Associaties voor schrijnen

Toegevoegd op: 16-8-2017

Heiligdommen die klein zijn in omvang en bedoeld voor persoonlijk gebruik. Hier inbegrepen zijn persoonlijke heiligdommen voor de traditionele rituele en religieuze devotionele doeleinden, daterend uit de oudheid tot de moderne tijd in vele culturen. Ook inbegrepen zijn moderne werken, gemaakt in de vorm van devotionele heiligdommen: voorbeelden zijn persoonlijke heiligdommen gemaakt volgens de New Age esthetiek en heiligdommen ontworpen als op zich zelf staande ambachtelijke objecten, gemaakt om kleine snuisterijen of andere objecten zonder religieuze betekenis weer te geven. Voor grote heiligdommen, gebruik 'heiligdommen (bouwwerken).' Voor relatief kleine heiligdommen met heilige relikwieën, zoals de relieken van een heilige, gebruik 'reliquiaria.'

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de pre-Angkor-stijl en -periode rondom de Cambodjaanse koninkrijken van Funan (1ste tot 9de eeuw) die in hoge mate waren beïnvloed door Indiase ideeën. De stijl is vooral zichtbaar in de lager gelegen valleien van de Mekong-rivier. De beeldhouwkundige productie in deze stijl bestaat uit grote, vrijstaande zandstenen figuren van goden uit Hindoe-, Shiva-, and Visjnoe-teksten. Religieuze beeldhouwwerken bestaan vaak uit verschillende goden die zijn gecombineerd tot een enkele figuur en worden gekarakteriseerd door gladde, onafgebroken oppervlakken die zijn uitgebreid door middel van brede, frontale vlakken en door uitsparingen aan de zijkanten die zijn verbonden met het massieve blok. Deze periode werd tevens gekenmerkt door de rudimentaire ontwikkeling van niet-Indiase elementen zoals de zandstenen lateien die werden gemaakt voor deuropeningen van bakstenen schrijnen, het concept van de latei als speciaal attribuut van de geestschrijn en beeldhouwwerken in reliëf die waren gebaseerd op paren van monsterfiguren en bladontwerpen. Boeddhistische iconen in deze stijl zijn geconstrueerd in zandsteen en zijn minder zinnelijk en verfijnd dan Hindoe-figuren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode die de Nguyên-dynastie markeert (1802-1954). De stijl in het eerste gedeelte van deze periode is gebaseerd op de kunst van de Chinese Qing-dynastie (1644-1911) zoals blijkt uit de manier waarop de Nguyên-stad Hue is geconstrueerd als een duplicaat van de Verboden Stad in Peking. Tempels en schrijnen in deze periode worden gekenmerkt door houten beelden van Boeddha en van monniken in stijlen die vergelijkbaar zijn met de stijlen die in de 18de eeuw werden beoefend. In de vroege 20ste eeuw werden de Chinese en boeddhistische thema's over het algemeen verlaten om plaats te maken voor een meer Europese neoklassieke benadering, zoals blijkt uit de stichting van de Ecole des Beaux Arts de l'Indochine in Hanoi in 1925, waar westerse technieken zoals bronsgieten werden onderwezen. De periode wordt ook gekenmerkt door traditionele productiestijlen voor houtgravures, waarbij gebruik wordt gemaakt van rijstpapier dat wordt gekleurd met extracten van mineralen of planten. Afdrukontwerpen omvatten motieven die zijn gebaseerd op de maankalender, illustraties van populaire mythen, taferelen van dorpsfestivals en historische figuren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schilderschool die floreerde in Centraal Tibet vanaf de late 17de tot de 19de eeuw. Kenmerkend zijn de naturalistische afbeeldingen, de rijke kleuren (vooral oranje en groen), en de elegante, nauwkeurige details, in het bijzonder van kleding en lotusblaadjes. Van nieuwe Menri-schilderkunst is ook bekend dat de voorkeur niet uitging naar rechte, maar naar gebogen lijnen. Er is veel aandacht voor details in architectuur. Architecturale ensceneringen komen in plaats van de nissen en schrijnen van eerdere schilderwerken. In het werk van deze school krijgen architecturale scènes een verhaal, waardoor een meer afstandelijk gezichtspunt wordt ingenomen. Er is doorgaans weinig open ruimte. Sommige schilderijen van de nieuwe Menri-school vormen een waardevolle bron van informatie over de Tibetaanse tempelarchitectuur, die grotendeels verloren is gegaan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Staat van diep en schrijnend leed die wordt veroorzaakt door verlies als gevolg van een ongelukkige uitkomst of ongelukkig voorval.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de periode van de 8ste tot de 13de eeuw in zuidelijk Thailand, genoemd naar het vroegere maritieme centrum dat bekend stond als Srivijaya. De artistieke productie uit deze periode manifesteert zich in een diversiteit van stijlen die de interculturele tradities van deze periode weerspiegelen. Deze periode omvat ook conventies uit Pala-Indiase kunst, zoals de nadruk op kledij, sierraden, de achterkant van tronen en stralenkransen rond lichamen. In de beeldhouwkunst manifesteert deze periode zich in Mahayana-boeddhistische afbeeldingen en zeer nauwkeurig uitgewerkte vierhoekige votieftabletten van klei die zich ontwikkelden tot een zeer wijd verspreide internationale stijl in een groot gedeelte van Zuid-Oost Azië en die het Mahayana-godendom afbeelden. In de architectuur manifesteert deze periode zich in kruisvormige plattegronden met cellae die worden omringd door kleinere schrijnen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de pre-Angkor-stijl en periode rondom de Cambodjaanse koninkrijken van Tsjen-la (1e tot 9de eeuw) die in hoge mate waren beïnvloed door Indiase ideeën. Deze stijl is vooral zichtbaar in de lager gelegen valleien van de Mekong-rivier. De beeldhouwkundige productie in deze stijl bestaat uit grote, vrijstaande zandstenen figuren van goden uit Hindoe-, Shiva- en Visjnoe-teksten. Religieuze beeldhouwwerken bestaan vaak uit verschillende goden die zijn gecombineerd tot een enkele figuur en worden gekarakteriseerd door gladde, onafgebroken oppervlakken die zijn uitgebreid door middel van brede, frontale vlakken en door uitsparingen aan de zijkanten die zijn verbonden met het massieve blok. Deze periode werd tevens gekenmerkt door de rudimentaire ontwikkeling van niet-Indiase elementen zoals de zandstenen lateien die werden gemaakt voor deuropeningen van bakstenen schrijnen, het concept van de latei als een speciaal attribuut van de geestschrijn en beeldhouwwerken in reliëf die waren gebaseerd op paren van monsterfiguren en bladontwerpen. Boeddhistische iconen in deze stijl zijn gemaakt in zandsteen en zijn minder zinnelijk en verfijnd dan Hindoe-figuren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Traditionele kunst en werkwijze van Igbo-vrouwen voor het beschilderen van het lichaam en de muren van schrijnen en huizen, waarbij ze voornamelijk indigo- en aardepigment gebruiken voor kromlijnige abstracte en soms figuratieve ontwerpen; tegenwoordig ook onderdeel van de hedendaagse Nigeriaanse kunst.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de culturen die zich ontwikkelden in de regio die is gesitueerd langs de oosterse kust van het Indochinese schiereiland en die tegenwoordig bekendstaat als Vietnam. Artistieke productie in deze regio wordt gekenmerkt door een breed scala aan stijlen en onderlinge vermenging hiervan. Kenmerkend zijn dynastieke tempelconstructie met variaties van torenschrijnen, sanctuaria, portieken, gemodelleerde kapitalen en nissen, alsmede prachtig en verfijnd beeldhouwwerk met monsterfiguren die hoeken van architraven versierden, leeuwenfiguren, robuuste slangachtige ornamentatie die doet denken aan bladmotieven van de Indo-Khmer en aan Dong Song-stijlen, en grote iconen en reliëfpanelen die zijn gebeeldhouwd in sensuele stijlen die doen denken aan Chen-la-werken. Vanaf de 15de tot en met de 18de eeuw, bevatte architecturale planning confucianistische en taoïstische elementen, en beeldhouwkundige stijlen uit deze periode worden gekenmerkt door zeer kleurrijk houtsnijwerk dat is gebaseerd op de draak-en-wolkdecoratie van de Ming- en Ch'ing-dynastieën in China.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de kunstperiode in Meso-Amerika van ongeveer 250 v. Chr. tot 600 n. Chr. die bij keramiek wordt gekenmerkt door figuren in hoogreliëf ter versiering van cilindrische potten en het gebruik van chapopote (zwart asfalt) voor het beschilderen van de gezichten en lichamen van geelbruine of bruine figuren van klei. Edelsteenbewerking uit deze periode werd gekenmerkt doordat men steeds minder vuistbijlen gebruikte en steeds meer verfijnde beeldjes maakte met ingelegde ogen en tanden. Het gebruik van hardsteen overheerst, terwijl voor grotere beeldsnijwerken vaak gebruik wordt gemaakt van tecali. Tot de decoratieve werken uit deze periode behoren grote oorsieraden en kralenkettingen. In de beeldhouwkunst wordt deze periode gekenmerkt door complexe altaarconstructies, beeldgesneden stèles die een staande heerser afbeelden en die zijn versierd met inscripties en datumaanduidingen volgens de Lange Telling, beeldgesneden dakkammen van stucwerk, beeldgesneden houten lateien en versierde schrijnen op de toppen van piramides. Schilderstijlen uit deze periode worden gekenmerkt door muurschilderingen met rode en zwarte lijnen op wit stucwerk en hiërogliefen die zijn omkaderd door figuren of symbolen van godheden.