inness, James McNeill Whistler en Dwight Tryon. De stroming gaf vorm aan een schilderstijl die leek op het impressionisme en die werd gekenmerkt door zacht, diffuus licht, gedempte tinten en objecten met vage, nevelige contouren; de stroming dwaalde af van het impressionisme en ging symbolistische trekken vertonen, zoals het gebruik van neutrale paletten, uitdrukkingen van beschouwende aard en een subjectieve stijl waarin het creëren van een sfeer of stemming centraal stond.