Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Wordt gebruikt voor koepels met gewelfribben en voor koepels, meestal van hout of metaal, met door horizontale delen doorsneden verticale delen die in de kruin samenkomen.
Uitstekende randen, meestal van metselwerk, die koepels of gewelven ondersteunen of versieren.
Stutten, zoals schoringen. die een constructie of raamwerk beschermen tegen de wind.
Dunne stroken van materiaal zoals leer, karton of dik papier, bevestigd op de achterzijde van een boekblok voordat deze wordt bekleed; toegepast op boeken met een rondgezette band om het aanzien van een boek met echte ribben na te bootsen.
Luitachtige tokkelinstrumenten met een basregister, met een klankkast met een geschulpt silhouet, een platte of licht gewelfde rug, een plat klankbord met een rond, versierd klankgat en een lange hals met een kop met gewoonlijk zijdelings geplaatste stelschroeven. Bandora’s zijn bespannen met zes of zeven dubbele metalen snaren, waarvan de laagste zijn gemaakt van twee of meer ineengedraaide draden. De kam is gelijmd en voorzien van een fretachtige koperen strip en een rij bevestigingspinnen langs de onderste rand; een luitachtig systeem van ribben is bevestigd onder het klankbord. Ze zouden voor het eerst gemaakt zijn in 1562 door John Rose in Londen en waren tot in de zeventiende eeuw populair als continuo-instrumenten in ensembles van snaarinstrumenten.
Plankjes van hard, glad hout van verschillende afmetingen, bij het boekbinden gebruikt tijdens het aanbrengen van de platten om het leer aan de rugzijde aan beide zijden van de ribben glad te strijken; hebben soms aan één kant een groef die over een rib past, waardoor beide kanten in één keer kunnen worden gladgestreken.
Delen van het menselijk of dierlijk lichaam die worden omsloten door de ribben en het borstbeen, het bovenste deel van de romp vormen en het hart en de longen bevatten.
Betonnen kruisvloersystemen waarbij het vloerstuk wordt versterkt door ribben die in beide richtingen lopen, waardoor een wafelpatroon ontstaat.
Verwijst naar Engels aardewerken vaatwerk met loodglazuur, met een rode romp en een bruinzwart glazuur, die vaak in de buurt van Cisterciënzer kloosters in Engeland zijn aangetroffen. Het merendeel van dit vaatwerk dateert uit het begin van de 16de eeuw. Hoewel de meeste exemplaren van vóór de ontbinding van de kloosters in 1540 dateren, bewijst een gedateerd exemplaar uit 1599 dat de productie ook daarna is voortgezet. De makers van cisterciënzer keramiek waren gespecialiseerd in bekers, maar men vervaardigde ook kannen, pelgrimsflessen, kandelaars, schotelwarmers, zoutvaten en kommen. Cisterciënzer aardewerk is meestal niet gedecoreerd, maar sommige exemplaren hebben opvallende horizontale ribben, of zijn versierd met witte engobe of rozetten of medaillons. Pottenbakkerijen waar dergelijk aardewerk werd vervaardigd, bevonden zich in Abergavenny (Monmouthshire), Tickford (Derbyshire) en Wrotham (Kent).
Plafonds die zijn verdeeld in compartimenten of panelen, van elkaar gescheiden door lijstwerk of ribben, vooral die waarbij de compartimenten of panelen niet allemaal uniform rechthoekig zijn.
Ondersteunende constructies bestaande uit ribben van willekeurig welk materiaal die elkaar diagonaal kruisen.
Ribben die overspannen in een rechte hoek met de longitudinale as van de ruimte die overspannen wordt, en die hem verdelen in vakken of compartimenten. Voor bogen die de gewelfscellen scheiden, vooral bij een kruis- of tongewelf, wordt 'ribbogen' gebruikt.
Ribben die diagonaal een gewelfvak kruisen en die hetzij gebruikt werden om de graatribben te maskeren hetzij om het gewelf te ondersteunen.
Gewelven met gladde intrados zonder ribben of kruisbogen.
Verwijst naar de laatste fase van de Franse gotische architectuur, van circa 1370 tot de 16de eeuw, zoals beschreven door de oudheidkundige Arcisse de Caumont (1802-1873). De stijl wordt gekenmerkt door een intensivering en evolutie van ontwikkelingen in het late Rayonnant, waaronder het gebruik van slankere, lichtere en kwetsbaarder constructies, het afzien van kapitelen, de toevoeging van steunribben om stervormige patronen in de gewelven te vormen, bredere arcades met af en toe platte gebogen lijnen, maaswerk waarin tegenoverliggende gebogen lijnen een vlampatroon vormen, en meer uitgewerkte patronen aan de buitenzijde van het bouwwerk.
Wordt gebruikt voor de delen tussen de graten of ribben van een gewelf.
Wordt gebruikt voor de kapitelen van penanten of schachten die gewelven of ribben van gewelven lijken te ondersteunen.
Gedeelten van een gewelf begrensd door twee transverse ribben.
Samengestelde gewelven waarin tongewelven elkaar kruisen en zo richels vormen die graatribben genoemd worden.
Gewelven voorzien van ribben, als ondersteunend of als decoratief element.
Lage glazen drinknap uit de 15de-17de eeuw, met gewelfde wand en afgeplatte onderkant, gemaakt van Waldglas. De wand is dikwijls versierd met ribben of noppen.
Hout van de soort Heritiera javanica, afkomstig uit West-Afrika, Thailand, en vooral de Filippijnen. Het spinthout is bleek geelachtig-rood met een licht rood tot roodbruin kernhout. Het wordt gebruikt bij de bouw van kasten, vloeren, deuren, bootribben en planken.
Verwijst naar een fase in de Bronstijd die zich onderscheidt van de culturen van de vroege en late Bronstijd door de verschillen in metaalassemblages en begrafenisrituelen. De fase kenmerkt zich deels door metaalbewerkingstechnieken en steeds verfijndere ontwerpen van werktuigen en wapens, bij de vervaardiging waarvan onder andere gebruik werd gemaakt van afsluitbare gietvormen, Cire Perdue, bewerking van platen, constructieribben, krammen en degenknoppen aan het eind van het zwaardheft.
Apparaten die worden gebruikt om te voorkomen dat houten panelen kromtrekken of barsten. Ze bestaan uit een samenstel van houten ribben dat aan de achterkant van het paneel wordt bevestigd.
Zuiver wollen kamgaren stof met dwarsribben en moiré finish, in Nederland vervaardigd, later met jute inslag en nog later volledig katoen geweven; gebruikt voor onderrokken. (van Gorp).
Wordt gebruikt voor geribde tongewelven bedekt met vierkanten die op de diagonaal aangebracht zijn zodat de diagonale ribben aangrenzende erkers kruisen; door het resulterende netwerk van ribben gaat de autonomie van de individuele erkers verloren.
De ribben die in de lengte of de breedte langs de nokken van gewelven lopen.
Eenzijdige bouwsystemen waarin de platen geleed zijn met dicht op elkaar staande ribben of dwarsbalken.
Gewelven die bestaan uit massieve halve kegels met concave zijden die bijna of helemaal samenkomen aan de top van het gewelf; de ruimten tussen de kegels zijn plat en het geheel wordt uitvoerig gedecoreerd met ribben die uitwaaieren vanuit de voet van het gewelf.
Versiering op glaswerk, zoals wijnkaraffen, bestaande uit smalle opgelegde repen glas die parallelle ribben vormen.
Verhoogde versierende of beschermende uitsteeksels of verdikkingen op het kruispunt van de ribben van een gewelf of op de zijkanten van een boek om de kaft te beschermen.
Orde van zee- of landreptielen, gewoonlijk met een schild bestaande uit een rugschild (carapax) en een buikschild (plastron) die uit de ribben ontstaan en vaak aan de zijkanten van het lichaam aan elkaar vastzitten, waardoor een stijf skeletachtig omhulsel ontstaat. De dieren hebben geen kruinoog en geen tanden in de kaken. De eerste voorbeelden zijn zeer oud, uit het Boven-Trias, 215 miljoen jaar geleden. Er zijn ongeveer 300 levende soorten waterschildpadden, moerasschildpadden en landschildpadden. Sommige soorten leven in het water of in de buurt van water, maar kunnen onder water niet ademen of eieren leggen.
Wordt gebruikt voor daken waarvan de gewone sparren hun belasting niet overdragen op secundaire steunders, zoals spanribben en gordingen.
Flessen waarbij in de hals een vernauwing is aangebracht die lijkt op een sluitring. Deze vernauwing beperkt de uitstroom van de inhoud tot druppels voor het schenken van producten die spaarzaam moeten worden toegediend. De zorg die aan de versiering van sprenkelflessen is besteed wekt de indruk dat de inhoud bestond uit luxeartikelen zoals dure parfums. Ze werden gemaakt en op grote schaal gebruikt in de midden- en laat-Romeinse keizertijd, vooral in Syrië, oostelijk Palestina en Mesopotamië. De vroegste bewaard gebleven sprenkelflessen zijn die uit Dura Europos in het noorden van Syrië, daterend van voor 256. De meest voorkomende decoratiepatronen zijn ribben met arcering en een honingraatpatroon. Vele zijn iriserend. Sprenkelflessen werden vrijwel zonder uitzondering geblazen in een mal, in twee delen die werden samengevoegd bij de hals.
Secundaire ribben die ontspringen uit de hoofdaanzet of centrale sluitsteen van gewelven en die naar de nokribben voeren.
Korte step-ins, bedoeld om een smalle taille te accentueren, die beginnen bij de ribben en doorlopen tot boven de heupen, soms met jarretels eraan bevestigd om kousen op te houden. Gebruik 'jarretelgordels' voor de smalle elastieken of stoffen banden die rond het middel of de heupen worden gedragen, met jarretels voor kousen.
De metsellagen van gewelfribben waar de ribben naar voren beginnen te komen en zich van het muurvlak losmaken. Het punt van maximale buitenwaartse druk van een gewelf.
De gedraaide strengen vezelig materiaal waarop de katernen van een boek zijn genaaid. Te onderscheiden van 'naairiemen'; dit zijn smalle stroken ongelooide of bewerkte huid die voor hetzelfde doel gebruikt werden tot tegen het einde van de zestiende eeuw. Ook te onderscheiden van 'naaibanden'; dit zijn smalle stroken dicht geweven stof die voor hetzelfde doel geschikt zijn. Tevens onderscheiden van 'ribben (boekbandonderdelen)'; dit zijn de opstaande randen over de rug van een boek, die de plaats aangeven van de koorden onder de omslag.
Wordt gebruikt voor bogen die traveeën van gewelven scheiden, vooral in een ruimte met een kruis- of tonggewelf. In de context van een ribgewelf, gebruik 'dwarsribben'. Voor bogen over een schip of zaal die muren ondersteunen in plaats van gewelven, gebruik 'gordelbogen (1)'.
Wordt gebruikt voor kleine ondergeschikte ribben, die tussen de hoofdribben van gotische gewelven zijn aangebracht.
Samengestelde gewelven waarin tongewelven van verschillende breedten elkaar kruisen en de richels even hoog zijn maar de aanzetlijnen van verschillende hoogten, waardoor een graatribbenlijn ontstaat met een dubbele welving.
Wordt gebruikt voor plafondribben die gedeeltelijk of geheel losstaan van het gewelfoppervlak, dus zonder gewelfscellen, waardoor ze een luchtig netwerk vormen. Wordt aangetroffen in Duitse en Engelse laat-gotische architectuur.
Ribben die de verbinding tussen een gewelf en een muur markeren.