Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Zij die de banjo bespelen.
Zij die de hoorn bespelen, waaronder de personen in het leger die dit instrument gebruiken om taptoe's te blazen.
Apparaten die zijn ontworpen voor het afspelen van compact discs.
Apparaten waarmee geluid in digitale vorm kan worden afgespeeld.
Zij die de doedelzak bespelen.
Apparaten die zijn ontworpen voor het afspelen van digital versatile discs (dvd’s). In het algemeen kunnen dvd-spelers ook cd’s afspelen, maar cd-spelers kunnen geen dvd’s afspelen.
Zij die de klavecimbel bespelen.
Mensen die de dramatische entertainmentvorm mime uitvoeren, waarbij acties en emoties zonder woorden worden uitgebeeld met behulp van gebaren en lichaamsbewegingen.
Digitale muziekspelers voor geluid, in het bijzonder muziek, dat is gecomprimeerd volgens de internationale compressiestandaard MP3.
Apparaten die men gebruikt om geluid te reproduceren dat is opgenomen op langspeelplaten, die meestal van vinyl zijn. De term gebruikt men gewoonlijk voor de moderne hifi-versie van de grammofoon, waarbij het geluid elektronisch wordt versterkt en de draaitafel door een elektromotor wordt aangedreven. Zie ���grammofoons' voor de oorspronkelijke grammofoon die door Emil Berliner is uitgevonden. Zie ���cilinderfonografen' voor de uitvinding van Thomas Edison waarbij geluid op cilinders werd opgenomen.
Zij die voorstellingen met poppen geven.
Te gebruiken voor personen die spelletjes of wedstrijden spelen of muziekinstrumenten bespelen. Gebruik 'acteurs' voor personen die een rol spelen in toneelstukken.
Personen die met bewegingen, gebaren, gezichtsuitdrukkingen, gesproken teksten en intonaties een fictief personage ten tonele voeren in een theater of voor een film- of televisieproductie.
Zij die de viool spelen.
Te gebruiken voor de hardware die vereist is om beeld- en geluidsmateriaal weer te geven of te gebruiken, zoals viewers, projectoren, videorecorders en cd-spelers.
Xylofoons met houten toetsen, dunner aan uiteinden en onderkanten, met voor elke toets een eigen klankbodem van kalebas; bespeeld met twee hamertjes met rubberen kop, het effect aangevuld met geluid van belletjes die de spelers rond de polsen dragen; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld door de Manding in West-Afrika.
Snavelfluiten met een bek, een blokje in het mondstuk. De snavel, gevormd door de ruimte tussen de buitenzijde van het blokje en de binnenste rand van het mondstuk, leidt de adem van de bespeler tegen de scherpe rand van een gat in de rand van de fluit onder het blokje.
Concussie-instrumenten die bestaan uit een paar kleine, ondiepe komvormige stukken hardhout die met de holle kanten naar elkaar toe met elkaar verbonden zijn door een koordje. De speler houdt ze vast met een lus die rond de duim is geslagen. De twee delen worden tegen elkaar getikt met de vingers. Meestal worden er twee paren tegelijk bespeeld, waarbij het ene paar een hogere toon heeft dan het andere.
Lange, smalle, gebogen mandjes van vlechtwerk waar aan één kant een houten handvat met een handschoenachtige ruimte aan het eind op is vastgezet, die door de spelers van pelote worden gebruikt om de bal te vangen en te gooien.
Voor zover bekend een van 's werelds oudste bordspellen, dat wordt het gespeeld door twee mensen die tegenover elkaar zitten met tussen hen in een bord met 64 afwisselend lichte en donkere velden. De 24 schijfvormige speelstukken hebben onderscheidende kleuren. Tijdens het spel worden stukken diagonaal naar een aangrenzend leeg veld verplaatst. Om te winnen moet de speler alle stukken van de tegenstander hebben ingenomen of geblokkeerd, zodat ze niet meer kunnen worden verplaatst. Spellen die vergelijkbaar zijn met checkers werden al gespeeld in de tijd van de vroege Egyptische farao's (ca. 1600 v.Chr.), zoals vermeld in de werken van de Griekse schrijvers Homerus en Plato. In de 12e eeuw werd een vroege vorm van het spel aangepast aan de 64 velden van het schaakbord en in de 16e eeuw werd de regel van het verplichte slaan toegevoegd. Zo ontstond het spel dat in wezen hetzelfde is als het moderne checkers.
Borden, meestal lange, smalle rechthoeken van hout, voor het bijhouden van de score tijdens het spelen van cribbage, met gaatjes in de bovenkant waar pennetjes in kunnen worden gestoken om de score en de vooruitgang van spelers aan te geven.
Hongaarse hakkeborden die bestaan uit een ondiepe, trapeziumvormige klankkast met 20 tot 35 metalen snarenkoren die over twee kammen lopen. Ze worden hangend aan een riem om de nek van de bespeler of steunend op vier poten bespeeld en zijn zeer geliefd in zigeuner-, volksmuziek- en nachtclubensembles.
Vijfsnarige boogharpen van de Masa in centraal Tsjaad, met stemschroeven en een klankkast die is bedekt met huid; worden bespeeld terwijl ze op de grond of op de schouder van de bespeler steunen.
Verwijst naar de schijven waarop grammofoonplaten rusten en met vaste snelheid ronddraaien, terwijl een naald de groeven van de plaat volgt en de trillingen van de naald worden omgezet in geluid. Men gebruikt de term voor de draaiende schijf waarop de plaat ligt, maar ook voor de gehele platenspeler waar de schijf een onderdeel van is.
Terreinen voorzien van afstandspaaltjes, clubs, ballen en tees waar golfspelers hun afslag kunnen oefenen.
Fluiten die geluid produceren doordat de speler tegen de scherpe rand van een gat blaast aan de zijkant van de buis.
Gesteunde muziekbogen uit Oeganda, met een halve kalebas als klankbodem; de klankbodem wordt tegen de borst van de speler gehouden en de snaar wordt aangeslagen met een grasspriet of een dun stokje dat in een V-vorm is gebogen.
Dubbele snavelfluiten die aan het begin van de 19de eeuw zijn ontworpen door William Bainbridge uit Londen met zes of soms zeven toongaten aan elke kant, en één of geen duimgaten. De speler kon hierdoor tweestemmig spelen met één hand op elke fluit.
Slaginstrumenten rond 1920 uitgevonden, bestaande uit een klein, buigzaam stalen blad of lamel die is opgehangen in een raamwerk van ijzerdraad dat uitloopt in een handvat. Aan weerszijden bevinden zich metalen staafjes met aan de uiteinden houten of rubberen knoppen die afwisselend op elke kant van het blad slaan als de speler met het instrument zwaait;
In algemene zin te gebruiken voor aërofonen, geluid voortbrengend door middel van een luchtstroom die vanaf de lippen van de bespeler over de scherpe rand van een opening wordt geblazen. In specifieke zin: de uit drie of meer delen bestaande, zijdelings aangeblazen fluiten, met of zonder (Boehm)kleppensysteem, in hout of metaal in westerse orkest-, kamer- en solomuziek.
Instrumenten van het type dat is uitgevonden door Emil Berliner aan het eind van de negentiende eeuw, bedoeld om opgenomen geluid te reproduceren. Het bestaat uit een draaitafel voor platen, een geluidgever op een draaiarm (waardoor de naald de groef van de plaat kan volgen) en een kegelvormige hoorn. Grammofoons werken op dezelfde manier als cilinderfonografen. In tegenstelling tot dit soort fonografen maken ze echter geen gebruik van cilinders, maar van platte platen met een spiraalvormige groef. Als de plaat op de draaitafel ronddraait, gaat de naald in de groef trillen. De trillingen worden vervolgens omgezet in geluidsgolven. Met de eerste grammofoons kon men ook geluid op onbespeelde platen vastleggen. Gebruik ���platenspeler' voor vergelijkbare apparaten die in de jaren vijftig populair werden en die het op moderne langspeelplaten van vinyl opgenomen geluid elektronisch versterken.
Vedels uit het voormalige Joegoslavië, met een bovenblad van dierenhuid met één, soms twee snaren van getwijnd paardenhaar die door de bespeler vanaf de zijkant met de vingers worden verkort. Ze worden tijdens het bespelen tussen de knieën of op schoot gehouden en aangestreken met een kromme strijkstok.
Diatonische lijstharpen waarbij een reeks haken in de hals is geplaatst waarmee de bespeler de toonhoogte van elke snaar met een halve toon kan verhogen.
De handvaten die uitsteken van snaarinstrumenten zoals luiten, violen, viola's en gitaren, die de toets dragen en die door de speler met één hand worden vastgehouden terwijl de andere hand de snaren tokkelt of aanstrijkt. Het kunnen aparte stukken zijn die zijn aangehecht door lijm of spijkers, of ze kunnen deel uitmaken van het voornaamste gedeelte van het instrument.
Natuurlijke hoorns die worden bespeeld met de hand van de bespeler in de klankbeker.
Te gebruiken voor poppenkastpoppen met een holle kop die is bevestigd aan materiaal dat over de hand van de poppenspeler heen past, waarbij de duim en vingers die de pop bewegen verborgen blijven.
Langwerpige luiken of latten die aan één kant van de zwelkast van een orgel of harmonium zijn gebouwd, meestal met schuine hoeken en in sets verticaal of horizontaal met elkaar verbonden, en zo gedraaid dat de orgelspeler ze kan openen of sluiten wanneer hij wil door middel van het zwelkastmechaniek.
Te gebruiken voor automatische grammofoons of cd-spelers die werken door het invoeren van biljetten of munten. De luisteraar kan kiezen uit een variatie aan opnamen, die zijn ondergebracht in een kast die meestal kleurrijk is verlicht.
Kleine orgels in een op een meubelstuk lijkend houten kastje, meestal met één manuaal en zonder pedalen, waarbij de bespeler met de voet lucht in de pijpen pompt. Van de 17e tot de 19e eeuw waren ze in Europa en Noord-Amerika populair voor huiselijk gebruik.
Het meest voorkomende type zink, dat wordt gemaakt uit een lang stuk hout dat in tweeën wordt gedeeld en, nadat de conische buis eruit is gegutst, worden de twee delen weer tegen elkaar gelijmd. De buitenkant wordt achthoekig afgewerkt, met dun zwart leer bedekt. Het instrument buigt meestal naar rechts, aangepast aan de rechtshandige bespelers, maar kan ook naar links buigen.
Vedels met lage stemming met negen tot viertien snaren, die tussen de benen van de bespeler werden gehouden; ze waren voornamelijk bekend in Frankrijk en Italië, vanaf halverwege de 16e tot aan het einde van de 17e eeuw.
Korte, allegorische, dramatische voorstellingen die door gemaskerde spelers worden uitgevoerd en in de 16e en 17e eeuw populair waren.
Muziekbogen die tijdens het spelen in of bij de mond van de speler worden gehouden, zodat de mond als klankbodem dient.
Metalen muziekinstrumenten, bestaande uit een raamwerk met flexibele tong. Ze worden bespeeld door te tokkelen op het vrije uiteinde van de tong, vóór in de mondholte van de speler, waarbij de mond als klankbodem dient.
Rietinstrumenten waarin vrijslaande rieten in pijpen of kamers zijn geplaatst, die de speler afzonderlijk of samen kan laten klinken door te blazen of te zuigen.
Componenten van blaasinstrumenten die in of tegen de mond van de speler worden geplaatst en die samen met de lippen van de speler of het riet, de toongenerator vormen.
Spleettrommen voor boeddhistische of taoïstische tempeldiensten, in de vorm van een abstracte vis, gedrongen en wigvormig, van gelakt kamferhout; bespeeld door ze, liggend in de hand van de speler of op een kussen, met stokjes aan te slaan; China.
Muziekinstrumenten, waarvan de klank elektronisch wordt opgewekt door de superponerende werking tussen een vaste en een variabele radiofrequentieoscillator; bestuurd door een toetsenbord met 7 octaven en de relatieve afstand van de hand van de speler tot een horizontaal gespannen draad; 1928.
Geluidsopnamen of multimediabestanden die lijken op radioprogramma's, maar online worden verspreid als digitale bestanden. De gebruiker kan ze op elk gewenst tijdstip beluisteren op een computer of digitale muziekspeler. Meestal bevatten podcasts interviews, muziek of handleidingen. De term is bedacht in 2004.
Kasten voor radio-ontvangers, vaak ook met ruimte voor aanverwante geluidsapparatuur zoals platenspelers.
Lange sikkel- of S-vormige blaasinstrumenten met conische boring en enkele of dubbele klankbeker en zonder vingergaten of kleppen, geluid producerend door lipspanning van de speler; aangeblazen aan het uiteinde; oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in India.
Fluiten waarbij de luchtstroom door de lippen van de speler wordt gericht tegen de scherpe bovenkant van de buis.
Dunne, langwerpige stukken riet, hout, metaal, plastic of ander materiaal, die voorkomen in verschillende muziek instrumenten; ze worden aan het vibreren gebracht door de luchtstroom van de adem van de speler of door de blaasbalg, en brengen op die manier geluid voort.
Een casino- en gokspel waarbij spelers weddenschappen afsluiten op het draaien van een wiel met 37 of 38 afzonderlijk genummerde rode en zwarte vakjes waarin een balletje moet belanden. 'Roulette' is een Frans woord dat 'wieltje' betekent.
In oude Griekse en Romeinse theaters, de constructies die naar het publiek gekeerd zijn en die de achtergrond vormen waarvoor de opvoeringen plaats vonden, en die tevens de spelers ruimte boden achter de plaats waar ze toneelspeelden.
Kaarten met afbeeldingen van vogels, honkbalspelers, beroemdheden of andere onderwerpen uit de volkscultuur die door sigarettenfabrikanten bij hun produkt werden verpakt in de 19e en de 20e eeuw.
Aërofonen bestaande uit een spatelvormig stuk hout, been, steen dat aan een koord is gebonden, geluid producerend wanneer ze door de bespeler aan het vrije uiteinde van het koord door de lucht worden rondgedraaid.
Bamboe snavelfluiten, open aan de onderkant en met een natuurlijke knoest aan de bovenkant gesloten; er zit een inkerving in de knoest en in de rechtstreeks daaronder liggende buis; een smalle bamboering is aan het bovenste einde gebonden om zo de adem van de bespeler te richten; vervaardigd en bespeeld in Indonesië.
Bastuba's met wijd uitlopende, demontabele klankbeker en een buizenstel dat de bespeler omringt.
Snaarinstrumenten met metalen snaren en stalen kam; bespeeld door de snaren te verkorten met een stalen staafje, dat de bespeler met de hand over de snaren laat glijden voor een beverig of glissando effect.
Afneembaar stuk buis dat in aërofonen wordt aangebracht, permanent of voor een speciale speelgelegenheid, met als doel het geluid van de buislengte te veranderen of het mondstuk gemakkelijker bereikbaar te maken voor de speler.
Te gebruiken voor de zwijgende, roerloze opstelling van één of meer gekostumeerde spelers, meestal met passend decor en requisieten die een scène uit de kunst, literatuur, geschiedenis of verbeelding weergeeft. Ze worden opgevoerd in ceremonieel, ttoneel-, feestelijk of recreatief verband, in het openbaar of privé en de uitvoering kan plaatsvinden op wagens, toneel, zoals aan het einde van een bedrijf van een stuk, of in andere geschikte openbare of privé ruimten. Gebruik 'tableaus' voor twintigste-eeuwse beeldhouwwerken samengesteld uit figuren en objecten die zijn gerangschikt tot een tafereel.
Planken die zijn vastgemaakt op de halzen van sommige snaarinstrumenten, variërend in vorm zoals de karakteristieke kenmerken van specifieke instrumenten voorschrijven, waarover de snaren zijn gespannen en waartegen de snaren worden geduwd door de vingers van de speler.
Het oppervlak van een toneel, gewoonlijk van hout gemaakt, waarop de spelers hun spel opvoeren.
Rietorgels waarop de bespeler de luchtdruk, nodig om geluid voort te brengen in de vrije rieten, handhaaft door met de voeten pedalen op en neer te bewegen.
Te gebruiken voor alle interactieve computerspelletjes waarbij een speler elektronisch voortgebrachte beelden op een videoscherm bestuurt; meestal beperkt tot spelletjes die na het einde van de jaren zeventig zijn geschreven voor microcomputers, automatenhallen of toepassingsgerichte bedieningspanelen.
Rechte fluiten van een enkele bamboebuis met een inkeping aan het einde, met een rand waartegen de speler blaast; in verschillende maten met verschillende aantallen en schikkingen van de vingergaten; vervaardigd en bespeeld door de Han-Chinezen.