Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Snaren die een lage toon produceren wanneer ze bespeeld worden.
Zij die snaarinstrumenten, zoals de luit, harp, vedel en aanverwante instrumenten, zoals gitaren, raamharpen, viola's da gamba en violen maken, ontwerpen of repareren.
Wordt gebruikt voor die snaren op een instrument waarop de melodie van een muziekstuk gespeeld wordt.
Snaren die geluid voortbrengen door overeenstemmende trillingen met gebogen of getokkelde snaren.
Een bepaalde lengte van ieder materiaal dat een muzikaal geluid kan produceren wanneer het is gespannen en getokkeld, gebogen, geslagen of op een andere manier in beweging wordt gebracht. Gebruikelijke materialen zijn ingewanden, zijde, metaaldraad, nylon, palmvezel en plastic.
Draden van ingewanden, metaal of zijde bedekt met draad, die zijn uitgestrekt over dat vel van een trommel waarop niet wordt geslagen, zo gespannen dat het een felle, heldere toon aan de trommel geeft.
Trommen met 2 vellen en cilindrisch van vorm; over het onderste vel zijn snaren gespannen.
Geluidsmiddelen die geluid produceren door middel van trillende snaren die tussen vaste punten zijn gespannen.
Snaarinstrumenten met een klankkast van lichte, houten zijbanden, sterk bollend achterblad, een plat bovenblad met 1 grote, 2 of 3 kleine klankgaten, kam op het onderste gedeelte van het bovenblad, met een stuk vissen- of ander leer, of met een schelp, erboven, om het bovenblad te beschermen tegen beschadiging door het plectrum, korte hals zonder frets, dubbele snarenkoren; bespeeld met een plectrum; Arabische wereld.
Luitachtige tokkelinstrumenten met een basregister, met een klankkast met een geschulpt silhouet, een platte of licht gewelfde rug, een plat klankbord met een rond, versierd klankgat en een lange hals met een kop met gewoonlijk zijdelings geplaatste stelschroeven. Bandora’s zijn bespannen met zes of zeven dubbele metalen snaren, waarvan de laagste zijn gemaakt van twee of meer ineengedraaide draden. De kam is gelijmd en voorzien van een fretachtige koperen strip en een rij bevestigingspinnen langs de onderste rand; een luitachtig systeem van ribben is bevestigd onder het klankbord. Ze zouden voor het eerst gemaakt zijn in 1562 door John Rose in Londen en waren tot in de zeventiende eeuw populair als continuo-instrumenten in ensembles van snaarinstrumenten.
Banjo’s die zijn besnaard als een ukelele.
Te gebruiken als verzamelnaam voor de latjes of houtstroken onder de klankkast van veel snaarinstrumenten, zoals de luit, de gitaar, de klavecimbel en de piano. Van cruciaal belang voor de klank van het instrument.
Besnaarde cilindertrommels met dubbel vel, oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Yoruba in Nigeria in combinatie met klokken zonder klepel ter begeleiding van zang en dans bij oogstfeesten. Zie 'bembés' voor de Afro-Cubaanse trommen met doorgaans enkel vel.
Afro-Cubaanse trommen met enkel vel, met nagels opgespannen, cilinder- of tonvormig en open aan de onderzijde; bespeeld met twee trommelstokken. Zie 'bembes' Voor de besnaarde cilindertrommels met dubbel vel van de Yoruba in Nigeria.
Braziliaanse muziekbogen van Afrikaanse oorsprong, met een enkele metalen snaar en soms een klankbodem van kokosnoot of kalebas, die tijdens het spelen tegen de borst worden gehouden. De boog wordt met één hand vastgehouden; met dezelfde hand verandert men de toonhoogte door een metalen munt tegen de snaar te houden. De andere hand, meestal voorzien van een ratel, slaat met een stok tegen de snaar.
De bovenste oppervlaktes van klankbodems van snaarinstrumenten waarover de snaren zijn gespannen, en die een belangrijke rol spelen in het overbrengen van de trillingen van de snaren naar de omringende atmosfeer.
Europese citerachtige chordofonen met een zware darmsnaar die is bevestigd aan de beide uiteinden van een lange houten paal en over een opgeblazen varkensblaas loopt die dient als klankbodem. Ze worden gestreken met een ingekerfde stok of een boog bespannen met paardenhaar en vormen zo een brommende begeleiding voor volksliederen of dansen.
Beweegbare sloffen of drukbarren die gebruikt worden op snaarinstrumenten met fretten en piano's om benedenwaartse druk uit te oefenen op sommige of alle snaren, waarbij de toonlengte wordt verkort.
Snaarinstrumenten met toetsenbord, genoemd in teksten uit de 14de tot de vroege 16de eeuw. Een nauwkeurige beschrijving van de constructie ontbreekt, maar er zijn aanwijzingen dat het een soort klavechord betrof. Dit zou hebben geleken op een orgel maar het geluid werd voortgebracht door snaren. De eerste bekende verwijzing dateert uit 1360, toen koning Edward III van Engeland een door Jehan Perrot gebouwd exemplaar schonk aan koning Jan van Frankrijk. Verwijzingen naar klavechords beginnen rond het midden van de 14de eeuw te verschijnen; omdat de klavecimbel pas na 1390 opduikt, wordt aangenomen dat met een 'chekker' geen getokkeld maar een aangeslagen snaarinstrument met toetsenbord werd bedoeld, al geeft de documentatie geen uitsluitsel.
Gesteunde mondbogen van de Shona in Zimbabwe, gemaakt van een enkele houten staaf, waarbij de snaar met een lus halverwege de boog is vastgemaakt.
Harpen met een snaar voor iedere halve toon, waardoor er een volledig chromatisch bereik op kan worden gespeeld zonder gebruik te maken van pedalen of haken.
Snaarinstrumenten in de vorm van een vleugelpiano met een toetsenbord waarmee een tokkelmechanisme bedient wordt om de snaren te bespelen, met snaren die evenwijdig aan de toetsen lopen.
Snaarinstrumenten met een rechthoekige klankkast met toetsenbord aan de lange kant. De snaren, meestal 2 per toon, lopen van hoge pennen aan de linkerkant over een kam naar de stemsleutels aan de rechterkant. De snaren worden van onderaf aangeslagen door koperen tangenten aan de achterzijde van elke toets.
Harpen waarbij de snaren over het algemeen allemaal zijn gestemd in de tonen van een enkele toonsoort. Vaak wordt er in elk octaaf een extra snaar toegevoegd voor een kleine septime of soms voor een grote kwart.
Rechtopstaande stukjes hout waarvan er een aan de binnenkant van elke toets geplaatst wordt in een toetsenbordmechaniek; het geeft de aanslag door aan de snaar door middel van een plectrum, tangent of hamer.
Gesteunde muziekbogen uit Oeganda, met een halve kalebas als klankbodem; de klankbodem wordt tegen de borst van de speler gehouden en de snaar wordt aangeslagen met een grasspriet of een dun stokje dat in een V-vorm is gebogen.
Indiase getokkelde chordofonen met een lange hals. Ze hebben over het algemeen één snaar, die door een als resonator gebruikte kalebas loopt.
Citerachtige chordofonen uit het noorden en westen van Oeganda, met een ondiepe trogvormige klankbodem met twee lange, rechte en twee kortere, kromme zijden, waarop één enkele snaar wordt gedragen die door gaten of over inkepingen heen, op en neer van de ene naar de andere kant van het instrument is geregen.
Snaarinstrumenten uit Frankrijk, met een lange, geleidelijk smaller wordende, ondiepe klankkast met één hartvormig en één rozet klankgat. Ze hebben twee melodiesnaren, drie bourdonsnaren en vaste fretten.
Verdelingen op de toets, nek of buik van een snaarinstrument, die de punten aangeven waar de snaren gestopt moeten worden.
Verwijst naar een type traditionele Japanse muziek die hoofdzakelijk werd uitgevoerd bij ceremoniële gebeurtenissen aan het keizerlijk hof. De naam is afgeleid van de Japanse uitspraak van de Chinese tekens voor elegante muziek (ya yueh). Deze muziek werd in de 5de eeuw vanuit Korea in Japan geïntroduceerd en vormde vanaf de 8de eeuw een vast onderdeel van de hoftraditie. In de 9de eeuw werden de diverse vormen van de Noord-Aziatische, Chinese, Indiase, Zuidoost-Aziatische en inheemse Japanse muziek geherstructureerd tot twee hoofdgenres: togaku en komagaku. Togaku, de 'muziek van de rechterzijde,' is afgeleid van Chinese en Indiase vormen, terwijl komagaku, 'muziek van de rechterzijde,' Zuidoost-Aziatische en Japanse elementen bevat. Bij gagaku-uitvoeringen worden meestal combinaties van tokkelinstrumenten, blaasinstrumenten, trommels en een gong gebruikt. De hoofdtrommel en hoofdfluit van de twee typen verschillen onderling, en bij komagaku worden er geen snaarinstrumenten gebruikt. De term kangen verwijst naar zuiver instrumentale gagaku-uitvoeringen, terwijl bugaku ('dansmuziek') verwijst naar de muziek die wordt uitgevoerd in combinatie met een ceremoniële dans. Sommige elementen van het bijbehorende Shinto-rituelen en de oude stemmen zijn daarbij gehandhaafd; de solomuziek voor de gagaku-instrumenten is grotendeels verloren gegaan, maar sommige notaties zijn nog wel bewaard gebleven. De nog wel overgeleverde gagaku-muziek verschaft waardevolle informatie over de traditionele muziekvormen van Japan. Gagaku lijkt sterk op de wereldlijke muziek van China uit de Tang-dynastie, en verschaft daardoor inzicht in de muziek uit deze vroege periode.
Slagsnaarinstrument met klavier, in de vorm van een klavecimbel. De snaren worden aan het trillen gebracht door ondergelegen frictiewieltjes die worden rondgedraaid met een slinger aan de andere kant van het klavier. Ontstaan in de 17de eeuw.
Trommen waarbij de trillingen van een getokkelde snaar worden overgedragen naar een vel waardoor er geluid wordt voortgebracht.
Tokkelinstrumenten in allerlei vormen, maten en snarenaantallen met opgebouwde zijbanden, een licht getailleerde klankkast, een hals met fretten, een platte schroevenkast, stemschroeven die machinaal of aan de achterkant kunnen worden aangedraaid, een gecombineerde snaarhouder en kam aan de voorkant en een groot, rond klankgat.
Spiesvedels met een halve kalebas als klankbodem, bedekt met varanenleer met een gat aan een kant, rechte of gebogen houten hals die door de klankboden loopt, een V- of Y-vormige houten kam, 1 snaar van paardenhaar; West Afrikaanse savannegebied.
Mondbogen uit het zuiden van Afrika, die men laat klinken door hard in- en uit te ademen op een platgemaakte struisvogelveer die aan de snaar is bevestigd.
Muziekbogen bestaande uit een buigbare stok die in de grond is gestoken, met een snaar die is gespannen tussen het vrije uiteinde van de stok en een bovenblad van schors, blad of een dergelijk materiaal, dat over een kleine kuil in de grond is vast gezet. Deze kuil dient als klankbodem.
Europese snaarinstrumenten uit de middeleeuwen met een korte hals. Ze hebben ofwel een bolle klankkast zonder duidelijke scheiding tussen klankkast en hals, of een klankkast met een platte achterkant en een korte maar duidelijk te onderscheiden hals.
Diatonische lijstharpen waarbij een reeks haken in de hals is geplaatst waarmee de bespeler de toonhoogte van elke snaar met een halve toon kan verhogen.
Snaarinstrumenten met een klankbodem en meerdere snaren, maar zonder toetsenbord. Ze worden aangeslagen met lichte hamertjes.
De handvaten die uitsteken van snaarinstrumenten zoals luiten, violen, viola's en gitaren, die de toets dragen en die door de speler met één hand worden vastgehouden terwijl de andere hand de snaren tokkelt of aanstrijkt. Het kunnen aparte stukken zijn die zijn aangehecht door lijm of spijkers, of ze kunnen deel uitmaken van het voornaamste gedeelte van het instrument.
West-Afrikaanse snaarinstrumenten die bestaan uit een stok of smalle plank en een hoge ingekerfde kam waar de snaren in verticale richting overheen lopen.
West-Afrikaanse snaarinstrumenten waarbij het snarenvlak loodrecht op een klankkast staat; de snaren lopen over een ingekerfde verticale kam.
Spiesvedels, met een klankkast van kalebas bedekt met geitenvel, een steel van leer, 1 snaar van paardenhaar die over een kam naar een inkeping aan het einde van de steel loopt, bespeeld met een strijkstok of door te tokkelen; Toeareg, Noord Afrika.
Ingelegde decoratieve en beschermende rand van hout, kunststof of een ander materiaal langs de rand van de kast, achterblad of hals van snaarinstrumenten. Voornamelijk gebruikt voor violen en gitaren.
Zij die gereedschappen maken voor fijn werk of precisiewerk. Combineer 'muziekinstrument' + 'makers' voor personen die muziekinstrumenten maken. Zie 'makers van snaarinstrumenten' voor hen die specifiek snaarinstrumenten maken, ontwerpen of repareren uit de families van de luit, harp, viola en viool, zoals gitaren, lijstharpen, viola da gamba’s en violen.
Mondbogen van de Mbuti pygmeeën in Oeganda, met een stemlus maar geen klankbodem. De snaar wordt tussen de tanden gehouden en beide delen worden getokkeld met een kort plectrum van gras.
Wig- of brugvormige apparaten, gewoonlijk gemaakt van hardhout, die gemonteerd zijn tussen de snaren en de klankborden van snaarinstrumenten, met het doel om de snaren naar een benodigde afstand te verhogen en de vibraties van de snaren naar het klankbord over te brengen.
Resonatoren in snaarinstrumenten met een toetsenbord, die bestaan uit dunne platen hout of ander materiaal waarover de snaren zijn gespannen.
Luitachtige, getokkelde snaarinstrumenten met twee snaren, van de Hausa in Nigeria.
Getokkelde, luitachtige snaarinstrumenten met een korte hals en twee snaren, van de Bisa in Boerkina Faso.
Kleine, luitachtige, snaarinstrumenten met één snaar van de Songhai in Niger en het noorden van Nigeria. Ze hebben een korte hals en een klankkast die van een halve kalebas of van metaal is gemaakt.
Citerachtige snaarinstrumenten met een lange, rechthoekige klankbodem of een cilindrische klankkast met een licht gewelfd oppervlak en meestal, maar niet altijd, met beweegbare kammen. Ze worden met de vingers getokkeld.
Snaarinstrumenten uit Oeganda die bestaan uit een aantal afzonderlijke citerachige instrumenten van gierststengel met één snaar; ze worden in de open handpalm gehouden en met een opwaarste beweging van de wijsvinger getokkeld.
Snaarinstrumenten waarvan de snaren zijn bevestigd aan een juk bestaande uit twee armen en een dwarsbalk, dat in hetzelfde vlak ligt als de klankkast.
Luitachtigesnaarinstrumenten uit het moderne Griekenland, Bulgarije en Dalmatië, met een peervormige klankkast, een houten bovenblad, een sleutelschijf met stemsleutels aan de achterkant en drie snaren. Ze worden verticaal rustend op de knieën met een strijkstok bespeeld.
Snaarinstrumenten met snarenhouder van een stok en een klankbodem van kalebas; Madagaskar.
Snaarinstrumenten, waarvan het snarenvlak evenwijdig aan de klankkast en waarvan de hals zowel fungeert als snarenhouder en als handvat. Gebruik: "luiten" voor de specifieke tokkel-chordofonen die werden ontwikkeld in de Europese Renaissance.
Snaarinstrument dat een kruising tussen de luit en de gitaar is. Het heeft de romp van een luit, maar de hals, het schroefblad en het schroevenmechanisme zijn hetzelfde als bij een gitaar.
Spiesvedels met 1 snaar, stemschroef, kam, ruitvormige, met perkament bedekte klankkast; bespeeld met een strijkstok; Ethiopië.
Snaarinstrumenten met 1 metalen snaar, bestaande uit een rechthoekige klankkast met úítstekend toetsenbord, eindigend in een ovale klankkast op opvouwbare poten.
Toetseninstrumenten met 1 snaar, gebruikt om muziek mee te maken, om muzikale intervallen mee te meten en te demonstreren, of als hulpmiddel voor piano- en orgelstemmers, uit Griekenland, 5de eeuw v.Chr.-heden.
Snaarinstrumenten met 1 snaar van paardenhaar, met toetsenbord, ovale klankkast, 29 toetsen op de hals, uit Frankrijk, 1880.
Snaarinstrumenten, in allerlei typen, al of niet met afneembare klankbodem, bestaande uit een buigzame stok kromgetrokken door tussen de uiteinden van de stok gespannen snaren; bespeeld door ze aan te tokkelen, te slaan, te strijken, of te blazen, ook door een combinatie van deze speelwijzen; wereldwijd.
Snaarinstrumenten, met meerdere halzen, met 5 snaren, uit Gabon en West Angola.
Spiesvedels met 1 snaar en halfronde klankkast met achterin 1 of 2 gaten: Fula, Gambia.
Mandora's met een smalle, amandelvormige klankkast, korte hals met frets, sikkelvormige sleutelkast, klankgat met rozet in het midden en een snaarhouder aan de voorkant, bespannen met darmsnaren.
Snaar-, tevens toetseninstrumenten, waarbij snaren in trilling worden gebracht door terugstuitende hamers, bestuurd door toetsen.
Snaarinstrumenten met korte hals en peervormige klankkast, 10-24 frets op hals en bovenblad, 4 snaren van zijde of nylon; getokkeld met de vingers; China.
Snaarinstrumenten met 2-8 gebogen houten halzen die aan de achterkant uit de klankbodem steken; aan elke hals is een snaar gespannen naar de voorkant van de klankbodem; Afrika, Cuba.
Snaarinstrumenten met opgehoogd houten bovenblad of met ondiepe klankkast met klankgaten, de snaren zijn evenwijdig aan het blad of de kast gespannen en aan beide kanten van het instrument met houten of metalen stemschroeven bevestigd; bespeeld door de snaren te tokkelen.
Lange citers bestaande uit een licht gebolde, ondiepe, gelakte klankkast waarover in de lengte zeven zijden snaren van gelijke lengte zijn gespannen, ieder getwijnd van een verschillend, vast aantal draden. Dertien schijfjes van ivoor of parelmoer zijn langs één zijkant ingelegd om de snaarverdelingen aan te geven. Ze zijn van oudsher het meest in aanzien staande Chinese muziekinstrument dat sterk verbonden is met het hof en met Confusiaanse rituelen, filosofie en wetenschap.
Snaarinstrumenten met een peervormige klankkast met gebold achterblad, korte hals, gemaakt uit één stuk hout; Europa, Middeleeuwen, Renaissance.
Spiesvedels met een hartvormige klankkast van kalebas en een bovenblad van vel, 1 snaar, stemring voor het spannen; bespeeld met een strijkstok; Senegal, Gambia.
Snaarinstrumenten met lange hals, per bevolkingsgroep verschillend in grootte, vorm en gebruikte materialen; bespeeld door er op te tokkelen; Centraal-Azië, Tadzjieks, Uighuren, Kazakken, Oezbeken.
Snaarinstrumenten met een vierkante klankkast bedekt met katten- of hondenhuid, lange hals zonder frets, kam, 3 snaren, van zijde of nylon; bespeeld door te tokkelen; Japan.
Mondbogen met een korte, wijde, platte boog, 1 snaar van metaal, darm of vezel; bespeeld door met een stalen draad op de snaar te slaan; Zulu, Afrika.
Snaarinstrumenten met een ovale, rechthoekige of vierkante klankkast, waarvan boven- en achterblad bedekt zijn met slangenleer, lange hals, 3 snaren van zijde of nylon, 3 schroeven aan de zijkant van de hals voor het stemmen; bespeeld met de nagels of met een plectrum; China.
Snaarinstrumenten, met 4 of 5 melodiesnaren, 3-6 bourdonsnaren en 11-16 sympathische snaren van metaal; brede, met metaal bedekte hals zonder frets; komvormige, met huid bedekte klankkast; ook met een tweede klankbodem van metaal, hout of kalebas achter de sleutelkast; bespeeld met een driehoekig houten plectrum; Noord-Indiase subcontinent.
Snaarinstrumenten met een lange hals met beweegbare frets, een peervormige klankkast en een wisselend aantal snaren; Kaukasus, Iran, islamitische culturen uit Zuidoost-Europa en Klein-Azië.
Snaarinstrumenten met een slanke, rechthoekige klankkast met frets langs de lange linkerkant en spits toelopend aan de bovenkant, om daar uit te lopen in een sleutelkast, 1-4 melodiesnaren en meerdere bourdonsnaren; bespeeld door er op te tokkelen, Duitsland.
Snaarinstrumenten met een klankbodem van palmblad, de snaren zijn van koper en in paren rond de buisvormige snarenhouder van bamboe of hout gespannen, ook uit de bamboe snarenhouder zelf gesneden en omhoog gehaald; Timor. Gebruik: 'valika's' voor de gelijksoortige snaarinstrumenten uit Madagaskar.
Snaarinstrumenten met een peervormige klankkast en lange hals met beweegbare frets, 3 metalen snaren, sinds ca. 1850 ook 4 snaren; Iran, 15de eeuw of eerder.
Snaarinstrumenten bestaande uit een dikke rechte stok met dunne buigzame uiteinden, ingekerfd aan de punten, waaraan een metalen snaar is bevestigd. Deze wordt door een lus van darm verdeeld in 2 ongelijke delen die een kwart uit elkaar liggende grondtonen geven; bespeeld door te verkorten en te tokkelen; Zuid-Sotho, Zuidelijk-Afrika.
Sarangis, vedels met hoge stemming, 3 melodiesnaren, 1 bourdonsnaar, 23 sympathische snaren; Langas, Rajasthan.
Snaarinstrumenten met een peervormige klankkast van kalebas of uitgehold hout, lange holle hals met frets; India.
Snaarinstrumenten, vleugelvormig, met een toets langs de linkerkant en 2 snaren die verkortbaar zijn door middel van knopjes; bespeeld met een strijkstok.
Piano's, rechtopstaand met de snaarlengte van een normale horizontale vleugelpiano, maar de snaren lopen omhoog, vanaf onder het toetsenbord naar de bovenkant van de kast.
Snaarinstrumenten met metalen snaren en stalen kam; bespeeld door de snaren te verkorten met een stalen staafje, dat de bespeler met de hand over de snaren laat glijden voor een beverig of glissando effect.
Een stemschroef is onderdeel van een mechanisme om snaren te spannen. Je vindt ze op onder andere een viool, altviool en cellocontrabas. Elke snaar zit aan de ene kant vast aan de brug en aan de andere kant aan de stemschroef. Met de schroef wordt de snaar op de juiste toonhoogte gestemd.
Flexibele houten stokken, slechts zelden gemaakt van metaal of plastic, met tussen de twee uiteinden strak gespannen paardehaar of een ander draadachtig materiaal, dat wordt gebruikt om tegen de snaren van een snaarinstrument strijken zodat deze geluid produceren. Historisch zijn strijkstokken evenwijdig gebogen, gebogen aan één kant, of recht in het midden met beide kanten gebogen; typische moderne westerse strijkstokken hebben een concave boog.
Trommen met een lange cilindrische klankkast, 2 vellen en 1 snaar op het bovenste trommelvel; Frankrijk, Provence.
Snaarinstrumenten met lange hals zonder frets, een klankbodem met rond achterblad, 4 metalen snaren die alleen als een gonzende bourdon worden gebruikt ter begeleiding van gezongen en instrumentale melodieën; bespeeld door te tokkelen; Indiase subcontinent.
Snaarinstrumenten met een diep gebogen, achtvormige klankkast met een bovenblad van dierenvel, lange hals, beweegbare frets, 6 snaren in 3 koren van 2; Kaukasische modellen ook met sympathische snaren; bespeeld door te tokkelen; Iran, Kaukasus.
Snaarinstrumenten met lange hals en 2 sleutelkasten: één voor de snaren die over de toets lopen en tijdens het spelen met de vingers worden verkort, de andere, die hoger en opzij van de eerste is geplaatst, voor de lange vrijzwevende snaren die niet worden verkort; bespeeld door te tokkelen.
Muziekbogen met een halve kalebas als klankbodem, 1 snaar; bespeeld door te tokkelen met de rechterhand en de snaren te verkorten met een rechthoekig plaatje in de linkerhand; Yowabu, Benin.
Snaarinstrumenten met 4 groepjes van 3 snaren; bespeeld door met de duimen te tokkelen; Benin.
Hefboomachtige mechanismen die zijn vastgemaakt aan of een deel uitmaken van een muziekinstrument of andere geluidvoortbrenger en die functioneren als deel van het mechanisme dat rechtstreeks geluid produceert, zoals wanneer er lucht door een pijp wordt toegelaten of wanneer er gezorgd wordt dat een snaar wordt aangeslagen of getokkeld, of die, op een niet al te grote aërofoon, gebruikt worden om de toongaten te beheren die zonder hulp buiten bereik of te groot zijn voor de vinger.
Planken die zijn vastgemaakt op de halzen van sommige snaarinstrumenten, variërend in vorm zoals de karakteristieke kenmerken van specifieke instrumenten voorschrijven, waarover de snaren zijn gespannen en waartegen de snaren worden geduwd door de vingers van de speler.
Kamvormig onderdeel ��� gewoonlijk van hout, ivoor, kunststof of metaal ��� aan het eind van de hals van snaarinstrumenten (met name gitaren) waarover de snaren zijn gespannen, waardoor ze op een goede afstand van elkaar en op de juiste hoogte boven de hals worden gehouden.
Snaarinstrumenten met een slanke, driekantige, spitstoelopende klankkast van dunne plankjes, kam waarvan één van de voeten een fractie boven het bovenblad hangt, waardoor de kam daartegenaan roffelt tijdens het bespelen, 1 snaar; 15de eeuw tot midden 18de eeuw.
Spiesvedels met een buisvormige klankbodem van hout of dierenhoorn, 1 snaar.
Muziekbogen met een klankbodem van kalebas die bij de onderkant van de boog is bevestigd, 1 snaar, onverdeeld, getwijnd van het haar van een koeienstaart, bespeeld door de snaar aan te slaan met een stukje stro, niet-gesteund; Zulu, Zuidelijk-Afrika.
Snaarinstrumenten, per streek verschillend van vorm, bamboe, 7-20 snaren, uit de buitenste laag van de bamboe gesneden, ook van metaal; snaren worden aan beide uiteinden omhoog geduwd met kleine kammetjes; bespeeld door met de vingers te tokkelen; Madagaskar. Gebruik: 'sesando's' voor gelijksoortige snaarinstrumenten uit Timor.
Banjo's met 5 snaren, 4 van de gebruikelijk lengte, de vijfde halverwege de hals onder de laagste snaar vastgemaakt met een stemsleutel; bespeeld door te tokkelen met vingers en duim.
Snaarinstrumenten, bestaande uit een bamboe, of holle houten buis, waaraan één of meer klankbodems van een halve kalebas zijn bevestigd, meestal 1 aan elke kant; per streek een verschillend aantal frets en melodie- en bourdonsnaren; India, Zuid-Azië.
Snaarinstrumenten met 7 over een kam lopende melodiesnaren, 7 sympathische snaren die door de kam heen en onder de toets door naar aparte stemsleutels in de sleutelkast lopen; bespeeld met een strijkstok.
Snaarinstrumenten met 5 snaren; 1725-ca. 1770.
Snaarinstrumenten; de sopraanleden van de vioolfamilie, klankkast met vernauwing in het midden, gewelfd boven- en achterblad, 2 f-vormige klankgaten in het bovenblad, hals eindigend in een schroevenkast met krul, 4 snaren.
Draaibanken waarin de snaar die om het te draaien voorwerp loopt met de uiteinden is bevestigd aan het pedaal en aan een buigzame paal die erboven is geplaatst.
Snaarinstrumenten, in allerlei vormen, bestaande uit een lange stok of stang met een knop aan beide uiteinden waarvan de snaren zijn bevestigd, 3 frets, een U-vormige kam, 1 of 2 klankbodems van een halve kalebas aan één uiteinde; bespeeld door strijken, tokkelen en slaan van de snaren; verschillende gebieden in Afrika.