Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
De onderste boogstenen, of voetstenen van een boog of gewelf van waaruit de kromming van de boog of het gewelf begint.
Speciaal gevormde baksteen die wordt gebruikt om de bovenkant van een muur af te dekken.
Een baksteen met een afgeronde hoek, gebruikt in situaties waarbij een scherpe kant onhandig zou zijn of waarschijnlijk schade zou aanbrengen.
Gesteenten zoals zandsteen of kalksteen ontstaan door materialen afgezet als sedimenten.
Lichte grijsachtige of bijna witte oölitische kalksteen die wordt gewonnen in Colbert County, Alabama. Het bevat grote geïsoleerde schelpen en andere fossielen.
Een blauwgrijze steen die wordt gedolven in Virginia en over het algemeen wordt gebruikt voor het vervaardigen van sierranden voor gebouwen en voor laboratoriumtafels en -gootstenen; harde varianten worden toegepast voor traptreden en vloermateriaal.
Kalksteen die grotendeels bestaat uit de resten van calciumcarbonaatproducerende algen, of waarin dergelijke algen dienen om de fragmenten van andere producenten van calciumcarbonaat te binden.
Een gesteente uit Ohio, dat tot 95% silica met 4% aluminiumoxide kan bevatten en grijs en vaalgeel van kleur is door ijzeroxides.
Een bruine tot lichtgrijze siliciumhoudende zandsteen uit Aquia Creek in Stafford County, Virginia. Deze steensoort bevat afgeronde, ruwe tot fijne kwartskorrels en kleipellets tot 2,5 cm in doorsnee, en splijt eenvoudig in elke gewenste richting. Aquia Creek-zandsteen was in de beginperiode van Washington D.C. een van de belangrijkste bouwstenen.
Grote stenen waarop een doodkist tijdelijk kan staan bij de ingang van een begraafplaats.
Platte stukken steen, keramische materialen of ijzer die worden gebruik bij het bakken.
Kitmiddel dat wordt gebruikt bij metselwerk.
Verwijst naar de bouwkundige en decoratieve stijl die zich ontwikkelde op de Noord-Duitse hoogvlakte en in de steden aan de Oostzeekust, voornamelijk van de 13de tot en met 16de eeuw. De stijl kenmerkt zich door het gebruik van baksteen, uitwendige polychromie, kleurrijke afwerking van het interieur en Rijnse maaswerkpatronen.
Variabele oranje kleuren die lijken op de kleuren van bakstenen, meestal rechthoekige kleiproducten die worden gebruikt voor de bouw.
Stukken gebroken baksteen, vooral die waarvan één zijde heel is gebleven.
Een oölietkalksteen dat wordt gedolven in Alabama en zeer veel wordt gebruikt als bouwsteen.
Oölitische kalksteen die wordt gewonnen in de omgeving van Barnack in het Engelse Cambridgeshire. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
De algemene naam voor oölietkalksteen die in grote hoeveelheden wordt gevonden in Zuidwest-Engeland, met name in de buurt van Bath (vandaar de naam). Het is middel- of fijnkorrelig en de kleur varieert van grijs tot crème. Bathsteen wordt algemeen gebruikt sinds de Romeinse bezetting van Groot-Brittannië en is vooral veel gebruikt in de Engelse kerkelijke architectuur van de 13de, 14de en 15de eeuw.
Witte kalksteen met een fijne structuur die wordt gewonnen in de omgeving van Beer in het Engelse Devon. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Een steen van betrekkelijk kleine afmetingen met een vlak oppervlak, meestal vierkant of rechthoekig.
Beton met een fijn aggregaat of mortel, dat in blokken of in kleine plakken wordt gegoten en waarbij speciale mallen gebruikt om deze op natuurlijke bouwstenen te laten lijken.
Een kopsteen die zich door de gehele dikte van een gemetselde muur uitstrekt en aan beide zijden van de muur blootligt.
De commerciële benaming voor een blauwgrijze veldspaatachtige zandsteen, die compact en fijnkorrelig is en eenvoudig splijt in dunne, gladde platen; wordt om deze reden vaak gebruikt als flagstone.
Leisteen die speculite en grafiet bevat, waardoor het een blauwzwarte kleur krijgt.
Een groene calcedoon met rode stipjes.
Kalksteen die gestreept is of een of meer verschillende kleuren heeft.
Metselwerkconstructies waarbij de boogvorm wordt gecreëerd door opeenvolgende lagen telkens iets naar binnen toe te laten uitsteken ten opzichte van de vorige, totdat ze bij het middelpunt van de overspanning bij elkaar komen; de lagen worden dus horizontaal en niet radiaal gemetseld; geen bogen in de ware zin.
Reliëfs aan de voorzijde van een boogsteen of sluitsteen. Er is geen goed Nederlands equivalent voor de Amerikaanse term 'agrafes'. Gebruik in plaats van de samengestelde term 'boogsteenreliëfs' liever 'reliëfs'+ 'boogstenen' + 'sluitstenen'.
Baksteen die speciaal wordt gemaakt voor gebruik wanneer twee muren elkaar raken in een stompe hoek, om te voorkomen dat doorgehakte bakstenen moeten worden gebruikt met rechte hoeken en een oneven scherpe kant.
Elke steen die wordt gebruikt om mee te bouwen.
Ruw metselwerk of steenwerk, opgebouwd uit puin.
Een soort beton versterkt met steengruis of baksteen.
Een bruine of roodbruine zandsteen waarvan de korrels meestal zijn bedekt met ijzeroxide.
Een fijnkorrelig, Frans, oölitisch zandsteen dat crèmekleurig is en eenvoudig kan worden bewerkt.
Elk gesteente dat voornamelijk bestaat uit carbonaatmineralen zoals calciet, dolomiet of sideriet.
Kalksteen uit het Carboon, ongeveer 345 tot 280 miljoen jaar geleden.
Chinees marmer met markeringen die zijn ontstaan door fossiele inhoud; wanneer de steen wordt doorsneden, lijkt de vorm van de markeringen op een pagode.
Oölitische kalksteen die wordt gewonnen in de omgeving van Clipsham in het Engelse Leicestershire. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Fossielhoudende kalksteen die vrijwel geheel bestaat uit de fossiele skeletdelen van crinoïden, ongewervelde zeedieren uit de stam van de Echinodermata. Crinoïde kalksteen komt vooral in Noord-Amerika veel voor.
Te gebruiken voor grote, zware ovale stenen of ijzeren schijven met meestal een ruwe kant en een gladde kant en met een gat in het midden van elke kant waar een kort gebogen handvat in kan worden gedraaid waarmee de schijven worden losgelaten over het ijs bij het spelen van curling.
Het topje van een Egyptische piramide dat op zichzelf ook een miniatuurpiramide vormt. Werd vervaardigd uit dioriet, graniet of kalksteen en bedekt met een laagje goud of electrum.
Vloeibare terpeenkoolwaterstof die voorkomt in vele etherische oliën. Wordt meestal samen met andere terpeenachtigen verkregen uit bepaalde soorten terpentijn, en wordt vooral gebruikt als oplosmiddel en dispergeermiddel voor bijvoorbeeld hars en vernis.
Kleine veelvlakkige objecten, meestal kubussen, waarbij op elk vlak stippen, symbolen of getallen zijn aangebracht. Veel dobbelstenen dragen op elke zijde een verschillend aantal stippen, van één tot zes, zodanig dat het opgetelde aantal stippen van tegenoverliggende vlakken zeven is. De term kan ook worden gebruikt voor soortgelijke blokken waarop andere getallen of symbolen zijn aangebracht, en die speciaal zijn gemaakt voor gokspelen of bepaalde andere spelletjes.
Kapitelen waarvan de hoofdvorm bestaat uit een kubus met aan de onderzijde afgeronde hoeken, zoals een dobbelsteen (teerling) die een dergelijke afronding aan alle hoeken heeft. VWB.
Platte, rechthoekige, duim-grote blokjes, meestal gemaakt van been, ivoor of hout, waarbij de bovenkant van elk stuk over de breedte in twee gelijke stukken is verdeeld door een lijn; elk deel is ofwel blanco of gemerkt met één tot zes stippen.
Wordt gebruikt voor bouwstenen die in gemetselde muren worden geplaatst onder steunbalken of andere balken om het gewicht te verdelen. Voor gevormde stenen die op hellende muren zijn geplaatst om de rondingen van de gevels te ondersteunen wordt 'kneelers (gable components)' gebruikt.
Dragende stenen in de fundering van een constructie, vaak ruwer of met een andere structuur dan de stenen die men in de hogere gedeelten van gebouwen gebruikt.
Stenen die bij het metselen worden gebruikt om de ruwe plekken en bijlafdrukken van gebogen bouwwerken af te schuren.
Eenvoudig te bewerken, fijnkorrelige, kiezelachtige zandsteen uit Wisconsin, die vaalgeel of crèmekleurig is. Zoals bij meer zandsteensoorten is het zacht wanneer het gedolven wordt, maar hardt het geleidelijk uit naarmate het vocht eruit verdampt.
Te gebruiken voor edelstenen waaraan men een grotere waarde toekent dan aan andere soorten, vooral diamant, saffier, smaragd, robijn en soms parel.
De studie van edelstenen en half-edelstenen.
Specialisten op het gebied van edelstenen en de kunst of techniek van het bewerken daarvan.
Wordt gebruikt voor grote schoorstenen waardoor rook en verbrandingsgassen worden uitgestoten.
Fijnkorrelig, sedimentair gesteente dat voor minstens 20% uit fosfaten bestaat. Lijkt qua textuur en structuur op kalksteen.
Baksteen met verticale perforaties of gaatjes. Door gaatjes te gebruiken wordt de baksteen lichter zonder dat deze minder sterk wordt.
Een geperforeerde baksteen of een metalen onderdeel met gaatjes met dezelfde afmetingen,die in een muur wordt geplaatst voor ventilatie.
Een vaakgebruikte bouwsteen, bestaande uit kleisoorten of schalies (en soms uit andere materialen), die in een oven is gebakken totdat de steen hard is geworden.
Een edelsteen die verwijst naar de maand waarin iemand is geboren.
Een sluitsteen die wordt gebruikt voor metselwerk en die donkerder van kleur is dan de rest van het muuroppervlak.
Een stevige kleisteen die wordt gemaakt onder hoge druk; een homogene steen met een grotere dichtheid en sterkte.
Een gehouwen steen met een glad blootliggend oppervlak.
Een baksteen van hoge kwaliteit waarvan de blauwe kleur wordt verkregen door het bakken in een bakoven met een vlam die een laag gehalte aan zuurstof bevat.
Een natuurlijk gevormd aggregaat van één of meer mineralen. Gebruik 'natuursteen' voor bewerkt of verwerkt gesteente.
Harde, platte oppervlakken van steen, hout of metaal waarop een klomp gesmolten glas, dat op het eind van een glasblazerspijp of punteerstaaf is verzameld, wordt gerold of gevormd bij glasfabricage.
Zandsteen die mica bevat.
Wordt gebruikt voor bassins die zijn verbonden met een afvoer en meestal ook een watertoevoer, waarmee men kan wassen en het water laten wegspoelen.
Te gebruiken voor stenen die een grens markeren.
Leisteen die voornamelijk grijs van kleur is.
Leisteen die een chloride-component bevat, waardoor het een groenachtige kleur krijgt.
Een harde en korrelige zandsteen die wordt gebruikt voor bouwwerkzaamheden. Het is te vinden in Yorkshire en andere gebieden in Engeland. Het is de belangrijkste steensoort in het zuidelijke deel van het Penninisch Gebergte, het hart van het gebied waar grove zandsteen wordt gewonnen. Kenmerkend zijn de hoekigheid en de grote kwartskorrels. Er zijn verschillende soorten grove zandsteen, waarvan sommige erg sterk zijn. Het werd gewonnen door de Romeinen, raakte opnieuw in gebruik vóór de Normandische verovering en wordt ook in onze tijd nog gebruikt.
Afzonderlijke, grote stenen die de vloeren van open haarden vormen.
Steen met minder commerciële waarde dan de stenen die als edelstenen zijn geclassificeerd.
Een patroonverband dat geheel bestaat uit strekstenen, waarbij de verticale voegen van de ene metsellaag halverwege tussen de voegen vallen van zowel de laag eronder als die erboven.
Prehistorisch hamergereedschap dat bestaat uit ronde stenen.
Baksteen die met de hand is gevormd alvorens te worden gebakken. Hierbij kan een steenvorm of mal worden gebruikt. Vanwege het feit dat dergelijke stenen minder gelijkvormig zijn dan machinale bakstenen, worden ze vaak als buitenlaag gebruikt.
Steen gemaakt in een vorm die eerst met zand wordt bestrooid, om het verwijderen van de steen te vergemakkelijken.
Een baksteen die is gebakken op een hoge temperatuur, waardoor een grote samendrukkende kracht, met als resultaat een grote duurzaamheid en een lage absorptie.
Een baksteen waarvan het oppervlak is ingekerfd, zodat deze het uiterlijk krijgt van ruw gehakte steen.
Een soort steen, bijvoorbeeld zandsteen, die in alle richtingen kan worden gesneden zonder te breken of te scheuren.
Een wit, kristallijnen, in water oplosbaar, bitter, corroderend, giftig poeder (AgNO3), dat ontstaat wanneer zilver wordt opgelost in salpeterzuur. Het werd hoofdzakelijk gebruikt bij de vervaardiging van fotografische emulsies of spiegels.
Wordt gewoonlijk gebruikt voor stenen die onderdeel vormen van hoeken of kanten bij muren, vooral wanneer ze liggen bij de fundering van een hoofdhoek, en met name wanneer de datum of de inscriptie van de bouwaanvang erin staat.
Dunne, lange schoorsteenpijpen die zijn bedoeld om voor een betere luchtstroom te zorgen.
Een hol metselvoorwerp van klei, waarvan de netto dwarsdoorsnede van elk vlak parallel aan het draagvlak ten minste 60% is van de totale oppervlakte van hetzelfde vlak. De Britten gebruiken de term voor een baksteen waarvan ten minste 25% van het volume uit gaten bestaat. Daarbij zijn de gaten ten minste 1,91 cm breed of 4,84 vierkante cm groot.
Gladde, compacte baksteen die zeer krasbestendig is. Wordt gebruikt voor afgewerkte vloeroppervlakken.
Kalksteen die silica en aluminia bevat en een kalk afgeeft die onder water hard wordt.
Kleiachtige kalksteen die rood of roestachtig van kleur is door de aanwezigheid van ijzeroxide. De hoeveelheid ijzeroxide kan zeer laag zijn.
Zandsteen met roodbruine vlekken, veroorzaakt door het ijzergehalte van het gesteente.
Een steen van gebakken klei die veel wordt gebruikt voor sierwerk. Deze steen heeft een ruwe structuur en is vaak veelkleurig.
Een niet-kristallijnen massieve steen, gevuld met aggregaat en een matrix van 98% calciumcarbonaat in grijs of vaalgeel. Het is een oölitische kalksteen met kleine ronde korrels die op kuit lijken. Bijna de helft van alle kalksteen die in de Verenigde Staten in blokvorm wordt gebruikt, is Indiana-kalksteen.
Gereedschappen om kalligrafeerinkt mee te maken; met aan één kant een uitholling.
Homogene zandsteen met een cement of matrix van calciumcarbonaat dat de kwartsdeeltjes bindt waaruit zandsteen hoofdzakelijk bestaat. Deze zandsteen splijt in beide richtingen vrijwel even goed, is gemakkelijk te bewerken, maar desintegreert bij blootstelling. Zuivere kalkhoudende zandsteen is wit of crème van kleur. Andere kleuren zijn het gevolg van onzuiverheden: de aanwezigheid van ijzeroxiden veroorzaakt gele en rode kleuren, glauconiet zorgt voor een groene kleur en zwart is het gevolg van de aanwezigheid van mangaandioxide.
Algemene benaming voor een afzettingsgesteente dat in vele soorten voorkomt en hoofdzakelijk bestaat uit calciet of dolomiet.
Oölitische kalksteen die wordt gewonnen in de omgeving van Ketton in het Engelse Leicestershire. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Kalksteen die rijk is aan silica, in het bijzonder als vrije silica, in tegenstelling tot silicaten.
Zandsteen die rijk is aan silica, in het bijzonder als vrije silica, in tegenstelling tot silicaten. De silica is kenmerkend voor het cement of de matrix waardoor de kwartsdeeltjes worden gebonden die het hoofdbestanddeel vormen van zandsteen. Zuivere kiezelzandsteen is chemisch inert, een eigenschap die de steen bestand maakt tegen een rokerige omgeving, wat deze tot een populaire bouwsteen maakt in industriële gebieden. Kiezelzandsteen is hard en duurzaam, waardoor moeilijk te bewerken is. In zuivere vorm is de steen wit of crème van kleur. Andere kleuren zijn het gevolg van onzuiverheden: de aanwezigheid van ijzeroxiden veroorzaakt gele en rode kleuren, glauconiet zorgt voor een groene kleur en zwart is het gevolg van de aanwezigheid van mangaandioxide.
Te gebruiken voor alle bakstenen die handmatig en met behulp van een steenklamp worden gemaakt. Een steenklamp is een houten plaat waarop een frame is geplaatst om de klei te vormen. De Engelse term ‘stock brick’ wordt ook gebruikt voor de meest gebruikte bakstenen van een streek.
Kalksteen bestaande uit 10 tot 50% klei.
Zandsteen die bestaat uit kleimineralen, in het bijzonder sedimentaire mineralen zoals mergel en schalie. Erop ademen geeft een merkwaardige aardse geur.
Gesteenten, met name kalksteen en zandsteen, die klei bevatten.
Fijnkorrelig gesteente dat grotendeels bestaat uit of is ontstaan door de erosie van afgezette slib en klei of elk soort gesteente dat klei bevat.
Drukken door middel van lithografie, waarbij voor elke kleur een andere steen of plaat wordt gebruikt.
Hele hardgebakken stenen waarvan de vorm vervormd is als gevolg van bijna complete verglazing. Wordt gebruikt voor bestrating.
Kalksteen die rijk is aan koolstof.
Fossielhoudende kalksteen die bestaat uit koraalfragmenten.
Blokken metselwerk die dienen als overstek en die alleenstaand of in reeksen worden gebruikt om bouwkundige of ornamentele kenmerken te ondersteunen of in opeenvolgende lagen om bogen, koepels of gewelven te vormen. Wanneer verwezen wordt naar uitstekende lagen metselwerk wordt de voorkeur gegeven aan 'uitmetselingen'.
Elke combinatie of mengsel van materialen die wordt gemaakt om steen na te bootsen.
Een korrelig, kristallijn gesteente dat voornamelijk bestaat uit lazuriet en calciet. Dit is een oude benaming voor de edelsteensoort lazuriet.
De vroegste soort baksteen, gebakken in de zon in plaats van in een vuur. Leemsteen heeft als voordeel dat het minder duur is dan in vuur gebakken steen, maar is in het algemeen minder duurzaam. Het is zeer geschikt voor gebruik in een droog klimaat.
Verwijst naar gesteente in zijn oorspronkelijke omgeving, ter onderscheiding van gedolven gesteente. Meestal wordt ermee verwezen naar gesteente dat is beeldgesneden of anderszins in situ is gebruikt; vaak wordt er beeldhouwwerk of in situ beeldgesneden architectuur mee bedoeld.
Platte kalkstenen die worden gebruikt bij lithografie.
Een opaalachtige variant van de orthoklaas.
Een steen die is afgewerkt tot een specifieke grootte en gewicht, en recht gemaakt tot bepaalde afmetingen en dikte.
Een compacte, halfkristallijnen dolomiet uit Minnesota, in kleur variërend van bruingeel, crèmekleurig, geel, grijs, roze of roodachtig bruingeel. Deze kalk wordt gebruikt in de bouw en voor decoratie.
Een baksteen die voldoet aan de eisen voor solide metselwerk.
Schalie die kalkhoudend of dolomitisch is en wordt gebruikt met kalksteen bij het maken van portlandcement.
Gesteenten die worden gevormd door veranderingen in reeds bestaande gesteenten als gevolg van gewijzigde omgevingsfactoren, zoals variaties in temperatuur, druk en mechanische belasting, en de toevoeging of onttrekking van chemische bestanddelen. De reeds bestaande gesteenten kunnen stollinggesteenten, afzettingsgesteenten of andere metamorfe gesteenten zijn.
Restmateriaal bij de winning van steenkool.
Kleiachtige modder die is verhard door inzetharding of verhitting, met de samenstelling en textuur van schalie, maar veel minder breekbaar.
Bakstenen die gelegd kunnen worden volgens modulaire afmetingen; bakstenen die zo groot zijn dat de baksteen plus de voeg steeds 4, 8 of 12 inch hoog zijn, oftewel een module.
Aanduiding voor ronde stenen, meestal gepaard en soms opgebouwd uit een aantal stukken, gebruikt voor het malen van graan of andere substanties, dat door een gat in het midden van de bovenste steen wordt aangevoerd.
Steen, meestal van een imposante omvang of grootte, die wordt gebruikt voor de bouw van monumenten, en in het bijzonder voor tombes of grafstenen. De term kan ook verwijzen naar steen die wordt gebruikt om monumentale beelden te houwen of om monumentale architectuur mee te bouwen.
Fossielhoudende kalksteen die fossielen bevat van ongewervelde dieren uit de stam van de Bryozoa die zich kenmerken door een vertakt, twijgachtig skelet.
Een zeer zware serpentijnsoort in de vorm van een afgeplatte bol. De naam is afgeleid van het Griekse woord voor nier. De stenen werden door de oude Romeinen gebruikt als standaardgewichten en werden waarschijnlijk ook om de nek van veroordeelde Christenen gebonden voordat deze de verdrinkingsdood stierven. Hierdoor wordt de steen soms ook martelaarsteen genoemd. Nefrietsteen is meestal gitzwart met kleine grijze spikkels en een metaaltextuur.
Steen die is afgeslepen of op een andere manier is gemaakt met exacte afmetingen.
Orde van ten minste 1700 bekende levende soorten insecten. Ze worden ook wel 'steenvliegen' genoemd omdat de larven onder stenen in waterstromen gaan zitten. Alle soorten kunnen slecht tegen vervuiling van het water. Hun aanwezigheid in een waterstroom of in stilstaand water beschouwt men dan ook als een indicatie dat de kwaliteit van het water goed is.
Natuurlijke of kunstmatige stenen die zijn bedekt met olie. Worden gebruikt om bladen, zoals schaafijzers en beitels, te slijpen.
Kalksteen die veel kleine ronde deeltjes bevat die concentrische lagen zijn van calciumcarbonaat-afzettingen.
Ondiepe schalen, in de regel van edelmetaal, gebruikt in de christelijke liturgie waarop de grote hostie rust, soms zowel voor als na de inzegening.
Een grofkorrelige kalksteen, hoofdzakelijk samengesteld uit gecementeerde pisolieten (erwtvormige aangroeilichamen), vaak gevormd van calciumcarbonaat, dat geproduceerd kan zijn door een biochemisch algenaanzettingsproces. Pisolieten zijn groter en minder regelmatig van vorm dan oölieten.
Een baksteen die zodanig is afgeschuind aan de voor- of achterkant dat rekening wordt gehouden met de afname van de dikte tussen de plint en het hoofdgedeelte van een muur.
Stollingsgesteente dat in tegenstelling tot vulkanisch gesteente op grote diepte is gevormd door kristallisatie van magma en/of door chemische verandering. Het heeft doorgaans een granietachtige textuur met een gemiddelde tot groffe korrel.
Een oölietkalksteen die in Engeland veel wordt gebruikt in de bouw, met name in Londen. Het wordt gedolven op het Isle of Portland, een schiereiland aan de zuidkust van Engeland.
Een kiezelachtige zandsteen uit Saint Lawrence County in New York. Het bevat een kleine hoeveelheid ijzeroxide, waardoor het een rode of roodachtig bruine kleur heeft. Hoewel het materiaal na winning zacht genoeg is om op een efficiënte manier te bewerken, wordt het na blootstelling onvoorstelbaar hard. Dit maakt het tot een zeer duurzame bouwsteen.
Een min of meer onzuivere steatiet die vooral in de prehistorie werd gebruikt voor het maken van kookpotten .
Conglomeraatgesteente dat talrijke afgeronde kiezelstenen bevat.
Een blok fijnkorrelig zandsteen dat meestal wordt gebruikt voor het afschuren van meubilair en betonwerk.
Een poreus, schuimachtig vulkaanglas dat door een snel afkoelingsproces niet is gekristalliseerd; het is schuimig door het plotseling vrijkomen van opgeloste gassen. Het is licht van kleur en van gewicht en blijft drijven op water. In vaste vorm wordt het gebruikt als schuurmiddel en in poedervorm als polijst- en schuurmiddel. Het heeft vaak de samenstelling van ryoliet. Obsidiaan verandert in puimsteen wanneer het smelt.
Leisteen die roodijzersteen en chloride bevat, waardoor het een paarsachtige kleur krijgt.
Een wigvormige baksteen die wordt gebruikt in boog- of cirkelconstructies.
Gesteente dat is ontstaan uit vaste materie die tijdens een vulkaanuitbarsting wordt uitgeblazen. De term verwijst ook naar gesteente dat is ontstaan uit vaste fragmenten die in bewegende lava zijn opgenomen.
Een lichtbruin of vaalgeel dolomiet dat goed gecementeerd en breukvrij is. Het is bij uitstek geschikt voor bouwdoeleinden. Het wordt vaak gebruikt als bouwsteen in het Canadese Toronto, omdat het wordt gewonnen in het zuiden van Ontario. Queenston-kalksteen bedekt de cuesta van Niagara. De winning in Queenston begon rond 1840, maar daarvoor zochten Schotse kolonisten al naar bouwmaterialen in de kalksteenbedden. De huidige groeve is een van de oudste van Canada.
Leisteen die roodijzersteen bevat, waardoor het een roodachtige kleur krijgt.
Een grote losse steenmassa, overgebleven na de erosie van wat eens een doorlopend bed of laag was; De Engelse benaming is ook: één van de grote blokken zandsteen verspreid over de Engelse Krijtrotsen.
Vaak ongeglazuurd aardewerk dat van kleisoorten is gemaakt die in kleur variëren van geelbruin tot rood of zwart en die door het bakken een rode kleur krijgen; wordt meestal op een draaischijf gevormd en gebakken op een betrekkelijk lage temperatuur.
Een edel- of halfedelsteen die kan worden gesneden, gepolijst of op een andere manier worden bewerkt en als juweel gebruikt; te onderscheiden van 'gemmen' die worden gemaakt van bewerkte halfedelstenen of ander materiaal zoals parel.
Fossielhoudende kalksteen die bestaat uit schelpen of schelpfragmenten.
Het rechtstreeks schilderen op stenen dragers (leisteen of marmer), een techniek die voor het eerst door Sebastiano del Piombo werd toegepast.
Schoenen met een bovenstuk waar een stuk uitgesneden is om een of meerdere tenen te onthullen.
Geselecteerde, kleurvaste zwarte leisteen die gelijkmatig is van kleur en dikte, waarbij alle randen zijn geslepen en nauwkeurig gerecht zodat de voegen aaneensluitend, glad en in één vlak kunnen worden gemaakt.
Te gebruiken voor verticale, onbrandbare constructies met schoorsteenpijpen om verbrandingsproducten naar de buitenlucht te voeren vanuit, bijvoorbeeld, kachels, open haarden en ovens.
Verwijst naar een type hoge lekythoi met voornamelijk holle zijkanten dat zich ontwikkelde in de 5de eeuw v. Chr. Het komt veel voor in zwartfigurige stijl. Het kenmerkt zich door een mond en hals die lijken op een ouderwetse schoorsteen.
Wordt gebruikt voor het binnenwerk van schoorstenen die van speciaal hittebestand materiaal gemaakt zijn om te voorkomen dat vuur, rook en gassen naar omringende ruimten kunnen ontsnappen.
Bouwtechniek waarbij korte blokken hout, ter grootte van brandhout, loodrecht op de langste zijde van muren worden gestapeld, en op hun plaats worden gehouden door specie of houten raamwerken.
De smalste delen van een schoorsteenpijp, tussen de samenkomst of samentrekking boven de haardstede en de eigenlijke schoorsteenpijp. Vaak op het punt waar de klep zich bevindt.
Afdekkingen die schoorsteenopeningen beschermen. Voor deklijstachtige uiteinden aan schoorstenen wordt 'schoorsteenkronen' gebruikt. Voor verlengstukken die bovenop schoorstenen worden geplaatst om voor een betere luchtstroom te zorgen of voor een beter uiterlijk en die over het algemeen de schoorsteenpijp verlengen wordt 'schoorsteenpotten' gebruikt.
Wordt gebruikt voor de kapvormige middelen ter bescherming van de open bovenkant van pijpen, schoorstenen of schachten waarbij de lucht vrije doorgang houdt.
Bovenste deklijst van metselwerk of ander onbrandbaar materiaal, bovenop schoorstenen. Voor extra onderdelen die bovenaan openingen van schoorsteenpijpen worden geplaatst en deze bedekken wordt 'schoorsteenkappen' gebruikt.
Gootjes die zijn geïnstalleerd aan de omhooglopende zijkanten van een schoorsteen op een schuin dak, die worden gebruikt om het water om de schoorsteen heen te leiden.
Wordt gebruikt voor doorgangen die zijn gemaakt om de luchtstroom in open haarden en ovens te regelen en de verbrandingsproducten te verwijderen.
Wordt gebruikt voor verlengstukken van metaal, metselwerk of keramiek, die een voortzetting vormen van de schoorsteenpijpen bovenop schoorstenen om voor een betere luchtstroom of een beter uiterlijk te zorgen. Voor verlengstukken die schoorsteenopeningen beschermen en die kunnen dienen om regen tegen te houden wordt 'schoorsteenkappen' gebruikt.
Wordt gebruikt voor grote spiegels met verschillende vormen die boven schoorsteenmantels worden gehangen. Meestal zijn er twee hoofdtypen: spiegels die horizontaal hangen en meestal bestaan uit drie, soms uit vier glazen, waarvan de middelste zo'n twee keer zo breed is als de buitenste twee, en spiegels die verticaal hangen, meestal met een enkel vierkant of rechthoekig glas, soms met een schilderij binnenin de omlijsting, boven het bovenste gedeelte van de spiegel. Eventueel kunnen er kaarsenhouders aan zijn bevestigd.
Wordt gebruikt voor panelen of decoratieve constructies die zich boven een schoorsteenmantel bevinden.
Wordt gebruikt voor de decoratieve omlijsting rond de openingen van open haarden.
Een baksteen waarvan één zijde schuin afloopt.
Elke baksteen met een schuine vorm, gemaakt om in een schuin, vooruitstekend deel van een hoek te passen.
Een baksteen die breder en langer is dan de gemiddelde baksteen; het wordt voornamelijk gebruikt voor tuinmuren.
Vaak kalkhoudend, poreus gesteente gevormd als neerslag van bronnen of stromen.
Een fijnkorrelige, rode, roodachtig-bruine en grijze zandsteen uit Seneca Creek, Maryland. Dit materiaal bevat ruw- tot fijnkorrelig hoekig kwarts, en enkele fragmenten van veldspaat en mica. Deze zandsteen is tamelijk eenvoudig te bewerken, maar wordt donker en hard als hij wordt blootgesteld aan lucht, waardoor het een van de meest duurzame bouwstenen is. Seneca-zandsteen was zeer populair in Washington D.C. tijdens het 'tijdperk van de bruinrode zandsteen' van circa 1840 tot 1880; het oorspronkelijke gebouw van de Smithsonian Institution is bijvoorbeeld gemaakt van Seneca-zandsteen.
Een veelvoorkomend steenvormend mineraal met een vettige of zijdeachtige glans, die ietwat zeepachtig aanvoelt en een ruwe, conchoïdale breuk vertoont.
Een in de natuur voorkomend vuurbestendig mineraal dat wordt gebruikt voor ovenwanden; in compacte vorm werd het gebruikt voor vuurhaarden.
Sedimentair gesteente met silica als hoofdbestanddeel. Het meest voorkomend silicahoudend gesteente is hoornkiezel.
Geharde siltsteen met de textuur en samenstelling van schalie, maar zonder de fijne laminatie of splijtbaarheid van schalie. Het is een massieve kleisteensoort, die meer kwarts dan klei bevat.
Een lichte bouwsteen die is gemaakt van slakkenbeton en die vaak wordt gebruikt voor tussenwanden binnenshuis.
Te kort gebakken baksteen met een ruwe textuur en roze tint.
Vlakke zandstenen wielen die om een as draaien. Worden gebruikt voor het slijpen van gereedschappen en voor het vormgeven en gladmaken van voorwerpen.
Deze kunstvorm heeft momenteel nog geen definitie beschikbaar.
Een zeer zachte steen die voornamelijk uit gehydrateerd magnesium silicaat bestaat. Het is gemakkelijk te bewerken en wordt al sinds de oudheid voor reliëfs gebruikt. Het is meestal wit, grijsachtig groen, bruin of in zeldzame gevallen, rood of zwart. De stenen werden gesneden voor kommen, dozen en kleine objecten zoals beeldjes, kralen, zegels, amuletten en scarabeeën. In de moderne constructie wordt het gebruikt voor laboratoriumgootstenen, aanrechtbladen, en elektrische panelen. Inheemse speksteen is zo zacht dat het kan worden bekrast met een vingernagel, maar verhitten resulteert in uitdroging en verharding van de steen. Sommige oude speksteen gravures werden vervolgens geglazuurd en daarna verhit, waarbij het mineraal enstatiet ontstaat, wat hard genoeg is om glass te krassen.
Een kiezelachtige zandsteen uit het Engelse Derbyshire. Het wordt ook beschouwd als een grove zandsteen, meer bepaald als een grove Darley Dale-zandsteen. Het is gelijkmatig geaderd en buitengewoon hard, waardoor het bij uitstek geschikt is als hardsteen en voor bestrating. Door het hoge silicagehalte wordt het vaak verboden op last van vakbonden, omdat het stoflongen kan veroorzaken. Stancliffe-zandsteen wordt zo mogelijk alleen op een natte manier bewerkt.
Algemene term voor gesteente dat is gekapt, gevormd, vermalen of anderszins gevormd voor gebruik in de bouw of voor andere doeleinden. Omvat de specifieke archeologische en antropologische betekenis van afzonderlijke stenen die soms zijn versierd en worden gebruikt in een rituele context. Deze stenen zijn gewoonlijk niet beeldgehouwen of gescherpt en verschillen in dat opzicht van stenen beeldhouwwerken.
Het vervaardigen van bakstenen.
Zij die bakstenen maken voor hun beroep.
Dierenriemsymbool van een steenbok, ruwweg gebaseerd op het sterrenbeeld met dezelfde naam. De dierenriemtekens zijn bewaard gebleven via klassieke Griekse en Romeinse decoratie, waren populair in Noord-Europese Romaanse en Gotische kerken en werden vaak aangetroffen in middeleeuwse psalters en getijdenboeken. Ze symboliseren elke maand waarin de zon het betreffende sterrenbeeld binnengaat. Deze tekens zijn ook gebruikt als decoratie op plafonds, kaarten, uurwerken en astronomische instrumenten.
Metalen voorwerpen die bestaan uit penzwaluwstaarten. Worden gebruikt om zware stukken metselwerk op te hijsen.
Afvoerkanalen van met grind bedekte, geperforeerde buizen, of greppels die zijn gevuld met losse stenen, stukken baksteen of grind en bedekt zijn met aarde; vaak gebruikt voor afvoer rond funderingen
Personen die zich bezighouden met lithografie.
Drukpersen voor lithografie die afdrukken maken door middel van een schraapijzer onder hoge druk.
Fabrieken waar bakstenen worden gemaakt.
Een ondoorzichtig keramiekglazuur met een dof, niet spiegelend oppervlak; een mat effect kan worden verkregen door barium of aluinaarde toe te voegen om het droogpunt van het glazuur te verhogen.
Lithografieën vervaardigd door de steen te prepareren en vervolgens met een naald te graveren; veelvuldig toegepast in de 19e eeuw.
Verpulverde steen die men gebruikt om de ruimten op te vullen tussen onregelmatige stenen om zo een solide oppervlak te maken.
Wordt algemeen gebruikt voor het hakken of behakken van steen.
Verwijst naar symbolen of andere tekens die door steenhouwers zijn gemaakt en meestal in de steen zijn gekerfd. De steenhouwer wilde daarmee aangeven dat hij verantwoordelijk was voor het betreffende gebouw of voor bepaalde delen daarvan. Vaak waren het complexe tekens, soms ook in combinatie met een handtekening. De term kan eveneens verwijzen naar tekens die in stenen zijn gekerfd om aan te geven in welk deel van het gebouw ze thuishoorden.
Steenhouwersgereedschap met één punt, dat vooral wordt gebruikt voor harde steensoorten, soms onder een rechte hoek met het oppervlak.
Gedolven, geplet en gesorteerd gesteente dat vervolgens wordt gebruikt voor het maken van beton, als spoorwegballast en bij de aanleg van wegen. Het is vaak graniet, kalksteen of trapgesteente.
Asfaltsoorten die zijn vermengd met meer dan 10% mineralen.
Een baksteen of tegel van normale lente en breedte, met een nominale dikte van 5 cm.
Vlakdrukken gemaakt met behulp van een stenen drukvorm, die met vette materialen en arabische gom is bewerkt, waarna de drukinkt alleen hecht op de vette delen.
Verwijst naar de periode en cultuur die samenvalt met het eerste tijdperk van het drieperiodensysteem dat werd ontwikkeld door Christian Jürgensen Thomsen in 1836. Het is een fase in de ontwikkeling van mensachtigen, of een fase van een prehistorische menselijke cultuur die zich kenmerkt door de ontwikkeling van stenen gereedschap en wapens, en die zich hierin onderscheidt van latere ontwikkelingsfasen, toen hiervoor brons en ijzer werden gebruikt. Het stenen tijdperk wordt doorgaans ingedeeld in drie perioden: het Paleolithicum (de oude steentijd), het Mesolithicum (de midden steentijd) en het Neolithicum (de nieuwe steentijd), die zich van elkaar onderscheiden door de toenemende verfijning in de vervaardiging en het gebruik van werktuigen.
Volgens de botanische definitie vlezige vruchten die zijn ontstaan uit een enkelzadig vruchtbeginsel (soms meerzadig), met een harde steenachtige laag of endocarpium rondom het zaad. Ze worden meestal gekenmerkt door een schil aan de buitenkant, een dikke, vlezige middelste laag en een harde, steenachtige pit.
Metselwerk van steen.
Handbediende zagen die worden gebruikt om steen, voornamelijk marmer, in bruikbare platen te zagen.
Gesteenten die zijn gevormd door het stollen van gesmolten magma.
Wordt gebruikt voor deklagen, buitenlagen of beschermende kades die bestaan uit grote, ongelijke en willekeurig geplaatste stenen om erosie of uitspoeling te voorkomen; ook de stenen die hiervoor worden gebruikt.
Wordt gebruikt voor dammen die vooral zijn opgebouwd uit rotsblokken van verschillende afmetingen met een waterdicht omhulsel of bedekking.
Een blok of stuk steen dat is gevormd of geselecteerd naar vorm voor een geplaveid oppervlak.
Metselsteen die horizontaal is gelegd, met de lengte evenwijdig aan het muuroppervlak.
Feesten, soms dansfeesten, die worden gehouden om de zestiende verjaardag van een meisje te vieren.
De vingers van de voet van een mens of een dier.
Te gebruiken voor ringen die aan een van de tenen worden gedragen.
Sandalen die aan de voet worden gehouden door middel van omgekeerde V-banden tussen de eerste en de tweede tenen.
Een fluweelzwarte variant van cryptokristallijnkwarts, kiezelschalie of een dergelijke stof die door juweliers wordt gebruikt voor het keuren van de zuiverheid van edelmetalen, voornamelijk goud.
Platen met gaten waar draad doorheen wordt getrokken en gevormd.
Het opdelen van een volledig voorwerp, een verzameling voorwerpen of onderdelen van een voorwerp in verschillende delen. Gebruik 'scheiden' voor het fysiek verwijderen van een voorwerp of onderdelen van een voorwerp.
Wordt gebruikt voor het door trekken in stukken delen van een voorwerp of lichaam, zodat het geen geheel meer is, bijvoorbeeld het scheiden van ledematen van een lichaam.
Een zandsteen die 10 tot 25% veldspaat bevat. Het is de overgangstoestand tussen kwartszandsteen en arkosezandsteen.
Losse steen gevonden op of in de grond.
In stenen metselwerk een steen die gewoonlijk geplaatst wordt met zijn langste afmeting loodrecht op de muur.
Basalt waarvan de chemische samenstelling na verloop van tijd is veranderd in een type zeepsteen dat zwartachtig groen is wanneer het wordt opengespleten. Het wordt gevonden in de regio's Blue Ridge en Piedmont in Virginia.
Rechtopstaande steen aan de voet van een graf, gewoonlijk kleiner dan de grafzuil aan het hoofd van het graf.
Baksteen die een geselecteerde vorm krijgt voordat de steen wordt gebakken, en vervolgens wordt gebruikt om architectonische ornamenten te maken.
Stollingsgesteente dat in tegenstelling tot plutonisch gesteente bij een uitbarsting is uitgestoten of als lava is uitgevloeid en vervolgens op of dicht bij het aardoppervlak is gestold. Kenmerkend is de fijne kristallijnen of glasachtige structuur.
Vuurstenen werktuig met een scherpe punt gebruikt om gaten te boren in been, hout of huid.
Sloten waarbij het staal en de pandeksel één stuk zijn gemaakt. Wanneer de trekker wordt overgehaald, raakt de vuursteen het staal en terzelfdertijd komt de kruitpan open te liggen, zodat het kruit wordt blootgesteld aan een regen van vonken die de lading doen ontsteken.
Stenen gemaakt van vuurvast keramisch materiaal die bestand zijn tegen hoge temperaturen; ze worden gebruikt voor ovens, haarden en schoorstenen.
Oölitische kalksteen die wordt gewonnen in de omgeving van Weldon in het Engelse Northhamptonshire. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Gebogen stenen, met aan de binnen- of buitenkant een afschuining, die worden gebruikt om steekbeitels te slijpen.
Harde stenen die worden gebruikt om snijgereedschap te slijpen.
Goedkope, rode, zachte baksteen, die meer als bouwbaksteen dan als buitenmuursteen wordt gebruikt.
Daklei ontwikkeld in het Engelse Lake District, dat zijn naam dankt aan het feit dat de stukken bij de nok in elkaar grijpen, waardoor het niet nodig is speciale nokstukken te gebruiken.
Voorwerpen die meestal van marmer of glas zijn gemaakt, een ronde bovenkant en een platte onderkant hebben en worden gebruikt om pigmenten tegen een vastgezette schuurplaat fijn te wrijven.
Een arduinsteen die vergelijkbaar is met Hudson-arduin en andere arduinstenen uit New York. Deze steen wordt gekenmerkt door een fijne, compacte textuur en een donkere, blauwgrijze kleur. Deze steen wordt beschouwd als een van de meest waardevolle in Wyoming aangetroffen stenen die worden gebruikt als bouwmateriaal en als flagstone.
Licht kleiige aarde die kalk of een kunstmatig mengsel van klei en kalk bevat. Wordt gebruikt bij de productie van bakstenen.
Een gefuseerd sedimentair gesteente bestaande uit zandkorrels die zijn samengevoegd met een natuurlijk bindend materiaal; het meest voorkomende zand in zandsteen bevat kwarts, met aanzienlijke hoeveelheden veldspaat, kalk, mica en kleiachtige materie.
Stollingsgesteenten met een hoog siliciumdioxidegehalte.
Leisteen die voornamelijk zwart van kleur is.
Ratels, bestaande uit een kleine kalebas waarin zaden of kiezelsteentjes en een handvat met verenkraag; Hawaï.
Verwijst naar de periode in de Europese prehistorische ontwikkeling van stenen gereedschap tot iets na 700.000 v. Chr. Deze periode dankt zijn naam aan gereedschappen die zijn gevonden in sedimentgesteente in een voorstad van Abbeville (Frankrijk). De cultuur kenmerkt zich door onderscheidende stenen gereedschappen, waaronder de vroegste aan twee zijden afgeschilferde handbijlen, met diepe slijtsporen, gekartelde randen en dikke scherven.De periode wordt gewoonlijk in nauw verband gebracht met de Acheuléen traditie. De vroegste handbijlcultuur in Europa stond vroeger bekend als Chelléen, maar wordt nu Abbevillien genoemd. De werktuigen uit Chelles (Frankrijk), die vroeger model stonden voor deze cultuur, worden tegenwoordig gerangschikt onder Acheuléen.
Verwijst naar de stroming in de Amerikaanse schilderkunst, voornamelijk geconcentreerd in New York, die bloeide in de jaren 40 en 50 van de 20ste eeuw.Op basis van surrealistische, synthetisch-kubistische en neoplastische theorieën liep de stijl uiteen van spontane, gesturale composities die aandacht hadden voor de kwaliteit van het schildermateriaal en het schilderproces documenteerden, tot contemplatieve, bijna monochrome werken met grote kleurvlakken.
Vorm van carbonzwart dat zuurstofloos wordt geproduceerd in vuurvaste kamers, door het uiteenvallen van acetyleengas dat tot 800 graden Celsius is voorverhit. Als pigment is het zachter, blauwer en intenser dan andere soorten carbonzwart. Het wordt ook gebruikt bij industriële toepassingen die een hoge elektrische geleiding vereisen, bijvoorbeeld in droge cellen.
Een betrekkelijk lage kwaliteit baksteen die wordt gebruikt achter een andere baksteen of achter ander metselwerk.
Negentiende-eeuwse Amerikaanse klokken waarvan de vorm in grote lijnen op een eikel lijkt en die voorkomen in variaties voor op de plank, schoorsteenmantel en voor aan de muur.
Steen gemaakt van aarde of dergelijk binder en soms zand of stro, die niet is gebakken maar in de zon is gedroogd.
Verwijst naar de periode en cultuur die wordt geassocieerd met de overgangsfase tussen Steentijd en Bronstijd. Sommige geleerden onderscheiden deze periode van de chalcolithische door aeneolithisch te rangschikken onder het laat-neolithisch, toen koperen en vuurstenen gereedschappen naast elkaar werden gebruikt, en het chalcolithisch te beschouwen als de overgangsfase waarin brons en steen naast elkaar werden gebruikt. In de meeste literatuur wordt dit onderscheid niet gemaakt en gebruikt men de term 'chalcolithisch' voor de gehele periode. Een uitzondering vindt men onder Italiaanse wetenschappers, die vaak de voorkeur geven aan 'aeneolithisch'.
Onderdelen of verzamelingen onderdelen die zijn bedoeld om artilleriewapens en zware kleine vuurwapens, zoals machinegeweren, te ondersteunen. Ze kunnen uiteenlopen van eenvoudige driepoten tot complexe ondersteunende, draaiende en omhoogrichtende mechanismen op kanonsdragers.
Massa of laag materiaal van uiteenlopende dikte die in een vloeibaar medium is afgezet of neergeslagen op een andere materiaalmassa, of zich op één plaats heeft opgehoopt als gevolg van een natuurlijk proces.
Kap boven een fornuis om de lucht af te zuigen, gewoonlijk voorzien van een ventilator en verbonden met een schoorsteenpijp.
Documenten, vaak in de vorm van lijsten, waarin is vastgelegd wat er moet worden gedaan, zoals overzichten van de zakelijke aangelegenheden die tijdens een vergadering besproken dienen te worden. De term wordt ook gebruikt voor programma's waarin uiteen wordt gezet volgens welk plan de besproken zaken zullen worden aangepakt.
Dunne boren die worden gebruikt om een schietgat in steen te boren of te drillen.
Een heterodoxe geloofsgemeenschap van wereldverzakers, gesticht door Makkhali Gosala, een tijdgenoot en tegenstrever van Boeddha (5de eeuw v. Chr.). Gosala was gedurende zes jaar de reisgezel van de jaïnistenleider Mahavira voordat zij na een verschil van mening uiteengingen. Het jaïnisme en de ajivika verschilden in overtuiging maar kenden soortgelijke praktijken: initiatie geschiedde door het uittrekken van de eigen haren en er werd een leven van uiterste soberheid geëist, waarbij naaktheid, penitentie en beproevingen een rol speelden. Ajivika’s geloofden dat het leven werd beheerst door het noodlot en ontkenden het bestaan van de vrije wil. De beweging geloofde ook dat elke ziel een proces van reïncarnatie onderging dat miljarden jaren duurde en waarbij de ziel alle mogelijke levensvormen ervoer om ten slotte volmaaktheid en bevrijding te bereiken. De ajavika’s waren een belangrijke beweging ten tijde van Boeddha en bleven dat gedurende honderden jaren. Aan het begin van de middeleeuwen was de geloofsgemeenschap echter verdwenen.
Verwijst naar miniatuurschilderkunst die werd ontwikkeld in Ajmer in Rajasthan; Ajmer-schilderkunst is een voorbeeld van de uitbreiding van de Mogol-stijl van schilderen naar Rajasthan. De Mogol-keizer Jahangir (regeerde 1605-1627), die zijn hof tijdelijk verplaatste naar Ajmer tussen 1613 en 1616, was een belangrijke kunstbegunstiger. Getinte schilderijen met onvoltooide achtergronden en steenrode lijsten komen veel voor.
Beeldhouwwerken waarbij de uiteinden van het lichaam van steen zijn gemaakt en de torso van ander materiaal, meestal hout.
Kleine Oudgriekse of Romeinse vaten voor het bewaren van oliën, zalven of parfums; meestal langwerpig van vorm, bijna cilindrisch, en rond aflopend aan de onderkant. Ze hebben ofwel geen handvat ofwel één klein handvat aan de zijkant. Alabastra zijn zo klein dat ze in één hand konden worden gehouden en ook konden worden gedragen aan een touwtje dat ofwel door de smalle hals heen liep, ofwel door kleine lussen op de schouder werd gehaald. De vorm is oorspronkelijk afkomstig uit Egypte, waar de alabastra waren uitgevoerd in glas, faience of albast (de naam is van deze steen afgeleid).
Klei gebruikt door pottenbakkers om een natuurlijk zwarte of bruine glans op steengoed te krijgen. Het wordt gewonnen bij Albany (New York) en wordt sinds de vroege 19de eeuw veelvuldig gebruikt op zoutgeglazuurd steengoed.
Verwijst meestal naar muurdecoraties die bestaan uit mozaïeken van stukken geglazuurd aardewerk in verschillende kleuren met uiteenlopende geometrische vormen. Alicatados werden populair in de 12de eeuw, maar werden snel vervangen door mozaïeken die bestonden uit eenvormige stukken. Vanaf de 15de eeuw werden alicatados voornamelijk gebruikt ter omlijsting van tegelwerk. De term is Spaans en betekent 'snijwerk'.
Een olieverftechniek waarbij de eerst aangebrachte verflaag ook meteen voor het uiteindelijke effect zorgt, dit in tegenstelling tot technieken waarbij het doek laag voor laag wordt bedekt.
Wordt gebruikt voor rijen zitplaatsen voor de dienstdoende geestelijken, meestal van steen en telkens drie, over het algemeen gesitueerd aan de zuidkant van het altaar.
Het bovenblad van het altaar. In dit blad bevindt zich het door een steen afgedekte reliekengraf (tegenwoordig niet meer verplicht). In het altaarblad of in de altaarsteen zijn vijf kruisjes gebeiteld, die de plaatsen aangeven waar deze is gewijd.
Draagbaar altaar met altaarsteen, uitgevoerd als een uitklapbare kist. In de kist zat een volledige uitrusting voor de eucharistieviering. Dit 'onzichtbare' altaar werd gebruikt in tijden van verbod op de viering van de katholieke eredienst in de zeventiende en achttiende eeuw, de schuilkerkperiode.
Een typisch gevolg van verwering dat vaak bij steen voorkomt en dat wordt gekenmerkt door een patroon van kleine holten.
Voorlaadvuursteengeweren die vanaf de revolutie tot aan het einde van de 19e eeuw in Amerika werden gemaakt, vooral in Pennsylvania. Ze worden gekenmerkt door een lange achthoekige loop, een geweerlade van esdoornhout, messing beslag en opengewerkt sierbeslag.
Een reeks paarsachtige kleuren die lijken op de kleur van amethist, een kwartsmineraal en edelsteen.
Aardewerkstijl die wordt gekenmerkt door aantrekkelijk graffitowerk met dicht ingesneden kalligrafische, figuratieve en geometrische ontwerpen op een crèmekleurige ondergrond met kruisarceringen. Dierontwerpen waren populair. Sommige ontwerpen op Amolwerk zijn mogelijk afgeleid van in metaalwerk uitgevoerde prototypen. De ontwerpen zijn bedekt met transparant kleurloos glazuur en groenoxiden in uiteenlopende hoeveelheden. De stad Amol, in de provincie Mazandaran in West-Perzië, was het productiecentrum voor deze aardewerkstijl, tussen de 11de eeuw en de vroege 13de eeuw.
Vaten van uiteenlopende vorm en grootte, gebruikt in kerken en bij kroningsplechtigheden voor het bevatten van vloeistoffen. Ook zijn het vaten uit de (Romeinse en vroeg-christelijke) Oudheid, vaak bolvormig, met een of twee handvatten, die werden gebruikt voor parfum, zalf of het serveren van dranken. Er bestaan ook zogenaamde pelgrimsampullen, in de vroeg-christelijke tijd gebruikt bij martelaarsgraven.
Een uitvloeings-stollingsgesteente, meestal donkergrijs van kleur, dat hoofdzakelijk bestaat uit oligoklaas of andesien-veldspaat met augiet, hoornblende, hyperstheen of biotiet.
Verwijst naar de stijl die is vernoemd naar het majestueuze tempelbergcomplex dat koning Suryavarman II (1113-1150 n. Chr.) in de 12de eeuw liet bouwen als graftempel voor zichzelf. Deze stijl wordt gezien als de laatste door het hindoeïsme beïnvloede stijl in Angkor vóór de opkomst van het Mahayana-boeddhisme. De tempel belichaamt de kenmerkende stijl van de kunst in het midden van de Angkor-periode (1080-1181 n. Chr.). Het tempelcomplex is gebouwd in lateriet en zandsteen en wordt gekenmerkt door gewelfde plafonds, houten dakspanten en het gebruik van blokken in plaats van duiveltjes voor het koppelen van kinderbalken en zuilen. Bij deze stijl deed het kruisvormige voorplein zijn intrede, ondersteund door overdekte galerijen met zuilen en onderling verbonden galerijen en paviljoenen, die door het daglicht werden verlicht dankzij een innovatief gewelfsysteem. Kenmerkend voor beeldhouwkunst in deze stijl zijn verhalende bas-reliëfs in plaats van vrijstaande beeldhouwwerken. Op reliëfpanelen worden taferelen uitgebeeld uit de Mahabharata en de Ramayana, evenals tableaus van Suryavarman II die koninklijke zaken afhandelt. Figuren van godheden en andere belangrijke personages in de friezen worden getypeerd door felle kleuren en goudbladaccenten. De tempel bevat talrijke standbeelden van apsarafiguren, die zijn afgebeeld met geplooide gewaden, versierd met bloempatronen. Acht andere tempelcomplexen in de koninklijke hoofdstad zijn volgens deze stijl gebouwd.
Verwijst naar de stijl van kunstvoorwerpen die zijn gevonden nabij de Gele Rivier in Anyang, de laatste hoofdstad van de Shang-dynastie (1384-111 v. Chr.). Bij opgravingen op deze locatie legde men verschillende fundamenten van gebouwen bloot, evenals potten van steen, jade en brons, keramiek met touwindruk en geometrische en antropomorfe versieringen en geïnscribeerde orakelbotten van dieren, de oudste voorbeelden van Chinees schrift.
Een transparante, licht blauwachtig groene edelsteen die een variant is van de beril.
Verwijst naar een architectuurstijl uit de periode van de 16de tot de 19de eeuw in het berggebied in het zuiden van Peru. De stijl wordt gekenmerkt door het gebruik van plaatselijke vulkanisch gesteente (sedimentgesteente of sillar) en de integratie van Creoolse, Mestizo en Precolumbiaanse stijlen en motieven, bijvoorbeeld maïs, cantutabloemen, vogels, vissen en mythologische figuren in barokreliëf. In de beeldhouwkunst verwijst de term naar 17de-eeuwse reliëfstijlen in Mestizo-barok, gekenmerkt door zorgvuldige insnijdingen in het oppervlak, waardoor een wandtapijtachtig effect resulteert.
Lampen voorzien van een brander met een cilindrische pit welke zit vastgeklemd tussen twee metalen buisjes die een luchtstroom naar de binnenzijde van de vlam toevoeren, alsmede een schoorsteentje dat de vlam omhult en de lucht naar buiten toe afvoert; met name te gebruiken voor lampen van dit type met een afzonderlijk brandstofreservoir van waaruit de brandstof wordt toegevoerd naar het bekken en de brander, overeenkomstig het principe van de tuinfontein. Argandlampen zijn circa 1782 uitgevonden door Aimé Argand uit Genève. Ze werden in Engeland gefabriceerd door Boulton, in de Verenigde Staten door Cornelius & Co. en in Frankrijk door Quinquet, en worden daar soms ook aangeduid als ‘Quinquet-lampen’.
Verwijst naar de stijl van keramiek dat voor het eerst werd vervaardigd in de vroege 17de eeuw en zo wordt genoemd vanwege het kenmerkende type klei uit het Arita-gebied. Stijlen lopen uiteen van vroeg, niet-geglazuurd blauw-wit porselein tot kleurrijk email dat in de jaren veertig van de 17de eeuw werd geperfectioneerd. Arita-keramiek werd in de 17de eeuw in grote hoeveelheden gemaakt en ging in de Meiji-periode (1868-1912) in massaproductie.
Een fijnkorrelig, ijzerhoudend zandsteen dat wordt gedolven in Arizona, en dat bruingeel, bruin of roze van kleur is. Het is een van de meest veelvoorkomende en goedkoopste sedimentaire steensoorten die worden gebruikt als flagstone. Het is sterk, slijtbestendig en heeft een natuurlijk, anti-slipoppervlak, waardoor het een uitzonderlijk geschikt materiaal is voor het maken van vloeren. Het is kleurvast en kan binnen en buiten worden gebruikt.
Wordt gebruikt voor de beweging in Engeland en de Verenigde Staten die, van circa 1890 tot aan het begin van de twintigste eeuw, verschillende esthetische benaderingen bevorderde. Is ook wel gebruikt om alle fotografie met een esthetische doel aan te duiden, om een duidelijk onderscheid te maken met wetenschappelijke, commerciële of journalistieke fotografie; gebruik hiervoor de term 'fotografie'. Gebruik voor uiteenzettingen over fotografie als beeldende kunst 'fotografie' plus 'kunsttheorie'.
Verwijst naar de beoefening van zelfbeheersing en zelfverloochening als daad van godsdienstige devotie en middel om een groter spiritueel bewustzijn te bereiken; wordt in verschillende vormen en in uiteenlopende mate aangetroffen bij alle godsdiensten. Tot de ascetische gebruiken behoren vasten, kluizenaarschap, meditatie, celibaat, afstand doen van bezittingen en zelfkastijding.
Soort gevelbeplating die is gemaakt van asfalt en die er vaak uitziet als andere materialen, zoals steen of hout. Veel voorkomend vanaf het einde van de 19e eeuw tot het midden van de 20ste eeuw.
Verwijst naar een stervormig instrument, meestal van goud of zilver, dat tijdens de eucharistieviering in de Grieks-orthodoxe kerk wordt gebruikt. De asterisk wordt boven de miskelk en pateen geplaatst, om te voorkomen dat de afdekdoeken in contact komen met het gewijde brood.
Te gebruiken voor antropomorfe monolieten van basaltachtig gesteente die verwijzen naar legendarische overledenen en worden aangetroffen op bepaalde plaatsen in de streek rond de Middle Cross River in Nigeria.
Mineraal dat voorkomt in stollingsgesteenten zoals basalt.
Rietinstrumenten, bestaande uit twee afzonderlijke, slanke cilindrische pijpen van hout of metaal met aan elk een enkel of dubbel riet. Beide rieten worden gezamenlijk in de mond gehouden en de pijpen wijken uiteen. Oorspronkelijk ontwikkeld en bespeeld in het antieke Griekenland.
Verwijst naar een periode en cultuur in de Bronstijd die de bestaande culturen op de Aeolische eilanden verdrong vanaf circa 1250 v. Chr. Deze is waarschijnlijk van oorsprong Apennijns en wordt gekenmerkt door een nieuw type woning, in het algemeen gebouwd uit hout en steen met een ovaal of vierkant grondplan. Deze cultuur heeft veel gemeen met de gelijktijdige Morgetiancultuur op Sicilië.
Overdruklithografie waarbij tekeningen of geschriften in autografische inkt, litho-inkt en kalk van autografisch papier worden overgezet op steen of zink voor lithografisch drukken.
Een soort kwartskristal uit het Oeralgebergte en India; wordt kunstmatig vervaardigd voor namaakjuwelen onder de naam goudsteen.
Een steen die is gevormd met een bijl en niet is afgewerkt bij het leggen.
Verwijst naar de periode rondom de oude stad Ayutthaya die duurde van het midden van de 14de eeuw tot de 18de eeuw. In de beeldhouwkunst wordt deze periode vooral gekenmerkt door afbeeldingen van Boeddha die zijn gegoten in brons, of die zijn gemaakt van steen of stucwerk. In de vroege 14de eeuw culmineerde een verfijning van beeldhouwkundige stijlen in de eThong-stijl die werd gekarakteriseerd door verschillende subtypen van Boeddhabeelden. Eén type wordt gekenmerkt door de Boeddhafiguur met een prominent voorhoofd, amandelvormige ogen, rechte, bijna gesloten oogleden en conische krullen op het hoofd. Een tweede type toont sterkere Khmer-invloeden die zichtbaar zijn in het vierkante gezicht en de strenge gelaatsuitdrukking. Het derde type Boeddha-beeldhouwstijl wordt gekenmerkt door een uitgerekt lichaam en een glimlachende gelaatsuitdrukking. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door tempel-sancturariumcomplexen die bekend zijn onder de naam ‘wat’. De belangrijkste zijn: Wat Thanmikarat, welke een trap bevat die is versierd met leeuwen van stucwerk en een bai sema of grenssteen gemaakt van leisteen; Wat Phutthaisawan, met door de Khmer-stijl beïnvloede galerijen, stoepa's met redans en muurschilderingen; Wat Yai Chaimongkhol, met complexe stoepa's en wihans en rechthoekige galerijen; en Wat Phra Ram, met een vierkant grondplan, een constructie van baksteen en kunstmatige bassins. Keramiekstijlen komen in deze periode ook tot volledige ontwikkeling en worden gekenmerkt door heldere kleuren: jadegroen, licht grasgroen, blauwgroen, bruin, honingbruin en wit.
Hout van de steeneik, een groenblijvende eik die veel in het Middellandse-Zeegebied groeit. De steeneik levert zeer hard, zwaar hout, in kleine afmetingen, dat azijnhout genoemd wordt. Het leent zich voor onderdelen die zwaar belast worden.De naam is vermoedelijk ontstaan door de zure geur die het hout heeft.
Orde van meer dan 7000 soorten straalvinnige graatvissen, die de grootste orde van gewervelde dieren is en veertig procent van alle graatvissen omvat. Perciformes betekent baarsachtigen. Ze hebben zeer uiteenlopende vormen en afmetingen en worden in vrijwel alle watermilieus aangetroffen.
Verwijst naar de stijl en periode die samenvielen met de heerschappij van Bajezid I (ook wel 'bliksemschicht' genoemd vanwege de snelheid waarmee hij zijn troepen verplaatste) van 1389 tot 1402. Hij staat het best bekend om de bouw van de 'Grote moskee' van Bursa, waaraan in 1390 werd begonnen en die in 1395 werd voltooid. Het hele complex omvatte een moskee, baden en een klein paleis, binnen een onregelmatig gevormde muur. De indeling en de schaal van de moskee hebben veel weg van de moskee van Moerad I, maar hier is metselwerk van gehakte steen gecombineerd met een beperkte hoeveelheid marmer. De wanden van de ruimten waarin de derwisj-pelgrims werden ondergebracht, waren versierd met bloemen en destijds polychroom. Het portaal van steen en marmer is het eerst grote Osmaanse portiek. Ook vermeldenswaardig is het Dar al Shifa, het academisch ziekenhuis uit 1400.
Ruimten omringt door dikke, vuurvaste muren die zijn gemaakt van klei, baksteen of steen en worden gebruikt voor het bakken van brood en andere voedingswaren.
Zachte schoenen, vaak van leer of lederachtig materiaal met een ronde teen en weinig of geen hak. Schoeisel dat bij het dansen wordt gedragen heeft meestal een gedeeltelijke zool die van de hak tot de bal van de voet loopt.
Verwijst naar de metselaars die de steen op hun werkplank in de bouwloods beeldsneden. Zij legden de laatste hand aan de gemetselde steenblokken.
Verwijst naar de stijl die is geïnspireerd op de bouw van de tempel van Banteay Srei in het midden van de 10de eeuw en deels de wederopleving weerspiegelt van de beeldhouwstijlen van de 7de en 8ste eeuw, vóór het Angkor-tijdperk. De tempel is van roze zandsteen, versierd met kleinschalige, gedetailleerde, edelsteenachtige reliëfs, timpaanreliëfs met grote en kleine godheden te midden van een rijk gebladerte, geraffineerde verhalende reliëfpanelen waarin Shiva, Visjnoe en Krishna worden afgebeeld op verschillende niveaus, en muurschilderingen. Gebeeldhouwde figuren hebben een slanker lichaam, natuurlijkere verhoudingen, smallere hoofden, een jeugdigere uitstraling, en kleding zonder smalle verticale plooien die strak om het lichaam valt.
Verwijst naar de stijl die zich in de late 10de tot de 11de eeuw ontwikkelde in Angkor. De stijl wordt gekenmerkt door bladmotieven, het spaarzaam voorkomen van vrijstaande beeldhouwkunst, en jeugdig uitziende gebeeldhouwde figuren met dunne, nauwsluitende kleding zonder diadeem en met fijn gegraveerde plooien en versierd met scherp uitgesneden juwelen. De stijl is zichtbaar in monumentale beeldhouwwerken zoals de Khleangs, de Phimeanaka's en Ta Keo, en in reliëfwerk op lateien en timpanen. Timpanen in deze stijl zijn voorzien van rechthoekige reliëfpanelen met daarop taferelen uit het leven van Rama en Krishna, waarbij meer aandacht is besteed aan de levendige weergave van bewegingen dan aan anatomische details. De door het hindoeïsme beïnvloede boeddhistische beeldhouwwerken kwamen ook tot bloei onder deze stijl, waarbij het haar werd afgebeeld in fijne vlechten in plaats van krullen. Bronzen werken in deze stijl worden gekenmerkt door figuren met ingelegde ogen en wenkbrauwen en een gevarieerde onderwerpkeuze, uiteenlopend van decoratief tot religieus.
Een compact, hard, donkerbruin tot zwart vulkanisch gesteente dat is samengesteld uit veldspaat en magnesium- en ijzerrijke mineralen zoals augiet of olivien.
Overzichtskaarten waarop de voornaamste kenmerken van een gebied, zowel de natuurlijke kenmerken als de door de mens aangebrachte elementen, worden aangegeven. Aan deze kaarten kan voor uiteenlopende doeleinden specifieke informatie worden toegevoegd.
Kalksteen uit Arkansas, grijs of roomgeel van kleur.
Grote Neolithische rechtopstaande steen waarin de gestileerde vormen van een menselijke figuur zijn ingehouwen, soms inclusief kleding en wapens. Komt vooral voor in het zuiden van Frankrijk en de westelijke Alpen.
Het vormen, markeren of decoreren van hout, steen of ander materiaal door insnijden en inkerven, meestal met behulp van gereedschappen als beitels en andere snijwerktuigen. De term verwijst naar dit proces als het wordt toegepast op kleinschalige voorwerpen en op voorwerpen die niet als kunst worden beschouwd. 'Beeldsnijden' kan ook worden beschouwd als een beeldhouwtechniek die wordt gebruikt voor kunstcreaties.
Uiteenlopende soorten visuele werken, zoals tekeningen, grafieken en illustraties, die als aanvullend materiaal bij geschreven nieuwsreportages worden gebruikt.
Personen die zich bezighouden met het beeldsnijden of uitsnijden van een figuur, ontwerp of vorm uit een vast materiaal, bijvoorbeeld steen of hout. Zie 'beeldhouwers' voor personen die zich bezighouden met het scheppen van grote of middelgrote driedimensionale werken die als kunst worden beschouwd.
Verwijst naar werken die zijn gemaakt door uit vast materiaal, zoals steen of hout, figuren of ontwerpen te snijden. De term heeft meestal betrekking op werken die klein zijn, die deel uitmaken van een groter kunstwerk of die niet als kunst worden beschouwd. Gebruik 'beeldhouwwerken' voor grote en middelgrote driedimensionale kunstwerken.
Metalen handgereedschap met aan één kant een snijkant, meestal samen met een hamer of houten hamer gebruikt. Wordt gebruikt voor behakken, vormen of bewerken van hout, steen of metaal.
Gereedschap van steenhouwers dat een rechte snijkant heeft en wordt gebruikt om ruwe vlakken glad te maken.
IJzeren schoenen met brede, stompe teenkappen, die medio 16e eeuw populair waren.
Enige baksteen, tegel, steen of ander materiaal dat in een bepaalde vorm wordt geproduceerd en gebruikt voor het verharden van een grondoppervlak.
Koningskroon. Een kroon met twee gekruiste diademen (halve cirkels) op de hoofdring, versierd met edelsteenmotieven.
Wordt gebruikt voor geld dat wordt uitgegeven tijdens of kort na een oorlog door een land dat een ander land bezet, gewoonlijk gemaakt in de taal en munteenheid van het onderworpen volk. Dit is vooral een 20e eeuws verschijnsel.
Te gebruiken voor uiteenlopende toestellen waarmee bier kan worden gefilterd; in zuidelijk Afrika hebben ze de vorm van lange op manden gelijkende zeven in de vorm van een koker met een smalle voet.
Lanceerinrichtingen voor projectielen, bestaande uit een stang met armen van ongelijke lengte die is gemonteerd op een hoge steiger. Een zwaar gewicht wordt flexibel aan de kortere arm bevestigd en een slinger aan de langere arm. De langere arm wordt naar beneden getrokken door een windas, en er wordt een steen of een ander projectiel in de slinger geplaatst. Op het moment dat de windas wordt losgelaten, valt de korte, verzwaarde arm naar beneden, waardoor de lange arm omhoog zwiept en het projectiel naar voren werpt. Te onderscheiden van ‘blijden’ omdat het gewicht niet is gefixeerd.
Slaggereedschap met twee snijkanten of één snijkant en een slagvlak. Worden gebruikt om ruw steen te bewerken of versplinteren.
Hamers met één gepunt einde om mee te bikken. Worden gebruikt om steen grof te bewerken.
Verwijst naar de periode die begon met het stabiliteit brengende bewind van Harivarman IV (1074-1081 n. Chr.) en Jaya Indravarman II (1113-1145 n. Chr.) en die een bloeitijd kende van de 11de eeuw tot halverwege de 12de eeuw. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door opvallende kalangroepen, de zogeheten Zilveren, Gouden, Ivoren en Koperen Torens, die langs heuvelterrassen zijn aangelegd volgens zaagtandvormige grondplannen en met contouren die doen denken aan de prasat van de Khmer. Andere architecturale kenmerken in deze periode zijn lancetbogen, vaak in drievoudige vorm, boven deuren of blinde deuren, sobere pilasters, profielen, kolonetten die verticaal tegen rijen ornamentatie in de vorm van bladwerk zijn geplaatst, en friezen welke in beeldgesneden steen zijn gedecoreerd met het motief van de 'vrouwenborst'. Later in deze periode leidt versobering van deze stijl tot een helderdere structuur van de kalan en bouwvolumes. In het beeldhouwwerk wordt deze periode gekenmerkt door beelden van mythologische dieren, bijvoorbeeld makara als hoekstukken, maar ook serpenten, olifanten en garua's en leeuwenfiguren als atlantiden met tanden.
Een veelvoorkomend steenvormend mineraal in de micagroep.
Opvouwbare krukken van uiteenlopende aard die door gelovigen worden gebruikt om op te zitten of te knielen, in het bijzonder door het staatshoofd tijdens de kroning. Gebruik ‘faldistoria’ voor stoelen die door bisschoppen of andere prelaten worden gebruikt in het koor van een kerk. Gebruik 'pliants' voor een Frans type vouwkruk dat na de 17de eeuw aan het hof of in woonhuizen werd gebruikt.
De met een edelsteen versierde vingerringen van bisschoppen, teken van hun huwelijk met de kerk.
Grove deeltjes hard materiaal, zoals vergruisde kwarts of vuursteen, die worden gebruikt bij het maken van keramische voorwerpen. Ze worden uitgespreid onder kwetsbare voorwerpen om te voorkomen dat deze blijven kleven of beschadigd raken door aanraking gedurende het bakken.
Een moderne variatie op leemsteen, met een binder van geëmulgeerd asfalt.
Mintadi van steen of beton, gebruikt als grafmonumenten op de tombes van hooggeplaatste personen onder Kongolese volkeren en in Angola.
Hard, fijnkorrelig, ongeglazuurd zwart steengoed dat voor het eerst in de 18de eeuw werd vervaardigd in de Engelse streek Staffordshire en dat vanaf 1760 verder is ontwikkeld en geproduceerd door de Wedgwood-fabriek.
Diverse grove steenbeitels met brede kanten.
Massieve treden, bijvoorbeeld gemaakt uit één stuk steen, die min of meer een doorsnede hebben als een rechthoekige driehoek, waarvan de hypotenusa deel uitmaakt van de hellende soffiet van de trap.
Besmetting van het losliggende materiaal op het aardoppervlak, dat ontstaat door de verwering van steen en het gedeelte van het aardoppervlak waarin planten kunnen leven.
Procedé om bladen of katernen aan elkaar te bevestigen, meestal in een kaft, om zo een boek te maken. Hiervoor worden uiteenlopende handmatige en machinale procedures toegepast.
Kleine horizontale persen bestaande uit twee evenwijdige platen of balken die worden samengedrukt of uiteengedreven met behulp van een grote schroef bij elk van beide uiteinden; gebruikt voor het vastklemmen van een boek tijdens het aanbrengen van belettering of andere werkzaamheden aan de rug.
Stevige stof geweven in uiteenlopende patronen; het werd van de 17e tot de 19e eeuw algemeen gebruikt voor beddengoed en voeringstof voor kleding. Vóór de 17e eeuw werd het gemaakt van kamgaren en daarna van zuivere katoen of van mengsels van katoen en linnen. Tegenwoordig is het meestal een katoenen keper met een korte vleug.
Hutten met variërende plattegronden en muren die zijn opgebouwd uit steenzetterswerk zonder cement en met koepelvormige daken; te vinden op het platteland van de Provence in Frankrijk, vaak moeilijk te dateren maar gebouwd tussen de prehistorie en de 19e eeuw; kunnen ook voor landbouwdoeleinden zijn gebruikt.
Verwijst naar de stijl en periode vernoemd naar de cultuur van het eiland Borneo. De stijl wordt gekenmerkt door decoratieve kunst met gedetailleerde, uitgebreide lichaamskunst, vergulden hangers en medaillons met complexe iconografie, kralenwerk en armbanden versierd met haarlokken of slagtanden of klauwen van dieren; en door het steengoed met bruin geglazuurde potten.
Dekkingen van aarde (grond), steen of ander materiaal, ter bescherming van erachter opgestelde schutters of geschut; in de middeleeuwen veelal bestaande uit gekanteelde muren, ater meestal van aarde.
Verwijst naar de stijl van de keramiek die werd geproduceerd door Johann Friedrich Böttger in het begin van de 18de eeuw. Zijn werk bestaat uit roodbruin of zwart steengoed, versierd met in reliëf aangebrachte, ingekerfde, ingelegde, gegraveerde of geschilderde motieven en gelig porselein met een dik glazuur en toegevoegde decoratie.
Ruwe hamers met twee slagvlakken die zijn uitgerust met een rij piramidevormige, metalen tanden of punten. Worden gebruikt bij steenhouwen.
Baksteen gemaakt van zuivere klei die geen speciale oppervlaktebehandeling krijgt.
De hiërarchie Bouwwerken bevat descriptoren voor vrijstaande gebouwen en andere structuren die meestal worden beschouwd als afzonderlijke bouwwerken of architectuurtypen (bijvoorbeeld 'musea', 'basilica's', 'paleizen'). Descriptoren voor bouwwerken omvatten een groep elementen uiteenlopend van complexe gebouwen tot basale hulpstructuren. Waar mogelijk worden gebouwen onderscheiden van andere structuren. Gebouwen worden gedefinieerd als ommuurde of overdekte constructies die fungeren als bewoning of schuilplaats of daarvoor bestemd zijn (bijvoorbeeld 'flatgebouwen' of 'restaurants') en die meestal omvangrijker zijn dan andere structuren die alleen een beperkte vorm van onderdak of beschutting bieden (bijvoorbeeld 'tenten' of 'schutstallen'). Onder 'Overige structuren' worden die constructies verstaan die deels of virtueel zijn omsloten of overdekt (bijvoorbeeld 'cromlechs' of 'priëlen') of vrijstaande constructies die geen beschutting of onderdak bieden (bijvoorbeeld 'aardhopen' of 'seintorens'). Sommige structuren kunnen betrekkelijk klein zijn en als toegevoegde structuur bij andere bouwwerken fungeren (bijvoorbeeld 'fonteinen' of 'graftomben'). Relatie met andere hiërarchieën: sommige descriptoren in de hiërarchie Bouwwerken (bijvoorbeeld 'scholen' of 'bibliotheken (gebouwen)') kunnen verwijzen naar de bouwwerken, de organisaties of de instellingen. Descriptoren voor de structurele geraamten en afzonderlijke bouwelementen (bijvoorbeeld 'balloon frames' of 'garagedeuren') die samen één bouwwerk vormen, zijn ondergebracht in de hiërarchie Componenten. Kamers, ruimten en andere grote samenstellende delen van gebouwen (bijvoorbeeld 'keukens' of 'ells') zijn eveneens in de hiërarchie Componenten te vinden.
De zijkanten van schoorstenen, boven de open haard, die in de richting van de schoorsteenhals of de klepopening lopen.
Groot, complex genus van enkele honderden soorten bloeiende struiken. Vele daarvan produceren eetbare vruchten. De vrucht is geen echte bes. Botanisch wordt het een ���verzamelvrucht' genoemd, een vrucht die bestaat uit allemaal kleine steenvruchtjes. Men denkt dat het genus 36 miljoen jaar geleden al bestond.
Struik met zwarte of paarse vruchten. De vrucht is geen echte bes. Botanisch wordt het een ���verzamelvrucht' genoemd, een vrucht die bestaat uit allemaal kleine steenvruchtjes. Uit de bladeren en loten van de braam wint men een donkerbruine of zwarte kleurstof die rijk is aan tannines. Uit de wortels kan men een kleurstof extraheren met een oranje of groenige tint. Met rijpe bramen produceert men rode kleurstoffen (zonder bijtmiddel), groene kleurstoffen (met een bijtmiddel met chromium) en paarse kleurstoffen (met een bijtmiddel met aluminium of tin). De primaire kleurstoffen in de bramen zijn anthocyanen, zoals cyanidine, malvidine en chrysanthemine.
De eetbare, zachte, bessenachtige vrucht van de plant Rubus fruticosus en aanverwante soorten. Botanisch gezien is het een samengestelde vrucht die bestaat uit vele kleine, meestal donkerpaarse steenvruchtjes op een conische vruchtbodem waarvan de rijpe vruchten eenvoudig zijn te plukken.
Een grofkorrelig klastisch gesteente, samengesteld uit hoekige, gebroken steenfragmenten die bij elkaar worden gehouden door een mineraal cement of een fijnkorrelig bindmiddel.
Beitels of steenbeitels die worden gebruikt om baksteen te breken.
Verwijst naar de periode en cultuur die wordt geassocieerd met het tweede tijdperk in het drieperiodensysteem dat in 1836 is ontwikkeld door Christian Jürgensen Thomsen. Deze periode kenmerkt zich door het wijdverbreide gebruik van brons, een legering van koper en tin, lood, antimonium of arsenicum bij de vervaardiging van gereedschappen en wapens. De Bronstijd ontwikkelde zich op verschillende momenten in verschillende delen van de wereld, vanaf circa 3500 v. Chr. in Griekenland en China en vanaf circa 1400 v. Chr. in verschillende delen van Europa. In Noord- en Zuid-Amerika is er geen Bronstijd geweest omdat de plaatselijke Steentijdculturen door Europese ontdekkingsreizigers direct met de technologie van de IJzertijd werden geconfronteerd.
Vormen, vaak van metaal, voornamelijk bedoeld voor het bakken van brood. Worden gemaakt in uiteenlopende maten en vormen.
Woningen, vaak rijtjeshuizen, die zijn bedekt met bruinrode zandsteen.
Een over het algemeen bruinachtig gele kleur, soms vermengd met andere kleuren als roze of oranje, en van uiteenlopende kleurwaarde.
Verzamelnaam voor kiezelachtige kalksteen of zandsteen met een open structuur, onder meer gebruikt voor molenstenen en bouwmateriaal.
Sluiers die het lichaam van top tot teen bedekken, meestal gemaakt van gitzwart katoen of zijde en gedragen door Swahilivrouwen uit Zanzibar, Pemba en de kustplaatsen van Tanzania en Kenia.
Orde van 22 soorten in 2 families. Hiertoe behoren de bandicoots en de langoorbuideldassen. Alle soorten hebben een rond lichaam met een boogvormige rug, een lange spitse snuit, zeer grote rechtopstaande oren, relatief lange, dunne pootjes, een dunne staart en diverse snijtanden in de onderkaak. De tweede en derde teen zijn met elkaar vergroeid.
Betere kwaliteit baksteen die wordt gebruikt op zichtbare delen van een gebouw, met name die gedeelten die erg goed te zien zijn.
Bij metselwerk, een steen met één afgeronde hoek; wordt meestal met de korte kant blootgelegd om een vensterbank te vormen dat onder een raamkozijn uitsteekt. Wordt ook gebruikt als hoeksteen of rond deuropeningen.
Te gebruiken om keramiek te beschrijven dat afkomstig is uit de gelijknamige stad die dateert uit de Middeleeuwen. Vanaf 1800 bestond het werk uit stenen kruiken en tafelgerei met een glimmende bruine sliplaag en reliëf, vaak aangebracht met witte klei. In 1829 werd een veldspaathoudende glazuurlaag geïntroduceerd die het werk het uiterlijk van porselein gaf. De stijlen liepen uiteen van klassiek tot neogotisch. Dieren-, bloemen- en heraldiekmotieven bleven voorkomen tot in de 19de eeuw.
Lampen met hoge, smalle, meestal taps toelopende houders van metaal of glas, met één tot zes pithouders die uiteenlopen en een stuk boven de brander uitsteken. Er zitten kleine metalen kapjes aan kettingen bij om de vlam uit te doven en de verdamping van de vluchtige brandstof (alcohol en geherdestilleerde terpentijnolie of kamfer) te vertragen.
Heuveltjes van vergruisde stenen en vaak houtskool, met een haard en een trog erbij. De troggen werden direct uit het gesteente gehouwen en waren daardoor waterdicht, of ze werden waterdicht gemaakt met hout of klei. Men vindt ze in Ierland en Groot-Brittannië en op verschillende plaatsen in Noord-Europa. Ze stammen uit de periode die loopt van het neolithicum en de ijzertijd tot de vroege Middeleeuwen; de meeste zijn ontstaan tussen 1900 en 800 v.Chr. Men denkt dat de vergruisde stenen de resten zijn van stenen die in de haard werden verhit en die men gebruikte om het water in de trog te verwarmen om voedsel te koken, dranken te brouwen, te baden, stoffen te verven of leer te bewerken.
Vormen, vaak van metaal, voornamelijk bedoeld voor het bakken van cake. Worden gemaakt in uiteenlopende maten en vormen.
Een veelvoorkomend steenvormend mineraal, meestal wit of grijs, dat het belangrijkste bestanddeel vormt van kalksteen en de meeste marmersoorten.
Een mineraal of mineraalgel bestaande uit opgestapelde bolletjes van siliciumdioxide. Het wordt gebruikt als een halfedelsteen en wordt gekenmerkt door een flitsende mengeling van kleuren wanneer er licht op het oppervlak valt.
Verwijst naar de cultuur van de moderne natie Cambodja en naar de culturen die het gebied op het zuidwestelijke Indochinese schiereiland in Zuidoost-Azië hebben bewoond. Kunstnijverheid uit deze regio toont indiaanse en andere regionale invloeden in diverse sculpturen van hout en steen, in steen gehouwen werken met zilver, goud en ivoor, en zijden, luxueuze foedralen in rode, blauwe en gouden tinten.
Te gebruiken voor vaalgeel of geelbruin steengoed, in de jaren 70 van de 18de eeuw ontwikkeld door Josiah Wedgwood.
Houtskeletwoning met één of anderhalve woonlaag, overdwars zadeldak, centrale schoorsteen, steil dak en kenmerkende buitenwanden van overnaadse planken of dakspanen. Dit waren kleine huizen die werden aangetroffen in het koloniale New England, met name in Massachussetts, tijdens de 18de eeuw. Het Cape Cod-huis werd ook in de 20ste eeuw in de Verenigde Staten populair, toen de stijl nieuw leven werd ingeblazen.
Verwijst naar de Engelse bouwkundestijl tijdens de regeerperiode van Charles I en Charles II tussen 1625 en 1685, die wordt geassocieerd met bouwwerken van rode baksteen met schilddaken zoals die vooral veel voorkwamen tussen 1640 en 1670.
Verwijst naar een marmersoort die wordt gedolven in het gebied rond Carrara in Toscane in Italië. Het kenmerkt zich door een fijne, compacte structuur en varieert in kleur van zuiver wit tot romig wit met soms blauwige nuances. Het is een suikerachtig gesteente waarvan de betere kwaliteiten soms doorschijnend lijken. Vanaf de antieke oudheid tot de tegenwoordige tijd is het een favoriete steen geweest van beeldhouwers, onder wie Michelangelo Buonarotti. In het oude Rome stond deze marmersoort bekend onder de naam Luna marmer.
Een ruwe, kiezelachtige of korrelige rotssoort die wordt aangetroffen in bepaalde gebieden van zuidelijk en oostelijk Engeland. Deze steensoort bevat een groot percentage ijzeroxide en is daarom altijd enigszins bruinachtig van kleur. Deze steensoort wordt hard nadat hij aan lucht wordt blootgesteld maar is niet erg duurzaam en wordt daarom niet beschouwd als een goede bouwsteen.
Genus van ongeveer achttien soorten loofbomen waarvan het hout en de noten worden gebruikt, en die inheems zijn in het oosten van Noord-Amerika en het oosten van Azië. In Europa en het westen van Noord-Amerika en op Groenland en IJsland zijn fossiele resten gevonden van soorten die tot dit genus behoorden. De bomen hebben sterk en zwaar hout en produceren steenvruchten (meestal met een harde, houtachtige schil of dop) waarin ���noten' zitten. De pitten in de ���noten' van diverse soorten zijn eetbaar.
Houders waarin aromatische tabletten kunnen worden verbrand of vloeibaar parfums kunnen worden verdampt. Vaak in de vorm van een vaas met deksel met gaten in de schouder of de deksel, of met een doorboorde of opengewerkte decoratie. Soms gemaakt in de vorm van een drievoet, vooral een athéniènne. Gebruik 'wierookbranders' voor andere houders van uiteenlopende vorm die worden gebruikt om wierook te branden om een ruimte te parfumeren. Gebruik 'potpourri-vazen' voor vaasachtige houders met deksel die voornamenlijk worden gebruikt voor het verbranden of het verdampen van resp. vaste of vloeibare reukstoffen.
Verwijst naar een reeks lichtgrijs groene kleuren die lijken op de kleur van het keramiekglazuur celadon, dat sinds de 3de eeuw voor onze jaartelling wordt gebruikt voor Aziatisch steengoed.
Te gebruiken om materialen te beschrijven die zijn opgebouwd uit cellen, ofwel biologische cellen zoals in hout, of open holten die op een andere manier zijn gemaakt, zoals in sommige baksteensoorten.
Loofboom die inheems is op hellingen in Oost-Azië. De boom heeft een grijze schors en bolvormige steenvruchten.
Elk van de verscheidene munten die een waarde hebben van een honderdste deel van de munteenheid van verschillende Spaans- en Portugeessprekende gebieden.
Kroonluchters met een lamp in het midden, meteen onder de stang.
Elk van de verscheidene munten, gewoonlijk van koper of aluminium, die vanaf het eind van de 18e eeuw worden uitgegeven in verschillende Franssprekende landen, met een waarde van een honderdste deel van hun munteenheid.
Verwijst naar de stijl en cultuur van een weinig bekend precolumbiaans volk dat in de nevelwouden in het noorden van Peru leefde. Ze zijn vooral bekend om hun graftombes die hoog op de bergwand werden aangebracht, met daarin mummies en figuren van steen en mahoniehout. De bloeiperiode van de cultuur lag tussen 800-1536 n. Chr.
Verwijst naar de periode en cultuur die wordt geassocieerd met de overgangsfase tussen Steentijd en Bronstijd en die zich kenmerkt door het beslaan, smelten en gieten van koper voor versieringen en gereedschappen, te onderscheiden van de technieken in de Bronstijd omdat het koper niet of zelden in een legering werd gecombineerd met tin of een ander metaal. In deze periode werden stenen gereedschappen gebruikt naast metalen gereedschappen. Deze culturen ontwikkelden zich op verschillende tijden in verschillende delen van de wereld, van het vroege, spaarzame gebruik van koper rond 7000 v. Chr. in het Nabije Oosten tot het wijdverbreide gebruik rond 1900 v. Chr. in Brittannië.
Lithografisch drukprocedé dat wordt gemaakt door met lithografische kalk, ook wel krijt genoemd, te tekenen op een korrelige steen die is opgeruwd door fijn zand. De aangebrachte inkt hecht zich aan het oppervlak met krijt en wordt vervolgens overgebracht naar papier voor de uiteindelijke afdruk.
Verwijst in algemene zin naar een laat-19de-eeuwse stroming onder architecten en ingenieurs, met als belangrijkste exponenten Daniel Burnham, William Le Baron Jenney, John Root en het bedrijf van Dankmar Adler en Louis Sullivan, die uiteindelijk zou leiden tot de ontwikkeling van de wolkenkrabber en een duidelijk moderne architectuurstijl; kenmerken waren skeletbouw in staal en ijzer bekleed met metselwerk, eenvoudige uitwendige decoraties, vaak uitgevoerd in rode baksteen of terracotta, afwijzing van historische vormen en toepassing van zware, hoekige geometrische volumes.
Kleine daken die boven het belangrijkste dak achter een schoorsteen zijn gebouwd, gebruikt om bescherming te geven tegen lekkage van water waar de schoorsteen door het dak steekt.
Prehistorisch stenen werktuig uit het vroege paleolithicum. De steen had slechts één ruwe, onregelmatige snijrand; de andere zijde was stomp zodat men de steen kon vastnemen. Later ontwikkelde deze zich tot de geavanceerdere 'chopping tool'.
Prehistorisch stenen werktuig uit het paleolithicum, betere en verfijndere opvolger van de oudere chopper. De steen werd aan twee kanten bewerkt om een scherpe rand te krijgen. De snijrand was niet recht, maar eerder golvend.
Verwijst naar de periode die samenviel met de heerschappij van Choson in Korea, gedurende het midden van de 4de eeuw v. Chr. Tijdens deze periode vonden er verbeteringen plaats op het gebied van de landbouw, door het gebruik van ijzeren gebruiksvoorwerpen en door betere levensomstandigheden dankzij de constructie van de eerste houten huizen. Artefacten die zijn overgebleven uit deze periode zijn ijzeren wapens, sarcofagen van hout en steen, harnassen en sieraden die getuigen van de opkomst van de heersende klasse. Het koninkrijk overleefde een eeuw lang, voordat het werd veroverd door de Chinezen tijdens de Han-dynastie (206 v. Chr. - 221 n. Chr.).
Een waterhoudend kopersilicaat met een groene of hemelsblauwe kleur, een stralende glans en een vaak opaalachtige textuur dat wordt gebruikt als een edelsteen. Het wordt sinds 3000 v.Chr. verzameld en gedolven als een halfedelsteen. De doorschijnende tot ondoorzichtige steen is in natuurlijke staat meestal groenachtig of hemelsblauw, maar lijkt echt groen als het wordt vermalen tot een fijn poeder dat als een pigment wordt gebruikt.
Wordt gebruikt voor graftombes die zijn gebouwd als ronde of rechthoekige torenachtige bouwwerken van steen of adobe, vooral stammend uit pre-Inca Peru en Bolivia.
Prehistorische vuistbijl. Het ging om een grote en langwerpige steen met een rechte snijrand die in een rechte hoek met de as van het werktuig liep. Werd gebruikt om dieren te slachten en het vlees en de huid ervan te bewerken.
Te gebruiken voor een vroeg Brits bouwmateriaal, dat bestaat uit harde klei of krijt, of uit zachte witte kalksteen.
Bouwmateriaal bestaande uit keramiek dat lijkt op steengoed; ontwikkeld in Engeland rond 1769 en voornamelijk gebruikt als architectonische decoratie.
Kalkzandmortel vermengd met verbrijzelde baksteen, gebruikt voor trottoirs en muurbekledingen.
Het vaste residu dat overblijft wanneer steenkool zonder luchttoevoer of met beperkte luchttoevoer (carbonisatie) wordt verhit. Cokes worden hoofdzakelijk gebruikt als brandstof of als reduceermiddel in de ijzer- en staalindustrie, hoofdzakelijk in hoogovens.
Gebruik voor fabrieken waar cokes worden geproduceerd, meestal door verbranding van steenkolen of destilleren van kolengas.
Wordt gebruikt voor platen die bestaan uit twee platte rechthoekige stukken steen onder twee of meer zuilen of zuilen en een muur, waarvan er één naar binnen ligt in plaats van langs de omtrek, zodat de voeding geen balkachtige vorm aan kan nemen.
Wordt gebruikt voor oude Romeinse plaatsen voor politieke samenkomsten voor uiteenlopende wettelijke of bestuurlijke functies.
Gesteente dat zich kenmerkt door of bestaat uit concreties, of concreties voortbrengt. Concreties zijn harde, compacte aggregaten van minerale materie. Ze zijn subsferisch of onregelmatig van vorm en ontstaan door neerslag van in water opgeloste stoffen rond een kern, zoals een schelp of bot, in afzettingsgesteente of pyroklastisch gesteente. Concreties verschillen doorgaans van het gesteente waarin ze voorkomen. Ze vormen concentraties van een bestanddeel dat in kleine hoeveelheden voorkomt in dat gesteente. Soorten concreties zijn onder andere vuursteen, hoornkiezel en klompen onzuivere kalksteen die soms in klei voorkomen.
Elastisch sedimentair gesteente samengesteld uit afgeronde fragmenten die variëren van kleine kiezelstenen tot grote keien in een bindmiddel van kalkhoudend materiaal, ijzeroxide, silica of geharde klei.
Een grotendeels lichtgroen marmer met witte markeringen dat wordt gewonnen bij Clifden in County Galway in Ierland. De metamorfe dolomitische kalksteen wordt beschouwd als een van de twee echte marmersoorten van de Britse eilanden. De andere is Iona-marmer.
Kraagsteen of houten kraagstuk, dat dient om een balk, kroonlijst, boog e.d. te ondersteunen.
Kleine klokken in een houten kastje die lopen op een veer of een slinger en die zijn bedoeld om op een console aan de muur te worden geplaatst, op de schoorsteenmantel gezet of van kamer tot kamer te worden gedragen. De consoles waren vaak ontworpen om bij de stijl van de klok te passen en meestal afkomstig uit de 17e en 18 eeuw.
Vormgegeven bouwstenen met een platte onderkant en taps toelopende bovenkant, die zo gehouwen zijn dat ze zich voegen naar de deklaag van de geveltop en die ondersteunen. De meer algemene term voor bouwstenen die in gemetselde muren worden geplaatst om het gewicht van balken te verdelen is 'draagsteen'.
Orde van bloeiende planten met ongeveer 600 soorten. De planten in de orde der Cornales hebben gewoonlijk bloemen met vier blaadjes, steenvruchtachtige vruchten en onderstandige stampers met schijfvormige honingklieren erop.
Kleine buisjes van glas, metaal, steen of een ander materiaal bedoeld om cosmetica in te bewaren. Veel gebruikt in het oude Egypte, Griekenland en Rome. De cosmetica werden uit de buisjes gehaald met een cosmeticastokje of een ander instrument. Tegenwoordig zijn ze gemaakt van buigzaam metaal of kunststof, en wordt de cosmetica eruit gehaald door erop te drukken.
Kleine flesjes van glas, steen of een ander materiaal bedoeld om cosmetica in te bewaren. Veel gebruikt in het oude Griekenland, Rome, Egypte en Midden-Oosten. In tegenstelling tot cosmeticabuisjes zijn ze gewoonlijk bevestigd op een voet.
Kleine paletten bedoeld om cosmetica te mengen. Gewoonlijk gemaakt van steen of aardewerk. Veel gebruikt in het oude Griekenland, Rome, Egypte, Midden-Oosten en Azië.
Gerecht steenwerk in regelmatige lagen met een consistente hoogte, hoewel elke laag in hoogte kan variëren.
Wordt gebruikt voor boeken waarin de richtlijnen voor de opvoeding, het gedrag, de plichten en de opleiding van personen van adellijken of koninklijken bloede, of van personen die aan het hof dienen, uiteen worden gezet.
Handgereedschap dat bestaat uit een aantal scherpgepunte staven die in een hamervormige formatie aan het eind van een handvat zitten. Worden gebruikt om steen te bewerken.
Graftekens uit de jongere steentijd, bestaande uit grote rechtopstaande stenen, die om een nog grotere steen geplaatst zijn. Gebruik 'hengen' als de stenenring wordt omgeven door een ronde geul en een aarden wal. Gebruik 'megalitische grafkamers' als de stenen omheining is afgedekt met stenen en bedekt met een heuvel van aarde of stenen.
Door de prehistorische mens aangebrachte circulaire indrukken op een rots of steen, soms omgeven door concentrische cirkels. Fungeerde als petroglief en werd ook aangebracht op megalieten.
Verwijst naar de stijl van schilderen die opkwam onder Peruaanse schilders van uiteenlopende etnische herkomst die actief waren in Cuzco van de 16de tot de 19de eeuw. De stijl wordt gekenmerkt door inheemse tradities met invloeden van Nederlandse late gotische kunst. Opvallende chiaroscuro-schilders in de Cuzco-stijl waren vaak indianen die les hadden gevolgd bij Spaanse meesters. Later begonnen indiaanse schilders te werken in stijlen waarbij de Spaanse en creoolse traditie werd losgelaten, met steun van lokale leiders. Hierbij ging het Europese perspectief verloren en bestond een voorkeur voor vlakke composities met sierlijke natuur- en incamotieven.
Steenwerk waarbij grote, onregelmatige blokken steen zo passend mogelijk op elkaar worden geplaatst.
Een extrusief zuur stollingsgesteente, dat soms gedeeltelijk uit glas bestaat en is samengesteld uit plagioklaas en kwarts met biotiet, hoornblende of pyroxeen.
Verwijst naar de periode van de achtste en negende eeuw die is genoemd naar de hoofdstad van de Chinese provincie Dai-Lai. De stijl van deze periode wordt bepaald door de bloei van het boeddhisme, die van invloed was op de ontwikkeling van beeldhouwkunst en architectuur en door de inbreng van Chinese stijl en Cham-stijl. In de beeldhouwkunst wordt deze periode gekenmerkt door afbeeldingen van het boeddhistische godendom en van boeddhistische monniken, geconstrueerd in hout of steen, stenen pilaren, mythische kinnarafiguren, beschermende lokapala-figuren beïnvloed door Indiase en Chinese decoraties, en beeldsnijwerken in bas-reliëf van planten en figuren die doen denken aan grotsculpturen van Yungang en Longmen in China. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door terracotta lijstwerk op tempels, stoepa's gebouwd van baksteen en motieven op constructies met gestileerde draken, wolken en planten.
Elk materiaal dat wordt gebruikt als een dakbedekking (zoals dakspanen, leisteen, bladmetaal of tegels) om het dak wind- en waterdicht te maken en vaak ook om voor warmte-isolatie te zorgen.
Vergruizelde steen, lei, slak, porselein of tegels die zijn verpulverd tot deeltjes en vermengd. Wordt gebruikt als oppervlaktemateriaal bij dakbedekking met asfalt en dakspanen.
Een harde, inferieure, verbrokkelende of schilferige sedimentair gesteente wat verweerd met een oneffen onregelmatig oppervlakte, zoals het leiachtige zandsteen of kalksteen; voornamelijk gebruikt als bouwsteen. Gebruik voor daklei als bouw materiaal: daklei (dakbedekking)
Een dun, vaak rechthoekig, stuk van bepaalde soorten lei of ander gesteente welke makkelijk in dunne platen gespleten worden en kunnen worden gebruikt als dakbedekking.
Verwijst naar een Chinese neolithische cultuur uit het middelste rivierbekken van de Yangtze-rivier, daterend uit de periode tussen circa 4400 en circa 3300 v. Chr. De naam is afgeleid van een vindplaats in Daxi Wushan in de provincie Sechuan; andere belangrijke Daxi-locaties zijn Guanmiaoshan Zhijiang en Honghuatao in de provincie Hubei, en Sanyuangong in de provincie Hunan. Keramiek is het meest opvallende Daxi-element, waarbij met de hand vervaardigd rood aardewerk overheerst. Technieken als beschilderen, stempelen, afdrukken maken met touw, insnijden, appliqué en ajourwerk worden alle aangetroffen; chevrons, bloembladmotieven en gevlochten kromlijnige en driehoekige motieven worden vaak gezien. Staand vaatwerk zoals de dou met diepe kom en kommen met ringvoet, borden en bekers behoren tot de belangrijkste typen Daxi-vaatwerk. Stenen gereedschappen en ornamenten zoals ringen en halssnoeren van jade, been, steen en schelpen zijn eveneens aangetroffen op Daxi-locaties.
Voorloper van de karaf, die werd gebruikt voor het overbrengen van wijn van het vat naar de tafel; gemaakt in verschillende vormen en materialen zoals steenwerk, Delfts aardewerk en glas.
Gladde, platte planken die zijn gemaakt van hout, steen of plastic waarop deeg wordt uitgerold of gekneed.
Beschermende kappen, afdekkingen of beschuttingen van muren of andere bouwwerken, vaak van steen, terracotta of metaal.
Voorwerpen die worden gebruikt om delen met afbeeldingen van een drukplaat of -steen te beschermen tegen contact met de hand tijdens het tekenen.
Wordt gebruikt voor opgravingen uit de oudheid die bestaan uit een schacht in kalksteenformaties die onderaan horizontaal en breder wordt en uitkomt in één of meerdere kamers; o.a. voorkomend in Essex en Kent, Engeland en het Somme-dal in Frankrijk; tijdperk en doel onbekend.
Schalen van uiteenlopende vorm, voornamelijk bedoeld voor het serveren van het dessert.
Een zeer transparante en buitengewoon harde edelsteen van koolstof. Voorzover bekend is het de hardste stof.
Orde van buideldieren met ten minste 70 soorten in 1 familie. Het zijn omnivoren die gewoonlijk zowel in bomen als op de grond leven. De kaken zitten vol tanden. Tijdens het lopen hebben ze hun voeten plat op de grond (het zijn zoolgangers). Aan de achterpoten zit een opponeerbare teen zonder klauw. De dieren hebben een grijpstaart.
Verwijst naar componenten of verfraaiingen die tijdens de oudheid zowel in het oosten als in het westen werden gebruikt. Gemodelleerde dierkapitelen werden vaak toegepast bij oud vaatwerk, met name plastische vazen zoals rytons of kantharoi, maar ze komen ook bij andere typen vaatwerk zoals smeltkroezen en schouderhydria's. Dierkapitelen bestaan meestal uit een bovendeel (hoofd, borst en voorpoten) van een dier of mythologisch wezen, of het hoofd en bovenlichaam van een persoon. In Griekse vaasbeschilderingen worden dierkapitelen vaak ook als schildelementen afgebeeld. Dierkapitelen werden onder meer gebruikt als verfraaiing op oude Hettitische architectuur en Romeins meubilair. Met name in hun vroegste gedaanten hadden dierkapitelen vermoedelijk ook een functie als votiefbeeld. De term verwijst soms naar verfraaiingen van latere datum, met name in steen uitgevoerde architecturale verfraaiingen tijdens de Middeleeuwen.
Alle kristallijnen gesteenten met graniettextuur donker van kleur, met een hoog gehalte aan plagioklaas en weinig kwarts. Wordt soms aangeduid met 'zwart graniet', hoewel het geen echte granietsoort is.
Orde van minstens 115 soorten in 10 families en een aantal uitgestorven soorten. Ze hebben twee grote, vooruitstekende snijtanden in de onderkaak (diprotodont) en gewoonlijk drie paar snijtanden in de bovenkaak, maar geen hoektanden in de onderkaak. De tweede en derde teen van de poten zijn tot de basis van de klauwen vergroeid, maar de klauwen zelf zijn gescheiden (syndactyly). Gewoonlijk is de vijfde teen afwezig en de vierde teen extra groot.
Verwijst naar een periode en cultuur in Noord-Europa die begon in de laatste fase van de neolithische periode en eindigde rond 1400 v. Chr. De periode wordt gekenmerkt door een enorme technische vaardigheid in het bewerken van vuursteen, in het bijzonder voor de productie van fijn afgewerkte dolken en speerpunten, die imitaties waren van geïmporteerde metalen wapens.
Papieren munteenheid van de Verenigde Staten, waarbij iedere dollar gelijk is aan 100 cent.
Een algemeen steenvormend mineraal.
Kalksteen die het gecombineerde carbonaat van kalk en magnesium bevat, vaak gebruikt in de bouw.
Een kalksteensoort met een calciumcarbonaatgehalte dat tegen de 45% loopt; wordt gebruikt als vloeimiddel bij het smelten van ijzer, als bekleding voor gewone staalsmeltovens, voor de productie van magnesiummetaal, om mee te filteren en als bouwsteen.
Verwijst naar de periode Champa die wordt geassocieerd met het koninklijke kloostercomplex Dong-Duong dat werd gesticht door koning Indravarman II (875-889 n. Chr.) en dat in het gebied floreerde van de 9de tot de vroege 10de eeuw. Bouwkundige kenmerken uit deze periode zijn gebaseerd op het Dong-Duong-complex en bestaan onder andere uit in baksteen opgetrokken heiligdommen die zijn gegroepeerd binnen interne omheiningen, zalen met pilaren, interne en externe penanten ter ondersteuning van de stupa, stenen kalan met meerdere verdiepingen, zuilconstructies die bekend zijn als stambah's en die qua vorm vergelijkbaar zijn met boeddhistische torenstupa's, een lange zaal die de vih'ra wordt genoemd en die beelden van Boeddha bevat, en altaren die tegen muren zijn geplaatst. In de beeldhouwkunst manifesteert deze periode zich in de religieuze trend van het Mahayana-boeddhisme, gekenmerkt door Boeddha-figuren die op Chinese wijze zijn gekleed, dv'rap'las-figuren met krachtige uitdrukkingen, dikke lippen, gestileerde oren en kortgeknipte bakkebaarden, bronzen beelden van Boeddha die zijn gegoten met behulp van het verlorenwasgietprocédé, bas-reliëfs die timpanen en altaren decoreren, en die verschillende koninklijke personages tonen in gestileerde handelingen, beelden van olifanten met gebogen achterpoten en met hun kop naar voren of met hun lichaam opgericht. Shaivitische koppen en vrouwelijke afbeeldingen van Tara uit deze periode worden gekenmerkt door een sterke frontaliteit en overdreven gelaatstrekken.
Verwijst naar de prehistorische periode (4de tot 1ste eeuw v. Chr.) en cultuur van de regio Indochina in Zuidoost-Azië. Met de stijlontwikkelingen in deze periode, die later onder Indiase en Chinese invloed zou komen, is de grondslag gelegd voor de beschaving in deze regio, zo wordt algemeen gedacht. De periode wordt vooral gekenmerkt door de ontwikkeling van grote stenen monumenten die als religieuze heiligdommen fungeren. In deze periode maakte het bronswerk een grote bloei door: rituele keteltrommen, huishoudelijk gerei en maskers vervaardigd met de verlorenwasmethode, ceremoniële bijlen die als machtssymbool fungeerden, en rijk bewerkte trommels van uiteenlopende grootte. De bronzen producten werden vaak gesierd met menselijke en dierlijke reliëfpatronen die waren afgeleid van geweven ontwerpen in textiel. De spiraalvorm was een populair motief in deze periode en verscheen als decoratief element op textiel en bronswerk.
Detailhandels, vaak in kleine of landelijke gemeenschappen, die een uiteenlopend assortiment aan goederen verkopen, waaronder ook eten, maar die niet zijn onderverdeeld in afdelingen.
Steen die voor het bakken met een draad op maat wordt gesneden.
Altaren, van relatief kleine omvang en draagbaar die vaak passen in een container samen met andere voorwerpen voor de eredienst of diensten. In de christelijke context, zijn voorbeelden gewijde altaa stenen die in een houder of op andere wijze aangebracht. Werden gebruikt door priesters die van locatie naar locatie reisden om de mis te houden waar een permanent gewijd altaar niet beschikbaar was. Specificaties zijn dat het een massief stuk natuursteen van een type en formaat moest zijn dat bestand tegen breuken was, ingewijd door een bisschop, groot genoeg om de hosties en de kelk te houden, en zo ontworpen dat het kan worden gebruikt in of op een tafel voor de dienst. Voor verplaatsbare versies van christelijke geschilderde of gesneden beeld-dragende objecten van het type weergegeven werd op of boven een altaar, gebruik "draagbare altaarstukken."
Stijl van tempelarchitectuur uit Zuid-India die wordt gekenmerkt door terrasvormige torens, soms met een piramidevorm, met bovenaan een koepelstructuur; ieder terrasniveau is omsloten door een balustrade, met rondom kleine architecturale aediculae. De aediculae kunnen de vorm hebben van structuren met een vierkante koepel op de hoeken (kuta's) en halverwege geplaatste ruimten met een tongewelf (sala's) welke met elkaar zijn verbonden door segmenten met een overdekte kloostergang in miniatuurvorm (hara). Deze stijl van in steen uitgevoerde tempelarchitectuur is in de 17de eeuw ontstaan en heeft zich door de eeuwen heen verder ontwikkeld.
Een rechthoekige baksteen waarvan een zijde diagonaal is afgesneden om de breedte van de baksteen te halveren. Wordt bij metselwerk gebruikt als klezoor.
Bouwen zonder het gebruik van mortel, zoals bij gipsplatenconstructies of uit steen gehakte constructies.
Komische ontwerpen in de marges van middeleeuwse manuscripten of in onopvallende delen van bewerkt hout of steen in middeleeuwse gebouwen.
Wordt gebruikt voor bouwwerken van uiteenlopend ontwerp die zijn bestemd zijn om iets, bijvoorbeeld papier, tabak of stoffen in te drogen.
Prehistorische bijl met schachtgat met een symmetrisch snijblad aan elke kant daarvan. Zowel in steen, koper of brons teruggevonden. In de Minoïsche beschaving was het een veelvoorkomend religieus symbool en werd het ook als votief object gebruikt.
De neiging van een materiaal een lichtstraal uiteen te laten vallen of de mate waarin een straal uiteenvalt in twee ongelijk gebroken, vlak gepolariseerde stralen van orthogonale polarisatie.
Verwijst naar de periode van het Thaise koninkrijk van Dvaravati, dat floreerde vanaf de 7de tot de 11de eeuw. De artistieke productie uit deze periode bestond voornamelijk uit Theravada-boeddhistische monumentale beeldhouwkunst die werd beeldgesneden uit schisteus zandsteen en beschilderd met rood pigment, vergulde bronzen beeldhouwwerken, beeldhouwwerk in bas-reliëf met stucwerkversieringen die taferelen afbeelden van de J'takas, vergezeld door bewakers en mythische dieren, stoepaconstructies die zijn gemodelleerd naar Indiase prototypen die worden gekenmerkt door een halve bol-constructie en een laag, vierkant basement waarbovenuit spitsen steken die zijn samengesteld uit platte ringen gekroond met een bol, en rechthoekige wihan gebouwd van baksteen met kleimortel op laterietbasementen. Voorbeelden van tempelcomplexen uit deze periode zijn te vinden op het terrein van Wat Kukut in Lamphun. De tempels uit deze periode worden gekenmerkt door laterietconstructies, terugwijkende vierkante verdiepingen, puntige spitsen die zijn samengesteld uit een groot aantal concentrische ringen en zijn versierd met kleine stoepa's, en nissen met staande Boeddhabeelden in stucwerk en terracotta.
Zeldzaam en zeer hard metamorf gesteente met een mafische samenstelling. Wordt gevormd onder druk die zo hoog is dat ze niet bereikt kan worden in de korst van de aarde. Opvallend qua uiterlijk.
Orde van 10 families met ongeveer 202 soorten, waaronder giraffen, kamelen, herten, rundvee, varkens, schapen, geiten en verwante soorten. Het gewicht van de dieren wordt gelijk gedragen door de derde en vierde teen, en niet vooral of geheel door de derde. De astragalus (een bot in het spronggewricht) bevat een soort dubbele katrol, waardoor de poot flexibeler is.
Aanduiding voor eetgelegenheden langs de weg die een beperkt menu serveren tegen lage prijzen, meestal over een toonbank of door een raam; kunnen uiteenlopen van onbeduidende bouwwerkjes tot vrijstaande gebouwen.
Een losjes hechtende substantie, meestal een wit kristallijnen poederachtige afzetting op het oppervlak van (bak)steen, mozaïekblokjes of cement, veroorzaakt doordat oplosbare zouten worden aangetrokken tot het oppervlak, waar ze vervolgens kristalliseren.
Kleine, meestal halfovale bekertjes, vaak met een voet, gemaakt van uiteenlopende materialen en gebruikt om één gekookt ei in de schaal te serveren.
Verwijst naar de predynastische periode in beneden-Egypte van circa 3500 tot 3250 v. Chr., genoemd naar de gelijknamige archeologische vindplaats. De periode wordt gekenmerkt door de voortzetting van steen- en aardewerkvormen uit de voorafgaande Merimde-periode.
Negatief geladen elementaire deeltjes die een bouwsteen vormen van alle atomen, en die zich in een baan rond de kern bewegen. Ze zijn in 1897 ontdekt door J. J. Thomson.
Een type kwartsporfier dat alleen in het Engelse Cornwall voorkomt en gewoonlijk lichtgrijs van kleur is met een vleugje vaalgeel; vaak gebruikt voor metselwerk van behouwen natuursteen vanwege zijn fijne structuur.
Metselwerk van behouwen steen waarbij de tussenliggende voegen opgevuld zijn met breuksteen en mortel. Overdwarse lagen van steen dienen als bindstenen. Geïntroduceerd door de Oude Grieken en overgenomen door de Romeinen.
Steen waarvan de uiteinden met een draad zijn afgesneden.
Snaphaansloten die de combinatie vuurslag en kruitpan hebben, zoals bij een vuursteenslot, maar dan niet met een verticaal, maar zijwaarts werkende pal die werkt op de haan door een opening in de slotplaat.
Tassen zonder hengsel of riem, gewoonlijk met een knip, die door hun grootte gemakkelijk in de hand kunnen worden gedragen; gemaakt van uiteenlopende stof- of leersoorten.
De studie en interpretatie van oude inscripties, inclusief geschreven teksten, tekeningen en willekeurige krassen gekerft in steen, klei, metaal of andere harde oppervlakken. Gebruik `paleografie' voor de meer algemene studie van oude manieren van schrijven.
Zij die zich bezighouden met de studie en interpretatie van oude inscripties, waaronder schrift, afbeeldingen en willekeurige krassen, in steen, klei, metaal of andere harde oppervlakken.
Verwijst naar een vorm van nijverheid die gereedschap voortbracht en die is genoemd naar een archeologische vindplaats in Ertebølle (Denemarken). Deze wordt in Noord-Europa aangetroffen van circa 9000 tot 3500 v. Chr. en veeleer als mesolithisch dan als neolithisch beschouwd vanwege het gebikte in plaats van gepolijste stenen gereedschap en vanwege het feit dat de gebruikers voornamelijk jagers en vissers waren en niet zozeer boeren. De cultuur viel echter gedeeltelijk samen met neolithische nijverheid in Centraal-Europa en vertoonde neolithische ontwikkelingen, zoals het gebruik van composthopen, aardewerk, beitelvormige pijlpunten, vlak- en radiaaltechnieken voor het bewerken van vuursteen, en een zekere mate van landbouw en veeteelt.
Een helder grasgroene variëteit van beril, zeer geliefd als edelsteen. De naam is afgeleid van het Griekse woord 'smaragdos', dat verwijst naar een aantal stenen die weinig gemeenschappelijk hebben behalve een groene kleur. De smaragd in de Bijbel was vermoedelijk granaat. In oude beschavingen werd de echte smaragd, die al in 2000 v. Chr. uit noordelijk Egypte werd ingevoerd, echter ook zeer gewaardeerd. Griekse smaragdwinners werkten voor Alexander de Grote en Cleopatra. De fysische eigenschappen van smaragd zijn in principe hetzelfde als van beril, waarbij licht slechts matig wordt gebroken en verstrooid. Dit betekent dat geslepen stenen beperkt schitteren. De edelstenen worden in plaats daarvan gewaardeerd om de prachtige kleur, die waarschijnlijk het resultaat is van kleine hoeveelheden chroom. De steen verliest zijn kleur wanneer deze sterk wordt verhit. In de jaren dertig van de 19de eeuw werd voor het eerst synthetische smaragd vervaardigd. Heden ten dage wordt synthetische kristalaangroei gerealiseerd met een hydrothermale methode of een proces van gesmolten verdunningsmiddel. Synthetische kristallen vertonen een sterke gelijkenis met de kristallen in natuurlijke smaragd.
Een kleurloze vloeistof die bijvoorbeeld wordt gebruikt als bron voor colloïdaal silica in hitte- en zuurbestendige coatings, of als beschermlaag voor industriële gebouwen en gietvormen, als hechter voor steen en als bindmiddel.
Kleine boom of grote heester die waarschijnlijk oorspronkelijk in het gebied rond de Kaukasus en de Kaspische Zee voorkwam. Volgens de vroegste geschriften waarin de pruim wordt vermeld is deze soort zeker 2000 jaar oud. De vrucht is een vleesachtige steenvrucht van uiteenlopend formaat, doorgaans met een paarse, rode of gele schil die een doffe, poederachtige waas heeft als hij rijp is. Het vruchtvlees is zoet en de pit is vrij plat en puntig.
Wordt gebruikt voor halfronde zitplaatsen in de openlucht, meestal van steen of beton.
Uiteenzetting of verklaring, met name kritische interpretatie van een gedeelte van de Bijbel of een andere tekst.
Onder het facet ‘abstracte begrippen’ zijn abstracte begrippen en verschijnselen samengebracht die betrekking hebben op de bestudering en uitvoering van uiteenlopende aspecten van het menselijk denken en doen, waaronder architectuur en de kunsten in alle media en andere disciplines. Hieronder vallen ook theoretische en kritische gedachten, ideologieën, opvattingen en sociale of culturele stromingen.
Het facet Objecten omvat die afzonderlijke tastbare of visuele zaken die levenloos zijn en die zijn vervaardigd door menselijke inspanningen, dat wil zeggen, door menselijke activiteiten geproduceerd of vormgegeven. Het betreft zaken die kunnen uiteenlopen van gebouwen tot afbeeldingen tot geschreven documenten en, wat functie betreft, van gebruiksvoorwerp tot esthetisch object. Tevens omvat dit facet landschappelijke elementen die de context voor de bebouwde omgeving bepalen. Een descriptor verschijnt slechts één keer in de thesaurus, waarbij de plaats in de hiërarchie is bepaald op basis van het oorspronkelijke doel of de primaire ontwikkelingscontext van het object.
Verwijst naar de predynastische periode van circa 4800 tot 4000 v. Chr. in Beneden-Egypte, genoemd naar de nederzettingen in Faiyum. Deze nederzettingen waren afhankelijk van de jacht, de visserij en het verzamelen, en kenmerken zich door grof gemaakt en eenvoudig gevormd aardewerk en een rijkelijk gevarieerde steennijverheid.
Wordt gebruikt voor gewilde objecten of documenten die worden gemaakt of veranderd om te misleiden; het bedrog kan uiteenlopen van de vervalsing van een heel werk tot het wijzigen van een handtekening of andere zwendel. Wordt onderscheiden van 'kopieën (afgeleide objecten)' door de opzet te misleiden.
Een algemene term die wordt toegepast op lichtgekleurd stollingsgesteente met afanitisch zuur, dat voornamelijk bestaat uit veldspaat en kwarts en dat al dan niet fenokristen kan bevatten.
Groepen personen met uiteenlopende vakspecialisaties die speelfilms maken.
Metselaars die in een bouwwerk de grote steenblokken precies op de juiste plek plaatsen.
Afgevlakt, bol of peervormig vaatwerk met korte smalle hals en smalle mond; gewoonlijk van glas, aardewerk of metaal en gebruik voor uiteenlopende doeleinden. Ook gebruikt voor vaatwerk met een rond lichaam en een nauwe hals, meestal van glas, dat gebruikt wordt in laboratoria.
Bouwsteen of gewone baksteen, in Engeland vervaardigd uit Oxford-klei in het district Peterborough en algemeen gebruikt in Londen en omgeving.
Binnen een archeologische context verwijst de term naar dunne, vlakke stukjes steen die bij de vervaardiging van stenen gereedschappen opzettelijk zijn verwijderd van een stuk gereedschap of een #core.
Een magnesiumrijk mineraal behorende tot de micagroep; het is meestal geelachtig bruin tot bruinig rood en komt vaak voor in kristallijne kalksteen als gevolg van ontdolomitisering.
Verwijst naar een glazuur dat bestaat uit een transfergedrukt blauw ontwerp op wit porselein of steengoed en dat wordt gekenmerkt door het zachte, luchtige of wazige ontwerp of door de vervaagde randen van het ontwerp, alsof het blauw is uitgelopen op de witte ondergrond. Dit effect werd bereikt door het werk te bakken in een omgeving met vluchtige chloriden, waardoor het blauwe pigment werd verspreid over het glazuur. Het glazuur werd ontwikkeld in de vroege 19e eeuw, oorspronkelijk in Staffordshire; het was populair in de Engelse en Amerikaanse Victoriaanse en Edwardiaanse tijd. Het blauw kan variëren van grijsachtig blauw tot groenachtig blauw, maar de meest gewilde kleur is helder kobaltblauw.
Wordt gebruikt voor werken die formules, recepten of voorgeschreven vormen of modellen uiteenzetten. In farmacologische context wordt het gebruikt voor niet-standaard werken die de ingrediënten en hoeveelheden geven die worden gebruikt in preparaten, maar geen aanbevelingen voor zaken als dosering en gebruik bevatten. Voor naslagwerken die het maken van geneesmiddelen en medicijnen gedetailleerd beschrijven, alsmede het gebruik en de dosering ervan, vooral werken die als officiële- of standaardbronnen worden beschouwd, gebruik 'farmacopees'.
Struik met rode vruchten die inheems is in Europa en Noord-Azië en ook in andere gematigde streken veel wordt gekweekt. De vrucht is geen echte bes. Botanisch wordt het een ���verzamelvrucht' genoemd, een vrucht die bestaat uit allemaal kleine steenvruchtjes.
De eetbare, zachte, bessenachtige vrucht van de plant Rubus idaeus en alle ervan afgeleide cultivars. Het is een samengestelde vrucht die bestaat uit vele kleine, meestal donkerrode steenvruchtjes op een conische vruchtbodem waarvan de rijpe vruchten eenvoudig zijn te plukken. De term wordt soms ook gebruikt voor diverse andere vruchten van het genus Rubus.
Verwijst naar de pre-Angkor-stijl en -periode rondom de Cambodjaanse koninkrijken van Funan (1ste tot 9de eeuw) die in hoge mate waren beïnvloed door Indiase ideeën. De stijl is vooral zichtbaar in de lager gelegen valleien van de Mekong-rivier. De beeldhouwkundige productie in deze stijl bestaat uit grote, vrijstaande zandstenen figuren van goden uit Hindoe-, Shiva-, and Visjnoe-teksten. Religieuze beeldhouwwerken bestaan vaak uit verschillende goden die zijn gecombineerd tot een enkele figuur en worden gekarakteriseerd door gladde, onafgebroken oppervlakken die zijn uitgebreid door middel van brede, frontale vlakken en door uitsparingen aan de zijkanten die zijn verbonden met het massieve blok. Deze periode werd tevens gekenmerkt door de rudimentaire ontwikkeling van niet-Indiase elementen zoals de zandstenen lateien die werden gemaakt voor deuropeningen van bakstenen schrijnen, het concept van de latei als speciaal attribuut van de geestschrijn en beeldhouwwerken in reliëf die waren gebaseerd op paren van monsterfiguren en bladontwerpen. Boeddhistische iconen in deze stijl zijn geconstrueerd in zandsteen en zijn minder zinnelijk en verfijnd dan Hindoe-figuren.
Verwijst naar plattegronden met de configuratie en ligging van de fundering, oftewel het geheel van dragende elementen van een gebouw, dat zich hoofdzakelijk ondergronds bevindt en de druk van het bouwwerk afvoert naar de grond of het gesteente eronder. Ook kunnen er specifieke eisen met betrekking tot de dragende structuur in zijn opgenomen.
Wordt gebruikt voor de delen van bouwconstructies, meestal ondergronds, die lasten van gebouwen verdelen over de grond- of steenlaag eronder. Wanneer de dragende systemen en delen of skeletten onder de grond, inclusief de fundering, duidelijk worden onderscheiden van de bovengrondse delen wordt 'onderbouw' gebruikt.
Bouten, V-vormig aan het einde, die in een speciaal daarvoor bestemd gat in een zwaar blok of zware steen worden ingebracht en vastgezet worden met stortbeton of gesmolten lood. Ook wel oogbouten die in zware stenen zijn bevestigd en worden gebruikt als hijswig om deze op te tillen en te verplaatsen.
Verwijst naar een steensoort die bestaat uit kleiige of kleihoudende leisteen of schist, die schilfers of splinters van mica bevatten.
Stollingsgesteente dat lijkt op dioriet, hoofdzakelijk samengesteld uit ferromagnetische mineralen met kristallen die met het blote oog zichtbaar zijn. Het heeft dezelfde minerale samenstelling als basalt.
Het aanbrengen van stukjes steen in de voegen van onafgewerkt metselwerk, zodat er minder metselspecie nodig is of om grotere stenen op hun plaats te duwen of om kleine versieringen toe te voegen.
Schilderen op zodanige wijze dat een patroon ontstaat dat generfd lijkt, of op steen of hout lijkt.
Verwijst naar het proces dat of de kunstvorm die zich bezighoudt met het maken van beeldhouwwerken. Het verwijst met name naar het snijden of graveren van hard materiaal of het vormen of gieten van smeedbaar materiaal teneinde ontwerpen of figuren in reliëf, in intaglio of vrijstaand te maken. Het wordt doorgaans gebruikt als verwijzing naar de vervaardiging van grote of middelgrote objecten van steen, klei of brons. Naar de vervaardiging van kleine objecten van brons of steen wordt doorgaans verwezen met een specifieke term, zoals 'steensnijden' of 'matrijsgieten'. De vervaardiging van beelden van hout of ivoor wordt doorgaans 'beeldsnijden' genoemd.
Bruine kleur met uiteenlopende kleurschakeringen. Verwijst naar het pigment gebrande omber en is meestal koeler van tint en minder geel dan ongebrande omber.
Het in stukjes uiteensplijten of in delen of scherven uiteenspatten, meestal plotseling en hevig, als gevolg van een klap of drukuitoefening.
Het uiteenvallen in verschillende delen, zodat de gaafheid of de stevigheid verloren gaat.
Wordt gebruikt voor procédés waarbij een beeldende of tekstuele voorstelling wordt overgebracht op papier of stof, meestal door middel van een plaat, blok, steen of rooster. Wordt ook gebruikt voor het maken van fotografische afdrukken. Gebruik liever 'drukkunst' voor het drukken als schone kunst.
Een edelsteen, glas, keramiek of iets dergelijks een zodanige vorm geven dat er facetten worden gevormd, dat wil zeggen een aantal, relatief kleine, geslepen platte vlakken.
Het aanbrengen van een substantie, bijvoorbeeld op textiel of steen, zodat de substantie het materiaal vult, doordrenkt of er grondig in doordringt.
Wordt gebruikt voor betonnen bouwwerken van uiteenlopende vormen, meestal met een betonnen schotel die is verbonden aan microfoons, die dienen als vroege waarschuwingssystemen om het geluid van aankomende zeppelins waar te nemen en uit te zenden; langs de Engelse kust geïnstalleerd aan de kant van het Continent, aan het begin van de 20e eeuw.
Wordt gebruikt voor procédés waarbij mineralen in een andere stof worden ingebracht, bijvoorbeeld in een gesteente om ertsaanzetting te veroorzaken, of in organisch materiaal om fossielvorming te veroorzaken.
Gebieden verkennen met het doel de aard van de minerale afzettingen en gesteenten te bepalen.
Onderzoek naar de verspreiding en oorsprong van minerale afzettingen en rotsgesteenten.
Verwijst naar de stijl in architectuur, binnenhuisarchitectuur en kunstnijverheid in Groot-Brittannië en Ierland, en later ook in de Verenigde Staten, tijdens de regeringen van George I tot en met George IV, van 1714 tot 1830. Sommige auteurs laten de regering van George IV buiten beschouwing en verwijzen naar de periode van circa 1790 tot 1830 als de Regency-stijl. Hoewel klassieke vormen en motieven domineren, omvat de stijl ook renaissance- en rococovormen, naast uiteenlopende neoklassieke stijlen als het neopompejisme en de etruskische stijl.
Een vlak product gemaakt van polymeer materiaal, dat wordt gebruikt met aarde, steen, grond of elke andere geotechnisch verwante stof, als een integraal deel van door mensen vervaardigde producten, structuren of systemen.
Elk doordringbare textiel dat wordt gebruikt met fundering, aarde, steen, grond of elke andere stof verwant aan de geotechniek, als een integraal deel van door de mens vervaardigde producten, structuren of systemen.
Verwijst naar een systeem dat is gebaseerd op geometrisch projectie en dat in de kunst, architectuur, cartografie en andere disciplines wordt gebruikt voor het weergeven van driedimensionale voorwerpen in een tweedimensionaal oppervlak, waarbij bepaalde regels strikt worden nageleefd, waarin uiteen wordt gezet dat er denkbeeldige gezichtslijnen lopen van het oog van de toeschouwer naar het voorwerp, die het mogelijk maken om een beeld van het voorwerp over te dragen naar een transparant oppervlak (het beeldvlak). De rekenkundige voorwaarde van een projectie is dat elk punt in het voorwerp en de overeenkomende punt in de afbeelding zijn verbonden door een rechte lijn, de projectiestraal. Projectiestralen lopen doorgaans door het midden van de projectie. In veel gevallen wordt ervan uitgegaan dat het midden van de projectie oneindig ver is verwijderd van het voorwerp, waardoor alle projectiestralen parallel zijn en niet samenkomen om de suggestie te wekken dat ze terugwijken in diepte. Hoewel de betekenis enigszins overeenkomt met 'perspectief', wordt 'projectie' gebruikt voor technische en architectonische tekeningen die de nadruk leggen op de rekenkundige eigenschappen van de afgebeelde voorwerpen. 'Perspectief' wordt gebruikt voor kunstwerken en weergaven met vervormingen van lengte, hoeken, vormen en de rechtheid van lijnen die zich optisch voordoen als voorwerpen die terugwijken in de diepte.
Verwijst naar de predynastische periode in boven-Egypte van circa 3500 tot 2925 v. Chr. Tot de kunstvoorwerpen behoren paletten van leisteen, mattoirs met beeldsnijwerk, koperen artefacten, ivoren en stenen beeldjes, en vaalgeel aardewerk dat is versierd met geometrische motieven en gestileerde voorstellingen van planten, dieren en mensen in rode verf.
Doorgaans te gebruiken voor glaswerk met facetten, groeven en holtes die worden verkregen door te snijden met een ronddraaiend wiel van metaal of steen.
Een drukprocedé waarbij kleurstof aan een groot deel van de afdruk wordt toegevoegd door suikerkristallen op de etsgrond te strooien terwijl deze nog heet en vloeibaar is. Wanneer de plaat is afgekoeld en de suiker wordt weggespoeld, blijft een willekeurig putjespatroon van uiteenlopende diepte achter, wat overeenkomstige groepen zwarte puntjes op de betreffende afdruk oplevert.
Baksteen met de nominale afmetingen 8,13 cm bij 10,16 cm bij 20,36 cm (3 1/5 inch bij 4 inch bij 8 inch).
Consoles die fungeren als de sluitsteen van een boog.
Het slijpen van scherpe gereedschappen met een slijpsteen of iets dergelijks.
Gestileerde vaten van steengoed die een menselijk gezicht voorstellen, met witte klei op de plaats van de ogen en de tanden. In de 19de eeuw gemaakt door Afro-Amerikanen in Zuid-Carolina, mogelijk ook in Alabama en het noorden van Florida.
Een drukprocedé waarbij kleurstof aan een groot deel van de afdruk wordt toegevoegd door zoutkristallen op de etsgrond te strooien terwijl deze nog heet en vloeibaar is. Wanneer de plaat is afgekoeld en het zout wordt weggespoeld, blijft een willekeurig putjespatroon van uiteenlopende diepte achter, wat overeenkomstige groepen zwarte puntjes op de betreffende afdruk oplevert.
Verwijst naar de Neolithische periode in de Levant rond 4000 v. Chr. De periode wordt gekenmerkt door de introductie van metaalbewerking, nieuwe steennijverheid en technisch zeer hoogstaand aardewerk.
Verwijst naar de kunst en cultuur die is verbonden met de islamitische Turkse dynastie met deze naam die regeerde over Perzië, Afghanistan, Turkestan en noordwestelijk India. De Ghaznavids, oorspronkelijk Turkse militaire slaven die een Perzisch-islamitische levenswijze aannamen, regeerden vanaf de 10de eeuw tot de 11de en 12de eeuw, waarna ze werden verdreven door de Seljuks en Ghurids. Er is maar weinig Ghaznavid-kunst bewaard gebleven, maar de twee monumentale graftombes of minaretten die nog aanwezig zijn in Ghazni, geven een idee van de grootsheid van deze kunst. Deze bouwwerken zijn hoog en slank in een Perzische stijl, en werden gebouwd op het vlak van een achtpuntige ster. De oppervlakken ervan zijn verfraaid met Koefische inscripties en abstracte ontwerpen in baksteen.
Vierkante of ruitvormige stukken glas, zoals diegene die diagonaal in glas-in-lood ramen zijn geplaatst, of de openingen die gevuld worden met zulke stukken glas. Voor andere vierkante of ruitvormige stukken steen, bakstenen of tegels wordt 'quadrels' gebruikt.
Het rollen van en vorm geven aan een massa gesmolten glas op een glasblazerssteen met de bedoeling het symmetrisch te maken, het middenop de blaaspijp of de punteerstaaf te plaatsen, of ter versiering geappliqueerde draden in het oppervlak in te leggen.
Een gelamineerd of in lagen gespleten metamorf gesteente.
Beschrijft de diverse soorten kunstwerken die zijn vervaardigd door de bewoners van de Golf van Papoea. De volkeren van de Golf van Papoea waren bekend vanwege hun agiba of schedelheiligdommen, die bestaan uit gestileerde antropomorfe vormen welke versierd zijn met ajourwerk en reliëfhoutsnijwerk, met decoraties in rode, zwarte en witte verf. De bewoners van de Golf van Papoea produceerden allerlei uiteenlopende soorten maskers en architectuur, welke per groep verschilden.
Verwijst naar de stijl en periode die ontstond in het noorden van Frankrijk in het midden van de 12de eeuw en zich in de honderd jaar daarna verspreidde over de rest van West-Europa. De stijl ging op verschillende tijden in verschillende delen van Europa over in de renaissance. De stijl kwam op in de kathedraalarchitectuur en wordt gekenmerkt door immense interieurs, torens, spitsen, complexe en gedetailleerde beelden in steen, schilderwerk en glas, en een steeds grotere hoogte, mogelijk gemaakt door spits- en luchtbogen. De stijl kwam ook tot bloei in gebrandschilderd glas, beeldhouwwerken, minutieus uitgewerkte altaarstukken, muurschilderingen en manuscriptverluchtingen die meestal worden gekenmerkt door helder kleurgebruik, verlengde proporties, ingewikkelde details en een emotionele verhalende inhoud.
Een gepatineerde legering van koper en uiteenlopende hoeveelheden goud en zilver, die in de 2de eeuw voor Christus in Korinthe zou zijn ontwikkeld. Het is hoogwaardig materiaal voor versieringen en beelden. Voorwerpen die uit het metaal waren gehouwen werden verhit en weer afgekoeld, waardoor een glanzende paarszwarte patina ontstond die was bestand tegen glansverlies.
Bij het grafaltaar wordt het altaarblad (mensa) gedragen door vier platen van hout of steen, die veelal in hoekzuilen samenkomen. De voorzijde kan worden geopend om bij het (relieken)graf te kunnen komen. Een grafaltaar functioneert daadwerkelijk als een graf.
Verwijst naar een periode en cultuur uit de Bronstijd die zich manifesteerde in Europa rond 1600 v. Chr. Deze kenmerkt zich door sieraden, bepaalde karakteristieke pinnen met versierde kop, handelsnetwerken, onder andere de handel in barnsteen, en speciale grafheuvels of tumuli, waarin mensen meestal werden begraven of gecremeerd.
Een in de natuur voorkomende gekristalliseerde vorm van koolstof, dimorf met diamant. Grafiet heeft een gelaagde structuur die bestaat uit ringen met zes koolstofatomen die zijn gerangschikt in horizontale lagen die relatief ver van elkaar af liggen, en kristalliseert in het zesvlakkige systeem, anders dan diamant, waarbij koolstofatomen kristalliseren in het achtvlakkige of viervlakkige systeem. Hierdoor hebben diamant en grafiet zeer verschillende eigenschappen. Grafiet is ondoorzichtig en zacht, voelt vettig aan en is ijzerzwart tot staalgrijs van kleur; het komt voor als kristallen, vlokken, schilfers, aders, bodemlagen of verspreid in metamorfe gesteenten.
Gedenkteken op een graf in de vorm van een tekstbordje van hardsteen, van een bloem, een vogel, een vaas etc. van geglazuurd aardewerk, kunststof of ander materiaal.
Platte platen, meestal van steen, die een graf markeren, vaak met gebeeldhouwde voorstellingen. Meestal deel van de vloer van een kerk of ander gebouw.
Rechtopstaande steen aan het hoofd van het graf, gewoonlijk met een inscriptie van de naam en de geboorte- en sterfdatum van de overledene.
Een reeks donker roodachtige kleuren die lijken op de kleuren van het mineraal granaat, met name de halfedelsteen.
Papier dat wordt gebruikt om iets om af te werken of te schuren en waarvan het schuurmiddel bestaat uit verpulverd granaatsteen.
Variabele grijsachtige kleur die lijkt op de kleur van graniet, een grofkorrelig stollingsgesteente dat vaak in de bouw wordt gebruikt.
Licht zilvergrijs graniet, doorgaans afkomstig uit een van de vier gebieden tussen Bodmin Moor en Land's End in Cornwall, Engeland. De belangrijkste steengroeven bevinden zich tussen Falmouth, Camborne en Helston.
Het meest voorkomende intrusieve zure stollingsgesteente van de aardkorst. Het heeft een zichtbaar kristallijnen textuur, is meestal rood, witachtig of grijs van kleur, zeer hard en duurzaam, en kan fijn gepolijst worden. Het bestaat voornamelijk uit kwarts, orthoklaas of microklien, met een kleine hoeveelheid zuur plagioklaas.
Type granulair, zuur stollingsgesteente dat in samenstelling tussen kwartsdioriet en kwartsmonzoniet ligt en kwarts, oligoklaas of andesiet, en kaliveldspaat bevat, met biotiet, hoornblende of, minder vaak, pyroxeen als mafische componenten; granodioriet is het intrusieve equivalent van rhyodaciet.
Compacte zandsteen die bestaat uit kwarts, veldspar en kleihoudend materiaal.
Een soort pottenbakkersgoed dat tussen aardewerk en porselein in zit doordat het is gemaakt van klei en een smeltbaar gesteente. De potten worden zolang gebakken tot er gedeeltelijke verglazing optreedt waardoor het materiaal waterdicht wordt. In tegenstelling tot porselein is het materiaal slechts zelden meer dan lichtelijk doorschijnend. Door de verglazing hoeft er geen glazuur te worden gebruikt, maar voor het gebruiksgemak en het uiterlijk worden toch soms sierglazuren aangebracht, zoals zout- of loodglazuur.
Een ruw, korrelachtig aggregaat, groter dan zand, gevormd op een natuurlijke manier of door het verpulveren van rotssteen.
Beschrijft keramiek of voorwerpen van keramiek, gemaakt van een mengsel van klei en steenslag.
Grijze baksteen die is gemaakt van speciale klei en wordt gebruikt als deklaag, of zachte baksteen bedoeld voor gebruik op een onzichtbare of onopvallende plek.
Een appelgroene chalcedoonvariant, geliefd als edelsteen.
Een licht- of donkergroene, zware serpentijnsteen, gewoonlijk met kleine adertjes van calciumcarbonaat en magnesiumcarbonaat. Dit gesteente kan worden opgepoetst en wordt in commercieel opzicht als een marmersoort beschouwd; het wordt ook gezien als een van de beste soorten serpentijn.
Ongeconsolideerd materiaal op het aardoppervlak dat ontstaat door de verwering van gesteente en dat deel van het aardoppervlak dat planten in leven kan houden.
Grote doeken ter bedekking van kelk en pateen in de oosters-orthodoxe kerk.
Kerken die in grotten zijn gebouwd of op een andere manier gebruik maken van natuurlijke holten in het aardoppervlak. Te onderscheiden van 'rotskerken', die zijn uitgehouwen in levende steen die geen grot vormt.
Beelden in de vorm van een leeuw of een leeuw-hond, gewoonlijk van terracotta, steen of hout, met name dergelijke beelden die in paren zijn opgesteld als bewakers bij de ingang van tombes, paleizen en overheidsgebouwen in China en andere boeddhistische locaties in Azië en elders. Ze representeren ���Fo-honden', een mythisch dier dat half leeuw, half hond was. Dit soort beelden verschenen voor het eerst aan het eind van de derde eeuw v.Chr. in Han-China. Waarschijnlijk waren ze gebaseerd op Indiase afbeeldingen van de leeuw als de beschermer van dharma.
Verwijst naar de cultuur van de Gupta-periode in Noord-Centraal-India vanaf de vroege 4de eeuw tot de late 5de eeuw, een periode die wordt beschouwd als de 'klassieke' periode van Indiase kunst. Tijdens de Gupta-periode was er sprake van een grote activiteit op het gebied van wetenschap, visuele kunsten, muziek en literatuur, en de periode had haar hoogtepunt tijdens de heerschappij van Chandra Gupta II (375-415 n. Chr.). Sommige van India's oudste bewaard gebleven schilderingen werden in deze periode gemaakt in de boeddhistische grotten van Ajanta in de Deccan; de schilderingen worden gekenmerkt door levendige kalligrafische lijnen en levensechte contemporaine details. De beroemde bouwkundige Gupta-stijl ontwikkelde zich mogelijk uit de Kushana-stijl; tegen het eind van de 4de eeuw had zich een duidelijke boeddha-icoon ontwikkeld, die werd gekenmerkt door monumentale eenvoud en een verfijnd realisme. De spanning van vroegere Mathuran-beeldhouwkunst is vervangen door een kalme en rustige atmosfeer die een spirituele andere wereldlijkheid aanduidt die een kenmerk is van de boeddhistische Gupta-stijl. Onder de vele beeldhouwkundige vondsten bij Sarnath is een groep sculpturen die bekend staat als de 'natte boeddha's' met nauwsluitende kleding en vliesachtige vingers als typische Gupta-kenmerken. Gedurende deze periode trad de hindoekunst op de voorgrond; het vroegste en opvallendste voorbeeld van Gupta-hindoekunst is de in rotssteen uitgehouwen schrijn van Udayagiri uit 401. De beeldhouwer van de reliëfs van de verwoeste Dashavatara-tempel bij Deogarh kopieerde de boeddhistische stijl van Sarnath en paste deze toe op een hindoemotief, met opmerkelijk resultaat. Er is echter heel weinig Gupta-kunst overgebleven, aangezien een groot deel van deze kunst, zowel boeddhistische als hindoeïstische kunst, werd vernietigd tijdens de invasies van de Hunnen en de komst van de islam.
Snijbeitels die een lang, gebogen blad hebben. Worden gebruikt voor uithollen van hout of voor het maken van gaten, gleuven of groeven in hout of steen.
Verwijst naar de aardewerkstijl uit de hellenistische periode in Egypte, in de 3de eeuw v. Chr., genoemd naar de begraafplaats in Hadra bij Alexandrië, waar veel vaatwerk in deze stijl is aangetroffen. De stijl wordt gekenmerkt door urnen die zijn bedekt met witte slip en versierd met uiteenlopende bloemen- en dierendessins in polychrome verf.
Verwijst naar de stijl van het steengoed dat vanaf het begin van de 17de eeuw werd gefabriceerd in de provincie Nagato, de tegenwoordige prefectuur Yamaguchi. Tot 1668 werden de producten Matsumoto- of Fukawa-aardewerk genoemd. De stijl kenmerkt zich door compact gevormde kommen, meestal voor thee. De kommen zijn gevlamd van voet tot lip, hebben een soms ingekeepte voetrand en zijn voorzien van semi-transparant veldspaathoudend glazuur.
Verwijst naar de Noord-Europese mesolithische periode en cultuur van circa 10.000 tot circa 8000 v. Chr. De cultuur ontstond waarschijnlijk onder invloed van Magdaléniens die vanuit het zuidwesten van Europa de rendieren volgden toen de Würm-ijstijd ten einde liep. De Hamburgcultuur wordt gekenmerkt door uiteenlopende werktuigen, zoals van botten vervaardigde priemen, vilders, schrapers, naalden, elastische stroken gemaakt van natte rendiergeweien en een aantal eenvoudige versieringen zoals V-patronen en banen. De cultuur besloeg een geografisch gebied van Holstein tot Hannover, waarbij de winters waarschijnlijk ten zuiden van de rivier de Elbe werden doorgebracht. Een aantal onderzoekers gelooft dat de cultuur wellicht banden had met Oost-Europa. De cultuur werd gevolgd door de Ahrensburgcultuur.
Meestal verzegelde documenten waarin bepaalde rechten worden vastgesteld, de doelstellingen en de principes van een pas opgezette entiteit uiteen worden gezet en waarin dikwijls officiële afspraken worden gemaakt en speciale privileges of vrijstellingen worden toegekend.
Reeksen treden, meestal van steen die aan één kant in een muur zijn gebouwd en niet op een andere wijze worden ondersteund, behalve door de direct onder gelegen stenen trede die ze gedeeltelijk overlappen.
Verwijst naar een porseleinsoort die is gemaakt van witte porseleinaarde, of 'kaolien' en 'petuntse', een natuurlijk smeltbaar veldspaathoudend gesteente. Het wordt 'hardgebakken' op een relatief hoge temperatuur van ongeveer 1450 graden Celsius. Het werd voor het eerst gemaakt in China en na 1700 in Europa geproduceerd.
Verwijst naar de periode die is genoemd naar de heerschappij van koning Harshavarman III (1066-1080 n. Chr.) in het vroege Angkor-rijk, en die wordt gekenmerkt door een snelle expansie en stadsplanning. Monumenten uit deze periode ontwikkelden zich tot duidelijke functionele of symbolische typen. Het eerste van deze typen was de tempel-berg, een constructie die werd gebouwd op de top van een heuvel of berg in de vorm van een piramide met terrassen met daarin een centraal sanctuarium waarin een afbeelding was geplaatst die de macht van de koning symboliseerde. Het tweede type was een tempel die was gebouwd op vlakke grond en die qua ontwerp was gebaseerd op Indiase en Cambodjaanse tempels. Beide tempeltypen werden over het algemeen gebouwd van baksteen, lateriet of zandsteen, bevatten interne sanctuaria en bogen op kraagstenen. Beeldhouwwerken uit deze periode waren gewoonlijk voorbeelden van de Koh Ker-stijl (tweede kwart van de 10de eeuw) en de Banteay Srei-stijl (tweede helft van de 10de eeuw), die werden gekenmerkt door reliëfsculptuur die een reeks Indiase legendes afbeeldde, en van de stijl van de Khleangs (laat 10de tot vroeg 11de eeuw), die werd gekenmerkt door een reeks bladmotieven op tempeltimpanen en figuren van jeugdige godheden, vaak met kuiltjes in de wangen, gekleed in dunne, nauwsluitende kleding en versierd met sieraden.
Beschrijft werken die zijn vervaardigd door de bewoners van de Hawaïaanse eilanden. De kunstproductie van de Hawaïanen omvatte vederwerk, schorsdoek en ornamenten; beeldhouwwerken van hout, steen en veren; rotsinkervingen of rotsgraveringen; en houten kommen, trommels en kano's.
De studie en toepassing van bovennatuurlijke en natuurlijke machten voor goedaardige of kwaadaardige doeleinden; omvat, in uiteenlopende gradaties, magie, paranormale krachten, kruidkunde, waarzeggerij en communicatie met goede of kwade geesten.
Het idee dat een mens in enigerlei vorm voortleeft na de lichamelijke dood. Deze notie is in zeer uiteenlopende vormen aanwezig in verschillende religies.
Rond gemaakte stroken hout, leisteen, metaal of kunststof die worden gebruikt om de graatsparren van een dak af te dekken en af te werken.
Beton dat niet uiteenvalt wanneer het wordt blootgesteld aan constante of cyclische verhitting bij een temperatuur die lager is dan nodig om een keramische verbinding te maken.
Leden van een mensachtige soort uit het midden van de vroege steentijd die tussen 200.000 en 100.000 jaar geleden ontstond en 35.000 tot 28.000 jaar geleden werd verdrongen door de vroege moderne mens. De neanderthalers leefden in Eurazië; soortgelijke menselijke populaties kwamen tegelijkertijd voor in oostelijk Azië en Afrika, maar omdat de neanderthalers in een land met overvloedige kalksteengrotten leefden, die zij als schuilplaatsen gebruikten, bleven hun botten bewaard en zijn ze daardoor bekender dan sommige andere oude soorten van het geslacht Homo. In sommige classificaties zijn de neanderthalers opgenomen als een ondersoort van de mens (Homo sapiens neanderthalensis).
Wordt gebruikt voor hoge betonnen, metalen of houten bouwconstructies van uiteenlopend ontwerp die ontworpen zijn om hoogspanningsdraden te dragen; gebruik 'radiomasten' of 'televisiemasten' voor metalen bouwwerken die worden gebruikt om radio- of televisieantennes te dragen.
Een fijnkorrelig, compact sedimentair gesteente dat bestaat uit in elkaar grijpende kwartskristallen van ongeveer 30 micrometer in diameter.
Een fijnkorrelig silicaatgesteente gevormd door contactmetamorfose, waarbij het gesteente is gebakken en verhard door de hitte van binnendringende granietmassa's en waarbij het massief, hard, splinterig en in sommige gevallen buitengewoon sterk en duurzaam is geworden.
Een arduinsteen die op grote schaal wordt gedolven in de buurt van de rivier de Hudson in New York en die wordt gebruikt als flagstone.
Kleine kegel- of koepelvormige heuveltjes of bergjes of andere uitsteeksels van aarde of steen.
Een doorzichtige rode of bruine variant van de zirkoon, die soms wordt gebruikt als halfedelsteen.
Documenten waarin een voorwaardelijke overdracht van eigendom uiteen wordt gezet, waarbij de voorwaarde bijvoorbeeld luidt dat er geld zal worden betaald of dat een bepaalde taak zal worden uitgevoerd. Het overgedragen eigendom fungeert als een onderpand, zodat de uitgever van de hypotheek, onder bepaalde voorwaarden, het eigendom in bezit kan nemen en executeren, wanneer de schuldenaar in gebreke blijft..
Eskimohuizen meestal gemaakt van zoden, hout of steen als ze permanent zijn, of van sneeuwblokken geplaatst in de vorm van een koepel als ze voor tijdelijk gebruik zijn.
Een bruinachtig mineraal uit de calcietgroep; komt algemeen voor in klompjes klei en ijzersteen in bodemlagen en is een ijzererts.
Meeteenheid voor de dichtheid van lichtstroom per eenheid van het oppervlaktegebied.
Vezel afkomstig van de Garcinia livingstonei (African Mangosteen, Lowveld Mangosteen or Imbe).
Nabootsing van echte edelsteen in goedkoper materiaal
Het vormgeven van een object, met name een juweel, zonder facetten, zodat een ovale, ronde, rechthoekige of veelhoekige steen met een vlakke basis en koepelvormige bovenkant ontstaat.
Decoratieve techniek voor het invatten met kostbare materialen zoals goud of het bedekken met platen van kostbare steen, zoals marmer.
Variabele roodachtig oranje kleuren die lijken op de kleur van het pigment Indian red, een synthetisch gemaakte ijzeroxide met een baksteenrode kleur.
Verwijst naar de periode van de expansieve heerschappij van koning Indravarman I (877-890 n. Chr.) tijdens de periode waarin het Angkor-rijk werd gesticht. De stijl van deze periode wordt gekenmerkt door grootse bouwcampagnes, stadsplanning waarbij gebruik wordt gemaakt van uitgebreide irrigatiesystemen, en monumenten en graftombes ter ere van de nalatenschap van begunstigers. Architectuur in deze periode wordt gekenmerkt door de eerste Cambodjaanse tempels die voornamelijk in steen werden gebouwd in plaats van in baksteen met stucwerkversieringen. Tijdens deze periode werd ook het tempel-bergprototype ontwikkeld, een voorloper van toekomstige grotere, koninklijke tempels in Angkor. Beeldhouwkundige ontwikkelingen in deze periode betreffen vrijstaande beeldhouwwerken van meerarmige hindoegoden die worden ondersteund door hoefijzervormige voetstukken, gekenmerkt door een subtiel, gestileerd realisme dat zichtbaar is in de beeldgesneden anatomische details zoals traanbuizen, gedetailleerde haarwrongen, gedeelten van de torso en gedrapeerde kleding.
Een harde steen, meestal robijn of saffier, die voornamelijk wordt gebruikt voor lagers en impulspennetjes in apparatuur en voor grammofoonnaalden.
Het opzettelijk achterlaten van de tekens van een gereedschap op een oppervlak, met name op leer of steen; toegepast tijdens de afwerkings- of afruwingsfase.
Wordt gebruikt voor hulpmiddelen zoals kleppen of schuiven die worden gebruikt om de luchtstroom binnen een ventilatiesysteem of de stroom van verbrandingsgassen in een schoorsteenpijp te regelen.
Informatie in de vorm van uiteenzettingen omtrent te volgen handelswijzen, zoals aanwijzingen of opdrachten.
Italiaanse methode om steen of marmer in te leggen die zich met name onderscheidt doordat de versieringen figuratief zijn. Het onderscheidt zich van mozaïeken, omdat intarsiawerk nauwkeurig is gesneden om het precies te laten passen.
Uitleg van iets dat niet meteen duidelijk is of voor de hand ligt, zoals het suggereren welke betekenis kan worden gevonden in een reeks gegevens of in een beeldend werk.
Uiteenzettingen, transcripties of verslagen van gesprekken waarin een persoon informatie verkrijgt van een ander, bijvoorbeeld voor onderzoeksdoeleinden, publicatie of uitzending.
Een grotendeels lichtgroen marmer met witte markeringen dat wordt gewonnen op het eiland Iona. De metamorfe dolomitische kalksteen wordt beschouwd als een van de twee zuivere marmersoorten van de Britse eilanden. De andere is Connemara-marmer.
Wordt gebruikt voor hard, compact, wit steengoed dat in Engeland werd ontwikkeld tijdens de 18e eeuw als een goedkope vervanger voor porselein; van oorsprong uitbundig versierd, maar vooral gebruikt als eenvoudig en goedkoop wit tafelgerei gedurende bijna de hele 19e eeuw.
Verwijst naar de cultuur en de stijlen die in de oudheid bestonden op het Italische schiereiland, voor het ontstaan en de expansie van de Romeinse cultuur. Het omvat de culturen van talloze stammen die ongeveer veertig verschillende talen of dialecten spraken en waarvan de culturen zeer uiteenliepen. De term wordt niet gebruikt voor de Grieken die het gebied koloniseerden, en meestal ook niet voor de Etrusken. In de meest strikte zin verwijst de term alleen naar de culturen die Italische talen spraken, zoals Latijn, Faliskisch, Osco-Umbrisch, Piceens en Venetisch. Deze talen worden algemeen beschouwd als Indo-Europese talen die veel gemeenschappelijke kenmerken vertonen en die zich onderscheiden van het Etruskisch en het Grieks. In sommige verbanden wordt de term ook gebruikt voor de Etrusken en andere preromaanse culturen.
Verwijst naar de cultuur van werktuigmakers die volgde op het Acheuléen in de Levant. Is genoemd naar de archeologische vindplaats te Jabrud in Syrië. De cultuur kenmerkt zich door dikke schrapers op steensplinters met een vlakke hiel en door tweezijdige werktuigen.
Een hard, fijnkorrelig gesteente samengesteld uit jadeiet of nefriet waarvan de kleur gewoonlijk varieert van donkergroen tot groenwit. Het heeft een hoge glans en wordt al heel lang gebruikt voor juwelen en siervoorwerpen.
Verwijst naar een reeks groenachtige kleuren die lijken op de kleur van jade, een edelsteen die is samengesteld uit jadeiet of nefriet.
Het meest voorkomende Europese type jachtgeweren tussen het einde van de 17e en het midden van de 19e eeuw, gekenmerkt door een korte achthoekige loop met een groot kaliber, een zware geweerlade en koperen beslag. Van oorsprong uitgerust met vuursteensloten, maar na 1820, in Nederland na 1840, meestal voorzien van percussiesloten.
Jasperware is een ongeglazuurd steengoed dat veel gelijkenissen toont met het Franse biscuit, gebaseerd op een mengsel van veldspaat, pijpaarde, kwarts en barium. De kleur is meestal blauw, maar jasperware kan ook in wit of andere kleuren voorkomen.
Verwijst naar de periode van de heerschappij van koning Jayavarman V (968-1001 n. Chr.). Een voorbeeld van de bouwkundige stijl van deze periode is de staatspaleistempel, Ta Keo, die zich bevindt in het centrum van de hoofdstad Jayendranagari, en de Banteay Srei, een versierde tempel die wordt gekenmerkt door colonnetten en lateien in archaïsche stijl en die timpanen bevat met taferelen uit de Indiase mythologie. Deze periode wordt over het algemeen gekenmerkt doordat nog steeds zandsteen wordt gebruikt en door de verdere ontwikkeling van gelaagde, piramideachtige tempelconstructies.
Verwijst naar de stijl in de Vikingkunst die vooral bekend is door de 10de eeuwse koninklijke monumenten en andere artefacten in Jelling. De stijl overlapt met die van Borre en Mammen, en is zichtbaar in draagbare objecten en in steen uitgehouwen afbeeldingen. De stijl kenmerkt zich door het gebruik van strook- en S-vormige dieren.
Drinkglazen van uiteenlopende vorm, voor het serveren van jenever. Ze lijken op wijnglazen maar zijn kleiner.
Verwijst naar de monotheïstische religie van het joodse volk, waarbij het geloof centraal staat dat de oude Israëlieten de aanwezigheid van God ervoeren in menselijke gebeurtenissen. Joden geloven dat één God de Israëlieten uit hun gevangenschap in Egypte heeft bevrijd, de structuur van een gemeenschappelijk en individueel leven aan hen heeft onthuld en hen heeft uitverkoren als een heilig volk dat als voorbeeld moest dienen voor de gehele mensheid. De Hebreeuwse bijbel en de Talmoed zijn de belangrijkste bronnen voor de spirituele en ethische principes van het jodendom. Deze religie, waarvan de oorsprong teruggaat naar de tijd van Abraham, legt meer de nadruk op het tot uitdrukking brengen van het geloof in de vorm van rituelen dan in de vorm van abstracte doctrines. De sabbat, die begint bij zonsondergang op vrijdag en eindigt bij zonsondergang op zaterdag, is een centraal element van de religie; er is ook een jaarlijkse cyclus van religieuze feestdagen en vastendagen. Het jodendom heeft een zeer uiteenlopende ontwikkelingsgeschiedenis die bijna 4000 jaar beslaat en is uitgemond in diverse stromingen: de orthodoxe, conservatieve en reformistische stroming.
Beitels met een brede, dikke rand om steen grof te hakken.
Verwijst naar de stijl en cultuur van het moderne Jordanië. Na het uiteenvallen van het Osmaanse Rijk stelde Groot-Brittannië begin jaren twintig van de 20ste eeuw de semiautonome regio Transjordanië in. De regio werd in 1946 onafhankelijk en kreeg in 1950 de naam Jordanië.
Steen gebakken met de minimale afmetingen van 10 bij 10 bij 20 centimeter.
Edelstenen, halfedelstenen of andere materialen zoals barnsteen of paarlemoer, die zijn geslepen, gepolijst of anderszins bewerkt en als versiering worden gebruikt in juwelen, zegels of amuletten; te onderscheiden van 'ruwe (half)edelstenen', die nog niet zijn bewerkt.
Houders in uiteenlopende vorm, voornamelijk bedoeld om kaarsen in te bewaren.
Artefacten van uiteenlopende aard gemaakt van de gedroogde, uitgeholde bast van diverse soorten pompoenen. Het betreft bijvoorbeeld houders zoals flessen en drinkkalebassen, keukengerei zoals kommen en soeplepels, en muziekinstrumenten of componenten daarvan, zoals trommels en ratels. Kalebassen worden overal ter wereld gemaakt en gebruikt, met name in Afrika en Midden- en Zuid-Amerika.
De naam van een glassoort die in 1864 werd ontwikkeld door William Leighton ter vervanging van loodglas bij de productie van goedkope flessen. Gecalcineerde kalksteen of kalk wordt gebruikt voor de fabricage van glas dat als voordelen heeft dat het goedkoop, licht en minder resonant is en dat het snel afkoelt.
Baksteen, meestal parelgrijs van kleur, die is gemaakt van een mengsel van zand en kalk, gevormd onder druk en uitgehard met stoom. Is goed bestand tegen vorst, zuren en brand, en is eenvoudig schoon te houden.
Cycladische vaten met een bolvormige buik, een lange hals, een voetstuk en vier doorboorde oren aan de buik. De doorboorde oren dienden voor koorden waarmee een deksel op het vat werd vastgezet. Kandilai danken hun naam aan hun gelijkenis met modern-Griekse kerklampen; ze zijn waarschijnlijk gebruikt voor vloeistoffen als olie of wijn. De kandilavorm kwam zeer veel voor en werd gemaakt van marmer of klei en in uiteenlopende formaten. De geleidelijke verdwijning van een voet of basis kan een stap zijn in de overgang van de kandila naar de bolle pyxis, een vorm die later populair werd.
Lage drinkglazen met een korte, dikke, zware stam met zware voet, en een kelk van uiteenlopende vorm. Ze werden gebruikt in privéclubs, genootschappen en bij ceremoniële gelegenheden. Genoemd naar de gewoonte om gezamenlijk met de voet van het glas op de tafel te roffelen wat klonk als geweervuur.
Bolvormige, massieve projectielen van steen of ijzer die zijn bedoeld om met voorlaadkanonnen te worden afgevuurd.
Omrandingen of banden die een steen of ander ornament omgeven en vasthouden, zoals op een ring of een snuifdoos; of een kristal, zoals op een horlogekast of een klok; of een glazen of plastic bedekking, zoals op een koplamp.
Een soort straatsteen, gewoonlijk gesneden in afgeplatte pyramidevorm; wordt gelegd met de basis van de pyramide naar beneden.
Y-vormige stokken met een reep plastic, leer of een ander elastisch materiaal vastgemaakt tussen de uiteinden van de beide takken, die worden gebruikt voor het wegschieten van kleine steentjes tijdens de jacht of het spel.
Stukken hout of metaal die taps toelopen en eindigen in een dunne rand; worden gebruikt om hoogte aan te passen, bekisting strakker te maken of om hout of steen te splijten.
Een steenfragment, rond of tot een andere vorm afgesleten, met een diameter van 64 tot 256 mm, dus groter dan een kiezelsteen en kleiner dan een zwerfkei. De term verwijst meer in het bijzonder ook naar een rond afgesleten steen die wordt gebruikt voor bestrating en andere bouwwerkzaamheden.
Drinkglazen van uiteenlopende vorm, met grote cuppa, op voet met stam.
Vierkante doeken (ca. 60 x 60 cm) ter bedekking van kelk en pateen vóór en na de communie. Gebruik 'palla's (bedekkingen voor kelken)' voor de vierkante kartons overtrokken met linnen of stijve linnen doeken ter bedekking van de kelk tijdens de mis.
Verwijst naar middeleeuwse monumentale kruisen, gewoonlijk van steen, die werden gebruikt als markering van plaatsen in het landschap, meestal een heilige plaats, een graf of een verzamelplaats in het Keltische Ierland, Schotland of elders. Ze dragen in het algemeen inscripties of versieringen in bas-reliëf in een door Vikingkunst beïnvloede Keltische stijl. De typische vorm is die van een Latijns kruis met een ring rond het snijpunt van de verticale en de horizontale balk; enkele van de oudste voorbeelden bestaan echter uit een losse stenen zuil met versieringen en inscripties.
Wordt gebruikt voor bogen met een driehoekige vorm, gevormd door twee rechte blokken steen die diagonaal zijn gezet.
Hout van verschillende typen kersenbomen die inheems zijn in Europa en de Verenigde Staten. Loopt in kleur uiteen van licht- tot donkerroodachtig met een prachtige glans en is heel geschikt voor het vervaardigen van meubilair.
Een holle steen gebruikt voor de aanzetting of de bekleding aan de binnenkant van een muur; heeft meestal de afmetingen van een normale steen en een gegroefd of gekerfd oppervlak om pleisterwerk te vergemakkelijken. Het draagt geen extra gewicht.
Traditionele joodse huwelijkscontracten die van oudsher in het Aramees zijn geschreven en door getuigen zijn ondertekend, waarin de huwelijkse plichten van man en vrouw uiteen worden gezet, zoals de verplichting van de man om na een eventuele scheiding een vastgestelde alimentatie te betalen en het recht van de vrouw op het bezit van haar man na diens overlijden.
Verwijst naar registratiesystemen die werden gebruikt in het Incarijk en oudere culturen in het Andesgebied. De term 'khipu' is een orthografische weergave van het Quechua-woord voor knoop. Een khipu bestaat meestal uit koorden of draden van gekleurd katoen (of alpaca) met numerieke waarden die mogelijk met knopen zijn gecodeerd volgens het tientallig (decimaal) systeem. Khipu's bestaan uit een hoofdkoord waaraan een wisselend aantal hangende touwtjes is bevestigd; het aantal touwtjes kan uiteenlopen van twee tot bijna 1500 snoeren. Aan deze touwtjes kunnen op hun beurt ook weer kleinere touwtjes zijn bevestigd. De meeste khipu's bevatten drie soorten knopen. Het geheim van de khipu is nog niet ontcijferd en er zijn tal van theorieën over de hoeveelheid informatie die ze zouden bevatten. Volgens recente theorieën werden ze gebruikt om eenheden van arbeidsbijdragen bij te houden, met een verwijzing naar het geografische gebied dat de arbeid leverde. Andere onderzoekers zijn van mening dat khipu's niet als schriftvorm waren bedoeld, maar als een systeem van geheugensteuntjes voor Inca-administrateurs, of als een combinatie van deze twee, voor het bijhouden van een administratie. Khipu's werden niet alleen door hoge ambtenaren in de hoofdstad Cuzco gemaakt en bijgehouden, maar ook door regionale hoofden en dorpsoudsten. Na de verovering van het Incarijk begin 16de eeuw door de Spaanse conquistadores werd het gebruik van de khipu verboden en werden de meeste vernietigd. Er zijn nog slechts circa 600 Inca-khipu's bewaard gebleven. In de hooglanden van Peru wordt het gebruik van de khipu nog voortgezet, zij het in een vrij primitieve vorm.
Verwijst naar de cultuur en de periode die floreerde van de 7de tot het midden van de 15de eeuw in de regio die tegenwoordig bekend is als Cambodja en die later migreerde naar andere regio's in Zuidoost-Azië. De stijl van deze periode is complex, ontwikkelde zich in verschillende subfasen en wordt bepaald door animistische geloven, het Theravada-boeddhisme en het Indiase hindoeïsme. Artistieke productie in deze periode is divers en weerspiegelt Indiase en andere regionale invloeden in beeldhouwkunst, architectuur en de decoratieve kunsten. In architectuur wordt deze periode gekenmerkt door hindoeïstische en Mahayana-boeddhistische tempels in constructies van lateriet, zandsteen of baksteen.
Drinkvaten van uiteenlopende vorm, maar meestal met een Hebreeuwse inscriptie, gebruikt voor het drinken van wijn bij joodse godsdienstceremonies, bij speciale gelegenheden zoals huwelijken, of bij de zegening voor het avondmaal voorafgaand aan de sabbat of een religieuze feestdag.
Een steenfragment, meestal rond afgesleten, dat groter is dan een korrel en kleiner dan een kei. Een kiezelsteen heeft een diameter tussen 4 en 66 mm en is dus groter dan een erwt en kleiner dan een tennisbal.
Meeteenheid voor opgeslagen informatie op een computer ter grootte van 1024 of 1000 bytes. De meest gebruikte eenheid om de grootte van computerbestanden uit te drukken.
Verwijst in brede zin naar kunstwerken in uiteenlopende stijlen die een vorm van beweging bevatten, zoals machines, mobiles en bewegende objecten. Ontstaan tussen 1913 en 1920 met de werken van Marcel Duchamp, Naum Gabo en Vladamir Tatlin. De stijl beleefde een hoogtepunt in de jaren 60 van de 20ste eeuw.
Kleine doeken ter bedekking van kelk en pateen afzonderlijk in de oosters-orthodoxe kerk.
Munten of papiergeld van verschillende denominaties en coupures lager dan de basismunteenheid.
Een oud Chinees kalligrafisch schrift dat ontstond tijdens de Han-dynastie (206 v.Chr. tot 200 n.Chr.) en op grote schaal werd ingevoerd voor officiële en onderwijsdoeleinden. Het kwam voort uit het zegelschrift (zhuanshu), ontstaan in het penseelgeschriften van de latere Zhou- en Qin-dynastieën. Het verscheen voor het eerst tijdens de Qin-dynastie (221-226 v.Chr.) en kwam tot wasdom tijdens de Oostelijke Han-dynastie (late 3de eeuw v.Chr.). Hoewel enigszins vierkant en hoekig, met sterke nadruk op de horizontale halen, is het lishu is een echt kalligrafische schriftsoort, waarbij volledig gebruik wordt gemaakt van de buigzame penseel om de dikte van de lijn te moduleren. Er zijn veel voorbeelden uit de Han-periode overgeleverd, die met een penseel op bamboestroken zijn geschreven of in steen zijn gegraveerd. De karakters waren ongeveer van gelijke grootte en werden met gelijke tussenruimtes in een compositie geplaatst, maar de constructie van de karakters en de afzonderlijke halen varieerde sterk. De voornaamste kenmerken van het klerkenschrift zijn de hoekige halen, die de geronde lijnen van het zegelschrift vervingen, en de vereenvoudigde karakterstructuren, die ingingen tegen de zes beginselen van Chinese karakters. Het klerkenschrift heeft het fundament gelegd voor de ontwikkeling van latere schriften, waaronder het standaard- of reguliere schrift, het lopende of semicursieve schrift en het cursieve schrift. Dit schrift zou zijn gemaakt door een gevangene, Cheng Miao, en de nieuwe schrijfstijl werd onder gevangenismedewerkers populair voor officiële documenten en transcripties. Aan het eind van de Han-dynastie ontwikkelde het lishu zich tot het soepeler en vloeiender geschreven kaishu.
De laatste baksteen, steen of tegel die, of het laatste blok dat is gelegd in een horizontale rij. Dit kan een volledige steen zijn of een steen die ter plaatse op maat wordt gehakt of gezaagd.
Vuurstenen werktuig uit het Laat-paleolithicum dat gemaakt wordt door een lange, smalle schilfer van een kernsteen te slaan. Klingen zijn ongeveer twee keer zolang dan ze breed zijn en hebben parallelle zijkanten.
Een steen die in de lengte is gehalveerd; van normale dikte maar de helft van de normale breedte. Het wordt gebruikt om een metsellaag af te maken of om stenen van normale grootte te spatiëren.
Scherpe, stalen staven die worden gebruikt om steen te splijten zodat de facethoeken kunnen worden gemeten.
Kleine, meestal zelfstandige en nagenoeg vierkante verdedigingswerken, vroeger van houten balken, later van steen of beton; werd aangelegd als toevoegingen van vestingen, als voorgelegen werken of als verdedigbare 'wachthuizen'.
Friemelkettinkjes met kralen die in Griekenland en Turkije worden gebruikt. Ze kenmerken zich door het feit dat ze vaak van barnsteen of koraal zijn gemaakt en dat de ketting een oneven aantal kralen bevat, met knoopjes tussen de kralen. De uiteinden zijn meestal in een lus aan elkaar geknoopt, waarbij de uiteinden van het snoer voorbij de knoop doorlopen en aan het eind met een kwastje zijn gedecoreerd.
Verwijst naar de pre-Angkor stijl die is genoemd naar een monument dat werd opgericht in de periode van de late 7de eeuw tot de 8ste eeuw. Bouwkundige ontwerpen in deze stijl worden voornamelijk gekenmerkt door bakstenen constructies, Indiase Gupta-bouwplannen met kleine rechthoekige cellae die heilige beelden herbergen, torens met gewelfsystemen die zijn voorzien van een draagsteen en terugkerende patronen van bladeren en reliëfbanden met gebladerte ter versiering van colonnetten. De stijl benadrukt de verering van hindoeïstische goden, met name Shiva. De beeldhouwstijl vertoont overeenkomsten met hindoeïstische en boeddhistische beeldhouwkunst.
Element dat de structuur bepaalt van alle plantaardige en dierlijke weefsels. Chemisch symbool C, atoomnummer 6. Koolstof kan in allerlei vormen voorkomen: als diamant, grafiet, steenkool, carbonzwart of fullereen. Koolstof komt in hoge concentraties voor in steenkool, cokes, benzine en aardgas. Ook eiwitten zoals haar, vlees en zijde bevatten koolstof, naast andere elementen. Er bestaan meer dan zes en een half miljoen verschillende koolstofverbindingen, waaronder suiker, zetmeel en papier.
Een product van de afbrekende destillatie van steenkool.
Een steen die meestal met de langste kant loodrecht op de muur wordt geplaatst in metselwerk.
Manden van verschillende vormen en maten in gebieden. Meestal groot en rond, om diverse producten als graan of kolen te vervoeren of te wegen. Vaak als meeteenheid gebruikt.
Patronen die op een natuurlijke manier ontstaan op het oppervlak van materialen als stof, leer, hout of steen door de ordening van hun samenstellende vezels of deeltjes. Ook: patronen die kunstmatig worden geproduceerd, onder meer door bosseleren, op het oppervlak van materialen als boekbinderslinnen om een bepaalde korrel te laten ontstaan. Dit kunnen imitaties van natuurlijke korrels zijn of kunstmatige ontwerpen als een ruitjesmotief. Gebruik 'korrel (structuur)' voor de ordening en stratificatie van samenstellende vezels of deeltjes.
Films met een betrekkelijk korte lengte in vergelijking met hoofdfilms, een lengte die uiteen kan lopen van een paar minuten tot een uur, met dertig minuten als typisch gemiddelde.
Korte kniebroeken die in Europa in de 16de en 17de eeuw door mannen werden gedragen en die het lichaam bedekten van het middel tot halverwege het dijbeen. Ze waren soms gevuld, liepen uiteen van strak- tot loszittend en sloten bij het kruis op de kous aan.
Term uit de 16de eeuw voor personen die zich bezighielden met het beschrijven en in kaart brengen van de globale kenmerken van het heelal, zowel de hemelen als de aarde. Tegenwoordig valt deze term uiteen in astronomen, geografen en geologen.
Handbediende, pneumatisch aangedreven boren die een boorijzer of een hameren en draaien. Worden gebruikt om steen te doorboren of beton, asfalt of plaveisel open te breken.
Gepunte voorwerpen die worden gebruikt om lijnen in hout, metaal of baksteen te krassen.
Een fijnkorrelige kalksteen of zachte, aarde-achtige vorm van calciumcarbonaat die voornamelijk wordt gebruikt in stopverf, kleurkrijten, verf, rubberproducten en linoleum. Verder wordt het ook gebruikt als pigment en schuurmiddel.
Lithografieën die men maakt met lithografische kalk. Vóór gebruik werd de lithografische steen opgeruwd door het oppervlak te schuren met fijn zand.
In de beeldende kunst, techniek van het tekenen met krijt, een voorbereide natuursteen of aarde stof die doorgaans verkrijgbaar in zwart (gemaakt of van zachte zwarte steen of uit een samenstelling die lampzwart bevat), wit (gemaakt van verschillende soorten kalksteen), en rood, of sanguine (gemaakt van rode aarde zoals rode oker). De vroegste krijttekeningen dateren uit het Paleolithicum.
Maatstokken met schaalverdeling waarbij de verdeling iets groter is dan de standaard meeteenheden zodat patroontekenaars hun patronen iets te groot kunnen maken om te compenseren voor krimpen tijdens de houtbewerking of het gieten van metalen.
Houders, meestal van aardewerk, steengoed of porselein, smalle hals, handvat gekruld of als verticale beugel, soms met schenktuit; inhoud tot 10 liter.
Kleine, ondiepe bakjes voor kruit die zich bevinden in lontsloten, vuursteensloten en radsloten.
Chinees schrift dat het meest ongebreidelde van de cursieve schriftstijlen is en voor het eerst is aangetroffen in de 8ste eeuw n.Chr. Het dankt zijn naam (Engels: 'wild cursive script') aan kenmerken als snelheid van schrijven en het verbinden van halen en karakters. Daarnaast zijn de karakters soms zeer uiteenlopend van grootte en vorm. Het wordt in het bijzonder gewaardeerd om zijn wilde, ongeremde kwaliteiten.
Verwijst naar de internationale kunstbeweging, in 1908 begonnen door Pablo Picasso en Georges Braque, die zich in fasen ontwikkelde en voortduurde tot de vroege jaren 20. De stijl kenmerkt zich door een nadruk op het platte, tweedimensionale oppervlak van de afbeelding, de afwijzing van traditionele weergavemethoden en het uiteen laten vallen van voorwerpen, zodat verschillende zijden van een object gelijktijdig zichtbaar zijn.
Een ruitpatroon van kleine diamant-, kubus- of dobbelsteenachtige motieven die worden gedreven of geperst op boekbinderslinnen of leren banden, met name geliefd op kalfsleren boekbanden aan het begin van de 19e eeuw en op de linnen boekbanden van uitgevers tussen 1835 en 1845.
Stenen document dat werd gebruikt als grenssteen en als document van landschenkingen aan vazallen door de Kassieten in Babylonië tussen de 16de en de 12de eeuw voor Christus. Akkadisch voor ‘grens’.
Een term die wordt gebruikt voor het bitumineuze afval van steenkooldestillatie, dat machinaal wordt vermengd met zand of kalksteen.
Kuruwarri verwijst naar zandontwerpen en ceremonieën die zijn voorbehouden aan de mannen van het Aboriginal-volk de Warlpiri. De door mannen gemaakte zandontwerpen worden gebruikt bij het vertellen van verhalen als representatie van de aanwezigheid en van de voortplantingskracht van voorouders. Hoewel de ontwerpen meestal in het zand worden getekend, worden ze soms ook in hout of steen gesneden of op lichamen geschilderd.
Verwijst naar de stijl van porselein, zowel voor alledaags als voor ceremonieel gebruik, dat werd vervaardigd in de provincie Kaga, die nu deel uitmaakt van de prefectuur Ishikawa, tussen 1655 en 1704 en daarna weer van 1807 tot heden. Oudere werken betreffen gewoonlijk servies met een donkere bovenste glazuurlaag, met een grofkorrelig oppervlak en glazuur dat uiteenloopt van mat tot glanzend. Latere werken hebben meer eclectische, kleurrijke en complexe ontwerpen.
Een steen die tot ¼ van zijn normale lengte is teruggebracht maar dezelfde dikte en breedte heeft behouden. Gebruikt om stenen van normale grootte te spatiëren.
Een metamorf gesteente dat voornamelijk bestaat uit korrelige kwarts die met silica is gecementeerd tot een homogene massa met een zeer hoge trek- en pletvastheid; wordt vooral gebruikt als een bouwsteen, als grind in de wegenbouw en als aggregaat in beton.
Verwijst naar de meest ontwikkelde fase van de geometrische stijl, van het midden tot aan het eind van de 8ste eeuw v. Chr., die in een zeer groot geografisch gebied voorkwam. De stijl loopt in de verschillende streken sterk uiteen, maar kenmerkt zich in het algemeen met betrekking tot de vaasschilderkunst door de verfijnde weergave van figuren en dieren, waaronder de weergave van herkenbare mythologische figuren en verhalende taferelen.De beeldhouwkunst uit deze periode toont een grote verscheidenheid aan gestileerde dieren en menselijke beelden, maar naturalistischer dan in vroegere perioden.
Verwijst naar het einde van de Hellenistische periode en stijl, van circa 150 tot circa 31 v. Chr. Deze kenmerkt zich door een snel verval van de Hellenistische wereld en het uiteenvallen van de gevestigde artistieke scholen. De periode staat bekend om de snelle toename van verschillende stijlen, inclusief een versterkt neo-classicisme dat elementen combineert van verschillende Klassieke stijlen, een “barokke” retrostijl die wordt gekenmerkt door emotie, asymmetrie en beweging, en een stijl die een regelrechte kopie vormt van klassieke werken.
Verwijst naar de periode in Meso-Amerika van circa 1200 tot 1521 die is verbonden met de opkomst van het Azteekse keizerrijk. Met betrekking tot aardewerk en keramiek wordt deze periode gekenmerkt door polychrome potten uit de regio's Cholula en Mixtec en potten met de afbeelding van dieren die zijn versierd met emblemen in plaats van narratieve voorstellingen. Beeldhouwkundige stijlen uit deze periode tonen bijna levensgrote, staande figuren met vaag gemodelleerde gelaatstrekken en gebeeldhouwde oppervlaktepatronen die kostuums, lichaamsverf of tatoeages aanduiden. Artistieke vernieuwingen in edelsteenbewerking worden in deze periode uitgebreid en hebben onder andere betrekking op jade, parels, potten van tecali, bergkristallen bekers met een voet, oorspoelen van kristal en lavaglas, en ornamenten van turquoise git, koraal en amber die worden gebruikt in rituele ceremonies. Veelvuldig gebruik van hardstenen beeldsnijwerk, onder andere voor het vervaardigen van ceremoniële potten versierd met een laag reliëf en met beeldhouwwerken van mensen, goden, dieren en plantenvormen die zijn gemaakt van jadeïet en andere groenstenen, dioriet, chalcedon en bergkristal. De Azteken verbreidden tijdens deze periode ook het gebruik van turquoise mozaïeken en veren hoofdtooien.
Verwijst naar de kunstperiode in Meso-Amerika van circa 600 n. Chr. tot 900 n. Chr. Beeldhouwkundige stijlen uit die periode varieerden al naar gelang de regio. In Tierra Blanca bevatten aardewerk en schalen van keramiek rituele taferelen in hoogreliëf die met een mal waren gemaakt. Figuren uit Nopiloa zijn meestal gemaakt met behulp van een mal, maar bedekt met een crèmekleurig engobe. In de meeste regio’s worden bij aardewerk en kleibeelden staande en zittende vrouwelijke figuren afgebeeld met sierlijke hoofdtooien, kralenkettingen en geknoopte slangenriemen. Het gaat onder andere om schalen met crèmekleurig engobe die gedetailleerd zijn beschilderd met realistische en imaginaire dierenfiguren en gekostumeerde figuren die zijn gerangschikt in paren of trio's. Edelsteenbewerking uit deze periode wordt gekenmerkt door drie vormen die zijn verbonden met een heilig balspel: yuog, palma en hacha. In de architectuur wordt deze stijl gekenmerkt door stèles en altaarconstructies met grote, zoömorfe frontale figuren in hoogreliëf, versierd met compacte kostuumontwerpen. Schilderstijlen uit deze periode beelden mensen af in een stedelijke context te midden van piramides, tronen, trappen en marktplaatsen en hebben rijke, symbolische kleuren. Tempels en gewelven uit deze periode zijn versierd met muurschilderingen waarop expressieve, historische, militaire en rituele afbeeldingen zijn weergegeven.
Machines voor grondverzet die aan de voorkant een laadschop hebben die kan worden opgetild, neergelaten of gekanteld. Ze worden gebruikt voor het duwen of transporteren van aarde, gebroken steen en andere bouwmateriaal.
Verwijst naar de neolithische stijl en cultuur die is genoemd naar de nederzetting bij het meer in Lagozza di Besnate in Lombardije, Italië. Lagozza kenmerkt zich door het specifieke aardewerk en het vuurstenen gereedschap. De potten bestaan meestal uit eenvoudige open kommen met gedecoreerde cilindrische deksels en aan de bovenzijde deels gesloten kommen met gegolfde profielen en afdrukken van holle stengels. Het vuurstenen gereedschap bestaat meestal uit driehoekige, transversale pijlen gemaakt van zeer dun vuursteen, dat van buiten naar het gebied werd gebracht. De cultuur lijkt nauw verwant aan de Chasseen-cultuur, en kan duiden op een invasie vanuit het westen.
Verwijst naar de stijl en periode rondom de cultuur die een bloeitijd beleefde in het Cambodjaanse koninkrijk Lan Xang (1353-1707 n. Chr.). De stijl van deze periode is gebaseerd op inheemse innovaties en Thaise en Khmer-invloeden. In de religieuze architectuur is de stijl terug te zien in de Vat Visum (1503 n. Chr.) en de Vat Xieng Thong (1561 n. Chr.), met grootse stoepa's of monumenten, schuine, overlappende daken met dakpannen, dakranden die worden ondersteund door kraagstenen of door vergulde of gelakte consoles en houtconstructies. Seculiere bouwwerken zijn gebouwd van hout en zijn ook voorzien van vergulde bas-reliëfs. In deze periode kwam het tot de ontwikkeling en uitbreiding van een structuur met een heiligdom en ontmoetingsplaats, waar heilige beelden werden ondergebracht. In de beeldhouwkunst in deze stijl staan boeddhistische thema's en iconografie centraal, hoewel er ook wel enige hindoeïstische beeldhouwwerken zijn. Typerend zijn figuren in brons, steen, edelmetaal, droog lakwerk en terracotta.
Een marmer van kleiachtige kalksteen met donkerkleurende materie, dat zo wordt verdeeld dat het lijkt op een bos of een landschap.
Afrikaanse cilindervormige en dubbelkonische kralen, gemaakt van de roodachtig bruine steensoort waarnaar ze zijn vernoemd. Gemaakt door de Yoruba, voornamelijk in Ilorin, Nigeria. Ze worden niet meer gemaakt, maar nog wel gebruikt.
Verwijst naar de stijl die in verband wordt gebracht met Laos, in het dal van de bovenloop van de Mekong. In de hybride stijl zijn Thaise, Myanmarese, en Khmer-invloeden te herkennen. De basis van de kunststijl van deze regio ligt in de religie en traditie, met boeddhistische en hindoeïstische iconografie en verhalende reliëfpanelen die wortelen in Theravada-boeddhistische en hindoeïstische principes. Kenmerkend voor volkskunst in deze stijl zijn manden, hout- en ivoorsnijwerk en zilver- en goudwerk. Kenmerkend voor architectuur in deze stijl zijn tempels naar model van Khmer-tempelbergen met schuine, trapvormige daken met kleine vlakke dakpannen, en de wihan, een rechthoekig gebouw met een altaar met boeddhistische afbeeldingen. In de beeldhouwkunst is deze stijl grotendeels toegepast voor het afbeelden van Boeddha in koninklijke gewaden. Beeldhouwwerken zijn vervaardigd uit brons, gelakt hout en soms steen en zijn versierd met ingelegd glas of paarlemoer. Bas-reliëfs zijn zeldzaam en worden meestal aangetroffen als houten wandbekleding, hoewel er ook muurtaferelen bekend zijn in kalkmortel, pleisterwerk of cement. Kenmerkend voor textielkunst in deze stijl zijn zijden stoffen met ikat- en ingeweven patronen met stippen en geometrische en zoömorfe motieven.
Reeks blauwe of groenachtige kleuren die lijken op de kleur van de lapis lazuli, een halfedelsteen die meestal een rijke blauwe kleur heeft.
Balkvormig element van hout, steen of ijzer dat een venster, ingang of andere opening van enige breedte overspant en het bovenliggende muurwerk steunt.
Lagen die bij metselwerk met natuursteen ter hoogte van de latei zijn geplaatst en zich meestal onderscheiden van de muur doordat ze meer uitsteken, dikker zijn afgewerkt of in het geheel dikker zijn, waarbij ze in afmetingen overeenkomen met de latei.
Een restproduct van de verwering van gesteente, dat rood van kleur is, een hoog gehalte aan ijzeroxiden en aluminiumhydroxide bevat en een klein deel silicaat. Wordt gebruikt in Afrikaanse bouwwerken.
Gesmolten vulkanisch gesteente dat wordt uitgestoten door een vulkaan of afkomstig is uit een scheur in het aardoppervlak; ook gebruikt voor hetzelfde materiaal nadat het is afgekoeld en gestold.
Een stof met metallieke eigenschappen, bestaande uit twee of meer metaalelementen of uit metalen en niet-metalen elementen, die in gesmolten toestand mengbaar zijn en niet uiteenvallen in aparte lagen wanneer ze stollen.
Een zeer fijnkorrelig, gefolieerd en ongelaagd metamorf gesteente dat meestal wordt geproduceerd door metamorfose van schalie onder relatief lage druk en temperatuur. Het komt in veel variaties voor, waaronder klei, hoornblende, mica en talkleisteen. Een gemeenschappelijke eigenschap is dat het gemakkelijk kan worden gesplitst in dunne lagen.
Leidekkershamers met een punt aan de achterkant van de kop. Worden gebruikt om spijkergaten in leisteen te maken.
Leisteen die voornamelijk wordt gebruikt voor algemene bouwdoeleinden, dergelijke leisteen moet vrij zijn van gaten, barsten of andere defecten die van invloed kunnen zijn op de duurzaamheid of sterkte.
Een reeks middengrijze tot donker blauwachtig grijze, groenachtig grijze en paarsachtig grijze kleuren die lijken op de kleur van leisteen, een metamorf gesteente.
Steenbewerkingstechniek uit het Paleolithicum waarbij schilfers van een kernsteen werden afgeslagen om vervolgens als werktuig te worden gebruikt. Deze techniek was gesofisticeerder dan eerdere methodes. Genoemd naar een archeologische site dicht bij Parijs.
Ongebluste kalk die wordt gemaakt van vrijwel pure kalksteen.
Verwijst naar een neolithische Chinese cultuur en periode tussen circa 3300 en 2250 v. Chr. De opvallendste Liangzhu-artefacten zijn rituele voorwerpen van jade; in graven zijn platte schijven van uiteenlopende grootte en gesegmenteerde holle zuilvormige objecten aangetroffen. De zuilvormige jadeobjecten hebben scherpe hoeken met afbeeldingen van menselijke vormen, de vroegste voorbeelden in dit deel van de wereld. In handleidingen voor rituelen van latere datum worden de objecten omschreven als 'bi' (de platte schijven) en 'cong' (de zuilvormige objecten) en wordt hun rol toegelicht bij de aanbidding van hemel en aarde, en als hiërarchische rangaanduiding; de jade had ongetwijfeld een betekenisdragende functie, maar de latere teksten zijn misschien niet relevant voor de neolithische context.
Natuurlijk gelig glas opgebouwd uit silica dat gevonden wordt in de Libische woestijn. Over hoe het glas daar terecht is gekomen is er vooralsnog geen consensus in de wetenschappelijke wereld. Het glas werd in de Oudheid gebruikt als edelsteen voor de farao’s.
Horizontale persen bestaande uit twee evenwijdige platen of balken die worden samengedrukt of uiteengedreven met behulp van een grote schroef bij elk van beide uiteinden; ook wel voorzien van een groef waarin het snijmes loopt. Worden gebruikt om een boek vast te zetten tijdens bewerkingen zoals voeren, vergulden of bijsnijden.
Het vak van het beschrijven, interpreteren en evalueren van literaire werken, inclusief de uiteenzetting van de principes, methoden en theorieën van en over de analyse van dergelijke werken.
Slagplaten van klinkende steen, in een reeks verticaal opgehangen, of in staafvorm, horizontaal neergezet.
Vlakdrukprocédé waarbij een ontwerp met een vettige substantie op de steen wordt aangebracht en het oppervlak chemisch wordt behandeld, zodat de inkt alleen op de vettige delen achterblijft.
Lithografisch drukprocédé waarbij een ontwerp door een in water oplosbare ondergrond op de steen of plaat wordt gegraveerd, zodat de inkt in de gegraveerde lijnen achterblijft. Bij dit procédé worden aspecten van zowel vlak- als diepdrukprocédés gecombineerd.
Vettige krijtjes die in de lithografie worden gebruikt om een tekening op steen, metalen plaat of afdrukpapier aan te brengen.
Scherpe stalen punten die in houders zijn gezet en worden gebruikt om krijt- of tuschetekeningen op de lithografische steen te krassen met de bedoeling om een witgestreept effect in de afdruk te krijgen.
Gereedschap voor leerafwerking bestaande uit een steen of een stomp metalen, glazen of plastic snijgedeelte op een houten handvat dat wordt gebruikt om heel dun, fijn leer of perkament voorzichtig te schrapen, glad te strijken of van overmatig vocht te ontdoen, of om een uiterst gladde nerfzijde op leer te produceren. Ze worden soms ook gebruikt om leervet aan te brengen in een huid.
Verwijst naar de periode waarvan de productie analoog is aan artistieke modellen van de Khmer die werden ontwikkeld in het gebied van het huidige Cambodja. In de architectuur kan deze periode worden onderverdeeld in drie subperioden: van de 7de tot de 9de eeuw grijpt deze periode terug op pre-ankorese Khmer-stijlen en wordt er gebruikgemaakt van constructies van baksteen, vierkante torens, sanctuaria met redans en hoekpilasters, met een draagsteen ondersteunde gewelfdaksystemen en met behulp van gegoten basementen met ingangen aan de oostzijde en blinde deuren aan de overigen drie zijden. Van de 10de tot de vroege 13de eeuw laat deze periode intensievere Khmer-invloeden zien en wordt ze gekenmerkt door de Prasat Wat Prang (10de eeuw) en Prasat Ban Chang, die beide stenen torens bevatten, met zandstenen deurkozijnen op een noord-zuidas, pilasters en drielobbige lampnissen, en door de Prasat Phra en Prasat Phanom Wan, die beide worden gekenmerkt door vestibules en mondops met relikwieën of Boeddha-afbeeldingen. Vanaf de late 13de tot de 14de eeuw ontwikkelde de architectuur regionale artistieke elementen, maar met behoud van traditionele Khmer-iconografie. Tempels in deze latere stijl worden gekenmerkt door laterietconstructies, uitgebreide sanctuaria die zijn gewijd aan Boeddha en bodhisattva’s, de prang, een karakteristieke Thaise constructie die wordt gekenmerkt door de opwaartse uitrekking van de kogelvorm van het klassieke Khmer-torensanctuarium en verdere variaties op de mondop en de vierkante toren met redans. In de keramiekproductie wordt deze periode gekenmerkt door voornamelijk platte, bruin- of groengeglazuurde werken met gegraveerde geometrische ontwerpen en modellering van dierlijke vormen op kruiken en potten.
Te gebruiken voor luchtvaartuigen waarvan de vleugels zo zijn ontworpen dat ze naar achteren en naar voren kunnen worden bewogen tijdens de vlucht om de aërodynamische werking te optimaliseren bij zeer uiteenlopende snelheden.
Een ruwe rood en zwarte steen die is samengesteld uit rode orthoklaas, grijze kwarts en zwarte toermalijn.
Verwijst in hoofdzaak naar de periode van de belangrijke Late Ly-dynastie (1010-1225 n. Chr.), die in de delta van de Rode Rivier tot ontwikkeling kwam, maar kan ook verwijzen naar de stijl en periode van de minder ontwikkelde Vroege Ly-dynastie (544-603 n. Chr.). De stijl van de Late Ly-dynastie ontstond in een sfeer van dynastieke stabiliteit en heeft de stijl van de moderne Vietnamese staat mede beïnvloed, zo wordt algemeen gedacht. In de architectuur wordt de periode gekenmerkt door boeddhistische tempels met inheemse innovaties zoals het gebruik van steen, bovengeplaatste spanten, balken en halfzuilen, en het gebruik van overhangende dakranden met symbolen in terracotta. Een voorbeeld bij uitstek van de architectuur uit deze periode is de Lotustempel (1049 n. Chr.) in Hanoi, met decoratieve motieven in terracotta langs de dakranden, een duidelijk lotusvormige constructie en een complex spantensysteem met elkaar kruisende balken en zuilen. In de beeldhouwkunst wordt de periode gekenmerkt door Boeddhafiguren gezeten op verhogingen die gedecoreerd zijn met draken- en bloemmotieven, reliëfpanelen uitgevoerd in een Cham-stijl of Chinese stijl, stoepa's met gebeeldhouwde motieven van eiken- en druivenbladeren, en beelden van leeuwen, olifanten, buffels en paarden die afzonderlijk op een lotusvoetstuk zijn geplaatst en zijn beeldgesneden uit één blok steen.
Met de hand bediende molens, meestal bestaande uit een plaat met een enigszins hol oppervlak en een kleinere, gladde, ronde steen, gebruikt om granen of andere voedingsmaterialen te malen of te verpulveren.
Draagbare, elektrische, pneumatische, onafhankelijke hamers die op benzine lopen en gebruik maken van een trilmechaniek en waar ook gereedschap als beitels, schoppen en stampers in is aangebracht. Worden gebruikt om baksteen, geharde stopverf of metselspecie te verwijderen, of soortgelijke toepassingen.
Verwijst naar de periode en cultuur van het hoog-paleolithische Europa, die is vernoemd naar de grot van Madeleine in de Franse Dordogne en die van ruwweg 17.000 jaar geleden tot 11.000 jaar geleden bestond. De cultuur kenmerkt zich door het ontstaan van permanente of seizoensnederzettingen, het gebruik van een grote verscheidenheid aan planten en dieren, onder andere door het gebruik van strikken en vallen, en de ingenieuze vervaardiging van werktuigen, decoratieve vormen en kunstvoorwerpen. Gereedschappen werden gemaakt van bot en steen en hebben geometrisch gevormde snijbladen. Er zijn ook andere werktuigen van bot en geweien, graveerijzers, naalden, schrapers, boren, snijbladen met achterkanten, harpoenen en bladvormige punten voor projectielen. De artistieke productie bestond uit monumentale inscripties en schilderingen in grotten, bewerken van botten werktuigen, beeldhouwwerk en juwelen. Het vroegere thema van dieren wordt tijdens deze periode voortgezet in de kunst, maar de stijl wijkt bij muurschilderingen af van eerder kunst door het levendige realisme, de expressieve houdingen en de geslaagde weergave van volume, en in andere, verplaatsbare werken door het verfijnde, gedetailleerde snijwerk en de ontwikkeling van samenhangende composities door de gezamenlijke weergave van meerdere dieren, zoals in een tafereel.
Verwijst naar de periode van het Javaanse Majapahit-rijk (1292- circa 1500 n. Chr.). Deze periode wordt gekenmerkt door de heropleving van pre-hindoe-elementen. De bouwkundige stijl in deze periode is het meest bekend om de reliëfpanelen die de punakawan afbeelden, clowneske personages uit Javaanse gedichten. Prominente voorbeelden van bouwkundige stijlen uit deze periode zijn Candi Brahu, met een constructie van baksteen, Candi Tikus, met zijn zwembaden, Candi Wringin Lawang, met een poorttype dat bekend is als candi bentar ('gespleten poort') en Candi Sukuh, met zijn afgeknotte piramidestructuur. Later in deze periode werden in de tempelstijlen cilindrische lichamen toegepast, vierkante basementen, complexe sanctuaria met trappen en beeldhouwwerken van gehoornde banaspatihoofden die de kroonlijsten ondersteunden.
Variabele midden- tot donkergroene kleur die lijkt op de kleur van het mineraal en ruwe edelsteen malachiet, dat bestaat uit basisch kopercarbonaat.
Verwijst naar een van de vele etnische culturen van modern Myanmar. Manadalay verwijst tevens naar de laatste hoofdstad van het Birmaanse rijk, die werd gebouwd in de periode 1857-1859 aan de rivier de Irrawaddy door Koning Mindon voordat Birma in 1885 in handen viel van de Britse imperialisten. Architecturale kunst in deze regio weerspiegelt Italiaanse invloeden zoals weergegeven in samengestelde tempel- en kloosterstructuren die bestaan uit steen en inheems hout.
Grote boom die inheems is in Oost-Azië, Myanmar (Birma) en de Indiase staat Assam. Waarschijnlijk is de boom al rond 2000 v.Chr. in India gedomesticeerd. Daarna is de boom in de vijfde eeuw v.Chr geïntroduceerd in Oost-Azië. De boom produceert zoete oranje steenvruchten, een van de belangrijkste en meest geproduceerde vruchten in de tropen. De grootte van de vrucht hangt sterk af van de variëteit. Er zijn mango's die even groot zijn als pruimen, maar ook mango's die ruim twee kilo wegen.
Vrucht van verschillende soorten van het geslacht Mangifera, maar meestal verwijzend naar de soort Mangifera indica die afkomstig is uit India en Birma (Myanmar); het is een zoete steenvrucht met oranje vruchtvlees, die vooral in de tropen veel wordt gegeten als nagerecht en in onrijpe toestand wordt gebruikt om chutney en jam te maken.
Verwijst naar een Afrikaanse cultuur waarin stenen werktuigen werden gemaakt, uit het pleistoceen en genoemd naar de archeologische vindplaats bij Magosi in het noorden van Oeganda. Kenmerkt zich door de geavanceerde levalloisien-techniek die werd gebruikt voor het vervaardigen van steensplinters waarmee andere gereedschappen werden gemaakt, zoals punten voor projectielen, en een ponstechniek voor het vervaardigen van microlithische voorwerpen.
Te gebruiken voor c-vormige metalen staafjes (gewoonlijk van koper of een koperlegering) van uiteenlopend gewicht, die in West-Afrika werden gebruikt als geld; oorspronkelijk ingevoerd uit Europa, later omgevormd en gebruikt als lokaal ruilmiddel in West-Afrika.
De bovenste, handbediende stenen die worden gebruikt voor het malen van maïs en andere graansoorten op de onderste maalsteen.
Argandlampen die meestal van koper of brons zijn met één of twee branders op armen die door buisjes zijn verbonden aan een reservoir van waaruit de brandstof naar de branders wordt gevoerd volgens het @bird-fountain principle. Ze zijn vaak versierd met prisma's die aan ringen rond het reservoir en de branders hangen. De benaming is afkomstig van het gebruik om de lampen alleen of met drie op de schoorsteenmantel te zetten.
Ratels van een kalebas met een natuurlijk handvat, ovaal en gevuld met gedroogde zaden, kiezelsteentjes, kralen, hagel of andere ratelende stukjes. Er komen ook imitaties van hout, klei, bakeliet of metaal voor, gebruikt in paren; Zuid- en Centraal-Amerika.
Een veelvoorkomend lichtgeel of grijs orthorhombisch mineraal dat dimorf is met pyriet. Het komt veel voor in de vorm van klompjes en klontjes in sedimentaire gesteenten.
Kleuring of kleuring van een materiaal, zodat het lijkt op marmer of een soortgelijke steen. Gewoonlijk alleen voor een ruimere, minder gevoelige techniek, zoals binnen- en buitenconstructies. Een bijvoorbeeld wanneer twee verschillend gekleurde materialen in elkaar worden gedraaid om een gemarmerd effect in de een aanrecht te vormen. Voor meer delicate, handmatige technieken, zoals bij handbeschilderde boekenschutbladen die op marmer lijken, gebruik 'marmeren (schildertechniek)'.
Verwijst naar een steensoort die bestaat uit calcium-magnesium-carbonaat - kalksteen of dolomiet - in een kristallijnige of korrelige staat. Kan worden gepolijst en wordt veel gebruikt in beeldhouwkunst en architectuur.
Te gebruiken voor Arabische banken, gemaakt van steen of leem; vaak gebouwd langs de voorzijde, soms langs de zijkant van traditionele huizen of op andere plaatsen waar mensen wonen of samenkomen.
Tegel waarvan één kant zo is gevormd dat deze op de voorkant of het uiteinde van een baksteen lijkt. Zeer populair tussen 1784 (het jaar waarin de 'brick tax' (baksteenbelasting) in Engeland werd ingevoerd) en 1850 (toen deze belasting weer werd afgeschaft). De tegels werden aan latten bevestigd op een houten frame of ander soort muur, of soms ook gezet in een pleisterlaag over keien of kiezels heen.
Verwijst naar de cultuur, met name de beeldhouwkunst, van Mathura, een kosmopolitische stad aan de rivier de Jumna, gedurende de Kushana-periode van oud India; Mathura lijkt een tweede hoofdstad van de Kushana-dynastie te zijn geweest, en het was een van de twee belangrijkste artistieke centra van de dynastie, naast Gandhara. Tot de boeddhistische Mathura-beeldhouwkunst behoren Boeddha-portretten die zijn gebaseerd op yaksha-modellen (mannelijke aardegeest), en enkele van de vroegste voorbeelden van geheel Indiase boeddhafiguren. De vele levendige en openlijk seksuele yakshi-figuren (vrouwelijke aardegeesten) zijn welbekende voorbeelden van Mathuran-beeldhouwkunst. Een van de meest opmerkelijke prestaties uit deze periode was de assimilatie van de staande kolos in Maurya-stijl voor boeddhistische doeleinden. Kenmerken van Mathura-beeldhouwkunst zijn monumentale frontaliteit, de weergave van omgeslagen, transparante stoffen als kleine, ringvormige plooien; en later boeddhafiguren met grote aureolen, versierd met rolwerk voorzien van bladpatronen. Diep reliëf wordt veel toegepast in de 2de eeuw, terwijl een gelijkmatigere en meer lineaire stijl wordt aangetroffen in de 5de eeuw. Veel Mathura-beeldhouwkunst wordt gehakt uit plaatselijke Sikri-zandsteen, dat roze is of gespikkeld rood in combinatie met geelachtig wit. Mathura-iconen werden geëxporteerd naar andere delen van India en werden ook gekopieerd door andere werkplaatsen. De Kushana-dynastie raakte in de 3de eeuw in verval, maar de Kushana-kunststijl van Mathura bleef bestaan en leidde later tot de verdere ontwikkeling van het Boeddha-icoon in de Gupta-periode.
Verwijst naar de beeldhouwkunst in steen en overige materialen uit de periode van de heerschappij van de Maurya-keizers, en meer in het bijzonder naar kunst die werd gemaakt tijdens de veertigjarige heerschappij van Ashoka, de derde Maurya-keizer (gestorven 232 v. Chr.), die regeerde over heel India. Eerdere beeldhouwkunst was over het algemeen gemaakt van hout, maar tijdens de Maurya-periode werd steen het meest populaire materiaal. In heel India verrezen gepolijste monolithische edict-pilaren met gedetailleerde, beeldgesneden kapitelen. De kapitelen, die waren gemaakt van een geelbruine zandsteen, Chunar genaamd, vormen de beste bewaard gebleven voorbeelden van keizerlijke kunst uit de Maurya-periode. De unieke glans van hun oppervlak staat bekend als de 'Maurya-glans.' De onderwerpen van de kapitelen betreffen vaak aspecten van het boeddhisme in symbolische termen, evenals de positie van Ashoka als verlicht wereldheerser. De stijl van beeldsnijden is sterk beïnvloed door Perzische, of meer in het bijzonder, Achaemenidische, beeldhouwkunst. De praktijk van het oprichten van monumentale zuilen is mogelijk afkomstig uit India; recent bewijs wijst erop dat de edict-zuilen van Ashokan hun oorsprong vinden in een oude traditie van een cultus van de kosmische zuil, de 'Axis Mundi.' Slechts enkele Mauryaanse figuurbeelden zijn bewaard gebleven: de vroegst bekende twee beelden van Jain Tirthankaras en enkele yakshi- en yaksha-figuren (vrouwelijke en mannelijke aardegeesten). Deze beelden zijn bekend om hun monumentale en weelderige karakter. De oudste bewaard gebleven Indiase architectuur dateert uit de Maurya-periode: deze uit steen gehouwen kamers die door Ashoka voor monniken werden gebouwd, vormden het begin van een lange Indiase traditie die belangrijk werd voor alle religieuze gemeenschappen van India.
Wordt gebruikt voor schoorstenen die een aantal schoorsteenpijpen bevatten, vooral wanneer deze als schachten boven een dak uitsteken.
Verwijst naar de stijl en periode die samenvielen met de heerschappij van Mehmed I, van 1403 tot 1421. Gedurende deze periode werd de Yesil Cami of 'Groene moskee' gebouwd, van 1412 tot 1413. Deze moskee werd zo genoemd omdat de koepels destijds waren bedekt met groene tegels. De inrichting van de moskee stond onder supervisie van Ali bin Ilyas uit Bursa, die Nakkas (‘ontwerper’) werd genoemd. De indeling bouwt voort op de indeling van de moskee van Bajezid, hoewel het sanctuarium en de zuidelijke pelgrimsruimten hier een koepel hebben gekregen. De noordelijke gevel is versierd met uitgebreid lijstwerk en een portaal van marmer. De naburige graftombe van Mehmed I, die na zijn dood in 1421 is voltooid, heeft een exterieur met panelen omlijst met blauwe, in steen gelegde tegels.
Snijgereedschap een eensnijdende kling om mee te snijden en vastgezet in een greep, ook wel 'heft' genoemd. Het gebruik varieert van het snijden van voedsel en andere materialen tot het gebruik als een wapen. de kling kan van diverse soorten metaal of andere materialen als ivoor of steen zijn gemaakt. de term verwijst ook naar gereedschap dat wel als mes gevormd is maar waarvan de kling niet scherp is, of voor snijden wordt gebruikt.
In de Islamitische architectuur, ramen die gevuld zijn door schermen of roosters van gedraaid hout. Voor traliewerk of schermen van geperforeerd steen, in de Islamitische architectuur, vooral van Mughal India, wordt 'jali' gebruikt.
Spaanse term voor platte stenen met een ondiepe holte in de oppervlakte, bedoeld voor maïs of een andere graansoort die met een maalsteen wordt gemalen; wordt gebruikt door Native Americans, in het bijzonder in gebieden die door de Spanjaarden zijn veroverd en gekoloniseerd.
Interplanetaire deeltjes of brokken metaal of gesteente die het passeren door de aardatmosfeer overleven en op de grond inslaan, of die op een andere planeet inslaan.
Wetenschap die zich bezighoudt met de atmosfeer en al haar uiteenlopende verschijnselen.
Verwijst naar mensen die stenen snijden, kerven, behakken en leggen bij het construeren van een gebouw. In de middeleeuwen waren metselaars vakmensen met hoog aanzien. De term kan ook verwijzen naar een ieder die bouwt met steen of een soortgelijk materiaal, zoals baksteen, beton of kunststeen.
Metselaarsereedschap met aan beide zijden een snijkant. Wordt gebruikt om baksteen of steen te hakken en bewerken.
Verwijst naar merktekens in de westerse architectuur die aangeven welke metselaar de steen op zijn werkplank in de bouwloods heeft gesneden. De oorsprong en functie van metselaarstekens verschillen door de eeuwen heen, en een volledig inzicht ontbreekt soms nog. Vroege metselaarstekens werden blijkbaar gebruikt om zekerheid te geven over de verantwoordelijkheid en kwaliteitsbewaking bij grote bouwprojecten waar een aantal minder vaardige metselaars werkzaam was. Vanaf de 13de eeuw gaven metselaarstekens vaak de werkzaamheid aan die met bepaalde stenen was verbonden, zodat de metselaars de juiste vergoeding zouden ontvangen. Metselaarstekens bevinden zich meestal op het werk van minder ervaren metselaars dan vrijmetselaars, die de profielen en figuren sneden. Het metselaarsteken ging uiteindelijk fungeren als aanduiding van de metselaar zelf. Vaak werd het teken ook buiten de context van de bouwplaats gebruikt.
Algemeen te gebruiken voor alle natuurlijke of vervaardigde bouwonderdelen, samengesteld uit beton, glas, steen of ander materiaal.
Steenverbanden, wijze waarop stenen, m.n. bakstenen, aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt, om een goede hechtheid van het metselwerk te garanderen en de muur een goed aanzien te geven. VWB.
Bouwconstructies die zijn opgebouwd uit gevormde of gemodelleerde eenheden van steen, keramische baksteen of tegel, beton, glas, adobe of andere grondstoffen.
Dioriet dat aanzienlijke hoeveelheden mica bevat. Het is geschikt als bouwmateriaal. Veel gotische kerken in Bretagne zijn gebouwd met dit gesteente.
Een stollingsgesteente dat bestaat uit minuscule kwarts- en alkalieveldspaatkristallen.
Een mineraal behorende tot de alkaliveldspaatgroep; het komt voor in de kleuren wit, grijs, steenrood en groen.
Werktuig uit het mesolithicum, gemaakt van vuursteen en zeer klein, meestal ongeveer één centimeter lang en een halve centimeter breed. Werd gemaakt door het punt van een grotere kling af te breken. Zo bleef een typisch afvalproduct achter: de 'kerfrest'.
Verwijst in het algemeen naar een periode tussen de hoog-paleolithische en de laag-paleolithische tijd, die begint in de derde interglaciale fase en die duurt tot tijdens de eerste belangrijke schommeling van de vierde ijstijd of het Weichselien. Tijdens de periode bestonden de culturen van het Moustérien, een gedeelte van het Levalloisien en het Tayacien, die alle bekendstaan om de vervaardiging van gereedschap van steensplinters, hoewel ook de oudere handbijltraditie behouden bleef.
Verwijst naar de periode in Meso-Amerika van circa 1000 tot 300 v. Chr. die wordt gekenmerkt door ontluikende politiek-religieuze structuren en nuclei die zich uitstrekten tot de Zapotec-beschaving in de Vallei van Oaxaca in de Zuidelijke Hooglanden. Beeldhouwkundige stijlen uit die periode omvatten ceremoniële en monumentale steensculpturen zoals grote stenen hoofden, altaren, stèles en andere volledig ronde vormen en bas-reliëfvormen. Het naast elkaar plaatsen van de menselijke figuur en dierlijke kenmerken zoals jaguarmonden en neusgaten komt veelvuldig voor in beeldhouwkunst en schilderkunst. De stijlen van edelsteenbewerking in deze periode omvatten gevarieerde jaden beeldjes en andere, kleine, complexe objecten. Piramide-achtige architectuur toont complexere en gevarieerdere vormen zoals de piramidevormige gecanneleerde kegelstructuur.
Plaatsen (vaak onderaards) waar ertsen, steenkool enz. worden opgedolven, ook de opening(en) gemaakt om die plaatsen te benaderen en het hele samenstel dat voor het delven nodig is.
Verwijst naar een cultuur en een stijl die een vertakking vormde van de klassieke Mogollon-cultuur en die voorkwam tussen de Mimbres River in het Gila-gebergte in wat nu het zuidwesten van New Mexico is, en op nabijgelegen plaatsen rond de Mimbres River en de Rio Grande. De cultuur bloeide van circa 1000 tot circa 1150. Er werd gejaagd, irrigatie gebruikt voor de landbouw en gewoond in compacte pueblo-achtige dorpjes met gebouwen van steenklei en metselwerk. De cultuur is uiteindelijk waarschijnlijk opgegaan in de Pueblovolkeren uit het noorden of is naar Mexico gemigreerd. De cultuur staat bekend om specifiek aardewerk, dat werd versierd met fantasievolle zwart-wit afbeeldingen van insecten, dieren, vogels en geometrische lijnen.
Vuursteensloten, in de 17e eeuw in Spanje ontwikkeld, waarbij de slagveer aan de buitenzijde gemonteerd is.
Drinkbekers voor wijn tijdens de eucharistieviering, meestal op voet met stam en in de regel vervaardigd van edelmetaal, meestal gebruikt in combinatie met een pateen. Gebruik 'Avondmaalskelken' voor soortgelijke kerkelijke drinkkelken voor gebruik in de protestantse kerk.
Verwijst naar een inheems Amerikaanse cultuur en stijl die hebben bestaan vanaf circa 800 n. Chr. tot halverwege de 18de eeuw, toen de laatste vertegenwoordigers van deze cultuur, de Natchez, in aantal afnamen en verspreid raakten. De cultuur heeft met name een overheersende rol gespeeld in het zuidoosten en het midden van de huidige Verenigde Staten, in de riviervalleien van de gebieden die nu behoren tot de staten Mississippi, Alabama, Georgia, Arkansas, Missouri, Kentucky, Illinois, Indiana, Ohio en delen van Wisconsin, Minnesota en de Great Plains. De cultuur was gebaseerd op de agrarische ontwikkeling van de laaggelegen delen langs de rivier, en het land werd bestuurd vanuit theocratische dorpsstaten. Kenmerkend voor de dorpsarchitectuur zijn nederzettingen rond ovale of piramidevormige aardeheuvels, met een centraal ceremonieel plein. De stijl van gedecoreerde gebruiksvoorwerpen en ceremoniële objecten, uitgevoerd in koper, schelpen, steen, klei en veren, wordt gekenmerkt door complexe ontwerpen met menselijke figuren, diermotieven en geometrische vormen.
Monolithische stenen figuurvoorstellingen, uitgehakt in vulkanische tufsteen, een zachte vulkanische steen. Gemiddeld zijn moai-beelden 4 meter hoog en 14 ton zwaar. De moai stellen de voorvaderlijke stamhoofden van Paaseiland voor, die de gemeenschap beschermden met hun bovennatuurlijke krachten. De moai bestaan meestal uit een romp, gegraveerde ingezette armen en een hoekig hoofd. Monumentale moai-figuurvoorstellingen komen het meest voor in en zijn vooral bekend uit de kunst op Paaseiland, hoewel er moai van verschillende formaten en stijlen bestaan.
Het maken van representaties op schaal van objecten of structuren, meestal driedimensionaal en gemaakt van hard, onkneedbaar materiaal zoals hout of steen. Zie 'boetseren' voor het gebruik van kneedbaar materiaal zoals was of klei om een driedimensionale vorm te creëren.
Verwijst in algemene zin naar diegenen die driedimensionale modellen maken uit plooibaar materiaal. Verwijst bij het maken van keramieken objecten in het bijzonder naar de ambachtslieden die modellen van klei of was maken, of die vormen maken op basis van tekeningen die door een ontwerper zijn gemaakt en worden gebruikt bij het vormgeven van keramieken objecten. Te onderscheiden van 'modelmakers' die modellen bouwen, meestal van hard, niet plooibaar materiaal zoals hout of steen.
Zij die doorgaans van harde, niet-plooibare materialen zoals hout of steen modellen bouwen, bijvoorbeeld werkende modellen of showmodellen op schaal, van driedimensionale objecten, of modellen waarmee mallen voor gegoten producten worden geproduceerd. Zie 'modelleurs' voor mensen die modellen maken van klei, was of andere pletbare materialen.
Verwijst naar de stijl en periode die in verband worden gebracht met de heerschappij van Moerad II, zoon van Mehmed I. Hij was aan de macht van 1421 tot 1444, toen hij afstand deed van de troon. Daarna was hij van 1446 tot 1451 wederom aan de macht. Het belangrijkste architectuurproject tijdens zijn heerschappij was de bouw van de enorme 'moskee met drie balkons' waaraan men in 1438 begon en die zo werd genoemd vanwege de vernieuwende minaret met drie balkons. Het gebouw was uniek met zijn ruitjespatronen, glas-in-loodramen en kronkelende strepen in rood-roze steen, een grote binnenplaats en enorm hoge minaretten. Moerad II was de laatste sultan die werd begraven in de stad Bursa, maar de locatie die hij had gekozen, was meer afgelegen en het resulterende complex van gebouwen en de Koninklijke begraafplaats is lager gelegen en eenvoudiger van aard dan eerdere werken. Ook vermeldenswaardig is de bijbehorende tuin met een grote verscheidenheid aan ceders, platanen, oleanders en rozenstruiken.
Afzettingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit zandsteen en schalie, gevormd als kustafzettingen.
Schriftelijke uiteenzettingen of verhandelingen waarin een onderwerp zo gedetailleerd wordt behandeld, dat er slechts één aspect van aan de orde komt en alle andere aspecten buiten beschouwing blijven.
Verwijst naar één groot blok steen met de vorm van een zuil, sculptuur of ander object. Gebruik 'betonnen monoliet' voor moderne bouwelementen uit gegoten beton.
Zuilen die uit een enkel stuk steen zijn vervaardigd.
Een soort graniet uit Engeland dat wordt gebruikt als bouwsteen en vaak wordt gewonnen uit de bovenste grondlaag van heiden.
Verwijst naar de religieuze geloofssystemen van een aantal groepen en sekten die hun geloof baseren op het Book of Mormon en de leer en visionaire ervaringen van Joseph Smith (1805-1844). De grootste van deze sekten is de Church of Jesus Christ of Latter-Day Saints. Mormonen geloven dat Smith in 1822 door de engel Moroni naar goudtabletten werd geleid die in 438 n. Chr. zijn begraven op een heuvel nabij Palmyra in de staat New York. Op deze tabletten stond het Book of Mormon geschreven, dat door Smith werd vertaald. Het Book of Mormon is een verhaal over bepaalde stammen in Israël die vóór de geboorte van Christus naar Amerika migreerden; verder wordt verhaald dat Christus na de wederopstanding in Amerika is verschenen. De authenticiteit van de teksten wordt om uiteenlopende redenen betwist, maar wordt door Mormonen wel erkend. De mormoonse doctrine is ook afgeleid van de King James-versie van de Bijbel, hoewel het mormonisme sterk afwijkt van de christelijke doctrine. Een van de opmerkelijkste verschillen is dat volgens het mormonisme de heilige drie-eenheid bestaat uit drie afzonderlijke wezens. Mormonen geloven dat christelijke kerken afvallig zijn en dat het ware christendom door Smith in ere is hersteld. Volgens het mormonisme kan de spirituele perfectie of goddelijkheid worden gerealiseerd middels een proces van spirituele evolutie en dagelijkse praktische begeleiding. Toetreding tot het koninkrijk van Christus wordt gerealiseerd door het tonen van berouw en het ondergaan van een doopplechtigheid. Mormonen geloven dat er een millennium komt waarin Christus zal heersen vanuit Jeruzalem en Independence in de Amerikaanse staat Missouri. Het mormonisme wordt vaak geassocieerd met onder meer collectief bezit, het schenken van een tiende van het inkomen aan de kerk, polygamie (later in onbruik geraakt), grote gezagsgetrouwheid, sterk kerkelijk activisme en bekeringen.
Verwijst naar een soort agaat met bruine of zwarte mos- of boomachtige tentakelvormen. Meestal heeft het agaat een grijze tot melkwitte kleur, en het betreft dan een vorm van het mineraalkwarts silica. Mosagaat bevat opake, donkere insluitsels met veerachtige, zich vertakkende vormen die doen denken aan varens, mossen of andere vormen van vegetatie. Ze zijn evenwel van anorganische oorsprong, hoofdzakelijk mangaan en ijzeroxiden. Mosagaat wordt meestal aangetroffen als verweerde fragmenten van vulkanisch gesteente, in India, Brazilië, Uruguay, Midden-Europa en het westen van de Verenigde Staten. De steen werd van oudsher gebruikt voor decoratieve doeleinden, en is dan vaak vlak of afgerond geslepen, en soms ook gekleurd om de kleur te versterken.
Beeldende werken, waarbij voorstellingen of patronen zijn gevormd uit kleine, regelmatig gevormde stukjes duurzaam materiaal, meestal steen of glas. Te onderscheiden van 'opus sectile', dat bestaat uit stukjes duurzaam materiaal, meestal ook steen of glas, in verschillende vormen.
Een methode om oppervlakken te versieren met patronen of plaatjes die bestaan uit kleine, regelmatig gevormde stukjes duurzaam gekleurd materiaal, zoals steen of glas.
Vakmensen of kunstenaars die oppervlakken decoreren met patronen of afbeeldingen die zijn samengesteld uit kleine, regelmatig gevormde stukken gekleurd duurzaam materiaal, zoals steen of glas.
Metalen gereedschappen met lange handvatten met aan het uiteinde een klein kommetje. Worden gebruikt om steengruis van geboorde gaten te verwijderen.
Verwijst naar de stijl in de architectuur en decoratieve kunsten die zich in Spanje en Portugal ontwikkelde in de periode dat de Moren geleidelijk de macht over het Iberische schiereiland verloren, grofweg tussen de 12de tot de 15de eeuw. De term is ontleend aan het Arabische woord voor vazal en werd oorspronkelijk gebruikt voor het werk dat door moslim-ambachtslieden werd uitgevoerd voor christelijke meesters in baksteen, pleister, hout en tegelwerk. Tegenwoordig wordt de term gebruikt voor alle laat-Middeleeuwse Spaanse werken in de islamitische traditie, waaronder boekbindkunst, textiel, keramiek, ivoorkunst, meubelen en ingelegd hout en metaal. De stijl kenmerkt zich door de moslimvormen en –motieven zoals arabesken, Koefische inscripties, stalactitisch werk, azulejo-werk en hoefijzerbogen.
Uitstekende metsellagen van baksteen die diagonaal zijn geplaatst waardoor een hoek van het muuroppervlak uitsteekt.
Keltische verdedigingsmuren uit de late ijzertijd, die over het algemeen zijn gemaakt van dikke lagen steen die bijeen worden gehouden en versterkt door een kern van houten geraamtes, aan elkaar gezet met ijzeren spijkers en bedekt met een hellende aarden borstwering. Soms met gekapte steen aan de voorkant en afgedekt met een parapet.
Laag kalksteen welke is gevormd uit schelpen die zich hebben afgezet als middelste gesteentelaag van het Trias. Muschelkalk wordt hoofdzakelijk in Europa aangetroffen, met name in Duitsland, boven de Bunter-laag en onder de Keuper-laag.
Zware rechtopstaande afsluitende afscheidingen van steenachtig materiaal die meestal een dragende functie hebben. Gebruik 'wanden' voor lichte afscheidingen die geen dragende functie hebben.
Stijve pasta, vaak bestaande uit pleister en verpulverde steen, die wordt gebruikt om gaten te vullen of oneffenheden weg te werken in steen of hout.
Genus dat vaak wordt geclassificeerd als een combinatie van twee soorten groenblijvende bloeiende heesters of kleine bomen die inheems zijn in Zuid-Europa, Noord-Afrika en die ook in Australië en Nieuw-Zeeland worden aangetroffen. Ze hebben bladeren die een welriekende essentiële olie bevatten, alsmede een stervormige bloem en een vrucht in de vorm van een ronde blauwzwarte bes met daarin een aantal zaden. Over het aantal soorten binnen het genus lopen de meningen onder deskundigen nogal uiteen. Bij echte mirten bevinden zich een centrale middenrib en een grote nerf net binnen en evenwijdig aan de bladmarge.
Bestaat uit losse, korrelige materialen zoals steenwol, kurk of ander materiaal dat tussen raamwerkdelen wordt gestort of geperst.
Kleine mechanische apparaten die worden gebruikt voor het knippen van vinger- en teennagels.
Heldere of gekleurde lak die op de vinger- of teennagels wordt aangebracht, meestal ter verfraaiing maar soms ook als beschermlaag.
Verwijst naar de periode van de 14de tot de 17de eeuw, genoemd naar de provincie Nakhon si Thammarat aan de oostkust van Thailand. In de architectuur wordt deze periode gekenmerkt door tempels met belvormige en lotusvormige stupa's van lateriet of baksteen die op vierkante voetstukken zijn geplaatst, vrijstaande beeldhouwwerken van olifanten, wihan, mondop, dubbele trappen en versierde frontons met naar binnen gekeerde makara's. In de beeldhouwkunst wordt de periode gekenmerkt door bronzen beelden van Boeddha, terracotta of tinnen votieftabletten waarop rijen identieke Boeddha-afbeeldingen waren weergegeven, en houten beelden.
Licht ontvlambare stof, in 1943 ontwikkeld voor militaire doeleinden, bestaande uit benzine die met nafteen en palmitinezuur is ingedikt tot een gel; wordt vooral gebruikt in vlammenwerpers en brandbommen.
Ontladingslampen van een hoge intensiteit, die zeer efficiënt zijn wanneer het gaat om geproduceerde lichteenheden per watt verbruikte stroom. Ze hebben één kleur licht (oranje) zodat ze niet algemeen gebruikt kunnen worden. Ze worden vaak gebruikt voor het verlichten van straten en snelwegen.
Negatieven op glas gemaakt volgens het natte collodiumprocédé. Het collodium diende als bindmiddel van de lichtgevoelige laag op het glas. Het collodium werd opgelost in een mengsel van ether en alcohol en vervolgens op de plaat uitgevloeid. Door onderdompeling van de plaat in een oplossing van zilvernitraat werd het lichtgevoelige zilverjodide gevormd. De plaat moest daarna, in natte toestand, meteen worden belicht in de camera, aangezien de lichtgevoeligheid tijdens het drogen van het collodium afnam. Het negatief moest direct in de belichting ontwikkeld worden.
Cement dat wordt geproduceerd door fijngemalen gecalcineerde kleiachtige kalksteen te verhitten tot dit volledig ontkoold is.
Megalitische grafconstructie uit de vroege Bronstijd die qua vorm lijkt op een omgekeerde boot en gebouwd is uit grote blokken steen. Komt enkel voor op het eiland Menorca in de Balearen.
Verwijst naar de stijl van artistieke voortbrengselen in de Nederlandse koloniën met een combinatie van Nederlandse en inheemse kenmerken. In de architectuur verwijst de term in het bijzonder naar bouwwerken in Zuid-Afrika en delen van Noord-Amerika, gekenmerkt door gebroken mansardedaken, overhangende dakranden, trapgevels en gemetselde baksteen. De term wordt ook gebruikt om meubilair te beschrijven dat is vervaardigd in Oost-Indië tussen 1602 en 1942, en dat wordt gekenmerkt door gedraaide poten of bedstijlen, rietwerk en het gebruik van inheemse houtsoorten zoals satijn-, teak-, ebben- en kalamanderhout.
Verwijst naar de neolithische periode in het zuiden van de Levant van circa 6.000 tot 4.500 v. Chr. De periode kenmerkt zich door de introductie van aardewerk en de vervaardiging van beeldjes van klei en steen.
Verwijst naar een weefsel met een open structuur gemaakt van garen, draad of touw, gewoonlijk van zijde, katoen, nylon of kunstzijde, met fijne tot grove mazen met vaste afmetingen. De mazen zijn met de hand of machinaal aan elkaar geknoopt. Het materiaal kan worden gebruikt om uiteenlopende artikelen te maken, van sluiers en afwerking van kleding tot tennis- of visnetten. Te onderscheiden van fijne netten die worden gebruikt in kant, hoofddeksels en andere kleding. Gebruik 'netten (objecten)' voor objecten die bestaan uit netvormige schikkingen van draden, knopen of touwen die met een zekere regelmaat zijn verdraaid, geknoopt of samengeweven.
Verwijst naar de munteenheid die Bhutan sinds 1974 gebruikt. Eén ngultrum is honderd chetrum.
Plantaardig gelooid geitenleer uit Nigeria. Vergelijkbaar met oasis, maar plaatselijk gelooid en beschilderd in een beperkt aantal kleuren. De meest voorkomende soorten zijn baksteenrood, groen en vaalgeel. Het wordt zeer gewaardeerd door boekbinders door de hoge kwaliteit en het korrelpatroon.
Steigers die zijn gebouwd om de nok van een dak te overbruggen. Worden meestal gebruikt gedurende herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen.
Kleine beeldhouwwerken, meestal van zeepsteen of steatiet, voorstellend mensen, dieren of monsters, meestal 7 tot 15 centimeter hoog en afkomstig uit Sierra Leone, Guinea en Liberia, West-Afrika, en van onbekende datum, waarschijnlijk uit de 7e tot 14e eeuw; kunnen voorvaderlijke figuren zijn geweest, maar worden nu als geestvoorstellingen gebruikt.
Een steen met de nominale afmetingen van ongeveer 7 bij 10 bij 30 cm.
In de context van de archeologie verwijst deze term naar stenen waaruit stukken zijn geslagen voor het maken van gereedschappen. Deze steenkern kan ofwel worden weggegooid of verder gevormd tot een gereedschap.
Wordt gebruikt voor oude Scandinavische grote torenachtige bouwwerken, meestal verbonden met dorpen en gebouwd op heuvels; hebben meestal schuinaflopende muren en binnenruimten met kraagsteengewelven.
De hiërarchie Objectgenres bevat descriptoren die binnen meerdere contexten kunnen voorkomen en op meer dan één van de andere hiërarchieën in het facet Objecten van toepassing kunnen zijn. Zo kan de descriptor 'reproducties', die hier verschijnt, op allerlei objecttypen worden toegepast, van 'deurknoppen' in de hiërarchie Componenten tot 'altaarstukken' in de hiërarchie Beeldmateriaal. Tevens zijn descriptoren opgenomen voor brede klassen van objecten of beelden waarvan specifieke objecttypen uit andere hiërarchieën wel of geen deel uitmaken, afhankelijk van de context. Voorbeeld: 'foto's' (in Beeldmateriaal) kunnen worden beschouwd als 'documenten' of als 'kunstwerken' (descriptoren die hier verschijnen), afhankelijk van de situatie; 'koppen' (in de hiërarchie Houders) kunnen worden beschouwd als 'antiquiteiten', 'kunstvoorwerpen' of 'verzamelobjecten' (descriptoren die hier verschijnen), wederom afhankelijk van de situatie. Verder zijn die descriptoren opgenomen die verwijzen naar een object op basis van de vorm, waarbij de vorm zo algemeen is dat deze niet binnen een specifieker kader van een andere hiërarchie binnen het facet Objecten onder te brengen valt, bijvoorbeeld 'ketens'. Relatie met andere hiërarchieën: descriptoren voor specifiekere objecttypen, met inbegrip van structuren, afbeeldingen en teksten (bijvoorbeeld 'stoelen', 'kerken', 'portretten' of 'transcripten') verschijnen in andere hiërarchieën van het facet Objecten. Descriptoren voor samenstellende delen van andere objecten (bijvoorbeeld 'handvatten') zijn ondergebracht in de hiërarchie Componenten, terwijl deze descriptoren voor objecten die bijvoorbeeld worden gebruikt als materiaal voor het vormen van structuren, beelden of andere objecten (bijvoorbeeld 'baksteen'), in de hiërarchie Materialen te vinden zijn.
Een zuurresistent zwart of donkergekleurd vulkanisch glas, met een opvallende glans en een gewelfd, glimmend oppervlak wanneer het wordt gespleten. Het wordt gebruikt voor het maken van sieraden, pijlpunten en kunstvoorwerpen en is genoemd naar Obsius, die het ontdekt zou hebben. Obsidiaan verandert in puimsteen wanneer het wordt gesmolten.
Een schelpmarmer dat meestal lichtpaars of roodachtig bruin is. De naam is Italiaans voor 'pauwenoog', als verwijzing naar de versteende oesterschelpen die op ogen lijken. Twee zuilen in de Biblioteca Apostolica Vaticana zijn van dit marmer gemaakt.
Drukmethode waarbij de afbeelding van een plaat, blok of steen wordt overgezet op een andere laag, bijvoorbeeld van rubber, en dan op het uiteindelijke oppervlak. Gebruik 'offsetlithografie' als de originele afbeelding is gemaakt volgens de steendruktechniek.
Drukmethode waarbij een beeld wordt gemaakt met behulp van lithografische techniek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de tegengesteldheid van vettige en waterige substanties, waarna het van de steen of plaat wordt overgebracht op een andere laag, bijvoorbeeld van rubber, en vandaar op het uiteindelijke oppervlak. Gebruik de meer algemene term 'offsetdruk' als gebruik wordt gemaakt van dit overzettingsprocédé, maar het originele beeld niet lithografisch is.
Een groep kleuren uiteenlopend van goudgeel tot lichtgeelbruin. Verwijst naar de kleur van geel oker.
Genus van ongeveer 40 soorten kleine bomen en struiken die eetbare steenvruchten produceren en inheems zijn in warme gematigde en tropische gebieden in Zuid-Europa, Afrika, Zuid-Azië en Australazië.
Ovalen steenvrucht van de olijfboom. De eetbare olijf wordt sinds ongeveer 3500 v.Chr. gekweekt, voornamelijk in warme klimaten. Er zijn honderden benoemde soorten.
Verwijst naar het schilderkundige hulpmiddel om parallelle lijnen uiteen te doen lopen in plaats van ze te doen samenkomen, om de suggestie te wekken dat ze terugwijken in diepte. In de westerse kunst werd het systeem gebruikt voorafgaand aan de codificatie van het éénpuntsperspectief. Voor een moderne blik lijkt het incorrect.
Wordt gebruikt voor metselwerk aan, beide kanten van een open haard, dat de schoorsteenmantel en de schoorsteenconstructie aan de bovenkant ondersteunt.
Uitstekende metsellagen die bij metselwerk met natuursteen worden geplaatst ter hoogte van de vensterbank, en die zich meestal onderscheiden doordat ze verder uitsteken, dikker zijn afgewerkt, of in het geheel dikker zijn.
Bruine kleur met uiteenlopende kleurschakeringen. Verwijst naar het pigment rauwe omber en is meestal geler dan gebrande omber.
Warme roodachtige bruine kleur met uiteenlopende kleurwaarden, verwees oorspronkelijk naar de kleur van ruw siena-pigment.
De eigenschap of toestand van het missen van stabiliteit, van het neigen naar veranderlijkheid of van gemakkelijk uiteenvallen of chemisch veranderen.
Het uiteenvallen in verschillende delen; wordt met name gebruikt voor organische materialen of voor ontbindingsverschijnselen op moleculair niveau.
De hiërarchie Ontwerpelementen bevat descriptoren voor geconventionaliseerde en terugkerende vormen en rangschikkingen van vormen die worden gebruikt in het ontwerp van veel soorten objecten en hun ornament. Deze kunnen tweedimensionaal zijn zoals geschilderde zigzagvormen, in reliëfs zoals gesneden rozetten, of kunnen verwijzen naar de vorm van afzonderlijke objecten, zoals Keltische kruizen die zijn gebeeldhouwd uit steen. Relatie tot andere hiërarchieën: Descriptoren voor bepaalde kenmerken die zijn gerelateerd aan vorm of positie zijn te vinden in de hiërarchie Kenmerken en Eigenschappen (bijvoorbeeld bol, concentrisch). Driedimensionale ornamentale onderdelen van structuren en overige objecten zijn te vinden in de hiërarchie Onderdelen (bijvoorbeeld fioelen).
Een gesteente dat is samengesteld uit kleine ronde korrels die aan elkaar zitten en meestal bestaan uit calciumcarbonaat maar soms ook silica of ijzeroxide.
Het uit elkaar laten springen van gesteenten of massa's van andere harde materialen met behulp van explosieven.
Te gebruiken voor holten in de grond die ontstaan als gevolg van het verwijderen van aarde en steen ter voorbereiding op bouwwerkzaamheden of archeologische activiteiten.
In het algemeen het proces waarbij iets weer op een vaste plaats wordt gezet dat daar eerder is weggehaald. In de context van de conservering van mozaïeken: mozaïeksteentjes uit hun grondlaag losmaken, in delen of in één geheel, en ter plaatse op een nieuwe ondergrond terugplaatsen.
Schriftelijke overeenkomsten waarin uiteen wordt gezet met welk doel en onder welke voorwaarden een groep mensen gezamenlijk een bedrijf tracht op te zetten. De term wordt met name gebruikt voor overeenkomsten die serieus worden nageleefd en in een overheidsadministratie worden opgenomen, waardoor ze voor het vennootschapsrecht gelden als aktes van oprichting.
Voorraadruimten die van boven open zijn en wijder dan van onderen. Bijvoorbeeld voor steengruis, zand of voedingsmiddelen.
Korte schriftelijke uiteenzettingen, bijvoorbeeld over wetenschappelijke of historische onderwerpen. Gebruik liever 'verhandelingen' wanneer het gaat om uitvoerige opstellen die tijdens een vergadering worden voorgedragen.
Beeldende werken, waarbij voorstellingen of patronen zijn gevormd uit stukjes duurzaam materiaal, meestal glas of steen, in verschillende vormen. Te onderscheiden van 'mozaïeken', die bestaan uit stukjes duurzaam materiaal van regelmatige vorm.
Verwijst naar de stijl van het steengoed dat tijdens de Momoyama- en vroege Tokugawa-periode werd vervaardigd. De stijl kenmerkt zich voornamelijk door het vaatwerk voor theeceremonieën, dat werd geproduceerd in de Seto-regio. Het oppervlak is ruw en de glazuren zijn eenvoudig en warm van kleur.
Verwijst naar de stijl van de kunst die is genoemd naar het 8ste-eeuwse scheepswrak in Oseberg, in het zuiden van Noorwegen. De stijl is echter in een groot geografisch gebied in Scandinavië teruggevonden. Hoewel de werken die tot de stijl worden gerekend zeer uiteenlopen, kenmerken ze zich in het algemeen door semi-naturalistische, pakkende dieren en een formele compositie met motieven van gelijke grote die gezamenlijk een bont dessin vormen. De stijl lijkt overeenkomsten te vertonen met de Angelsaksische Trewhiddle-stijl.
Verwijst naar de stijl en periode die in verband worden gebracht met de heerschappij van de islamitische dynastie die aan de macht kwam in Anatolië in 1281 tot de afkondiging van de grondwet van de republiek Turkije in 1924. Met ondersteuning van de Osmaanse sultans ontwikkelde zich een opvallende architectuurstijl waarin de islamitische tradities van Anatolië, Iran en Syrië werden gecombineerd met de tradities van de klassieke wereld en Byzantium. Het resultaat was een rationalistische benadering met een hoofdrol voor ruimtelijke eenheid en helderheid, met als belangrijkste structuur de kulliye, een complex met gebouwen voor religieuze, educatieve en charitatieve doeleinden. Het belangrijkste bouwkundige thema van dit complex was een overkoepelde vierkante ruimte en combinaties van uiteenlopende ruimtelijke en architectonische expressies. De moskee, en in sommige gevallen het moskee-klooster, vormde het hoogtepunt. Na de verovering van Constantinopel en de vestiging van nieuwe administratieve paleizen in het hele rijk, werd de relatie tussen Osmaanse beschermheren en de kunstenaar gecentraliseerd. Een staf van hofarchitecten nam architecten van verschillende rangen en standen in dienst en controleerde alle bouwactivieiten in het rijk. Een gemeenschap van kunstenaars en ambachtslieden werkte voor de centrale ontwerpstudio, waar versierde manuscripten, tegelwerk, houtsnijwerk, beeldhouwwerk, jade en metalen voorwerpen werden vervaardigd, evenals tapijten en stoffen. Met deze werken werden gewoonlijk de belangrijke momenten tijdens de heerschappij van de sultan gememoreerd. In de 18de en 19de eeuw raakte de Osmaanse kunst steeds meer verwesterd, vaak met elementen van de Europese barokstijl.
Scherven aardewerk of steen met inscripties.
Vorm van lithografie waarbij de afbeelding op een ander oppervlak wordt gemaakt en dan wordt overgebracht op de steen of plaat voor het drukken.
Kleine boerenhoeven, veel voorkomend in Schotland. Meestal met een of anderhalve verdieping en opgetrokken uit steen en riet.
Verwijst naar een aardwerkstijl die waarschijnlijk werd ontwikkeld bij Paestum, in de buurt van Salerno in Italië. De stijl kenmerkt zich door een opvallende eenheid in schilderstijl, onderwerpkeuze en versiering. Er werden vazen in verschillende vormen gemaakt, waarvan vooral de bell krater en de lebes gamikos, met een ingewikkelde deksel dat uit meerdere delen bestond, moeten worden opgemerkt. De taferelen geven vaak het dagelijks leven van vrouwen weer of hebben Dionysische onderwerpen. Er werden uiteenlopende motieven gebruikt, waaronder verschillende bloemen, draperieën met een rand van punten en strepen, ongebruikelijke afbeeldingen van rijen toeschouwers, en palmetten die onder het handvat werden aangebracht als kader voor de taferelen met figuren.
Verwijst naar een stijl die zijn naam ontleent aan de voormalige hoofdstad van het oude Birma in de periode van de 11de eeuw tot aan het einde van de 13de eeuw. Pagán werd gezien als het religieuze en intellectuele hart van het land, met boeddhistische heiligdommen en ommuurde citadels van beeldgesneden baksteen, stucwerk en terracotta, en met tempels en heiligdommen die waren gewijd aan goddelijke geesten met een animistische oorsprong.
Verwijst naar de periode en cultuur waaraan het eerste gebruik van bewerkte stenen gereedschap in een bepaald gebied wordt toegeschreven. Het tijdskader van deze periode kan sterk uiteenlopen in verschillende delen van de wereld, maar het wordt ongeveer 2.500.000 jaar geleden voor het eerst aangetroffen bij mensachtigen. De vroegst bewaard gebleven artistieke productie van een cultuur is meestal afkomstig uit de paleolithische periode, en kan bestaan uit kleine gesneden of gehakte stenen en botten beeldjes, maar ook uit grote schilderingen en gegraveerde afbeeldingen in grotten. De Paleolithische artistieke productie in de westerse kunst vond plaats tussen ongeveer 30.000 tot 10.000 v. Chr.
Vierkante kartons overtrokken met linnen of vierkante stijve linnen doeken ter bedekking van de kelk tijdens de mis. Gebruik 'kelkvela' voor grotere doeken die vóór en na de communie over kelk en pateen worden gelegd.
Tegel of steen gebruikt voor het plaveien van een mouterijvloer.
Speelgoed dat bestaat uit tweedimensionale voorstellingen van karakters uit populaire toneelstukken en uiteenlopende combinaties van decorstukken, rekwisieten, toneel en voortoneel, gedrukt op vellen papier die zijn bedoeld om te worden uitgeknipt en op een stevige ondergrond zoals karton of hout te worden bevestigd, en te worden gebruikt voor optredens in een miniatuurtheater. De papiertheaters, die hun oorsprong vinden in Londen in het begin van de 19de eeuw, werden voornamelijk gemaakt in Engeland en Duitsland. Ook tegenwoordig worden ze nog in kleine aantallen gemaakt. Gebruik ‘poppentheaters’ voor draagbare constructies voor de uitvoerende kunsten, ontworpen voor de presentatie van poppenspellen. Gebruik ‘miniatuurtheaters’ voor driedimensionale voorstellingen van theaters of theaterruimtes zoals het toneel of het voortoneel, gebruikt voor optredens of uitsluitend als model.
Zwart marmer uit Griekenland en Egypte, dat werd gebruikt als toetssteen en vanaf de 16de eeuw in Verona om op te schilderen.
Een gladde, ronde kraal die wordt gevormd in de schelp van bepaalde weekdieren. Wordt gebruikt voor sieraden en andere decoratieve doeleinden, en wordt als edelsteen beschouwd.
Papier met een vezelachtig structuur die pastel opneemt en vasthoudt, vaak gecoat met een laagje puimsteen of zand.
Tweezijdige hamers waarvan de slagvlakken bestaan uit een aantal parallelle, dunne beitels. Worden gebruikt om steen te bewerken.
Verwijst naar een paleolithische periode en cultuur die is genoemd naar de archeologische vindplaats Pavolov in het huidige Tsjechië. Het kenmerkt zich door afwijkende vuurstenen werktuigen, vervaardigd van grondstoffen die over relatief grote afstanden werden aangevoerd, in plaats van met de verschillende lokale Moravische vuursteensoorten die door andere groepen werden gebruikt.
Te gebruiken voor aardewerk dat vanaf 1779 werd geproduceerd door Josiah Wedgewood, te onderscheiden van diens 'Engels aardewerk' door het grotere percentage vuursteen en witte klei in de kern en een zweem van cobaltoxide in het glazuur, waardoor het een blauwachtige witte gloed krijgt.
Een onregelmatig korrelig nerfpatroon dat lijkt op kiezelsteentjes en met name wordt gebruikt op boekbinderslinnen en leer.
Een grofkorrelig stollingsgesteente, hoofdzakelijk graniet, soms rijkelijk voorzien van zeldzame elementen zoals uranium, wolfraam en tantalium.
Wordt gebruikt voor klokken die zijn ontworpen om op schoorsteenmantels te staan en die meestal gedrongen en zwaar zijn en geen handvatten hebben.
Diverse soorten hamers met twee tegenoverliggende snij- of hamerkanten. Worden voornamelijk gebruikt door metaalbewerkers en steenhouwers.
Een uitsteeksel aan een uiteinde of zijkant van een stuk hout, steen of ander materiaal dat in de corresponderende opening past om twee onderdelen met elkaar te verbinden. Zowel de benaming voor het uitstekende deel van verbindingen in architectonische constructies als in muziekinstrumenten met meerdere onderdelen, zoals hobo's en klarinetten. Gebruik ���pen-en-gat-verbindingen' in de architectuur voor het geheel van deze verbinding.
As, gravel en vulkanisch materiaal, samengeperst tot een gesteente dat opvallend donker groengrijs is, opgevuld met zwarte fragmenten die op peperkorrels lijken, vandaar de naam. Het wordt gebruikt voor trappen en fonteinbodems, omdat het steviger wordt wanneer het nat wordt. Omdat het gevoelig is voor hitte en vorst, wordt het alleen in goede staat ondergronds gevonden. Mijnen waar dit gesteente wordt gedolven, zijn te vinden bij Albano en het kasteel van Marino in Italië.
Verwijst naar een reeks lichtgroene kleuren die lijken op de kleur van de peridot, een lichtgroene variant van olivijn die als edelsteen wordt gebruikt.
Grote vormen en afbeeldingen die met rotsen of keien zijn gemaakt op vast gesteente of een andere ondergrond in de openlucht, gewoonlijk door volkeren uit de oertijd.
Microscopen die gebruik maken van gepolariseerd licht dat in één vlak trilt zodat het licht door het specimen kan worden gezonden. Ze worden gebruikt om dunne stukken gesteente en mineralen te onderzoeken.
Een zeer harde basaltsoort die gitzwart van kleur is met lichte strepen in vlekkerig wit. Vaak gebruikt als toetssteen door metallurgen.
Inlegwerk waarbij stukjes hard, gepolijst steen in een marmeren of een ander hard oppervlak wordt gezet.
Inlegwerk waarbij men harde en gepolijste steentjes in marmer of een ander hard materiaal heeft gezet. Een Florentijnse specialiteit, vaak gebruikt voor decoratieve tafelbladen en kleine wandpanelen. Het enkelvoud ���pietra dura' verwijst in Italië naar inlegwerk met één enkele steensoort, maar buiten Italië gebruikt men de term ook wanneer er sprake is van meerdere steensoorten. Dit soort inlegwerk maakte men al in het klassieke Rome, en de gebruikte technieken voor het snijden van de harde steensoorten werden in de zestiende eeuw opnieuw toegepast in Florence. Daar creëerde men onder de bescherming van groothertog Cosimo I de' Medici een werkplaats waar decoratieve panelen werden gemaakt. In 1588 kreeg dit atelier de naam Opificio delle Pietre Dure. De harde stenen die men gebruikte waren halfedelstenen als agaat, chalcedon, jaspis en lazuursteen. Men gebruikte geen marmer of edelstenen. Over het algemeen hebben de stenen een hardheid tussen 6 en 10 op de hardheidsschaal van Mohs, dat wil zeggen: een hardheid tussen die van orthoklaas en diamant in (lazuursteen is een uitzondering).
Projectielen die meestal bestaan uit een rechte, dunne schacht met vooraan een scherpe punt of een scherpgerande of puntige kop van metaal of steen, die worden afgeschoten met een boog. Meer ontwikkelde versies hebben ook veren aan het uiteinde om hun vlucht te stabiliseren.
Verwijst in de architectuur naar afzonderlijke verticale bouwelementen, als monoliet of in rijen gebouwd, en gemaakt van steen, baksteen, hout, metaal of een ander vast materiaal. Ze zijn slank of smal in verhouding tot de hoogte en hun doorsnede kan iedere vorm hebben. Een zuil fungeert meestal als verticale drager voor een bovenbouw, als stabiel bevestigingspunt voor een zwaar of oscillerend object, of is vrijstaand, als opvallend monument of ornament. De term kan ook verwijzen naar een natuurlijke pilaarvormige steen of andere formatie. De betekenis van het woord 'pilaar' is meeromvattend dan die van 'zuilen', 'palen' of 'pijlers', waarbij het in feite om pilaren met een bepaalde vorm, verhouding of functie gaat; een 'pilaar' kan in principe elke van deze betekenissen hebben.
Een steen die wordt gebruikt voor het maken van muurpijlers of enigszins uitstekende pijlers, waarvan het eind zo is gekarteld of gekerfd dat het gemakkelijker aansluit op de ondersteuning en zo de versteviging van de muur verbeterd.
Een christelijke vernieuwingsbeweging die de nadruk legt op de afdaling van de Heilige Geest op de apostelen tijdens de eerste christelijke pinksterdag. De moderne pinksterbeweging ontstond in 1901 in de Verenigde Staten toen Charles Parham een verband legde tussen de doop en het spreken in tongen. Ook de terugkeer van profetie en gebedsgenezing is een onderdeel van de pinksterbeweging. Pinksterkerken kenmerken zich door de uiteenlopende vormen van participatie en informaliteit in de eredienst en door hun letterlijke uitleg van de Bijbel. De beweging spreekt armen en laagopgeleiden waarschijnlijk deels aan omdat er in het algemeen meer nadruk wordt gelegd op spirituele beleving dan op intellectuele reflectie. Zendingswerk heeft gewoonlijk een hoge prioriteit maar de vorming van een vertegenwoordigend lichaam van pinkstergemeenten stuit op veel weerstand, evenals de oecumenische beweging. Sinds de jaren 60 van de 20ste eeuw is de pinksterbeweging ook opgedoken binnen de rooms-katholieke, de protestantse en de Grieks-orthodoxe kerk.
Kleine bevestigingsmiddelen, met een puntig of taps toelopend uiteinde en gemaakt van uiteenlopende materialen, die worden gebruikt om iets vast te pinnen of iets vast te maken.
Verwijst naar grote, vlakke stukken lei die worden gebruikt voor betegeling, en ook voor arduinsteen die voor dit doel is gesneden.
Beknopte uiteenzettingen van de argumenten van een van de partijen in een zaak die in behandeling is, die worden voorgelegd aan de rechtbank of aan een ander juridisch lichaam dat de zaak behandelt.
Verwijst naar de periode van de Tagar-fase toen het grafgedeelte van de koergan erg klein was, met vier hoge stenen op de hoeken en een lage muur. De grafkamer van de tombe zelf bevat slechts één graf en is doorgaans gemaakt van hout in plaats van steen. De grafvoorwerpen waren vaak bronzen wapens en aardewerk.
Knuppels die werden gebruikt door diverse Noord-Amerikaanse Indianenvolkeren als wapens en ceremoniële objecten. In het gebied van de Grote Meren zijn ze over het algemeen plat en gebogen met een knobbelige kop; in het gebied van de Plains zijn het dunne stokken met een steen aan één van de uiteinden.
Een zacht, brokkelig, aardachtig gesteente dat in kleur varieert van lichtgrijs tot olijfachtig groen en wordt gebruikt als schuurmiddel voor de afwerking van metaal en hout.
Type metselwerk uit de Oudheid en toegepast werd in het Mediterraan gebied. Bestond uit grote blokken steen met een glad oppervlakte die in niet-rechte hoeken ineens gepast werden, zonder het gebruik van mortel. Het gewicht van de stenen moest de stabiliteit van de constructie garanderen.
Een uiteenlopende verzameling dans-, literatuur-, muziek- en theatervormen of andere kunstvormen, bedoeld voor en toegesneden op een groot publiek. Belangrijk voor het concept is het gebruik van hedendaagse technologieën voor de reproductie en televisieprogramma's, gedrukte media, fotografie, digitale compact discs, films, radio en commerciële marketing voor de distributie. Het concept weerspiegelt ook veranderingen in stijl of rages, nostalgische of kritische oplevingen van eerdere perioden, populaire instellingen, de aanpassing van andere vormen van elitaire kunst en volkskunst en de popularisering van buitenlandse cultuurvormen.
Een donkerpaars-rood gesteente, voor het eerst gedolven in het oude Egypte, dat relatief grote kristallen bevat in een fijnkorrelige stollingsmatrix. Het is een van de hardste, gesteenten, is glad gepolijst en wordt gewaardeerd als duurzaam materiaal voor beeldhouwers en als een decoratief bouwkundig materiaal. Het wordt beschouwd als het beste materiaal voor de wrijfsteen en schuurplaat die door kunstenaars worden gebruikt voor het schuren van kleuren.
Verschillend omschreven kalksteensoorten die voorkomen in Egypte en de Peloponnesus en op grote schaal werden gebruikt als bouwmateriaal door de oude Grieken. Blijkbaar werden er verschillende materialen onder verstaan zoals tuf, travertijn, fossielhoudende kalksteen en onyxmarmer.
Verwijst naar een soort keramiek van vuurbestendige witte klei, of 'kaolien', en een veldspaathoudende steen die tijdens het bakken reageert. De klei zorgt ervoor dat het voorwerp de vorm behoudt, terwijl de steen wordt omgezet in natuurlijk glas. In China verwijst dit naar alle soorten aardewerk die zo hard worden gebakken dat er een rinkelend geluid ontstaat als het kapot wordt geslagen. In Europa verwijst het alleen naar hardgebakken doorschijnende keramiek.
Een soort van fijn, witt porceleinachtig steengoed, hard en compact, en soms enigszins doorschijnend.
Een purperachtige rood-wit gewolkte steen afkomstig van het eiland Iasus of het eiland Chios. Naar men zegt was het in de oudheid geliefd bij keizer Claudius. Later werd het gebruikt in de deurposten van de Porta Santa van de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Hier komt ook de naam vandaan.
Verwijst naar een stroming in de Westerse kunst aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. De term werd geïntroduceerd door de kunstcritici Roger Fry, Clive Bell en anderen om te verwijzen naar de kunst die chronologisch volgde op het impressionisme, maar die zich duidelijk onderscheidde van het Neo-impressionisme. De stijl kenmerkt zich door zeer uiteenlopende, uiterst persoonlijke artistieke stijlen.
Een opvallend breccië dat wordt gewonnen in de Blue Ridge Mountains in Maryland en Virginia. Het bestaat voor het grootste gedeelte uit kalksteen, kwartskiezels en meerkleurige fragmenten, van zandkorrels tot keien. Dit alles wordt samengevoegd in een kalkhoudende matrix. Het is soms erg moeilijk te bewerken, omdat de harde kiezelstenen snel losraken van de zachtere matrix.
In algemene zin, alle vormen van aardewerk die zijn vervaardigd uit keramiek, een verzamelnaam voor diverse harde, broze, hitte- en corrosiebestendige materialen die ontstaan door het vormen en vervolgens bakken bij een hoge temperatuur van een niet-metallisch mineraal, bijvoorbeeld klei. In het specialistisch taalgebruik wordt porselein meestal niet tot keramiek gerekend; porselein is een type keramiekaardewerk dat is gemaakt van vuurvaste witte klei oftewel 'kaolien', en een veldspaathoudend gesteente, welke tijdens het bakken een reactie ondergaan waarbij de klei de vorm van het object vasthoudt en het gesteente versmelt tot natuurlijk glas.
Compact, kleihoudend afzettingsgesteente dat is gecementeerd met silica.
Variabele term die verwijst naar de groenachtige kleuren die lijken op de kleuren van prasinekleurig steen of pigment, of de kleur van de groene stengels van prei, een keukenkruid dat verwant is aan de ui.
Verwijst naar de Neolithische periode in de Levant van circa 8.000 tot 7.000 v. Chr. De periode kenmerkt zich door een lithische industrie, kleine beeldjes van klei en kalksteen, en het feit dat er zeer weinig vindplaatsen bekend zijn.
Verwijst in algemene zin naar de periode in Meso-Amerika van circa 2000 tot 250 v. Chr., die wordt gekenmerkt door belangrijke ontwikkelingen in de iconografie en architectuur door tal van gemeenschappen met een eigen karakter. Vaak verwijst de term in specifieke zin naar de vroege prehistorische Meso-Amerikaanse Olmeekse cultuur, met monumentale en verfijnde kunstwerken uitgevoerd in steen, of in de vorm van sieraden of verenkunst.
Vaak sierlijke, gemiddeld 500 gram zware voorwerpen van glas, metaal, steen, keramiek, om op losse papieren te leggen ten einde te voorkomen dat ze door elkaar raken of wegwaaien.
Orde van 16 families met ten minste ongeveer 300 soorten, waaronder de mens, mensapen, apen, lemuren en verwante soorten. Gewoonlijk hebben ze relatief ronde schedels, platte gezichten, korte kaken en neuzen, naar voren gerichte ogen en een opponeerbare vinger aan de handen en een opponeerbare teen aan de voeten (behalve bij mensen). De meeste soorten zijn afstammelingen van behendige boombewoners. Dit blijkt uit de kenmerken van de schedel, de tanden en de ledematen. Diverse soorten, zoals Homo sapiens, leven niet meer in bomen, maar hebben nog steeds veel van deze kenmerken. De hersenen van primaten hebben een unieke kloof, de fissura calcarina, tussen de primaire en secundaire visuele gebieden aan beide zijden van de hersenen. En alleen primaten hebben platte nagels en geen klauwen en hoeven, zoals andere zoogdieren. De meeste moderne primaten leven in de tropen of subtropen, maar enkele soorten komen ook voor in gematigde gebieden. De eerste primaten verschenen in het Vroeg-Eoceen (54,8 miljoen tot 49 miljoen jaar geleden) of misschien het Laat-Paleoceen (57,9 miljoen tot 54,8 miljoen jaar geleden).
Korte uiteenzettingen of verklaringen omtrent een te volgen procedure, over deelnamecriteria of over de onderwerpen die bij een bepaald evenement of een bepaalde onderneming aan de orde komen. Hieronder vallen onder meer opsommingen van de werkzaamheden die een (toneel)uitvoering met zich meebrengt, inclusief de namen van de uitvoerenden.
Stukken hard materiaal, meestal steen of metaal, die zijn geslepen om een snijkant of een steekpunt te hebben. Ze worden gebruikt als projectielen of als koppen van projectielen.
Steenvrucht van verschillende bomen van het geslacht Prunus. De pruim heeft meestal een rode, paarse of gele schil en een poederachtige bloesem als hij rijp is.
Orde van 2 families en 368 soorten. Sinds 1600 zijn er 10 soorten uitgestorven. De vogels hebben vaak heldere kleuren, kunnen goed vliegen, eten zaden, vruchten of nectar en hebben sterke kromme snavels. De buitenste teen van de poten wijzen naar achteren.
De meest gangbare techniek voor het converteren van analoge signalen naar een digitale vorm door middel van sampling. Pulse Code Modulation is geen universeel geaccepteerde standaard, maar wel een techniek die wordt gebruikt voor uiteenlopende toepassingen, van telefonie tot de productie van cd's. De muziek van cd-kwaliteit wordt meestal gesampled op 44,1 kHz bij 32 bits per sample.
Instapschoenen met een lage, ronde of V-vormige hals en meestal een middelmatige tot hoge hak. Kunnen een open teen of een open hiel hebben.
Kleine troffels die worden gebruikt om specie op de baksteen te spreiden voordat deze wordt gelegd.
Marmer dat wordt gewonnen in de omgeving van het schiereiland Purbeck-eiland in het Engelse Dorset. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Een verzameling natuurlijke bitumineuze materialen waaronder bijvoorbeeld turf, bruinkool en steenkool vallen.
Materiaal dat voornamelijk bestaat uit fragmenten van vulkanische origine, zoals agglomeraat, tufsteen en bepaalde andere gesteenten.
Verwijst naar de cultuur die is verbonden met een stad-koninkrijk in antiek Birma en die floreerde van circa 1 n. Chr. tot 9 n. Chr. en die de zuidelijke regio's Binnaka, Mongamo, Sri Ksetra en Halingyi omvat. Architectuur in de regio wordt gekenmerkt door gewelfde tempels, huizen, paleizen en kloosters gebouwd van hout en voorzien van daken die zijn bedekt met tegels van lood en tin, en die muren bevatten die zijn samengesteld uit geglazuurd steen. Decoratieve kunstnijverheid binnen huishoudens betrof keukengerei van goud en beeldjes van goud, groen glas, jade en kristal. Cilindrische stoepa's of grote grafurnen van diverse afmetingen versierden de periferie van de stadsmuren en tempels van het koninkrijk.
Verwijst naar een van de drie hoofdfasen van de Gansu-cultuur, die dateert uit circa 2000 tot circa 1600 v. Chr.; deze fase valt ongeveer samen met de latere fasen van de Longshan-cultuur in het oosten. Qijia werd in 1923 ontdekt door de Zweedse archeoloog Johan Gunnar Andersson, en is genoemd naar de vindplaats in Qijiaping in het gewest Guanghe, in het oosten van de provincie Gansu; de cultuur was verbreid tot in het westen van de provincie Qinghai en de autonome regio's Ningxia en Binnen-Mongolië. Aardewerk uit de Qijia-fase omvat grijs en rood aardewerk dat glad, beschilderd of corded is. De profielen van het vaatwerk zijn hoekiger, en vormen zoals postamentvormige voeten duiden erop dat er vanaf 2000 v. Chr. een kruisbestuiving heeft plaatsgevonden met andere tradities uit alle delen van China. Er zijn ook enige koperen artefacten opgegraven. Bij de begrafenis werden giften meegegeven zoals gereedschap van been of steen, aardewerken vaatwerk, ornamenten en orakelbenen.
Verwijst naar de stijl en periode die in verband worden gebracht met de heerschappij van de Qing-dynastie, van 1644 tot 1911. Peking bleef de Chinese hoofdstad en werd verfraaid met grootschalige, fel gekleurde gebouwen in baksteen en steen. Voor keramiek werden contrasterende stijlen van fijn afgewerkte, opake opgeglazuurde objecten en monochrome objecten ontwikkeld. Voor de schilderkunst werd een officiële academie opgericht, waar de traditionele landschapsstijl van de vier Wangs werd voortgezet.
Verwijst naar een Chinese Neolithische cultuur en periode die zijn naam ontleent aan een in 1951 ontdekte archeologische site in het gewest Huai'an in de Chinese provincie Jiangsu. Globaal omvatte Qingliangang de periode tussen 4500 en circa 2300 v. Chr., en het gehele kustgebied vanaf de provincie Shandong in het noorden tot aan de grens met de provincie Fujian in het zuiden. In meer specifieke zin wordt er de periode tussen circa 4500 en circa 3200 v. Chr. mee bedoeld, en uitsluitend het gebied van de provincie Shandong en het noordelijk deel van de provincie Jiangsu. De weinige Neolithische resten die in Qingliangang zijn opgegraven, omvatten hoofdzakelijk geavanceerde stenen gereedschappen, aardewerken houders en potscherven. Het aardewerk van Qingliangang bestaat overwegend uit roodbakken steengoed, hoewel ook grijs en zwart aardewerk is aangetroffen. Vaatwerk is gevonden in de vorm van borden of schalen van het pan- en pen-type, kommen van het bo-type, statieven van het ding- en li-type, kopjes van het bei- en dou-type, alsmede zeng-stoompannen. Sierontwerpen komen uitsluitend voor in de vorm van eenvoudige geometrische patronen, meestal bestaande uit gebogen of rechte parallelle lijnen. Het decor is doorgaans ingestempeld en geschilderd; ook zijn technieken als insnijden en appliqué gebruikt.
Hard, fijnkorrelig afzettingsgesteente bestaande uit de restanten van radiolaria, eencellige organismes die naar de bodem van de oceaan zakken en daar niet oplossen in het zeewater maar dit gesteente doen ontstaan.
Indiase schilderstijl die wordt geassocieerd met de hindoeïstische Rajputvorsten, welke na de val van het Guptarijk aan de macht kwamen. Hun hoven waren vaak hindoeïstische leercentra, en ze begunstigden dichters, geleerden en kunstenaars. De Rajputschilderkunst was een omvangrijke stroming met een sterk Indiase inslag en vormde daardoor in zekere zin een contrast met de kunst van hun tegenstanders, de islamitische Mogols. Niettemin moesten de Rajputheersers zich uiteindelijk aan de Mogolheersers onderwerpen om hun gebied te kunnen behouden; het gevolg was dat de kunstzinnige ontwikkeling van de Mogols aan het eind van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw invloed ging uitoefenen op de traditionele manuscriptverluchting van de Rajputhoven. De Mogols waren met name belangrijk voor de invoering en verspreiding van het portretschilderen in de kunstcentra van de Rajput. In tegenstelling tot de realistische schilderkunst van de Mogols is de Rajputschilderkunst symbolisch van karakter en al net zo doordrenkt met poëtische metaforen als de Hindiliteratuur waarmee deze kunst sterk verwant is. Zelfs de kleuren hadden vaak een specifieke betekenis; het coloriet is meestal vlak, zonder kleurmenging, waardoor er een soort glas-in-loodeffect ontstaat. De bekende voorbeelden uit de periode eind 16de eeuw tot de 19de eeuw vallen uiteen in twee hoofdgroepen, Rajasthan en Pahari.
Blaasinstrumenten bij joodse ceremonies bestaande uit een ramshoorn met een aanblaasgat in het smalle gedeelte van de hoorn; ook steenbokshoorn.
Trommen, met kogeltjes, kiezelsteentjes of andere kleine voorwerpen er binnenin, maar ook aan de buitenkant hangend; bespeeld door het instrument te schudden of rond te draaien.
Een verf die roodijzeroxide en zinkchromaat bevat, een baksteenrode kleur heeft en wordt gebruikt als een grondverf voor buitenmetalen, vooral voor metalen daken.
Kalkhoudend zandsteen die wordt gewonnen in de omgeving van Reigate in het Engelse Surrey. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Houders voor het veilig stellen of tentoonstellen van relikwieën van heiligen, in formaat uiteenlopend van kleine doosjes tot grote objecten, soms in de vorm van de ingesloten relikwie.
Reeks van handelingen die verricht worden op een stuk steen om er een functioneel werktuig van te maken of op een reeds bestaand werktuig om het te hervormen, door er kleine stukjes af te halen en de steen scherper, rechter en/of dunner te maken.
Genus van circa negen soorten algemeen voorkomende saprobe schimmels die zich via sporen voortplanten door gebruikmaking van vegetatieve, aseksuele en seksuele methoden. De leden worden aangetroffen op diverse planten en als gespecialiseerde parasieten op dieren, met inbegrip van mensen. Ze komen voor op de meest uiteenlopende organische substraten, waaronder rijpe vruchten en groenten, uitwerpselen, jam- en stroopsoorten, leer, brood, pinda's en tabak.
Een gesteente van een groep extrusieve zure stollingsgesteenten, meestal porfierisch en met zichtbare stroomlijnen, met fenokristen van kwarts en kaliveldspaat in een glasachtige tot cryptokristallijnen grondmassa. Het extrusieve equivalent van graniet.
Leisteen dat opvalt door de lichtgekleurde strepen of banden die erdoorheen lopen. Het werd hogelijk gewaardeerd als materiaal voor bannerstones en andere oud-Amerikaanse ceremoniële voorwerpen. Wat bouwtoepassingen betreft staat het bekend als minder duurzaam dan andere typen leisteen, aangezien de banden zwakker zijn dan de donkere gebieden eromheen.
Cirkelvormige objecten van verschillende materialen en in verschillende formaten, die in uiteenlopende contexten en toepassingen worden gebruikt.
Verwijst naar een stijl in de Scandinavische kunst uit de 11de eeuw. De term is ontleend aan de geologische naam van de zandstenen bodemlagen rond Oslo, waar klaarblijkelijk het steen vandaan kwam dat werd gebruikt voor veel sculpturen in deze stijl, hoewel deze vaak elders werden vervaardigd. De stijl ontwikkelde zich waarschijnlijk in Deense centra en verspreidde zich over heel Scandinavië, Engeland en Ierland. De stijl maakte nog steeds gebruik van de vroegere dierenmotieven uit de Mammenstijl, met vernieuwingen die waren beïnvloed door Anglo-Saksische en Ottoonse ornamentiek. De stijl kenmerkt zich doorgaans door plantenmotieven waarbij de stengels in strikt axiale en dooreengevlochten strengen zijn gearrangeerd, en door compositorische, asymmetrische ontwerpen met een additief karakter.
Een rode variant van het mineraal korund, dat als halfedelsteen tot de beste edelstenen wordt gerekend. Robijnen die de verkeerde kleur hebben worden gebruikt voor lagers in horloges en instrumenten.
Mineraal dat is samengesteld uit mangaancarbonaat (MnCO3) en voorkomt in de kleuren transparant tot ondoorzichtig roze tot dieprood. Het wordt gebruikt als siersteen en bron van mangaan. Het wordt samen met andere mangaanmineralen aangetroffen in hydrothermale aderen van ertsafzettingen met lage temperaturen, zoals de zilvermijnen in Roemenië, Duitsland en Groot-Brittannië. Het is ook te vinden in Zuid- en Noord-Amerika.
Wordt gebruikt voor deuren die toegang verschaffen voor het schoonmaken of repareren van schoorsteenpijpen.
Een baksteen met de nominale afmetingen van ongeveer 7 bij 10 bij 30 cm.
Een steen, vergelijkbaar met dioriet, die bestaat uit een compacte felsitische basis waarin hoornblende of veldspaat porfiritisch is ontwikkeld. De befaamde Egyptische porfier of 'Rosso Antico' is een rood antiek porfier.
Orde van ongeveer 270 soorten in 12 families. Het is de meest diverse orde van zoogdieren. De taxonomie van de grote categorieën is al meer dan een eeuw aan verandering onderhevig. Roofdieren hebben allemaal tanden en klauwen die geschikt zijn om andere dieren te vangen en op te eten. Sommige soorten eten voornamelijk of alleen maar vlees, terwijl andere soorten omnivoren zijn. Gewoonlijk zijn het jagende of aasetende zoogdieren, zoals honden, katten, wolven, vossen, beren en zeehonden. Omdat de orde taxonomisch gezien zo divers is, wordt deze voornamelijk onderscheiden van andere ordes van zoogdieren (en verder onderverdeeld) op grond van structurele kenmerken, met name de vorm van de schedel (bijvoorbeeld van de kaakgewrichten), de poten (aantal tenen, niet opponeerbare achterste teen, het soort klauwen en de vergroeiing van bepaalde botten) en tanden (zowel het algemene patroon van de tanden als de vorm van individuele tanden). Gebruik ���carnivoren (algemene betekenis)' voor dieren die uitsluitend vlees eten.
Een rood marmer met grote onregelmatige en vuursteenachtige blauwe vlekken. Komt oorspronkelijk uit het zuidoosten van Frankrijk.
Lange, cilindervormige ovens die zijn bekleed met vuurvaste steen, iets schuin staan en langzaam worden rondgedraaid.
Verwijst naar structuren die in levend gesteente zijn uitgehakt. Er kan overlapping in betekenis optreden met 'grotarchitectuur,' maar grotarchitectuur is niet altijd uit de rotsen gehouwen, terwijl rotsarchitectuur niet altijd rond een grot is aangebracht.
Verwijst naar sculpturen, meestal kolossen, die in levend gesteente zijn uitgehouwen of uitgehakt.
Een roze kwartsvariant die wordt gebruikt als een halfedelsteen.
Struik met rode vruchten die wijdverspreid is in Noord-Amerika. In veel classificaties beschouwd als een ondersoort van Rubus idaeus. De vrucht is geen echte bes. Botanisch wordt het een ���verzamelvrucht' genoemd, een vrucht die bestaat uit allemaal kleine steenvruchtjes.
Afzettingsgesteente dat is samengesteld uit een aanzienlijke hoeveelheid ronde of hoekige fragmenten die grover zijn dan zandkorrels.
Het uitboren of wegsnijden van materiaal dat is overgebleven tussen twee gaten in een rij dicht op elkaar geboorde gaten; dit procédé wordt met name toegepast in de mijnbouw en het steenhouwen.
Een gefragmenteerde kalksteen die na te zijn gesneden en gepolijst een mozaïekeffect geeft dat doet denken aan ruïnes of vervallen bouwwerken.
Fossiel hars uit Roemenië. Vergelijkbaar met succiniet, maar men dacht dat het een andere botanische oorsprong heeft. Uit recente onderzoeken blijkt dat de verschillen eerder een indicatie zijn dat rumaniet een succiniet is dat in het oligoceen is aangetast door gedeeltelijke thermische degradatie tijdens de vorming van de Kliwa-zandsteenformaties waarin het wordt aangetroffen.
Oppervlaktepatroon oorspronkelijk voor steen gebruikt maar steeds vaker nagemaakt in andere materialen; het geeft het effect van grote blokken met diepe, brede voegen.
Wordt gebruikt voor 'double-pen houses' met een centrale schoorsteen of voor 'dogtrot houses' van anderhalve verdieping hoog.
Elke zuivere edelsteen behalve de robijn, die een variëteit is van de korund.
Verwijst naar de periode en beschaving die zich van circa 6200 tot 5500 v. Chr. ontwikkelde in centraal Mesopotamië en zich uitbreidde naar het noorden, en die is genoemd naar de archeologische vindplaats te Samarra. Vooral bekend om zijn beschilderde aardewerk, soms gedecoreerd met menselijke en dierlijke vormen, lemen beeldjes, en het vroegst bekende gebruik van leemsteen in Mesopotamië.
Verwijst naar een cultuur ten zuiden van de Sahara die werktuigen vervaardigde in het late Pleistoceen, ongeveer gelijktijdig met de Fauresmith-productie uit zuidelijk Afrika. Vernoemd naar de archeologische vindplaats bij de Baai van Sango in Uganda, maar werd ook gevonden in Angola, de Democratische Republiek Congo, Kenia, Zambia en elders. De cultuur kenmerkt zich door handbijlen, messen van steenscherven, schrabbers, grote schaven om hout te bewerken en een typische pikhouweel.De Sango cultuur werd klaarblijkelijk ontwikkeld door bosbewoners, terwijl Fauresmith werd ontwikkeld door bewoners van de open vlakten.
Een zeer lichte, grijze, vulkanische tufsteen die als pozzolaanaarde wordt gebruikt.
Een diep oranjerode variant van calcedoon, lijkt op carneool maar is donkerder; wordt gebruikt als een halfedelsteen.
Een edelsteenvariant van calcedoon, met evenwijdige lagen sarder en een mineraal met een andere kleur.
Benaming voor uit Lotharingen afkomstig aardewerk dat vanaf 1778 werd gefabriceerd te Sarregueminnes, en dat wit aardewerk, decoratief steenwerk in Wedgewood-stijl, en servies in Engelse en Italiaanse stijl omvat.
Verwijst naar de aardewerkstijl die ontstond doordat er grote hoeveelheden keramiek voor de export moesten worden geproduceerd tijdens de Ayutthaya-periode. De exportproducten bestonden onder andere uit grote schalen, kommen, vazen, olielampen, miniatuurolifanten, katrollen, loodgewichten en dakpannen. De keramiek van deze stijl kan worden verdeeld in vijf typen: celadon, op hoge temperatuur gebakken steengoed bedekt met een natuurlijk veldspaathoudend asglazuur, onderglazuur zwart, bruin en parelgrijs, bruin en wit. De kleuren van deze keramiek variëren van lichtgroen tot olijfgroen of blauwgroen, en van bruin tot licht-honingkleurig of gebroken wit. Aardewerk en keramiek in deze stijl was doorgaans eenvoudig en praktisch, maar sommige producten vertoonden gekamde of ingegrifte patronen onder het glazuur.
Kleiachtig afzettingsgesteente, gevormd door de samenpersing van klei, slib of modder; kan grijs, rood, bruin of zwart zijn. Het bestaat uit fijne platen die vrij zwak zijn, waardoor het gesteente eenvoudig te splijten is.
Verklaringen van de kapitein van een schip tegenover een overheidsdienaar, waarin wordt uiteengezet dat alle schade die is geleden tijdens een zeereis te wijten is aan vaaromstandigheden en niet aan verwaarlozing of wangedrag.
Een mengsel van calciumoxide en water met schelpen, grind of kiezelstenen dat, wanneer het droog is, zo hard wordt als steen en gebruikt wordt als bouwmateriaal.
Fossielhoudend kalksteen dat is samengesteld uit losjes samenhangende stukjes schelp die aan elkaar zijn verbonden door kalkcarbonaat; de naam is afgeleid van het Spaanse woord voor 'hartschelp'. Schelpkalk is een erosiegesteente omdat het is gevormd uit brokstukken en wordt onderscheiden van schelpkalksteen dat ter plaatse is gevormd en bestaat uit schelpmateriaal in een fijnmazige matrix.
Het uiteenvallen in dunne, platte stukjes of laagjes.
Een gesteente waarvan de samenstellende mineralen zich in min of meer evenwijdige lagen hebben gevoegd als gevolg van metamorfische processen.
Steenwerken drinkkannen van een Duits type, gemaakt vanaf de 16e eeuw in Siegburg in het Rijnland.
Uitschuifbare apparaten in de vorm van een voet, inclusief teen- en hieldelen, die worden gebruikt voor het oprekken van schoenen.
In een vertrek uitspringend rookvangend gedeelte van een schoorsteen of schouw boven de stookplaats. VWB. Als het de omlijsting van de stookplaats betreft zie 'schoorsteenmantels'.
Kunstenaars die zijn gespecialiseerd in het scheppen van beelden en vormen die hoofdzakelijk driedimensionaal worden uitgevoerd, vaak van groot of middelgroot formaat, in het medium steen, hout of metaal. De term kan ook verwijzen naar kunstenaars die werk in reliëf of intaglio uitvoeren. Gebruik 'beeldsnijders' voor kunstenaars die kleine werken vervaardigen, of voor ambachtslieden die driedimensionale vormen vervaardigen welke niet als kunst worden beschouwd.
Kunstwerken waarin beelden en vormen zijn uitgevoerd in reliëf, in intaglio of in rondsculptuur. De term verwijst in het bijzonder naar objecten of groepen objecten die hun tastbaarheid behouden. De term is vooral van toepassing op kunstwerken die worden gemaakt door in een hard materiaal te snijden of te graveren, door een pletbaar materiaal te vormgieten of te modelleren of door delen samen te voegen tot een driedimensionaal object. Meestal heeft de term betrekking op grote of middelgrote objecten van steen, hout, brons of een ander metaal. Kleine objecten worden doorgaans 'beeldsnijwerken' genoemd. Gebruik specifiekere termen voor werken die meer verspreid zijn over ruimte of tijd, of minder tastbaar worden, zoals 'mail art' of 'omgevingskunst'.
Verwijst naar de paleolithische periode in Egypte van circa 12.000 tot 10.000 v. Chr. De periode kenmerkt zich door vuurstenen werktuigen van het Levallois-type, die later overgingen in een microlithische vuursteenbewerkings-productie.
Grote, meestal bolvormige concreties, meestal bestaand uit onzuiver kalksteen of ijzerzandsteen, met veelvlakkige blokken die intern worden verbonden door kristallijnige mineralen.
Groen metamorf gesteente dat bijna volledig bestaat uit mineralen uit de serpentijngroep (in wezen verschillende soorten waterhoudend magnesiumsilicaat); gewoonlijk zijn ook andere bestanddelen aanwezig, zoals te zien is aan aders en vlekken in verschillende kleuren. De typische groene kleur en het spikkelige aanzien verklaren de naam, die is afgeleid van het Latijnse 'serpentinus', hetgeen 'gelijkend op een slang' betekent. Door de kleur en polijstbaarheid is serpentijn in de loop van de tijd in veel culturen populair geweest als versiering.
Kanonnen die werden gebruikt van de 15e tot de 17e eeuw, vervaardigd in verschillende grootten en kalibers maar meestal lang in verhouding tot hun kaliber en langer en lichter dan steengeschut.
Pooltapijten met relatief weinig, maar zeer lange polen, die willekeurig in alle richingen uiteenvallen en zo het oppervlak vormen.
Baksteen waarvan de zijvlakken worden gesneden voordat de steen wordt gebakken.
Warme bruinachtige rode kleur met uiteenlopende kleurwaarden, verwees oorspronkelijk naar de kleur van siena-pigment, dat uit aarde wordt gewonnen en als pigment wordt gebruikt bij het schilderen met olie- of waterverf.
De dioxidevorm van silicium (SiO2), die voorkomt in kwartszand, vuursteen en agaat. Het wordt voornamelijk in geprepareerde witte poedervorm gebruikt bij de vervaardiging van glas, keramiek en schuurmiddelen.
Tafels met één plaat als blad, gewoonlijk van steen, doorgaans marmer of leisteen, maar soms van graniet of een andere steensoort, of van beton of zwaar hout. De plaat steunt op een onderstel, gewoonlijk van steen, hout of metaal, maar vormt daarmee geen onlosmakelijke eenheid. Voor tafels uit de achttiende eeuw met marmeren bladen, gebruikt men de specifiekere term ���marble slab tables'.
Platte, brede beitels die worden gebruikt om steen te bewerken.
Platen van hard materiaal, meestal steen of metaal; bespeeld door er op te slaan.
Kleine bijlen die worden gebruikt voor het bewerken van hout of steen.
Grote, zware hamers die meestal met beide handen worden gehanteerd en voornamelijk worden gebruikt in een smidse, om palen in te slaan of om steen te breken.
Personen die gereedschappen scherper maken door ze te slijpen, of die metaal, glas of steen slijpen om ze te vormen of te polijsten.
Machines of gereedschappen die slijpen met slijpmiddelen en worden gebruikt voor het snijden van geharde of getemperde metaal en voor het glad afwerken van metaal, hout, steen of beton.
Pantoffels zonder hak of lage sleehakken zonder achterkant, met een bovenleer of voorstuk van zacht materiaal en vaak met een open teen.
Zware hamers met een plat slagvlak met één stomp uiteinde en één snijkant. Worden gebruikt voor het grof bewerken van blokken gedolven steen of voor het afbreken van bouwconstructies.
De kleur van het mineraal smaragd, uiteenlopend van middelgroen tot donkere blauwachtige groentinten.
Een grijszwarte, onzuivere variant van korund die magnetiet en hematiet bevat en wordt gebruikt als schuurmiddel. De steen wordt fijngestampt en gesorteerd en gebruikt om amarilpapier, amarilkatoen en amarilschijven te maken.
Vuursteensloten waarbij een door een veer werkende haan, met daaraan een stuk vuursteen of pyriet, vonken maakt door in het verticale vlak te schampen langs het staal van het pandeksel, waardoor het kruit ontbrandt.
Aërofonen bestaande uit een spatelvormig stuk hout, been, steen dat aan een koord is gebonden, geluid producerend wanneer ze door de bespeler aan het vrije uiteinde van het koord door de lucht worden rondgedraaid.
Wordt gebruikt voor vlakke bogen van baksteen, waarbij de bakstenen met hun lange kant verticaal zijn geplaatst.
Harnasonderdelen voor de voet, vanaf de Middeleeuwen tot de 16e eeuw voorkomend in verschillende vormen binnen Europa, opgebouwd uit maliën of platen die de enkel omsluiten en harnasplaatjes die de voet bedekken, met een teenkap van plaat. Sommige soorten hadden een afneembare lange punt als teenkap.
Een blauwgrijze Beierse kalksteen.
Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 960 en 1279 n. Chr. Het was een overgangsperiode met tal van maatschappelijke, economische en kunstzinnige vernieuwingen; met name in allerlei kunstvormen werd een onovertroffen graad van verfijning bereikt. Er was een maatschappelijke ontwikkeling gaande waarbij de aristocraten geleidelijk hun macht verloren aan de gegoede burgerij, hetgeen ertoe leidde dat de heersende klasse zijn machtspositie probeerde te versterken. Zo bevorderden de keizers het verbeelden van thema's die de legitieme status en stabiliteit van de dynastie moesten uitdrukken. De Song-keizers behoorden tot de meest verlichte heersers van China, en vaak waren ze zelf verdienstelijk kunstenaar. Aangezien de Song-keizers minder macht bezaten dan hun voorgangers uit de Han- en Tang-dynastie en zij bovendien een wankele vrede met vijandige buurlanden in stand moesten houden, is de kunst uit deze periode introspectief van aard. De Song-periode is vooral bekend om de landschapsschilderingen, hoewel ook de keramiek, beeldhouwkunst en architectuur een bloeiperiode beleefden. In de beeldhouwkunst werd steen vaak vervangen door klei en hout, materialen die zachtere, levensechtere figuren mogelijk maakten. Een opvallend kenmerk van de Song-architectuur is de langwerpige, slanke vormentaal, met gebogen daken en een duidelijk herkenbare Song-spits. Tijdens deze periode werden de pagodes aanvankelijk opgetrokken uit metselwerk. De stijl en periode kunnen worden onderverdeeld in Noordelijke Song, van 960 tot 1127, en Zuidelijke Song, van 1127 tot 1279.
Techniek voor het creëren van een tint in een lithografie door lithografische inkt op de steen of plaat te spetteren met behulp van een harde kwast en een raster of een zeef.
De kleuren die worden gevormd wanneer een lichtstraal door lichtbreking uiteenvalt in zijn samenstellende delen. De kleuren van de regenboog die overeenkomen met de elektromagnetische golven van het zichtbare spectrum (violet, blauw, groen, geel, oranje en rood); het sturen van wit licht door een prisma maakt deze spectrale kleuren zichtbaar.
Type tufsteen dat bijzonder hard en duurzaam is. Wordt gedolven bij Castiglione in Italië.
Bol- of cirkelvormige objecten met een doorboring in het midden, gewoonlijk gemaakt van steen, hout of klei, die als vliegwiel voor een spindel fungeren.
Kleine stukjes glas, aardewerk, steen of ander bros materiaal met een scherpe of ruwe rand.
Halfronde metalen, pinvormige strips waarvan de uiteinden uiteengebogen kunnen worden nadat ze in een groef of gat zijn geplaatst.
Een bouw- of baksteen van een bepaald model die wordt geplaatst onder een schuine hoek.
Wordt gebruikt voor de scharnierende stalen platen waarmee vonkjes worden geslagen uit een vuursteen in een vuursteenslot. Gebruik 'vuurslagen' voor handbediende gereedschappen die worden gebruikt bij het slaan tegen een vuursteen om vonken te maken.
Substantie die wordt toegevoegd aan bijvoorbeeld voedsel, verf of chemische verbindingen om bederf, het uiteenvallen van een emulsie of het verlies van gewenste eigenschappen te voorkomen.
De eigenschap niet makkelijk mee te geven, te verslechteren, uiteen te vallen of op een andere manier te veranderen.
Lange stukken hout, aan de bovenzijde gesneden in de vorm van een menselijke figuur met een grote fallus en met een middendeel dat is omwikkeld met bastdoek of dat verschillende uitgesneden horizontale beelden bevat. Ze variëren vaak in grootte, uiteenlopend van 76 centimeter tot 5,5 meter in lengte. De beelden op de stafgoden benadrukken de notie van het mannelijk voortplantingsvermogen.
Gereedschappen van hard materiaal, meestal steen, komvormig, waarin (verf)stoffen met een stamper worden fijngewreven.
Chinees schrift dat een vereenvoudigde, gestileerde vorm van het klerkenschrift is; het klerkenschrift werd getransformeerd tot een vloeiender, eenvoudiger te schrijven schrift. Het script, gekenmerkt door scherpe hoeken en rechte halen van uiteenlopende dikte, ontstond aan het eind van de Han-dynastie en werd populair tijdens de Wei-, Jin-, Zuidelijke en Noordelijke perioden. Het beleefde zijn meest vitale ontwikkeling en was de belangrijkste schriftsoort tijdens de Tang-dynastie (618-907), toen een succesvolle loopbaan in het ambtenarenapparaat gedeeltelijk afhankelijk was van kalligrafische vaardigheden. Het is nog altijd als standaardschrift in gebruik en dient als model voor publieke functies en gedrukt schrift.
Verwijst in de architectuur of de bouw in het algemeen naar stevige, verticale, relatief geïsoleerde constructiedelen van aanzienlijke lengte. Palen zijn in doorsnede gewoonlijk rond, vierkant of rechthoekig en worden gebruikt ter ondersteuning van een grotere constructie of als vast punt voor zijwaartse bevestiging. Ze zijn gewoonlijk relatief weinig versierd en gemaakt van één houtsoort, maar kunnen ook van steen, metaal of een ander materiaal zijn of van een samenstelling van materialen. De term wordt voornamelijk gebruikt voor verticale stutten in een houten balkenconstructie. Gebruik 'pijlers (dragende elementen)' voor vierkante staanders in klassieke stijl en voor vierkante en rechthoekige gemetselde staanders. Gebruik 'zuilen (architecturale elementen)' voor cilindrische staanders in staal- en betonconstructies.
Secundaire ribben die ontspringen uit de hoofdaanzet of centrale sluitsteen van gewelven en die naar de nokribben voeren.
Vuurstenen spits uit de steentijd, driehoekig of bladvormig, met een kleine steel aan de onderkant om het te kunnen vastmaken aan een houten steel en twee kerven van ongelijke diepte en lengte.
Wordt gebruikt voor het aanbrengen van bepaalde figuren of vormen in harde materialen, zoals steen.
Elk van de talloze steenachtige koralen behorende tot de Orbicella en verwante geslachten, waarvan de poliepholtes rond of polygonaal zijn met opvallende, stervormige septa.
Een steen vervaardigd uit klei met net genoeg water om plasticiteit te verkrijgen, die daarna uit de vorm wordt geperst.
Verwijst naar een Archaïsch Griekse stijl in de beeldhouwkunst gevonden op de Ionische eilanden voor de zuidelijke kust van de Peloponnesus. De stijl kenmerkt zich door het gebruik van marmer in plaats van kalksteen, dat eerder algemeen werd gebruikt, door een toenemende vaardigheid in het weergeven van de menselijke anatomie, en door de ontwikkeling van nieuwe geometrische concepten.
Verwijst naar een laat Paleolithische cultuur die stenen werktuigen produceerde, en die voorkwam van Ethiopië zuidwaarts tot aan de oostkust van Zuid-Afrika. De cultuur had haar bloeitijd tussen 50.000 en 30.000 jaar geleden, wordt vaak vergeleken met de Moustérien-productieVan Noord-Afrika en Europa, en kenmerkt zich door bladvormige, tweezijdige punten en speerpunten of vilmessen gemaakt volgens de Levallois steensplijt-techniek om een geprepareerd stuk vuursteen te bewerken tot puntige scherven.
Wordt gebruikt voor boeddhistische relikwieheuvels van aarde, baksteen of steen, die bestaan uit een halfronde of bolvormige koepel die staat op een vierkant of rond voetstuk, met bovenop een klein paviljoenachtig bouwwerkje met een spits.
Verhoogde randen, van steen of beton, die langs opritten, wegen of daken zijn gebouwd en die meestal een onderdeel van de goot vormen.
Verticale voegen in metselwerk die worden gemaakt door de steen in een laag mortel te plaatsen en in de richting van de laatst gelegde steen te schuiven.
Een verglaasde steen, met name voor gebruik van straten waar weerstand tegen slijtage van belang is.
Een kleurloze, kunstmatige edelsteen van glas of glasvloed, vaak met facetten die schitteren als die van een diamant.
Wordt met name gebruikt voor Europese slagwapens met een zware kop, meestal met een stompe of puntige kant en met tenminste één blad of pin aan de andere kant van de kop of bovenop de staf; ze kwamen voor in verschillende typen van de 13e tot de 17e eeuw. Wordt ook meer algemeen gebruikt voor hamers die als gevechtswapens werden gebruikt in bijna alle delen van de wereld sinds de steentijd.
Wordt algemeen gebruikt voor slagwapens die bestaan uit een staf van hout, metaal of ander hard zwaar materiaal, vaak met een kop van steen of metaal, die met de hand worden gezwaaid als slagwapens.
Het oppervlak van een stuk steen tot gruis maken door erop te slaan met een bot instrument.
Verwijst naar een stijl van grijs steengoed dat vanaf de 5de tot de 10de eeuw werd vervaardigd. Het Sue-aardewerk komt oorspronkelijk uit het zuiden van het Koreaanse schiereiland, maar werd in de 5de en 6de eeuw ook in Japan geïntroduceerd, waar het 'hiwaibe doki' (uitverkoren doki) werd genoemd. Het bleef tot in de jaren 50 van de 20ste eeuw in productie. De stijl wordt gekenmerkt door spiraalvormig opgebouwde houders die werden gebakken bij een temperatuur boven de 1000 graden Celsius, waardoor een grijze kleur resulteert. Sue-aardewerk is meestal ongeglazuurd, afgezien van het natuurlijk asglazuur dat tijdens het bakken wordt gevormd, en is gedecoreerd met eenvoudige gekamde of gestippelde ontwerpen. Tijdens de Hein-periode (794-1185) ontstonden er nieuwe producten, zoals geglazuurde versies op basis van natuurlijk gevormd asglazuur en glazuurtechnieken uitgevoerd in groen of in drie kleuren.
Verwijst naar een Chinese dynastie uit de periode 589 tot 618 n. Chr. Gedurende deze periode werden het noorden en zuiden van China na jaren van scheiding herenigd. De Sui-dynastie heeft betrekkelijk kort bestaan, maar deze periode werd wel gekenmerkt door belangrijke vernieuwingen in de economie, de politiek en het onderwijs. Tijdens de Sui-periode kwam er een bloeiende handel met Centraal-Azië en het westen op gang. Ook op het gebied van techniek en architectuur was het een periode van vernieuwing, zoals blijkt uit het werk van Li Chun, een ingenieur, en de architect Kai Yuwen, die beiden dienden onder keizer Wendi (heerste van 581-604). Li Chun was verantwoordelijk voor 's werelds eerste open boogbrug van steen, de Anji-brug, terwijl Kai Yuwen het ontwerp leverde voor Daxing, dat zou uitgroeien tot de grootste stad met het hoogste bevolkingsaantal van zijn tijd. De Sui waren diepgelovige boeddhisten; veel van hun stenen beeldhouwwerken zijn bewaard gebleven, in tegenstelling tot hun in brons, hout en lakwerk uitgevoerde kunstwerken; ook hebben ze tal van oudere boeddhistische afbeeldingen gerestaureerd. Het Sui-beeldhouwwerk wordt als technisch hoogstaand beschouwd, maar blijft qua sierlijkheid achter bij het fraaiste beeldhouwwerk van de Noordelijke Qi. Sui-keramiek is zorgvuldig gemodelleerd maar overigens vrij sober. In zowel het noorden als het zuiden van China zijn Sui-celadons opgegraven, waarvan sommige zijn gedecoreerd met ingestempelde patronen. In steengoed of aardewerk uitgevoerde beeldjes van krijgers, ambtenaren en beschermende wezens werden in groten getale vervaardigd, met name als grafobject. Modellen van alledaagse voorwerpen zoals kachels en schoenen werden eveneens aan de overledene meegegeven voor gebruik in het hiernamaals. Kostbare militaire missers, natuurrampen en een autocratisch en spilziek bewind leidden tot het verval van de Sui-dynastie, die werd opgevolgd door de Tang-dynastie.
Verwijst naar de periode die is genoemd naar het Sukhothai-koninkrijk, dat floreerde in de regio van Thailand vanaf de late 13de eeuw tot het midden van de 15de eeuw. Deze periode wordt beschouwd als de gouden eeuw van de Thaise beschaving, en is van grote invloed geweest op alle latere perioden. In de beeldhouwkunst manifesteerde deze periode zich in religieuze orthodoxie en wordt ze gekenmerkt door verfijnde boeddhistische en hindoeïstische beelden in brons en stucwerk. Een vaak terugkerend iconografisch thema in de beeldhouwkunst was Boeddha's Voetafdruk, vaak uitgehakt in stucwerk of steen, versierd met inscripties van het Wiel van de Wet en met figuren van godheden en boeddha's, en alom aangetroffen in wat-tempels in het hele gebied. Boeddhabeelden in deze stijl hebben meestal een vlamachtige stralenkrans, haar dat wordt weergegeven in kleine, puntige krullen en een hoekige neus en mond. Sukhothai-beeldhouwers waren de eersten die Boeddha afbeeldden in alle vier de fysieke manifestaties: zittend, liggend, staand en lopend. Producties in bas-reliëf beelden indrukwekkende religieuze gebeurtenissen uit en zijn gewoonlijk geconstrueerd in stucwerk. Architectuur uit deze periode wordt gekenmerkt door constructies in baksteen en lateriet, houten daken die zijn bedekt met geglazuurde terracotta tegels, de unieke stoepa's in de vorm van knoppen van de lotusbloem, conventionele structuren zoals de prang, mondop en wihan, stenen pilaren met beeldgesneden kapitelen, nissen met Boeddhabeelden, torens in Khmer-stijl en makara-beeldhouwwerken in de frontons van nissen, en een stilistische neiging naar stroomlijning in bouwkundige constructies.
Verwijst naar de stijl en periode die in verband worden gebracht met de regio Sumatra van de 11de tot de 14de eeuw. De stijl staat bekend om zijn rijke, gevarieerde textieltradities die worden gebruikt in uiteenlopende rituele contexten en worden gekenmerkt door ontwerpen met geweven zijde en katoen, tapijten, borduurwerk, werken met goudlaken en mantelstoffen in blauwe en aardrode kleuren met 'warp ikat'-ontwerpen van in elkaar grijpende ruiten. Kenmerkend voor de edelsteenproductie in deze stijl zijn gouden medaillons, armbanden en halssieraden versierd met juwelen en haarlokken en slagtanden en klauwen van dieren, en met edelstenen bezette, halvemaanvormige hoofdtooien met kleine modellen van traditionele huizen hangend aan haarspelden. De beeldhouwkunst in deze stijl wordt gekenmerkt door bronzen en stenen Boeddhabeelden die doen denken aan werk uit de Srivijaya- en Majapahit-periode.
Verwijst naar de stijl die in verband wordt gebracht met het eiland Sumba. De textielproductie in deze regio laat Sumatraanse en Indiase invloeden zien, met grote mantels (hinggi) met een ingeweven ikat-patroon, Indiase patola-ontwerpelementen en ceremoniële sarongs met ingeweven patronen. Populaire regionale motieven in het textiel zijn onder meer menselijke figuren, paarden, herten, slangen en leeuwen. De kleuren duiden op een klassenonderscheid, waarbij Turkse rode verf het meest luxe en zeldzaam is. In de edelsteenkunst wordt de stijl gekenmerkt door het gebruik van granaat, kristal, parels, amethisten, robijnen, rood koraal en ivoor. Kenmerkend voor decoratieve kunst in deze stijl zijn fijn afgewerkte kralen halskettingen en hoofdbanden.
Verwijst naar de stijl die is vernoemd naar het eiland Sumbawa. In de edelsteenbewerking zijn de ontwerpen vergelijkbaar met die in andere regio's van Indonesië, afgezien van één onderscheidend element: het veelvoorkomende gebruik van zwarte vierkante plaatjes in halskettingen, als amulet. Kenmerkend voor textielkunst in deze stijl zijn sarongs, hoofddoeken en stoffen die zijn versierd met zijde en edelmetaaldraad. In de schilderkunst komt de stijl tot uitdrukking in verluchte manuscripten van de Koran.
Inkt vervaardigd uit gebrand naaldhout of uit roet van raapzaadolie, dat met lijm of appret tot een blokvorm wordt gebonden. Het blok wordt vervolgens over een inktsteen gewreven en met water gemengd tot de gewenste opaciteit voor de inkt is bereikt.
Verwijst naar de cultuur die ontstond tijdens de Sunga-dynastie van de 2de en 1ste eeuw v. Chr. in India. De Sunga's wierpen het Maurya-keizerrijk omver in 185 v. Chr. Het Sunga-keizerrijk was niet zo uitgebreid als dat van de Maurya's. Hoewel van kunstwerken die gedurende deze periode zijn gemaakt kan worden gezegd dat ze behoren tot de Sunga-periode, impliceert deze term niet altijd dat er sprake was van een patronaat of dat Sunga de controle had over een bepaald gebied. Met de Sunga-periode brak een onafgebroken continuüm van Indiase kunst en architectuur aan. De vroegste overgebleven stoepa-balustrade, samen met een gedeelte van een poort, werd gevonden in Bharhut in oostelijk Madhya Pradesh en dateert van deze periode. Evenals het geval was met andere vroege stoepa-balustrades, werden figuren en reliëfs gedoneerd door personen van wie de namen erop werden gegraveerd. Vaak worden de afgebeelde scènes aangeduid met labels, aangezien boeddhistische iconografie nog in de kinderschoenen stond. In het algemeen werd de nadruk in Sunga-kunst gelegd op het overbrengen van een religieuze boodschap, ten koste van naturalisme; dit wordt ook een dominant kenmerk van latere Indiase kunst. Vaak worden gebeeldhouwde yakshi- en yaksha-figuren aangetroffen, en andere pre-boeddhistische heiligen die een plaats kregen binnen het boeddhisme. Een belangrijk verschil tussen deze en vroegere figuren is dat vele ervan een meer ontspannen linkerbeen hebben. De figuren zijn nog steeds stijf en zwaar zoals Maurya-figuren, maar de dikke kleding en hoge polijstingsgraad zijn verdwenen. Andere belangrijke sites zijn de in rotssteen uitgehouwen grotten in de westerse Ghats, met name die van Bhaja en Pitalkhora. Deze boeddhistische grotnederzettingen bestonden uit een caitya-zaal en verblijven voor de monniken (vihara's). De façades werden gewoonlijk gedecoreerd met hoefijzervormige bogen, terwijl de gebeeldhouwde versiering aan de binnenkant over het algemeen eenvoudig was; schilderingen en houten toevoegingen maakten waarschijnlijk ooit deel uit van de iconografische en decoratieve ontwerpen.
Een phanoerokristallijn intrusief stollingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit alkalisch veldspaat, eventueel met een kleine hoeveelheid plagioklaas en zonder noemenswaardige hoeveelheden kwarts of nefelien. De term kan ook verwijzen naar een granietsoort met biotiet en hoornblende, of met hoornblende in plaats van biotiet, die in de oudheid werd gewonnen in Syrene in Opper-Egypte.
Samenvattingen of korte uiteenzettingen van de belangrijkste punten van een college of studieonderdeel.
Korte uiteenzettingen of schetsen over een onderwerp.
Elektronische instrumenten die in veel verschillende modellen worden gemaakt, sterk uiteenlopend wat betreft grootte, uiterlijk en bediening, waarbij algemeen geldt dat de uitvoer door uitwendige versterkers en luidsprekers moet gaan om geluid voort te brengen.
Japanse enkelsokken, gewoonlijk van katoen, met een los omhulsel voor de grote teen, door zowel mannen als vrouwen gedragen. Vaak voorzien van een dikke zool. Men draagt ze zonder schoeisel of in houten klompen die men ���geta' noemt.
Een zich niet herhalend, vaak vlak, rechthoekig oppervlak van steen, of een plaat of paneel, in een muur of sokkel aangebracht, met daarin een inscriptie, schilderij of reliëfsculptuur. Gebruik 'tablet' voor soortgelijke objecten die verplaatsbaar zijn of die niet structureel deel uitmaken van een muur of postament.
Onyx-marmer dat wordt gewonnen in de omgeving van Tabriz in noordwestelijk Iran. Het wordt voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Platte oppervlakken of stukken steen met inscripties of daarvoor bedoeld, of dunne, onbuigzame stukken steen bedoeld als schrijfoppervlak.
Trommen, tonvormig met 2 trommelvellen waarvan er slechts één wordt aangeslagen; de vellen worden op de klankkast vastgespijkerd of eraan geregen, waarbij ze soms eerst over metalen ringen worden geslagen; grootte en verhouding diameter : lengte lopen sterk uiteen; Japan.
Beeldhouwprocédé waarbij de beeldhouwer de afbeelding vormt door delen van het blok steen weg te snijden, meestal zonder van een model te werken. Het concept van het werk ontstaat en ontwikkelt zich tijdens het snijden en aanpassingen kunnen worden gemaakt, afhankelijk van de structuur van de steen die in het blok wordt aangetroffen.
Steenhouwersbeitels met een getande snijrand.
Verwijst naar een Chinese dynastie die heeft bestaan van 618 tot 907 n. Chr., een periode welke tot de hoogtijdagen van de Chinese geschiedenis wordt gerekend. China bloeide als een stabiel en tot een eenheid gesmeed rijk, en de welvaart en het actieve mecenaat welke daaruit voortvloeiden, leidden tot een Gouden Eeuw op het gebied van Chinese schilderkunst, metaalwerk, keramiek, muziek en poëzie. Chang'an, een briljant stedelijk ontwerp, bleef de hoofdstad van de Tang en was de metropool van zijn tijd. Belangrijke Tang-heersers en opdrachtgevers waren Taizong (heerste van 626-649) en Xuanzong (heerste van 712-756). Het boeddhisme bleef invloedrijk, maar de Tang-dynastie kende ook perioden van vervolging. Grotschilderingen in Dunhuang en stenen pagodes zoals de Grote Wilde Gans-pagode (circa 652) en de Kleine Wilde Gans-pagode (circa 707) in Chang'an zijn bewaard gebleven. Monumentale stenen beeldhouwwerken in de noordelijke provincies geven blijk van een nieuwe ontwikkeling in de richting van volumineuzere, sensuelere figuren. Deze ontwikkeling is eveneens te herkennen in de wereldlijke Tang-beeldhouwwerken, zowel in steen als in keramiek. Een voorbeeld van synthese tussen Indiase en Chinese beeldhouwstijlen is te vinden in de grot van de berg Tianlong, in een reeks werken die tot stand kwam onder het mecenaat van keizerin Wu Zetian (heerste van 690-705). De schilderkunst beleefde een bloeiperiode tijdens de Tang-periode en werd gedomineerd door de wereldlijke landschapstraditie. Li Sixum en Li Zhaodao, vader en zoon, en Wang Wei zijn de namen van drie schilders die ons zijn overgeleverd, en er zijn vermoedelijk ook exemplaren van hun werk bewaard gebleven. Het werk van Wang Wei, dat latere kunstenaars heeft beïnvloed, had een intieme, melancholische uitstraling, terwijl het werk van Li Sixum en Li Zhaodao wordt gekenmerkt door de heldere tinten groen en blauw die wij kennen van de talrijke Tang-landschappen. De Chinese portretschilderkunst, welke zijn oorsprong heeft in de Han-dynastie, bereikte tijdens de Tang-periode een hogere graad van verfijning dankzij kunstenaars als Wu Daozi. De Tang-keramiek omvatte beeldjes en vaten van sancai-aardewerk, meestal als grafgift bedoeld, wit porselein, zoals het bekende Xing-aardewerk uit de provincie Henan, en de jadeachtige Yue-celadons uit de provincie Zhejiang. Het gebruik van metaaloxiden voor ondergeglazuurde decoraties werd ontwikkeld in de provincie Hunan en Sechuan, terwijl het porselein - dat overigens pas later op grote schaal werd toegepast - zijn oorsprong heeft in de Tang-periode. De decoratieve kunsten tijdens de Tang-dynastie stonden onder invloed van het Midden-Oosten en andere verre streken, hetgeen leidde tot nieuwe stijlen op het gebied van keramiek en metaalwerk. Zo werden er kleurige geglazuurde objecten van aardewerk vervaardigd, bijvoorbeeld kannen en rytons, als bewuste imitaties van Perzisch zilverwerk, terwijl Perzische inslagpatronen hun intrede deden in de Chinese textielindustrie. China voerde op zijn beurt aardewerk, zijde en druk- en papiertechnieken uit. De Tang-dynastie werd opgevolgd door de Late Liang-dynastie.
T-vormige stenen monumenten uit de Talaiotische cultuur, gevonden op het Mediterraanse eiland Menorca, bestaande uit een verticale pijler met een horizontale steen erop gelegd en tot 3,7 meter hoog.
In het algemeen kleine panelen of tabletten met afbeeldingen of tekst, met name miniaturen die zijn geschilderd op kleine houten panelen, of afbeeldingen of oude teksten die in steen of metalen panelen zijn gekerfd of gegraveerd. Specifiek kan de term verwijzen naar kleine panelen met miniaturen die in de Middeleeuwen en de Renaissance werden gebruikt als boekomslagen, of naar kleine panelen waarop het passieverhaal van Christus of heiligen staan afgebeeld die in Italië tijdens de Renaissance ter overdenking aan veroordeelden werden getoond, voorafgaand aan hun executie.
Bakstenen van meer dan normale afmetingen, gemaakt om de vroege 'brick tax' (baksteenbelasting) in Engeland te omzeilen. Deze belasting werd geheven op het aantal gefabriceerde bakstenen. Door latere wetgeving verdween het voordeel van dergelijke bakstenen (die toch al moeilijker en duurder in het gebruik waren). Men bleef wel bakstenen gebruiken die dikker waren dan gewoonlijk, voornamelijk in het noorden en midden van Engeland.
Verwijst naar de periode en stijl van een primitieve vuurstenen werktuig- traditie uit Frankrijk en Israël. De stijl kenmerkt zich door het afslaan van vuursteenscherven in verschillende richtingen, waarna de kern werd bewaard en gebruikt als bijl. Men gaat ervan uit dat deze stijl is gerelateerd aan de Clactonische productie.
Glazuur dat voornamelijk in Japan wordt gebruikt voor steengoed, maar dat voor het eerst werd ontwikkeld tijdens de Sung-dynastie in China. Het wordt gekenmerkt door zijn donkere zwarte en bruine kleur en strepen, voornamelijk veroorzaakt door het ijzeroxide dat het bevat.
Meeteenheid voor de opslag van computerbestanden, gelijk aan ongeveer een biljoen bytes (om precies te zijn 1.099.511.627.776 bytes).
Verwijst naar de periode van de Tagar-fase waarin de koergans aanzienlijk variëren. Er zijn grote constructies met monumentale grafgedeelten die zijn gebouwd van steen met muren van een meter dik en anderhalve meter hoog. In het midden bevindt zich een grote graftombe die bestaat uit een uitgebreide houten constructie van twee verdiepingen, met een dak van boomstammen, die de resten bevat van enkele tientallen lichamen. Alle graftomben zijn in brand gestoken, de constructies zijn verkoold en op de meeste plaatsen tot as vergaan. Andere graftomben hebben kleinere grafruimten van platte stenen die rechtop in de grond zijn geplaatst, en die ofwel tegen elkaar aan zijn gebouwd, ofwel van elkaar zijn gescheiden door middel van een smalle tussenruimte en slechts een enkele graftombe bevatten. Sommige graftomben kunnen in de ruimten tussen grafgedeelten zijn geplaatst of in de ruimte tussen de belangrijkste graftombe en de muur van het grafgedeelte. In beide gevallen zijn de schedels van de overledene doorboord, bedekt met een kleilaag en beschilderd.
Zware, onregelmatig geronde, eivormige en langwerpige stenen, aangetroffen op neolithische vindplaatsen in de Sahara, met een groef over het midden. Uit afbeeldingen in rotsinkervingen is bekend dat ze gebruikt werden om tamme dieren zoals vee aan vast te binden, of om touwvallen en -strikken voor wilde dieren te maken; het touw werd op de plaats van de groef rond de steen gebonden of geknoopt en het gewicht van de steen voorkwam dat het dier wegliep.
Zandsteen die sinds de dertiende eeuw dienst doet als dakmateriaal in het bovenste deel van de Colne-vallei in Engeland.
Verwijst naar een stijl die zijn naam ontleent aan de gelijknamige stad in het zuiden van het tegenwoordige Myanmar, gelegen op de vlakten van Tenasserim; het is een vroege Mon-hoofdstad die tot de 11de eeuw als belangrijkste centrum van de Indiase cultuur werd beschouwd. Opvallende kenmerken van de stijl zijn het Mon-beeldhouwwerk, de brahmaanse stèles van steen en de stenen bas-reliëfs van de godheden Visjnoe, Ananta, Brahma en Shiva, in diverse meditatieve houdingen.
Gebruik voor vierkante of ruitvormige stukjes materiaal, in het bijzonder verwijzend naar natuursteen, baksteen of tegel. Voor vierkante of ruitvormige stukjes glas in de ramen, gebruik 'glas-in-loodruitjes'.
Steengoed uit de 16de en 17de eeuw, met name kruiken, met een opvallend vlekkerig bruin glazuur op een grijsachtige romp, dat in Engeland werd ingevoerd uit de aardewerkfabrieken langs de Rijn, met name die van Keulen. Tigerkruiken waren vaak bekleed met zilver in de vorm van een band rond de hals, en met zilver op het deksel, de voet en het handvat. De term wordt ook gebruikt voor Engelse imitaties, zoals het aardewerk dat is vervaardigd door John Dwight uit Fulham, die eind 17de eeuw een fabriek speciaal voor dit doel stichtte.
Rode of zwarte ballen van gevlochten teen aan een hoge stang bevestigd, die men neerlaat om een tijdsein te geven of die zijn ingesteld om op een bepaald moment te vallen, bijvoorbeeld om twaalf uur 's middags; b.v. gebruikt door schepen die voor anker liggen.
Structuren waar steenkool uit mijnlorries wordt gelost door middel van een kantelmechanisme.
Kleine bijlen, bestaande uit een korte houten steel en een kop, oorspronkelijk van steen en later van metalen als ijzer en staal, met een kling die meestal smal is in verhouding tot de lengte ervan; gebruikt door Amerikaanse Indianen voor het toedienen van slagen en om mee te gooien. Soms ook als werktuig gebruikt en soms gecombineerd met een tabakspijp waarbij de kom zich op de achterkant van het blad bevindt.
Een tondeldoos werd gebruikt voor het ontsteken van vuur. Het bevatte een licht ontvlambaar materiaal, zoals katoen of de hoed van een zwamsoort, de tonderzwam. Hierbij was nog een vuursteen en een metalen ring nodig.
Doorlopende verticale delen metselwerk, één steen dik.
Een aluminiumsilicaat dat fluor bevat dat is gevormd door fluorhoudende dampen die zijn afgegeven tijdens de laatste fasen van het kristalliseren van stollingsgesteente. De topaas, die als edelsteen zeer geliefd is, komt voor in prismatische kristallen die transparant en glanzend zijn en een witte (kleurloze), gele, bruine, lichtblauwe, roze, rode of lichtgroene kleur hebben. Onder meer aangetroffen in Brazilië, Mexico, Saksen, Schotland, Japan en de Oeral. Kleurloos topaas kan worden aangezien voor diamant wanneer het is geslepen. Gekleurd topaas kan onstabiel zijn en verbleken door zonlicht. Men meent dat het mineraal dat moderne mineralogen met 'topaas' aanduiden, niet bekend was in het oude Griekenland en Rome en bij de schrijvers van het Oude Testament; de steen die door deze oude beschavingen 'topazos' werd genoemd, was waarschijnlijk het mineraal chrysoliet, ofwel peridot of gele saffier.
Ronde stenen platforms of torens die zijn opgericht op heuvels waarop de parsen in India hun doden achterlaten, overeenkomstig de zoroastrische rituele gebruiken. Dergelijke uit steen of baksteen vervaardigde torens zijn circa 8 meter hoog en zijn voorzien van een rooster waarop de doden worden neergelegd. Nadat de lijken door gieren zijn verslonden, vallen de botten in een kuil eronder; zo wordt voldaan aan het zoroastrische gebod dat eist dat lijken, die als uiterst vervuilend worden beschouwd, niet de aarde mogen verontreinigen of in contact mogen komen met vuur. De torens worden beschouwd als bedreiging van de zuiverheid en zijn uitsluitend toegankelijk voor bevoegde lijkendragers, die rituele voorzorgsmaatregelen nemen voordat ze de toren betreden en zuiveringsrituelen ondergaan wanneer ze hun beroepsuitoefening beëindigen. Sommige leden van de zoroastrische gemeenschap pleiten voor afschaffing van dit traditionele lijkenritueel, terwijl anderen er fervent voorstander van blijven.
Beeldhouwwerken, waarbij de voorstelling in een hard en meestal glad oppervlak wordt gesneden, vaak dat van een edelsteen of halfedelsteen.
Karren of wagens die met een lage snelheid rijden en bedoeld zijn om passagiers te vervoeren over relatief korte afstanden (en incidenteel om lichte ladingen goederen te transporteren). Trams rijden op rails en halen de stroom voor hun elektromotoren uit bovenleidingen. Oorspronkelijk waren de rails platte houten planken, later gebruikte men steen. Tegenwoordig zijn de rails van ijzer. Het tramspoor kan gelijkvloers of verhoogd liggen. Trams kunnen met de hand of automatisch worden bestuurd.
Een dichte, kristallijnige of microkristallijnige kalksteen die werd gevormd door de verdamping van rivier- of bronwater. Het is vernoemd naar het Italiaanse Tivoli, waar het in grote mate voorkomt en het wordt gekenmerkt door de lichte kleur en de mogelijkheid om het snel te laten glanzen. Meestal bevat het dwarsstrepen omdat het ijzersamenstellingen of andere organische onzuiverheden bevat. Het wordt vaak gebruikt voor muren en binnendecoraties van openbare gebouwen. Te onderscheiden van 'sedimentgesteente', dat harder en sterker is.
Verwijst naar de kunst en bepaalde artefacten van kleinschalige gemeenschappen. Met deze categorie bedoelt men meestal het werk van Native Americans en inwoners van Oceanië en Afrika ten zuiden de Sahara. Makers van inheemse kunst zijn als volgt te definiëren: 1. ze zijn politiek en economisch geïsoleerd van geavanceerde beschavingen; 2. ze maken gebruik van mondelinge overlevering en niet van schriftelijke; 3. ze leven in kleine, onafhankelijke bevolkingsgroepen, meestal in dorpen met niet meer dan een paar honderd inwoners in een sfeer van persoonlijke sociale interactie en informele sociale controle; 4. ze hebben een laag arbeidsniveau en weinig ambachtelijke specialisatie; 5. ze voorzien in hun levensonderhoud door jacht, visserij, het verzamelen van eetbare producten en/of kleinschalige landbouw; 6. ze gebruiken weinig technologie, behalve handgereedschap, vaak van steen en niet van metaal, en 7. culturele veranderingen verliepen traag tot het contact met Europeanen.
Orde van 37 soorten in 1 familie. De vogels hebben zeer zachte veren en leven in bomen. Ze eten insecten en kleine vruchten en hebben zwakke poten. De eerste en tweede teen wijzen naar achteren.
Blokken of platen van steen of beton die op hun kant worden geplaatst, waardoor een opstaande rand ontstaat die als stoeprand kan worden gebruikt. Kan recht of gebogen zijn.
Grote, decoratieve koppen van uiteenlopende vorm, maar over het algemeen met twee of meer handvatten, die worden gebruikt voor een ceremoniële dronk door samengekomen kameraden. Vergelijkbare koppen worden ook gegeven als prijs, eerbewijs of als blijk van vriendschap.
Verwijst naar een type traditionele woning van kalksteen in Zuid-Italië, met name het zuiden van Apulië. Trulli hebben een cirkelvormig grondplan en zijn opgetrokken uit ruw bewerkte rotsblokken van kalksteen, met een kenmerkend dak van gestapeld metselwerk op kraagstenen. Deze specieloze techniek dateert uit de prehistorie maar is nog altijd in gebruik in deze regio. Meerdere trulli kunnen worden samengevoegd tot complexe wooneenheden met allerlei combinaties van platte en kegelvormige daken. De buitenzijde is vaak witgekalkt, de daken zijn bedekt met dakpannen en de hoofdingang is meestal boogvormig; er wordt spaarzaam gebruik gemaakt van ramen, die meestal klein zijn.
Documenten waarin obligatietransacties uiteen worden gezet.
Verwijst naar de pre-Angkor-stijl en periode rondom de Cambodjaanse koninkrijken van Tsjen-la (1e tot 9de eeuw) die in hoge mate waren beïnvloed door Indiase ideeën. Deze stijl is vooral zichtbaar in de lager gelegen valleien van de Mekong-rivier. De beeldhouwkundige productie in deze stijl bestaat uit grote, vrijstaande zandstenen figuren van goden uit Hindoe-, Shiva- en Visjnoe-teksten. Religieuze beeldhouwwerken bestaan vaak uit verschillende goden die zijn gecombineerd tot een enkele figuur en worden gekarakteriseerd door gladde, onafgebroken oppervlakken die zijn uitgebreid door middel van brede, frontale vlakken en door uitsparingen aan de zijkanten die zijn verbonden met het massieve blok. Deze periode werd tevens gekenmerkt door de rudimentaire ontwikkeling van niet-Indiase elementen zoals de zandstenen lateien die werden gemaakt voor deuropeningen van bakstenen schrijnen, het concept van de latei als een speciaal attribuut van de geestschrijn en beeldhouwwerken in reliëf die waren gebaseerd op paren van monsterfiguren en bladontwerpen. Boeddhistische iconen in deze stijl zijn gemaakt in zandsteen en zijn minder zinnelijk en verfijnd dan Hindoe-figuren.
Gesteente samengesteld uit de fijnere soorten vulkanisch detritus.
Schoenen of laarzen die zijn gemaakt met een bijzonder lange puntige teen die in Europa werden gedragen in de 14e en 15e eeuw. Kan ook verwijzen naar de punten van dergelijk schoeisel.
Te gebruiken voor aërofonen met over het algemeen een conische boring en een houten klankkast, gemaakt van of omwonden met berken- of andere schors, met vingergaten, een bekervormig mondstuk en een hoornen beker aan het andere uiteinde; voorbeelden hiervan zijn aan het begin van de jaren dertig van de 20ste eeuw gemaakt door Teppo Repo, afkomstig uit de Russische regio Ingra, die het instrument meenam naar Finland. Ook heel algemeen gebruikt voor uiteenlopende houten hoorns uit Finland, meestal gemaakt van of bedekt met berkenschors, met of zonder vingergaten, sommige lijkend op trompetten of kornetten, andere met een enkel riet.
Verwijst naar de periode in Egypte van circa 950 tot 730 v. Chr. Deze periode kenmerkt zich door een heropleving van steenarchitectuur en de ontwikkeling van fijn metaalwerk.
Gietwerk, bijvoorbeeld holle metalen vormen, dat ontstaat door een procédé waarbij metaal in een metalen gietvorm wordt gegoten en er vervolgens meteen weer uit wordt gehaald, zodat er een dun, hard laagje metaal achterblijft op de wanden van de gietvorm.
Iets vloeibaars, een vloeistof of iets anders in losse deeltjes uiteen doen vloeien of vallen.
Apparaten of machines die worden gebruikt voor het doseren van korrelig materiaal, zoals grind of gebroken steen, van een laadtrechter en het verspreiden over een bepaald gebied.
Verwijst naar de periode op het Omaanse schiereiland van circa 2.500 tot 2.000 v. Chr., genoemd naar het eiland Umm an-Nar. De periode is bekend om zijn collectieve, monumentale, ronde graven, die soms waren gedecoreerd met reliëfs die werden gekenmerkt door hun eenvoud. Voorts is deze periode bekend om zijn gedecoreerde kruiken van zachte steen, zoals ze ook werden gemaakt in Mesopotamië en Perzië.
Verwijst naar een periode en cultuur uit de Bronstijd die zich ontwikkelde in Únetice, vlak bij Praag, in het huidige Tsjechië, en die zich verspreidde over Bohemen, Duitsland en Polen. Deze periode kenmerkt zich door handel in zout, barnsteen, en goud, en door de ontwikkeling van steeds uitgebreider graven, sommige voorzien van grafheuvels, die waarschijnlijk een impuls betekenden voor de Tumulus-periode.
Wordt gebruikt voor de lokale stijl van bouwen waarin de ruimten die tussen het zware ondersteunende constructiehout zitten worden gevuld met baksteen, horde en lik of ander materiaal. Wordt ook gebruikt als omschrijving voor gebouwen met een kunsthouten rand aan de buitenste muur, zodat het een vakwerk constructie lijkt.
Metselwerk, meestal van baksteen of steen, dat wordt gebruikt als niet-structurele vulling in de ruimten tussen de belangrijkste houten muurdelen in de houtbouw.
Een relatief zeldzaam steenvormend mineraal verwant aan veldspaat maar met minder siliciumdioxide.
Het aanbrengen van bladmetaal, metaalpoeder dat meteen op een oppervlak wordt aangebracht, metaalpoeder dat met een bindmiddel wordt gemengd of een andere vorm van metaal op een oppervlak om het op zuiver of ingelegd metaal te laten lijken.
Gereedschappen van hard materiaal, meestal steen, om (verf)stoffen in een vijzel fijn te wrijven.
Een verband waarbij de kopstenen en de strekstenen afwisselend horizontaal en verticaal liggen, waarbij elke kopsteen precies in het midden ligt van de boven- en de onderliggende streksteen.
Tuitlampen, meestal van koperplaat, met een cilindervormig reservoir en een koepel- of kegelvormige deksel en een enkele pithouder, met een kanaal meteen eronder om de druppels op te vangen. Het geheel staat op een standaard met een verzwaard voetstuk. Dit type is afgebeeld op een schilderij van de Vlaamse school.
Metalen staven die worden gebruikt om rotssteen te splijten door ze in het oppervlak te slaan.
Te gebruiken voor een coiffeerproces waarbij het haar wordt verdeeld in rijen en stevig op de hoofdhuid in uiteenlopende patronen wordt gevlochten.
Grote houders met deksels waarin rauw vlees wordt geconserveerd met zout of pekel, cilindrisch of dikbuikig van vorm, van uiteenlopende afmetingen en gemaakt van aardewerk, hout, steen of cement.
Fijnstof dat ontstaat door fijne scheiding na de verbranding van verpulverde steenkool of hout, vaak uitgestoten als luchtverontreiniging bij elektriciteitscentrales en fabrieken. In de Verenigde Staten wordt vliegas tegenwoordig ingesloten en opgevangen; wordt gebruikt als vulstof in baksteen en beton.
In metselwerk of steenwerk. Voegen die tandverbindingen gebruiken in de aangrenzende onderdelen om te voorkomen dat die later gaan bewegen.
Verwijst naar arbeiders die geschoold waren als steenhouwer voor bouwkundige doeleinden, waarvan de oudste schriftelijke meldingen in Europa dateren uit de Middeleeuwen. Ze onderscheiden zich van andere metselaars in die zin dat ze een grote vakkennis bezaten en uitstekend waren opgeleid in zowel fijn als complex werk. Vaak trokken ze rond en vestigden ze zich op plaatsen waar grote of belangrijke bouwwerken verrezen. Ze werden vooral bekend om hun systeem van geheime tekens en wachtwoorden, welke ze van andere vrijmetselaars leerden en die fungeerden als bewijs dat ze voldoende bekwaamheid en scholing bezaten. In de 16de eeuw werd de term vaak in lovende zin gebruikt als synoniem van 'metselaar', om aan te geven dat de betreffende steenhouwer uitzonderlijke gaven bezat.
De leer en praktijken van de broederschap van de 'Vrije en geaccepteerde metselaars', 's werelds grootste geheime genootschap. De vrijmetselarij verspreidde zich door de opmars van het Britse Rijk en is nog steeds het meest populair op de Britse eilanden en in andere landen die banden hadden met het rijk. Het genootschap zou zijn opgericht voor wederzijdse hulp en vriendschap. De leden geloven dat het historische wortels heeft die zijn terug te voeren op de Romeinen, de Egyptenaren en de bouw van de piramides. De vrijmetselarij bevat tradities en rituelen die symbolen gebruiken van of verwijzen naar de gereedschappen van middeleeuwse steenhouwers, met name de winkelhaak en de passer. Net als andere ambachtsgilden in het middeleeuwse Europa ontwikkelden veel metselaarsgilden die vrijmetselaars in hun gelederen hadden uitgebreide geheime rituelen voor het overbrengen van de kennis van hun ambacht en voor de inwijding van nieuwe leden. Deze rituelen veranderden in de loop van de vroegmoderne tijd. In het 16e-eeuwse Schotland nam de vrijmetselarij elementen over van het hermetisme uit die tijd. Vanaf het begin van de 17e eeuw laten de loges ook leden toe die niet zijn betrokken bij de bouwsector.
Verwijst naar het begin van de chalcolithische periode en cultuur, waarin mensen die gewoonlijk steen gebruikten als materiaal voor gereedschappen, af en toe koper begonnen te gebruiken, voornamelijk om er kleine kostbare voorwerpen van te maken.
Verwijst naar de periode in Egypte van circa 2925 tot 2650 v. Chr., ten tijde van de eerste en tweede dynastie; sommige bronnen rekenen tot deze periode ook de derde dynastie, die eindigde in circa 2575 v. Chr. Tot de kunstwerken behoren aardewerk, muurschilderingen, beeldhouwwerk en reliëfs. Tijdens deze periode werden artistieke conventies geformaliseerd. Deze hadden betrekking op de lichaamshouding van menselijke afbeeldingen, de rangschikking van beeldelementen in register en, in de beeldhouwkunst, een strenge formele weergave van de figuur waarbij de kwaliteit van de steen en de vorm van het blok behouden blijven. De architectuur onderscheidt zich door de ontwikkeling van de bovenbouw van graftomben.
Verwijst in algemene zin naar de periode van circa 2000 tot 1000 v. Chr. in de oude culturen van de Olmeken en Maya's in Meso-Amerika. Wat betreft aardewerk en keramiek wordt de periode gekenmerkt door vaatwerk van gemalen steen, uiteenlopend van ruw uitgevoerde mano's en metates (wrijf- en maalstenen) tot verfijnd uitgevoerde kommen met vlakke bodem, kleine spiegeltjes van pyriet en ilmeniet, en kleine ingeboorde blokken. Bewerkte edelstenen zijn aangetroffen in de vorm van kralen, hangers, oorsieraden, objecten in de vorm van een mosselschelp, petaloïde vuistbijlen en vuistbijlvormige tabletten. Voor sieraden gebruikte men voornamelijk zuiver blauwachtig of doorschijnend jadeïet, met een zweem van donker smaragdgroen. In de architectuur wordt de periode in verband gebracht met eenvoudige hutten die voor bewoning, gemeenschapsgebruik of religieuze doeleinden waren bestemd; er beginnen zich evenwel al eenvoudige piramidevormige structuren te ontwikkelen.
Verwijst naar de kunstperiode in Meso-Amerika van ongeveer 250 v. Chr. tot 600 n. Chr. die bij keramiek wordt gekenmerkt door figuren in hoogreliëf ter versiering van cilindrische potten en het gebruik van chapopote (zwart asfalt) voor het beschilderen van de gezichten en lichamen van geelbruine of bruine figuren van klei. Edelsteenbewerking uit deze periode werd gekenmerkt doordat men steeds minder vuistbijlen gebruikte en steeds meer verfijnde beeldjes maakte met ingelegde ogen en tanden. Het gebruik van hardsteen overheerst, terwijl voor grotere beeldsnijwerken vaak gebruik wordt gemaakt van tecali. Tot de decoratieve werken uit deze periode behoren grote oorsieraden en kralenkettingen. In de beeldhouwkunst wordt deze periode gekenmerkt door complexe altaarconstructies, beeldgesneden stèles die een staande heerser afbeelden en die zijn versierd met inscripties en datumaanduidingen volgens de Lange Telling, beeldgesneden dakkammen van stucwerk, beeldgesneden houten lateien en versierde schrijnen op de toppen van piramides. Schilderstijlen uit deze periode worden gekenmerkt door muurschilderingen met rode en zwarte lijnen op wit stucwerk en hiërogliefen die zijn omkaderd door figuren of symbolen van godheden.
Vulkanisch stollingsgesteente met een glasachtige of glazige structuur; vulkanisch glas is een natuurlijk glas dat ontstaat door afkoeling van gesmolten lava, of een vloeibare fractie van lava, die zo snel plaatsvindt dat er geen kristalvorming kan plaatsvinden.
Gereedschap dat meestal van smeedijzer of gietstaal is gemaakt, vaak een versierd handvat heeft en wordt gebruikt om tegen een stuk vuursteen te slaan om een vonk te produceren. Gebruik 'vuurslagen (vuurwapenonderdelen)' voor vuurslagen die fungeren als sloten op vuurwapens.
Rechthoekige stukken vuursteen met één scherpe kant die worden gebruikt in een vuursteenslot om vonken te maken voor het ontsteken van de ontstekingslading.
Klei dat is bestand tegen zeer hoge temperaturen, zonder dat het smelt of zachter wordt. Voornamelijk gebruikt voor vuurvaste steen en smeltkroezen.
Vrucht (noten van steenvruchten) van een van de verschillende soorten walnotenbomen, met een tweelobbig zaad en een vlezige schil.
Egyptische figuren van steen, hout of klei in mummiegedaante die in graven werden geplaatst met het doel de overledene te dienen in het hiernamaals.
Bakstenen die zijn gemaakt in vormen die zijn natgemaakt met water om te voorkomen dat de steen gaat plakken; bakstenen die zijn gemaakt in een natte vorm.
Metselvoegen die beschermd zijn tegen regen en sneeuw door het oppervlak van de steen weg te laten hellen van de muur zodat het water er makkelijk afloopt.
Wordt gebruikt voor lagen natuursteen die verder uitsteken dan de rest van het muuroppervlak om water ervan weg te voeren.
Gewichten doorgaans van steen, klei of metaal die in weefgetouwen fungeren als tegenwicht.
Kleine boom of grote struik die inheems is in Midden- en Zuid-Europa, West- en Centraal-Azië en Noordwest-Afrika. De boom produceert een kleine steenvrucht die lijkt op een kers met een dunne laag vruchtvlees. De pit gebruikt men voor het maken van parfums, kleurstoffen en smaakstoffen die doen denken aan bittere amandel. Het harde hout van de boom wordt gebruikt voor het maken van kleine objecten. In Afrika en Azië maakt men kralen van de vruchten. De boom gebruikt men ook als dwergonderstam waarop men takken van gekweekte kersenbomen ent die eetbare vruchten produceren.
Verwijst naar banken waarop steenhouwers blokken steen plaatsen om deze te bewerken en te prepareren.
Verwijst naar een Chinese dynastie uit de periode 265 tot 316 n. Chr., de eerste dynastie van de zogeheten Zes Dynastieën die elkaar in Zuid-China opvolgden. De Westelijke Jin-hoofdstad was Luoyang, in de provincie Henan. Grondlegger van de dynastie was Sima Yan, die later bekend zou worden als keizer Wudi (heerste van 265-289 n. Chr.). Sima Yan zette de laatste Wei-keizer af en onderwierp de staat Wu, waarmee hij China gedurende korte tijd wist te verenigen. De Westelijke Jin-periode is bekend om het bij hoog vuur gebakken steengoed met groen glazuur, bedoeld als imitatie van bronswerk. Dergelijk keramiek is aangetroffen in Westelijke Jin-graven, evenals grafmodellen en bronzen spiegels. Twisten tussen machtige families maakten de vorming van een krachtdadige regering onmogelijk en mondden uit in een burgeroorlog; De situatie werd nog verergerd door droogte en hongersnood. In 311 volgde een inval door de Xiongnu, een noordelijk nomadenvolk, die een einde maakte aan de Westelijke Jin-dynastie. Tot aan de Sui-dynastie zou China verdeeld blijven in noordelijke en zuidelijke dynastieën.
Pottenbakkersgoed dat wordt gekenmerkt door een fijnkorrelige matrix met stukjes steen, die ervoor zorgen dat het oppervlak korrelig aanvoelt. In het algemeen gebruikt om te verwijzen naar materialen uit verschillende periodes en streken.
Het snijden of graveren van stukken glas met behulp van een wieltje of een slijpsteen.
Hout van bomen van de soort Ficus sycomorus, die inheems is in Afrika ten zuiden van de Sahel en ten noorden van de Steenbokskeerkring. Wordt gebruikt voor meubels en kisten. Gebruik 'sycomorenhout' voor hout van de boomsoort Acer pseudoplatanus en 'westerse plataan' voor hout van de plataansoort Platanus occidentalis.
Krukken van variërende hoogte, bestaande uit een horizontale plank die uiteenlopende vormen kan hebben, met drie of vier gedraaide of geschaafde poten, vaak verstevigd met dwarsbalken, die direkt in de zitting worden bevestigd..
Term algemeen toegepast op keramische producten die meestal wit zijn en doorgaans zijn vervaardigd van klei, veldspaat, 'pottenbakkers vuursteen' en witkalk.
Wordt gebruikt voor kenmerkend verticale woningen die zijn gebouwd voor verdedigingsdoeleinden; meestal zijn ze van steen en met tenminste drie of vier verdiepingen.
Een patroon van korte, onregelmatig kronkelende kanalen die wormgangen imiteren, gebruikt voor oppervlaktedecoratie op steen.
Verwijst naar een type 17de-eeuwse kruik in de vorm van twee ringen die elkaar onder rechte hoeken kruisen. Ze zijn gemaakt van Rijnlands steengoed.
Verwijst naar de stijl van steengoed dat in de 12de eeuw werd geproduceerd in Seto en meer zuidelijk op het schiereiland Chita. De stijl kenmerkt zich door de vervaardiging van alledaagse producten, zoals kommen, potten en #motoren.
Verwijst naar de Neolithische aardewerkperiode in de Zuidelijke Levant van circa 6.000 tot 5.500 v. Chr. De periode kenmerkt zich door gedecoreerd aardewerk met ingekerfde of gekamde patronen, antropomorfische figuren van klei en steen en ingekerfde kiezelsteenfiguren.
Verwijst naar de stijl en periode van het vroege Angkor-rijk ten tijde van de heerschappij van koning Yashovarman I (889-900 n. Chr.). De stijl van deze periode wordt gekenmerkt door de grootschalige aanwezigheid van religieuze tempels als stadscentra en de vroege ontwikkeling van de tempel als een vijflagige piramidestructuur van zandsteen, met kruislings gerangschikte zandstenen torens en met heiligdommen, bibliotheken, galerijen en gopura's. Tempels uit deze periode waren complexe structuren waarvan het ontwerp werd gekenmerkt door Indiase invloeden met chronologisch symbolisme en seizoenscycli. In de decoratieve kunst en beeldhouwwerken uit deze periode is terug te zien hoe Yashovarman I probeerde zijn koninkrijk af te beelden als model voor de kosmos en het symbolische middelpunt van de wereld. De goedgekeurde artistieke werken uit deze periode kenmerken zich door hoge reliëfwerken van beschermfiguren en hemelse wezens en bas-reliëfs van gebladerte en sieraden rondom figuren van godheden.
Yawulya verwijst naar zandontwerpen en ceremonieën die zijn voorbehouden aan de vrouwen van het Aboriginal-volk de Warlpiri. De door vrouwen gemaakte zandontwerpen worden gebruikt bij het vertellen van verhalen als uiting van problemen met de seksualiteit, vruchtbaarheid en het welzijn, en vertegenwoordigen daarnaast de aanwezigheid van voorouders tijdens de ceremonieën. Hoewel de ontwerpen meestal in het zand worden getekend, worden ze soms ook in hout of steen gesneden of op lichamen geschilderd.
Verwijst naar groen geglazuurd steengoed dat is vervaardigd in de industriële ovens van de provincie Zhejiang in het zuiden van China, met als belangrijkste productiecentra Shangyu, Yuyao en Shaoxing. Dit aardewerk, dat tijdens de periode van de Zes Dynastieën tot ontwikkeling kwam, is het oudste herkenbare type Chinees aardewerk. Yüeh-yao was een uiterst duurzaam keramiek dat voor kommen en potten werd gebruikt. Het werd zo populair dat het uiteindelijk zelfs werd uitgevoerd naar verre oorden zoals Egypte en de Filippijnen.
Verwijst naar een porseleinsoort die is gemaakt van witte porseleinklei en gepoederd glas, dat de veldspaathoudende steen van 'hard porselein' vervangt. Het wordt zacht gebakken op de relatief lage temperatuur van ongeveer 1200 graden Celsius. Kenmerkend is dat de niet geglaceerde gebieden in gebakken toestand kunnen worden gesneden met een vijl en dat het een doorschijnendheid heeft die varieert in intensiteit en kleur.
Een zwakke steen die niet bestand is tegen het klimaat; het wordt gebakken bij een lage temperatuur of boven een lage vlam in de oven. Is geschikt voor gebruik als achterwerker.
Een zachte baksteen, die wel wordt gebruikt voor het aanbrengen van een gemetselde deklaag omdat deze eenvoudig te snijden of glad te schuren is.
Steen gevormd door een proces waarbij vochtige klei in vormen wordt gevormd.
Houders uit steen of glas, gebruikt om oliën of zalven in te bewaren. De oud-Egyptische zalfpotten waren vaak rijkelijk versierd of gevormd naar de beeltenis van bepaalde dieren of jonge vrouwen, die wedergeboorte en regeneratie symboliseerden.
Kleine potjes om cosmetica in te bewaren, gewoonlijk gemaakt van steen, aardewerk of glas. Veel gebruikt in het oude Egypte, Griekenland, Rome en Azië en tevens in Europa en Noord-Amerika in het begin van de twintigste eeuw.
Sterk papier dat is bedekt met schuurmateriaal, zoals siliciumdioxyde, granaatsteen, siliciumcarbide of aluminiumoxyde. Wordt gebruikt om iets glad te maken of te schuren. Vlaamse benaming.
Verwijst naar de periode van circa 10.000 tot 8.000 v. Chr. in het Zagros-gebergte in Iran, die is genoemd naar de archeologische vindplaats Zawi Chemi en de Shanidar-grot. De periode kenmerkt zich door een zware steenproductie, afgeslagen en gebeitelde stenen werktuigen, benen werktuigen en kralen sieraden.
Verwijst naar een periode in de Chinese geschiedenis die vier eeuwen omvat, na de val de Han-dynastie in 220 n. Chr., en voorafgaand aan de Sui-dynastie (circa 589 n. Chr.). Gedurende deze periode probeerden rivaliserende families delen van het Han-rijk in hun macht te krijgen. De Chinese kunst stond onder invloed van nieuwe ideeën, met name ontwikkelingen op religieus gebied. Het boeddhisme, een religie die zich vanuit het naburige India naar China had verspreid, heeft de kunst van de Zes Dynastieën het sterkst beïnvloed; in de 4de eeuw had de Chinese boeddhistische kunst zich inmiddels als categorie gevestigd. In het klooster in Dunhuang, in het westen van China, zijn belangrijke wandschilderingen bewaard gebleven. Monumentale beeldhouwkunst, een traditie die vanuit het noorden naar China was overgebracht, werd populair, zoals blijkt uit de imposante, in steen uitgehouwen beelden van boeddhistische godheden in de bergen van de provincies Shaanxi en Henan. Houten pagodes, afgeleid van zowel de Indiase stoepa's als de torens van de Han-dynastie, vormden een belangrijke architecturale ontwikkeling in deze periode. Ook de inheemse geloofsstelsels van het confucianisme en taoïsme bleken een voedingsbodem voor nieuwe thema's en stijlen. Het confuciaanse ideaal kwam tot expressie in de populaire taferelen die respect voor de ouders uitdrukten, terwijl taoïstische kunstenaars een voorkeur aan de dag legden voor landschappen en volkslegenden. Ook wereldlijke kunsttradities waren aan verandering onderhevig, met name in de schilderkunst. Gu Kaizhi, die als de vader van de Chinese landschapsschilderkunst wordt beschouwd, was eveneens werkzaam in deze periode. In Zuid-China werden ook belangrijke vorderingen gemaakt op keramisch gebied, met name in het steengoed met groen glazuur Yueh-yao of 'Yueh-aardewerk', een duurzaam soort keramiek dat uiteindelijk zou worden uitgevoerd naar verre streken als Egypte en de Filippijnen. Gedurende deze periode zien we voor het eerst gentleman-schilders, kalligrafen en belangrijke privékunstcollecties in China. Ook de literaire kritiek en kunstkritiek kregen in deze periode vorm.
Verwijst naar lithografieën die worden gemaakt van zinkplaten volgens het zinkografieproces. De term stamt oorspronkelijk uit Frankrijk, waar een onderscheid wordt gemaakt tussen lithografieën die op steen en op zink worden gemaakt. Deze twee typen afdrukken lijken erg op elkaar, dus het onderscheid wordt nauwelijks gemaakt.
Een mineraal dat verschillende kleuren heeft en een algemeen bijkomstig mineraal is in kiezelhoudende stollingsgesteenten, kristallijne kalksteen, schisten en gneisen.
Verwijst naar de stijl en beweging die na het uiteenvallen van de formisten werden opgericht door Leon Chwistek in de jaren twintig van de 19de eeuw en die zijn gebaseerd op de filosofische theorie in de schilderkunst waarbij elementen met een soortgelijke vorm en kleur in 'zones' worden gegroepeerd.
Verwijst naar een Chinese dynastieke stijl en periode tussen 1127 en 1279. Grondlegger van de dynastie was Gaozong (heerser van 1127-1162), zoon van de laatste keizer van de Noordelijke Song. De hoofdstad van de Zuidelijke Song was Nanjing, later Lin'an, en deze dynastie heerste over het gebied ten zuiden van de rivier de Huai. Buitenlandse invloeden werden gemeden en inspiratie werd veelal geput uit archaïsche tradities. Het landschapsschilderen bleef het belangrijkste schildersgenre, met kunstenaars als Ma Yuan en Xia Gui, die lokale, etherische en lieflijke landschappen afbeeldden, een wereld van verschil met de hoekige, ruige landschappen van de Noordelijke-Songschilders. Deze schilderschool, de zogeheten Ma-Xia-school, kwam voort uit de keizerlijke schildersacademie. De levendige, vlot geschilderde werken van de zenmonniken uit die perioden staan hiermee in scherp contrast. Nu de industriële ovens in het noorden niet meer beschikbaar waren, ontvingen de nieuwe productiecentra van keramiek in het zuiden opdrachten van het keizerlijk hof. In de nabijheid van het paleis werd speciaal (officieel) guan-aardewerk vervaardigd. In Longquan produceerde men celadon geglazuurd steengoed in expliciet archaïsche vormen. Een kleine fabriek in Jingdezhen die Qingbai-aardewerk produceerde, kende een uitbreiding in die periode en zou uiteindelijk uitgroeien tot het belangrijkste productiecentrum van keramiek in China. Jade en metaalwerk werden veelal in archaïsche vormen vervaardigd. De productie van wandtapijten uit fijne zijde, de zogeheten 'kesi', bereikte zijn hoogtepunt in de Zuidelijke Song. Kenmerken van de vergulde en beschilderde houten Boeddhabeelden waren sensuele lichamen, een mysterieuze lach en een levendige uitstraling.
Het grootste type steenfragment volgens sedimentologische indeling. Een zwerfkei is een losgeraakte steenmassa die groter is dan een straatkei, met een diameter van meer dan 256 mm (10 in.).