Associaties voor redan

Toegevoegd op: 16-8-2017

Kleine ravelijnen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode rondom de oude stad Ayutthaya die duurde van het midden van de 14de eeuw tot de 18de eeuw. In de beeldhouwkunst wordt deze periode vooral gekenmerkt door afbeeldingen van Boeddha die zijn gegoten in brons, of die zijn gemaakt van steen of stucwerk. In de vroege 14de eeuw culmineerde een verfijning van beeldhouwkundige stijlen in de eThong-stijl die werd gekarakteriseerd door verschillende subtypen van Boeddhabeelden. Eén type wordt gekenmerkt door de Boeddhafiguur met een prominent voorhoofd, amandelvormige ogen, rechte, bijna gesloten oogleden en conische krullen op het hoofd. Een tweede type toont sterkere Khmer-invloeden die zichtbaar zijn in het vierkante gezicht en de strenge gelaatsuitdrukking. Het derde type Boeddha-beeldhouwstijl wordt gekenmerkt door een uitgerekt lichaam en een glimlachende gelaatsuitdrukking. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door tempel-sancturariumcomplexen die bekend zijn onder de naam ‘wat’. De belangrijkste zijn: Wat Thanmikarat, welke een trap bevat die is versierd met leeuwen van stucwerk en een bai sema of grenssteen gemaakt van leisteen; Wat Phutthaisawan, met door de Khmer-stijl beïnvloede galerijen, stoepa's met redans en muurschilderingen; Wat Yai Chaimongkhol, met complexe stoepa's en wihans en rechthoekige galerijen; en Wat Phra Ram, met een vierkant grondplan, een constructie van baksteen en kunstmatige bassins. Keramiekstijlen komen in deze periode ook tot volledige ontwikkeling en worden gekenmerkt door heldere kleuren: jadegroen, licht grasgroen, blauwgroen, bruin, honingbruin en wit.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode waarvan de productie analoog is aan artistieke modellen van de Khmer die werden ontwikkeld in het gebied van het huidige Cambodja. In de architectuur kan deze periode worden onderverdeeld in drie subperioden: van de 7de tot de 9de eeuw grijpt deze periode terug op pre-ankorese Khmer-stijlen en wordt er gebruikgemaakt van constructies van baksteen, vierkante torens, sanctuaria met redans en hoekpilasters, met een draagsteen ondersteunde gewelfdaksystemen en met behulp van gegoten basementen met ingangen aan de oostzijde en blinde deuren aan de overigen drie zijden. Van de 10de tot de vroege 13de eeuw laat deze periode intensievere Khmer-invloeden zien en wordt ze gekenmerkt door de Prasat Wat Prang (10de eeuw) en Prasat Ban Chang, die beide stenen torens bevatten, met zandstenen deurkozijnen op een noord-zuidas, pilasters en drielobbige lampnissen, en door de Prasat Phra en Prasat Phanom Wan, die beide worden gekenmerkt door vestibules en mondops met relikwieën of Boeddha-afbeeldingen. Vanaf de late 13de tot de 14de eeuw ontwikkelde de architectuur regionale artistieke elementen, maar met behoud van traditionele Khmer-iconografie. Tempels in deze latere stijl worden gekenmerkt door laterietconstructies, uitgebreide sanctuaria die zijn gewijd aan Boeddha en bodhisattva’s, de prang, een karakteristieke Thaise constructie die wordt gekenmerkt door de opwaartse uitrekking van de kogelvorm van het klassieke Khmer-torensanctuarium en verdere variaties op de mondop en de vierkante toren met redans. In de keramiekproductie wordt deze periode gekenmerkt door voornamelijk platte, bruin- of groengeglazuurde werken met gegraveerde geometrische ontwerpen en modellering van dierlijke vormen op kruiken en potten.