Associaties voor visfuiken

Toegevoegd op: 16-8-2017

1) Zakvormig vistuig met drijvers van kurk, waar de vis naartoe wordt geleid met behulp van een onderlijn, bijvoorbeeld met een reeks netten; gebruikt in rivieren en beschutte wateren. 2) Voor Nederland: Alle fuiken hebben een uitgerekt kegelvormige gedaante; om het net open te houden zijn er in de wand van het net van afstand tot afstand hoepels aangebracht; om de vis het terug zwemmen moeilijk te maken, dienen zogenaamde kelen of instaarten. Gewoonlijk zijn er vleugels aan de ingang geplaatst en dienen om de vis gemakkelijker de ingang van de fuik te doen vinden (VIST, Zuid-Holland, 3).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Zeer grote loofbomen die inheems zijn in het noordwesten van Noord-Amerika. Elders plant men ze tegenwoordig als sierbomen. In sommige classificaties een ondersoort van Populus balsamifera. Het is de eerste boom waarvan het genoom volledig is gesequencet. Van de boom maakt men timmerhout, en extracten van de geurige knoppen gebruikt men in parfums, medicijnen en cosmetica. De indianen uit de noordelijke gebieden aan de westkust van Noord-Amerika gebruikten de binnenbast als voedsel en medicijn; de salicoside in de bast is een ontstekingsremmer waarmee men o.a. wonden kan verzorgen. Het hout, de wortels en de schors van de boom gebruikte men als brandhout en om kano's, touw, visfuiken, manden en bouwconstructies te maken. Het gomachtige sap werd als lijm gebruikt en om voorwerpen waterdicht te maken.