Associaties voor teakhout

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hout van de boom behorende tot het genus Gremlina. Er is geen relatie met echte beuk, genus Fagus, maar wel met teak. Dit verklaart de Australische naam van het hout, grijze teak. Het wordt gebruikt voor het maken van kabinetten, vaten en tonnen, lambriseringen, muziekinstrumenten en fineer.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hout van de boom behorende tot de soort Tectona grandis, inheems in Birma en Thailand, en op Java. De kleur varieert van goudbruin tot donkerbruin met vrijwel zwarte vlekken, en het hout geurt vaag naar leder. Teak is hoogwaardig materiaal voor de scheepsbouw en voor schrijnwerk, en als fineer voor interieuronderdelen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hout van de boom behorende tot het genus Chlorophora, inheems aan de westkust van Afrika. Het krijgt soms de benaming Afrikaans of Nigeriaans teakhout, maar er is geen relatie met de teakfamilie. Het vervangt vaak teakhout en wordt gebruikt in de scheepsbouw, bij schrijnwerk en voor het maken van banken en vloeren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Ontwerpstijl voor industriële vormgeving en meubilair uit het midden van de 20ste eeuw die wordt gekenmerkt door organische vormen, een gebrek aan versieringen en een uitgebreid gebruik van hout (vaak teakhout). Meubilair in deze stijl voldoet over het algemeen aan de normen van de constructie, materialen en proporties van traditionele vormen, hoewel het meer gestroomlijnd is. De term wordt meestal gebruikt voor meubilair en industriële vormgeving zoals servies en niet voor architectuur, hoewel hij ook in bredere zin wordt gebruikt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een stijl die wordt geassocieerd met de noordelijke regio van Thailand. De kunstzinnige productie in deze stijl omvat hoofdzakelijk houtsnijwerk, met name beelden van uit teakhout gesneden brahmaanse goden en hindoegoden, alsmede boeddhistische beelden. Het beeldhouwwerk en het beeldsnijwerk zijn vaak ingelegd met paarlemoer of glasmozaïek. Uit de stijl spreekt de behoefte om dierlijk, plantaardig en menselijk leven te combineren, hetgeen resulteert in een detailrijk, overdadig mengsel van mythologische en realistische elementen. Er komen ook stilistische tegenstellingen in naar voren, bijvoorbeeld in de sculpturale figuren van dreigende demonische wezens die tevens een beschermende wachterfunctie hebben, en in het aanbrengen van strakke geometrische patronen te midden van fantasiewezens op houten reliëfpanelen. De meest opvallende voorbeelden van deze stijl zijn wel de imposante houten koninklijke staatsiesloepen en koninklijke rouwkoetsen, beide volledig verguld en versierd met mythologische slangen en ornamentele bloemmotieven.