Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Wijde, scherp geperste plooien die in een rij geschikt zijn met gelijke tussenruimten en allemaal in dezelfde richting gedraaid. Voor smalle gelijksoortige plooien wordt 'knife pleats' gebruikt.
Wijde dubbele plooien waarbij de stof naar beide kanten naar onder gevouwen is. Gebruik 'inverted pleats' voor wijde dubbele plooien waarvan de platte vouw naar binnen in plaats van naar buiten gevouwen is.
Ribbels of rimpels in flexibel materiaal die ontstaan door bijvoorbeeld het materiaal op te vouwen of door het tegen een harde rand te drukken. Gebruik 'vouwen' voor de delen van een oppervlak die ten opzichte van de rest van het oppervlak zijn omgeslagen.
Smalle, scherp geperste plooien die in een rij geschikt zijn, met gelijke tussenruimten en allemaal in dezelfde richting. Gebruik 'accordion pleats' voor wijde gelijksoortige plooien.
Vouwen van een vaststaande, gelijke breedte die worden gemaakt in materialen als textiel of papier door het om te vouwen. Meestal gestikt, soms op zijn plaats geperst.
Gereedschappen die gebruikt worden voor het bosseleren, bijvoorbeeld het stempelen van tekst op linnen boekbanden, of voor oppervlakken van bladgoud.
Fototoestellen die in elkaar geklapt kunnen worden om ze compact op te bergen. Het objectief is bevestigd aan een balg die uitgetrokken wordt. Enkel wanneer de camera volledig uitgevouwen is, kan men correct scherpstellen. In gebruik tussen 1900 en 1945.
Door middel van trekken of buigen vouwen of afwisselend groeven en ribbels aanbrengen in een oppervlak.
Kleine ribbels of groeven in een oorspronkelijk glad oppervlak.
Wijde dubbele plooien waarvan het materiaal aan elke kant omgevouwen is. Gebruik 'box pleats' voor wijde dubbele plooien waarvan de platte vouw naar buiten in plaats van naar binnen gedraaid is.
Smalle drievoudige plooien met een centrale steek die strak aangetrokken is om een 'pinched waist' te maken. Ze zijn platgeperst en worden op regelmatige afstanden in een rij geproduceerd. Gebruik 'French pleats' voor drievoudige plooien die niet platgeperst zijn.
Verwijst naar de stijl die is vernoemd naar het majestueuze tempelbergcomplex dat koning Suryavarman II (1113-1150 n. Chr.) in de 12de eeuw liet bouwen als graftempel voor zichzelf. Deze stijl wordt gezien als de laatste door het hindoeïsme beïnvloede stijl in Angkor vóór de opkomst van het Mahayana-boeddhisme. De tempel belichaamt de kenmerkende stijl van de kunst in het midden van de Angkor-periode (1080-1181 n. Chr.). Het tempelcomplex is gebouwd in lateriet en zandsteen en wordt gekenmerkt door gewelfde plafonds, houten dakspanten en het gebruik van blokken in plaats van duiveltjes voor het koppelen van kinderbalken en zuilen. Bij deze stijl deed het kruisvormige voorplein zijn intrede, ondersteund door overdekte galerijen met zuilen en onderling verbonden galerijen en paviljoenen, die door het daglicht werden verlicht dankzij een innovatief gewelfsysteem. Kenmerkend voor beeldhouwkunst in deze stijl zijn verhalende bas-reliëfs in plaats van vrijstaande beeldhouwwerken. Op reliëfpanelen worden taferelen uitgebeeld uit de Mahabharata en de Ramayana, evenals tableaus van Suryavarman II die koninklijke zaken afhandelt. Figuren van godheden en andere belangrijke personages in de friezen worden getypeerd door felle kleuren en goudbladaccenten. De tempel bevat talrijke standbeelden van apsarafiguren, die zijn afgebeeld met geplooide gewaden, versierd met bloempatronen. Acht andere tempelcomplexen in de koninklijke hoofdstad zijn volgens deze stijl gebouwd.
Verwijst naar de stijl die is geïnspireerd op de bouw van de tempel van Banteay Srei in het midden van de 10de eeuw en deels de wederopleving weerspiegelt van de beeldhouwstijlen van de 7de en 8ste eeuw, vóór het Angkor-tijdperk. De tempel is van roze zandsteen, versierd met kleinschalige, gedetailleerde, edelsteenachtige reliëfs, timpaanreliëfs met grote en kleine godheden te midden van een rijk gebladerte, geraffineerde verhalende reliëfpanelen waarin Shiva, Visjnoe en Krishna worden afgebeeld op verschillende niveaus, en muurschilderingen. Gebeeldhouwde figuren hebben een slanker lichaam, natuurlijkere verhoudingen, smallere hoofden, een jeugdigere uitstraling, en kleding zonder smalle verticale plooien die strak om het lichaam valt.
Verwijst naar de stijl die zich in de late 10de tot de 11de eeuw ontwikkelde in Angkor. De stijl wordt gekenmerkt door bladmotieven, het spaarzaam voorkomen van vrijstaande beeldhouwkunst, en jeugdig uitziende gebeeldhouwde figuren met dunne, nauwsluitende kleding zonder diadeem en met fijn gegraveerde plooien en versierd met scherp uitgesneden juwelen. De stijl is zichtbaar in monumentale beeldhouwwerken zoals de Khleangs, de Phimeanaka's en Ta Keo, en in reliëfwerk op lateien en timpanen. Timpanen in deze stijl zijn voorzien van rechthoekige reliëfpanelen met daarop taferelen uit het leven van Rama en Krishna, waarbij meer aandacht is besteed aan de levendige weergave van bewegingen dan aan anatomische details. De door het hindoeïsme beïnvloede boeddhistische beeldhouwwerken kwamen ook tot bloei onder deze stijl, waarbij het haar werd afgebeeld in fijne vlechten in plaats van krullen. Bronzen werken in deze stijl worden gekenmerkt door figuren met ingelegde ogen en wenkbrauwen en een gevarieerde onderwerpkeuze, uiteenlopend van decoratief tot religieus.
Wijde en geplooide rokken van stof, vaak fluweel of brocaat, of van maliën of pantsermetaal, die aan het begin van de 16e eeuw in Europa werden gedragen over, of in plaats van, liesbeschermers.
Textiel dat is vervaardigd uit ongeverfde wol en dat bijzonder zacht en licht is, met een sierlijke plooival; werd vroeger veelvuldig toegepast bij dameskleding voor overdag. Aanvankelijk werd alleen de natuurlijke kleur gebruikt, maar later werd de stof ook in allerlei kleuren geverfd.
Keukengerei dat wordt gebruikt om van boter geplooide krullen te maken.
Een ornament voornamelijk aangetroffen in houtwerk en meubilair, bestaande uit een paneel met een motief dat lijkt op een stuk verticaal geplooid linnen.
Kleine cilindervormige plooien die in een rij geschikt zijn en zo op een militaire patroongordel lijken, decoratief gebruikt om een kleding of behangsel een militaire connotatie te geven.
Een combinatie van @'café curtains', die het onderste gedeelte van een opening bedekken, en '@ tieback curtains', meestal geplooid, die het bovenste deel bedekken.
Het maken van kleine plooien of vouwen in papier met een mes, een proces dat zorgt voor een rekbaarheid, kracht, verdikking, vervormbaarheid en textuur die vergelijkbaar is met die in stoffen. Het verwijst ook naar het krullen of kroezen van haar of een soortgelijke behandeling van rubber of dunne stof.
Kleine werktuigen, gemaakt van verschillende materialen en in verschillende vormen die een ronddraaiend wiel hebben dat een gegroefde, gekartelde of getande of op andere wijze bewerkte rand heeft. Worden gebruikt voor het snijden, plooien of versieren van gebak of deeg.
Accessoire bestaande uit stofachtige plooien of rolwerk, geschilderd achter of boven een heraldische verdienste.
Manier van knopen zetten, voor het eerst toegepast in de Victoriaanse tijd, waarbij er een diep geplooide, gerieflijke stoffering ontstaat.
Studies, meestal tekeningen, gericht op de afbeelding van in plooien vallende stof.
Bodemvalletjes met plooien die tot de vloer reiken.
Grenzen die gebieden afbakenen waar het orthodoxe joden is toegestaan zekere activiteiten te ontplooien die elders op de sabbat verboden zijn, zoals het dragen van persoonlijke zaken buiten het eigen huis. Eruvin maken gebruik van bestaande grenzen, zoals wegen en kanalen, en van palen en draden die worden toegevoegd om de grens compleet te maken.
Drievoudige plooien die niet platgeperst zijn en die op regelmatige afstanden van elkaar geschikt zijn. Gebruik 'pinch pleats' voor gelijksoortige drievoudige plooien die wel platgeperst zijn.
Heren of jongenshemden met een knoopsluiting van voren en lange mouwen met cilinder- of dubbele manchetten en een zachte of stijve boord. Als ze formeel of semiformeel worden gedragen hebben ze meestal een stijve of geplooide voorkant die wordt vastgemaakt met boordknopen.
Het procédé bij het boekbinden voor de achterkant van een boek dat al is ingenaaid of gelijmd, waarbij de rugsneden van de katernen vanuit het midden van de achterkant naar buiten worden gewerkt. Op deze manier ontstaat aan beide kanten een plooi of een kneep. Het procédé wordt uitgevoerd gelijktijdig met of direct na de afronding.
Het op vastgestelde, regelmatige afstanden dubbelvouwen van stof, waarna de plooien worden geperst en eventueel vastgenaaid.
Het wrijven of schrapen van de vleeszijde van leer met een handgereedschap zoals een slichtmaan (circelvormig mes) of een #staaf om het zacht en plooibaar te maken. Te onderscheiden van 'stollen', omdat het leer is bevestigd en het gereedschap beweegt. Het is een mildere behandeling dan 'stollen' en wordt voornamelijk op huiden met bont of wol of op kwetsbare huiden toegepast.
Het trekken van stuk leer of ongelooide huid over een vaste, stijve rand, handmatig of machinaal, om het zachter en plooibaarder te maken. Te onderscheiden van 'slichten' omdat het leer beweegt en het gereedschap stilstaat.
Het inbrengen van een vette substantie in zwaar leer, zoals leer voor riemen, ter bevordering van de sterkte, plooibaarheid en het waterafstotend vermogen; te onderscheiden van 'invetten': dit is het inbrengen van een vette substantie op licht leer.
Iets, bijvoorbeeld stof of papier, over zichzelf heen buigen. De term wordt ook als meervoudsvorm gebruikt van het zelfstandig naamwoord 'vouwen' waarmee de delen die over elkaar zijn gevouwen worden aangeduid. Gebruik 'plooien' voor de ribbels of rimpels die door het vouwen ontstaan. Gebruik het adjectief 'opvouwbaar' voor voorwerpen die zijn ontworpen om klein te worden opgevouwen.
Dunne, ongeplooide gordijnen die vlak tegen het glas van een raam of een deur hangen of direct boven een scherm en meestal dicht blijven zodat het licht wordt gedempt en het binnenkijken wordt bemoeilijkt. Gebruik 'ondergordijnen' voor dunne gordijnen die onder de hoofdgordijnen worden gebruikt om zo het licht te dempen. Gebruik 'vitragegordijnen' voor de gordijnen die vaak als ondergordijnen dienen en worden gemaakt van doorzichtig, zeer lichtgewicht materiaal, vaak effen wit.
Behangsels van stof voor ramen, deuropeningen of andere openingen, meestal met zomen, omslagen voor de gordijnroede, plooien of franjes en aan de bovenzijnde van de openingen opgehangen; ter bescherming tegen licht, tocht of inkijk, of ter decoratie.
Wollen mutsen die worden gekenmerkt door een plooi in de hoedenbol die van voren naar achteren loopt, korte loshangende linten aan de achterkant en een insigne aan de voorkant. Als kleding geïntroduceerd door de Hooglandeenheden van het Britse leger en daarna overgenomen als traditionele Schotse klederdracht.
Een filosofie die de essentiële waardigheid en waarde van de mensheid verdedigt en het vermogen door de rede tot zelfontplooiing te komen; ook de beweging in de renaissance die door de vernieuwing in de klassieke letteren wordt gekenmerkt.
Afneembare geplooide draperieën van zachte stof, vaak kant, die in het midden aan de voorkant van de halslijn over andere kledingstukken worden gedragen.
Kleine Oud-Griekse vaten met deksel en een naar binnen geplooide rand; ze werden gebruikt voor het bewaren van cosmetica, oliën en parfums.
Geplooide metalen flessedoppen.
Voorwerpen die van hout, metaal of plastic zijn gemaakt en in laarzen worden gestoken om de vorm te behouden als ze niet worden gedragen. Worden ook gebruikt voor machines in een werkplaats of fabriek die houten onderdelen in een schoen of laars drukken zodat tijdens het afwerken de plooien worden gladgestreken.
Op leer gebosseleerd korrelpatroon dat bestaat uit een patroon van parallelle plooien.
Documenten waarin - door een bevoegde autoriteit en in overeenstemming met de wet - aan een individu of een organisatie het recht of de toestemming wordt verleend om een transactie te sluiten, zaken te doen, een positie te bekleden of een andere activiteit te ontplooien.
Kant waarbij men het patroon maakt met stroken of linten op een baan van draad of tule. De kwaliteit kan men beoordelen door te kijken of het lint plat is en een continue ronding heeft (wat men alleen kan bereiken door klossen te gebruiken), dan wel kant-en-klaar is, in welk geval het lint bij de buigingen en hoeken is vastgenaaid en er onvermijdelijk plooien in komen. De beste lintkant produceerde men in de zeventiende eeuw in Genua met klossen. Kant-en-klaar lintkant maakte men in de jaren tachtig van de negentiende eeuw in België en Frankrijk, bijvoorbeeld het zogenaamde Renaissancekant.
Plooien of banden die dienst doen als versiering of afwerking aan het uiteinde van een mouw, broekspijp, de bovenrand van een laars en dergelijke; ze zijn gemaakt als aparte onderdelen en worden gedragen met, of bevestigd aan, kleding of kledingaccessoires, of vervaardigd als vast onderdeel van kleding of kledingaccessoires.
Losvallende vrouwenkledingstukken die open zijn aan de voorkant, met een geplooid en nauwsluitend lijfje, zeer korte mouwen en aangenaaide manchetten, met een ceintuur rond het middel en de langse sleep rond de heupen gedrapeerd om de voorkant van de onderrok te tonen. Gedragen omstreeks 1700.
Verwijst naar de cultuur, met name de beeldhouwkunst, van Mathura, een kosmopolitische stad aan de rivier de Jumna, gedurende de Kushana-periode van oud India; Mathura lijkt een tweede hoofdstad van de Kushana-dynastie te zijn geweest, en het was een van de twee belangrijkste artistieke centra van de dynastie, naast Gandhara. Tot de boeddhistische Mathura-beeldhouwkunst behoren Boeddha-portretten die zijn gebaseerd op yaksha-modellen (mannelijke aardegeest), en enkele van de vroegste voorbeelden van geheel Indiase boeddhafiguren. De vele levendige en openlijk seksuele yakshi-figuren (vrouwelijke aardegeesten) zijn welbekende voorbeelden van Mathuran-beeldhouwkunst. Een van de meest opmerkelijke prestaties uit deze periode was de assimilatie van de staande kolos in Maurya-stijl voor boeddhistische doeleinden. Kenmerken van Mathura-beeldhouwkunst zijn monumentale frontaliteit, de weergave van omgeslagen, transparante stoffen als kleine, ringvormige plooien; en later boeddhafiguren met grote aureolen, versierd met rolwerk voorzien van bladpatronen. Diep reliëf wordt veel toegepast in de 2de eeuw, terwijl een gelijkmatigere en meer lineaire stijl wordt aangetroffen in de 5de eeuw. Veel Mathura-beeldhouwkunst wordt gehakt uit plaatselijke Sikri-zandsteen, dat roze is of gespikkeld rood in combinatie met geelachtig wit. Mathura-iconen werden geëxporteerd naar andere delen van India en werden ook gekopieerd door andere werkplaatsen. De Kushana-dynastie raakte in de 3de eeuw in verval, maar de Kushana-kunststijl van Mathura bleef bestaan en leidde later tot de verdere ontwikkeling van het Boeddha-icoon in de Gupta-periode.
Verwijst in algemene zin naar diegenen die driedimensionale modellen maken uit plooibaar materiaal. Verwijst bij het maken van keramieken objecten in het bijzonder naar de ambachtslieden die modellen van klei of was maken, of die vormen maken op basis van tekeningen die door een ontwerper zijn gemaakt en worden gebruikt bij het vormgeven van keramieken objecten. Te onderscheiden van 'modelmakers' die modellen bouwen, meestal van hard, niet plooibaar materiaal zoals hout of steen.
Zij die doorgaans van harde, niet-plooibare materialen zoals hout of steen modellen bouwen, bijvoorbeeld werkende modellen of showmodellen op schaal, van driedimensionale objecten, of modellen waarmee mallen voor gegoten producten worden geproduceerd. Zie 'modelleurs' voor mensen die modellen maken van klei, was of andere pletbare materialen.
Gerimpelde of geplooide manchetten of sierstroken die aan de pols of onderarm worden gedragen.
Gepliseerde hoofdtooien die over het hoofd worden gelegd en dan een brede waaier vormen. Het plooisel reikt soms slechts tot het puntje van het oor maar kan ook doorlopen tot aan de kin. Werden gedragen door vrouwen in de 14e eeuw.
Jasjes met een dubbele plooi aan beide kanten van het midden aan de voorkant, een dubbele plooi in het midden op de rug en met zakken op de heupen en een ceintuur van hetzelfde materiaal.
Dunne gordijnen, vaak vitrage, die onder de hoofdgordijnen worden gebruikt om het licht te dempen en privacy te geven. Gebruik 'glasgordijnen' voor ongeplooide ondergordijnen die vlak tegen het glas van een raam of een deur hangen of direct boven een scherm.
Verwijst naar een stijl die populair was in het Europa van de 17de eeuw en waarbij een specifiek type ornament wordt toegepast. Kenmerkend voor de stijl zijn kwabvormig lofwerk, gebosseleerd reliëfwerk en plastische, booglijnige geplooide vormen die aan een menselijk oor doen denken. De kwabstijl is aan het begin van de 17de eeuw in Utrecht ontwikkeld. De stijl kan in verschillende kunstvormen worden aangetroffen, maar vooral in metaalwerk. De kwabstijl is afgeleid van het grafische werk van de maniëristen uit de 16de eeuw, hoewel de stijl vaak ook wordt toegeschreven aan de Hollandse goudsmeden Adam en Paulus van Vianen.
Geplooide gordijnen die permanent zowel in de breedte als in de lengte bij elkaar zijn gebonden en met koorden en ringen worden opgetrokken of neergelaten. Ze bestaan meestal uit lichte en vaak dunne stof die goed kan worden gedrapeerd en het effect geeft van vele rijen horizontale guirlandes.
Een vrij bewegend scharnier dat wordt gebruikt bij het boekbinden, geproduceerd door voor- en achterplat een klein stuk (ongeveer 3 tot 6 mm) van de kneep te plaatsen. Zo ontstaat een ruimte waarin het omslagmateriaal wordt geperst, waarbij er een plooi of een groef ontstaat. Het is een van de meest karakteristieke eigenschappen van bibliotheekbindingen. Er kan op deze manier dik omslagmateriaal worden gebruikt, zoals buckram, terwijl het boek nog steeds eenvoudig kan worden geopend. Anders dan 'gesloten scharnieren', waarbij het plat met de rugsnede tegen de kneep ligt, waardoor een vrij stugge verbinding ontstaat.
Een methode voor het kleuren van glas, waarbij kleurloos glas, terwijl het nog plooibaar is, in een bad van gesmolten glas met een diepe kleur wordt gedoopt, of waarbij een dun stuk donker glas wordt vastgesmolten aan een dikker stuk kleurloos glas.
Gordijnen met smalle, scherp gevouwen plooien die op het muziekinstrument, de accordeon, lijken. Gebruik vouwgordijnen voor gordijnen die in brede, horizontale plooien omhoog worden getrokken.
Soort orang-oetan die op Sumatra voorkomt. De verschillen met de Borneose orang-oetan zijn de volgende: de Sumatraanse orang-oetan is kleiner en minder lang, heeft lichter en langer haar, een langer gezicht en wangplooien die bedekt zijn met kleine witte haartjes.
Dunne, geplooide gordijnen die aan dubbele roedes hangen zodat het ene gordijn het andere overlapt. De linten die de gordijnen terugbinden zijn eveneens geplooid en hebben vaak een bijpassend, geplooid valletje.
Ellipsvormige stukken stof van fijne witte wol, in plooien over de linkerschouder geworpen, onder de rechterarm doorgetrokken en opnieuw over de linkerschouder gedrapeerd; het officiële kledingstuk van de Romeinse burger, oorspronkelijk ook gedragen door vrouwen. Ook soortgelijke ruimvallende gewaden - ook in andere stoffen - gedragen in verscheidene andere historische perioden. Zie voor de ambtelijke toga: 'gewaden'.
Geplooide en gerimpelde stroken doorgaans in dezelfde stof als het kledingstuk waaraan ze zijn toegevoegd, bijvoorbeeld een japon, onderrok of tabier, of sjaal, in de vorm van een rechte strook of guirlande.
Geplooide overslagrokken tot op of net boven of onder de knie, meestal van Schotsgeruite wollen stof, halverwege de 18e eeuw ontwikkeld in de Schotse Hooglanden als een vereenvoudigde versie van de plaid. Later overgenomen door de Hooglandregimenten van het Britse leger als onderdeel van het uniform. Wordt in Schotland door mannen en jongens gedragen als deel van de nationale klederdracht. Wordt ook gebruikt voor geruite rokken gedragen door vrouwen en meisjes.
Behangsels bestaande uit stukken stof die ter decoratie losjes, op twee of meer plekken bevestigd, naar beneden hangen om zachte, golvende, halvemaanvormige plooien te vormen. Ze verschillen van 'guirlandes', waarmee bloemen, fruit of gebladerte die op dezelfde manier hangen, worden aangeduid.
Verwijst naar het proces dat wordt toegepast op een kledingstuk of een ander stuk stof, waarbij plooien worden bijeen worden gehouden en bewerkt met een eenvoudige of decoratieve steek.
Verwijst naar steken of decoratieve patronen, die worden gevormd door het borduren of smokken van parallelle plooien of regelmatig geplaatste ronde stukken stof.
Hulpmiddelen in de vorm van een voet die in schoenen worden gedaan om de vorm te behouden als ze niet worden gedragen. Worden ook gebruikt door machines in fabrieken en werkplaatsen die houten onderdelen in schoenen duwen zodat tijdens het afwerken de plooien worden gladgestreken.
Alle harde, sterke, duurzame, plooibare legeringen van ijzer en koolstof, vaak met andere materialen zoals mangaan, chroom, nikkel, molybdeen, koper, wolfraam, kobalt of silicium. Wordt algemeen gebruikt als constructiemateriaal.
Verwijst naar een Neolithische stijl en cultuur die is genoemd naar de archeologische vindplaats bij Starveco in Servië, maar die voorkwam in een uitgestrekt gebied dat het huidige Slowakije, het westen van Oekraïne, Roemenië, het oosten van Hongarije, Bulgarije, Servië, het noordoosten van Bosnië en Kroatië omvatte.Onderzoekers zijn het er in het algemeen over eens dat de stijl en cultuur bestond van het 6de millennium tot circa 4.200 v. Chr. De cultuur kende voornamelijk jagers en vissers, met hier en daar landbouw, en kenmerkt zich door de vervaardiging van messen en verfijnde bijlen, en dikwandig aardewerk, aan de bovenkant geplooid door vinger of nagelafdrukken en versierd met kenmerkende kromlijnige en spiraalvormige ontwerpen.
Type licht, plooibaar pleisterwerk, gemaakt van ongebluste kalk, gemengd met marmerpoeder en lijm en soms versterkt met haar. Het droogt minder snel dan gewoon pleisterwerk en is daardoor geschikt om sculpturen en architectonische decoraties te maken, zowel binnen als buiten. Verschilt van het meeste andere pleisterwerk, dat gemaakt wordt van calciumsulfaat in plaats van ongebluste kalk zoals stucwerk, en dat veel sneller droogt.
Schermen die meestal van stof zijn en in brede, horizontale plooien omhoog worden getrokken. Gebruik 'plissé gordijnen' voor schermen met smalle, scherp gevouwen plooien.
Met de vorm van een halve cirkel, zoals een gestileerde waaier, soms met plooien of groeven als imitatie van de vouwen van een waaier.
18e-eeuwse japonnen met een nauwsluitend lijfje en een ongetailleerde rug bestaande uit twee dubbele plooien die aan elke zijde van de rugzoom zijn genaaid van de hals tot aan de taille van een wijde rok. Wordt gebruikelijk met een fichu gedragen.
Rokken die gerimpeld of geplooid zijn op een strakke tailleband. Ook soortgelijke delen van japonnen.
Verwijst naar de meest invloedrijke stijl in de paneel-, muur- en glasschilderkunst en miniaturen in de Duitstalige gebieden van de 13de eeuw. De term is Duits voor ‘Tandenstijl’, en kenmerkt zich door een karakteristiek gebruik van draperie, waarin stoffen een nerveuze, levende vitaliteit lijken te hebben, en zigzag- of gebroken plooivormen.
Langwerpig (ca. 12-20cm lang; ca. 1-2cm breed) werktuig met een platte ovaal als doorsnede, en afgeplatte uiteinden. Deze uiteinden kunnen afgerond of recht zijn, met of zonder groefjes. De schoenmaker gebruikt het likbeen om te polijsten en glad te maken, plooien te verwijderen en naden vlak te wrijven