Associaties voor yi

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Vroeg-Minoïsche aardewerkstijl, genoemd naar opgravingen in de buurt van Phaistos, die zich kenmerkt door het veelvuldig gebruik van geschilderde lijnen, in plaats van de vroeger gebruikte ingekerfde of gepolijste patronen. Er zijn twee verschillende fasen te herkennen. In de eerste fase bestonden de ontwerpen uit parallelle of dubbel gearceerde geschilderde rode lijnen die liepen langs de kromming van de vaalgele aardewerken vaten. In de latere fase werd de geschilderde rode versiering meer volgens een ontwerp aangebracht, werd minder de ronde vorm van het aardewerk gevolgd en bestond de decoratie vooral uit dubbel gearceerde driehoeken of andere eenvoudige geometrische ontwerpen die werden aangebracht onder de hals van kannen en kruiken en aan de binnen- en buitenzijde van kommen en koppen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

infraorde met daarin de familie van aye-ayes of vingerdieren, kleine primaten die in bomen leven.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Literaire of artistieke stijl die vaak wordt geassocieerd met de Engelse en Franse decadenten uit het einde van de 19e eeuw. Wordt vooral gekenmerkt door voorlijk taalgebruik en verfijnde emotionaliteit.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep die tegenwoordig in het zuiden van Ghana leeft en vroeger een beroemd koninkrijk vormde.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Familie van zeedieren die van verwante soorten is te onderscheiden doordat ze alleen aan de rechterkant van het lichaam geslachtsklieren hebben.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schrijvers van korte literaire verhandelingen over één onderwerp, waarin de auteur dikwijls een persoonlijk standpunt verwoordt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beschrijft werken die zijn vervaardigd door het gelijknamige Afrikaanse volk, dat in het noorden van Nigeria leeft.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Soort arabesk gebruikt in Ottomaans aardewerk in de Iznik-stijl, daterend uit het midden van de 15de eeuw. Hatayi maakt gebruik van een complex patroon van loof, zoals lotuspalmetten, gebogen wijnstokken en veervormige bladeren, en vaak ook vogels, wolkenbanden, draken en monsters. Lijkt op de motieven in de Chinese decoratieve stijlen waarin het ontstond; 'hatayi' is Turks voor 'Chinees' of 'op Cathayaanse wijze'.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De houding en beweging die wordt gekenmerkt door de voorliefde voor het uitoefenen van een ambacht, een kunstrichting of werkzaamheden zonder beloning of professionele status.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de kunst en architectuur van de islamitische dynastie met dezelfde naam die regeerde over Irak en Azerbeidzjan van 1336 tot 1432. De architect van de vroege Jalayirids bleef werken op de manier van de vroegere lokale stijlen, met een nadruk op geometrisch metselwerk, stucdecoratie en fijne inscripties. Het belangrijkste gebouw uit deze periode is het funeraire complex dat werd gebouwd in de periode 1356-1359 door Mirjan, de emir die de stad regeerde. Manuscriptillustratie floreerde ook gedurende deze periode, vooral onder het patronaat van Ahmed (regeerde in de jaren 1382-1410). In deze werken werden pictorale elementen uit China en het Nabije Oosten gecombineerd met een nieuwe methode voor het afbeelden van ruimte.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Spleettrommen voor boeddhistische of taoïstische tempeldiensten, in de vorm van een abstracte vis, gedrongen en wigvormig, van gelakt kamferhout; bespeeld door ze, liggend in de hand van de speler of op een kussen, met stokjes aan te slaan; China.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Beschrijft werk dat is vervaardigd door het gelijknamige Afrikaanse volk, dat in Tanzania en Zambia leeft.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep die leeft in de Democratische Republiek Congo.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de op één na grootste school in het Tibetaanse boeddhisme, die soms de 'oude orde' wordt genoemd. De wortels gaan terug tot de Indiase Vajrayana-meester Padmasambhava (8ste eeuw), die werd beschouwd als 'tweede Boeddha'. De school zegt diens oorspronkelijke leer te verbreiden. De school is ontstaan tijdens de eerste verspreiding van het boeddhisme van India en Midden-Azië naar Tibet in de 8ste en 9de eeuw; Padmasambhava bezocht Tibet in de 8ste eeuw en een andere belangrijke Indiase leermeester, Santiraksita, stichtte het eerste klooster van Tibet in Samye rond 775. Nyingma werd een afzonderlijke orde in de 10de eeuw. Deze school legt meer nadruk op de religieuze praktijk en de mystieke aspecten van de Vajrayana-traditie dan op academisch werk. Het is ook de minst politiek en filosofisch gerichte van de Tibetaanse boeddhistische scholen. Sjamanistische gebruiken en lokale goden, ontleend aan de inheemse Bon-religie, vindt men ook in Nyingma. Andere overeenkomsten met Bon zijn de dzogchen-lessen, oude tantra’s die door latere tradities zijn verworpen, en priesters die mogen trouwen. De school kent een traditie van het ontdekken van teksten die door Padmasambhava verborgen zijn; deze teksten voorspellen dat boeddhisten in de toekomst vervolgd zullen worden. Sommige ideeën van de school worden in leerstellingen van het Tibetaanse boeddhisme als ketters beschouwd.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Noord-Amerikaanse pijnboomsoort die verwant is met de Ponderosa Pine, die wordt aangetroffen in het gebied vanaf het zuidwesten van Oregon in de Verenigde Staten tot het noorden van Baja California in Mexico.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een superpolymeer die bij temperaturen boven de 200 graden Celsius voor lange tijd de oorspronkelijke mechanische en chemische toestand aanhoudt; het is zeer sterk en elastisch en is uitstekende bestand tegen oplosmiddelen, olie en corrosieve omstandigheden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Olie koken uit het spek van zeezoogdieren.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Chinese schildermethode met een vrije manier van schetsen of penseelwerk uit de vrije hand, meestal in inkt.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een type Chinees ritueel vaatwerk van brons, in combinatie met ‘p'an’ gebruikt om water te schenken tijdens abluties. In gebruik in de late Westelijke Zhouperiode.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een inheemse Tibetaanse godsdienst die met het boeddhisme een van de twee voornaamste religies van het land is. Veel aspecten van Bon raakten vermengd met de boeddhistische tradities die in de 8ste eeuw werden ingevoerd uit India en die het Tibetaanse boeddhisme veel van zijn eigenheid hebben verleend. Onenigheid binnen de heersende klasse van Tibet leidde er in de 8ste en 9de eeuw toe dat de adellijke families voor Bon kozen en de heersende dynastie voor het boeddhisme. Bon werd rond de 11de eeuw een georganiseerde godsdienst, vooral dankzij de boeddhistische belangstelling voor geschreven teksten. Bon leeft voort in veel aspecten van het Tibetaanse boeddhisme en is bovendien nog altijd een bloeiende godsdienst in de noordelijke en oostelijke grensgebieden van Tibet. Onduidelijk is hoeveel continuïteit er bestaat tussen het oude en het moderne Bon. De kenmerken van het oude Bon zijn moeilijk vast te stellen omdat alle vroege beschrijvingen boeddhistisch zijn. Alles wat tegenwoordig over Bon bekend is, is zwaar beïnvloed door het Mahayana-boeddhisme. Het oude Bon lijkt elementen van animisme, sjamanisme en de uitoefening van magische riten te hebben bevat. De Bon-goden van lucht, aarde en zee werden als lagere goden in het boeddhistische pantheon opgenomen. Er zijn aanwijzingen voor een cultus van heilig koningschap waarin de koningen worden beschouwd als manifestaties van de luchtgod; dit geloof zou de oorsprong kunnen zijn van de gereïncarneerde lama’s van het boeddhisme. De orakelpriesters van Bon hebben hun tegenhangers in de boeddhistische waarzeggers. Bepaalde aspecten van de Bon-doctrine zijn vrijwel identiek aan die van het Tibetaanse boeddhisme, zoals de leer van het boeddhaschap en het ideaal van bodhisattva. Opvallend zijn de dzogchen-overtuigingen die het Bon deelt met de Nyingma-school van het Tibetaanse boeddhisme; zij houden in dat er een onuitsprekelijke toestand bestaat, voorbij alle boeddha’s en alle verschijningen. Verder is het kloostersysteem van Bon bijna gelijk aan dat van de Gelug-school. Toch bewaken de Bon-gelovigen nauwgezet hun niet-boeddhistische imago. Shenrab wordt beschouwd als de stichter van de godsdienst en de historische Boeddha Shakyamuni zou een manifestatie van hem zijn. Bon-geschriften zijn verdeeld in twee groepen: de Kanjur, met mythen, doctrines en biografieën van Shenrab, en de Katen, die commentaren en rituele en iconografische werken omvat. De naam Tibet komt uit de Bon-religie.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de school in het Tibetaanse boeddhisme die in 1409 is begonnen toen Tsongkapa (1357-1419) het klooster Riwo Ganden stichtte. Als laatste van de grote scholen is Gelug ook de grootste geworden. De dalai lama en de panchen lama zijn beiden lid van deze school. De Kadampa, de oudste orde van het Tibetaanse boeddhisme, is erin opgegaan. De Gelug is sinds de 17de eeuw de overheersende school en heeft een enorme politieke macht gehad van de tijd van de vijfde dalai lama, die heerser van Tibet werd, tot de Chinese inval van 1951. De leden hechten waarde aan eruditie en organiseren regelmatig debatten tussen vertegenwoordigers van tegengestelde filosofische standpunten. Dogmatiek en logica worden beschouwd als hulpmiddelen om verlossing te bereiken omdat het continuüm van een persoon wordt gezien als een cognitieve en lumineuze energie die kan worden gezuiverd door meditatie en contemplatie. De school staat bekend om het rigoureuze onderwijssysteem dat bestaat uit een aantal klassen die een monnik moet doorlopen; de meest begaafde leerlingen gaan op voor de graad van Geshe ('professor'), waarvoor zij 24 jaar moeten studeren. De nadruk ligt op kloosterdiscipline (vinaya), celibatair leven, onthouding van bedwelmende middelen en geweldloosheid. Tantristische lessen worden daarom aangepast aan de celibataire leefstijl en zijn alleen beschikbaar voor hen die eerst de theorie onder de knie hebben gekregen. Aanhangers worden vaak ‘geelkappen’ genoemd vanwege de gele kappen die Tsongkapa aan de Gelug-monniken voorschreef om zich te onderscheiden van Nyingma-monniken, die rode kappen dragen. De school heeft met centra in Europa en de Verenigde Staten ook veel weerklank gevonden buiten Tibet. Het hoofdkwartier staat in Dharmasala in het noorden van India, waar met een ambitieus uitgeefproject wordt getracht de Tibetaanse teksten te conserveren en te verspreiden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de kunst en architectuur die is verbonden met de islamitische dynastie met deze naam die heerste in Marokko van 789 tot 985; de Idrisidische dynastie was de eerste islamitische dynastie die een onafhankelijke staat vestigde in Marokko en speelde een belangrijke rol bij de islamisering van Marokko. Islamitische stedelijke cultuur verscheen in Marokko gedurende de Idrisidische periode. Idris I, een afstammeling van Mohammed, stichtte de dynastie en ook de stad Fez. Fez werd de hoofdstad tijdens de heerschappij van zijn zoon, Idris II, en floreerde als een handelscentrum en als een religieus en intellectueel centrum onder het patronaat van Idris II. De Idrisids waren verantwoordelijk voor het ontwerp van het oude stadscentrum en de verdeling van de stad in twee afzonderlijke gebieden (voor de Kairouani's en de Andalusiërs), gescheiden door de rivier Fas. Helaas zijn fysieke overblijfselen uit deze periode beperkt. De Idrisids bouwden in Fez wat nu de Qarawiyyin-moskee is, maar alleen in de kern ervan zijn Idrisid-elementen bewaard gebleven. De tombe van Idris I bij Moulay Idris in de buurt van Volubilis (dat na 788 tot de hoofdstad van Idris I werd gemaakt) en die van Idris II in Fez worden beschouwd als de heiligste graftomben in Marokko; beide tomben werden in de 18de eeuw volledig herbouwd.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een Noord-Chinese dynastieke periode tussen 907 en 1125; de dynastie werd gesticht door het proto-Mongoolse Khitan-volk. De Liao-periode bestond ten tijde van de Vijf Dynastieën en de Noordelijke Song-dynastie in het zuiden. Er waren vijf hoofdsteden, overeenkomstig het boeddhistische principe van de vijfvoudige structuur van het heelal. De Khitan waren een nomadenvolk dat zelf nauwelijks enige kunstzinnige traditie bezat. De kunstwerken die in deze periode werden geproduceerd, waren beïnvloed door Tang-vormen en -technieken. De Liao-architectuur verraadt Tang-invloeden en trouw aan het boeddhisme. Tot de nog bestaande gebouwen behoren de Bai ta (Witte Pagode) in Balin in Binnenmongolië, de Mu ta (Houten Pagode) in Ying xian, in de provincie Shanxi, tevens de oudste bewaard gebleven houten pagode, en de bibliotheek van de Bhagavad-sÅ«tra's (circa 1038) in de Benedentempel van Huayan, Datong, eveneens in de provincie Shanxi. Dit laatste bouwwerk bevat bovendien 32 originele Lao-beelden en houten geschriftkasten in paviljoenvorm. De Liao-keramiek was eveneens beïnvloed door de keramiek uit de Tang-periode, hoewel uit opgravingen op grafplaatsen blijkt dat er ook Song-aardewerk en ander aardewerk is geïmporteerd. Daarnaast werden er gouden en zilveren voorwerpen vervaardigd op basis van metaalwerk- en verguldtechnieken van de Tang en Song. De Khitan werden uiteindelijk verslagen door binnenvallende Jin, die vervolgens een eind maakten aan het bewind van de Noordelijke Song. Restanten van de Liao-dynastie bleven nog intact in de vorm van de Westelijke Liao, in een gebied rond Tian shan; later werd dit gebied veroverd door Djenghis Khan.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep, een subgroep van de Luyia, die leeft in Kenia ten oosten van het Victoriameer en in Oeganda.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruyiken voor vliegtuigen die zijn ontworpen of aangepast voor gespecialiseerde militaire acties.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Schrift in de oudste tot nu toe ontdekte Chinese geschriften; de karakters zijn gegraveerd op schildpadschilden of dierlijke beenderen als verslagen van profetieën die werden gedaan door koningen in de tweede helft van de Shang-dynastie (14de tot 11de eeuw v.Chr.). De overgrote meerderheid van de orakelbeenderen is opgegraven in het tegenwoordige dorp Xiaotun bij de stad Anyang in de provincie Henan (of in de resten van Yinxu, de laatste hoofdstad van de Shang-dynastie).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de cultuur die is verbonden met een stad-koninkrijk in antiek Birma en die floreerde van circa 1 n. Chr. tot 9 n. Chr. en die de zuidelijke regio's Binnaka, Mongamo, Sri Ksetra en Halingyi omvat. Architectuur in de regio wordt gekenmerkt door gewelfde tempels, huizen, paleizen en kloosters gebouwd van hout en voorzien van daken die zijn bedekt met tegels van lood en tin, en die muren bevatten die zijn samengesteld uit geglazuurd steen. Decoratieve kunstnijverheid binnen huishoudens betrof keukengerei van goud en beeldjes van goud, groen glas, jade en kristal. Cilindrische stoepa's of grote grafurnen van diverse afmetingen versierden de periferie van de stadsmuren en tempels van het koninkrijk.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Large knives with a broad blade of varying form used to cut and serve ice cream and similar frozen desserts.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een school in het Tibetaanse boeddhisme die de leer volgt van de geleerde en reiziger Drogmi (992-1072). Drogmi is bekend om zijn vertaling in het Tibetaans van de Hevajra Tantra, een belangrijk tantrisch werk en een van de voornaamste teksten van de Sakya-school. Hij is ook verantwoordelijk voor de invoering in Tibet van het Indiase systeem dat bekendstaat als Lam Drey, dat gebruik maakt van de symboliek van de seksuele vereniging als middel om de mystieke re-integratie van het zelf te bereiken. De hevig behoedende Hevajra is de beschermgod van de Sakya-school. De school is bekend om zijn wetenschappelijke productie, in het bijzonder door de exegeses en historische verhandelingen over het boeddhisme. De bekende 'Blauwe annalen', een geschiedenis van het Tibetaanse boeddhisme, zijn in de 15de eeuw geschreven door een volgeling van de school. De school ontleent zijn naam aan het klooster van Sakya, in 1073 gesticht door Konchok Gyalpo, een leerling van Drogmi, 80 km ten noorden van de Mount Everest. Kunga Nyingpo, de zoon van Konchok Gyalpo, maakte de leer van de Sakya-school systematischer. De abten van het klooster van Sakya werden van circa 1270 to 1340 door de Mongoolse heersers van China benoemd tot regenten van Tibet, maar toen de Mongoolse dynastie aan macht inboette, deden de abten van Sakya dat ook. Sakya heeft om de macht gestreden met andere scholen van het Tibetaanse boeddhisme, vooral de Gelug. De abten van Sakya mogen trouwen en het ambt gaat over van vader op zoon of van oom op neef. De Sakya-school kent twee subsekten: de Ngor en de Tshar.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep, een subgroep van de Luyia, die voornamelijk leeft in Kenia en Uganda.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de eerste Chinese dynastie waarover we een zekere kennis bezitten, zowel op archeologisch als op historisch gebied. De Shang-dynastie heerste van circa 1600 v. Chr. tot circa 1050 v. Chr. Het centrum van hun cultuur bevond zich op de hoogvlakte van de Gele Rivier, hoewel hun macht zich in bepaalde perioden uitstrekte tot het noorden van de huidige provincie Henan en tot delen van de huidige provincies Shandong, Shanxi en Shaanxi. Deze periode staat bekend om de vooruitgang op het gebied van de bronsbewerking en andere technieken, die de beschaving op een hoger peil brachten. De Shang-dynastie beschikte over omvangrijke legers met een grote verscheidenheid aan wapens en wapenrusting. Brons werd ook gebruikt voor rituele voorwerpen, zoals klokken en standaarden. De bronzen voorwerpen uit de Shang-dynastie werden voorzien van een uiterst schetsmatige decoratie, waarin het 'taotie'-dierenmasker een veelvoorkomend motief was. De godsdienst en voorouderverering in de Shang-periode kende het gebruik van zogeheten orakelbenen (jiagu), dierenbeenderen en schildpadschilden met inscripties. Er zijn bijna 100.000 orakelbenen gevonden sinds onderzoekers de betekenis van dit verschijnsel hebben ingezien. Orakelbenen zijn de oudste vorm van Chinese geschiedschrijving. Uit de inscripties is een lijst met koningen afgeleid die overeenstemt met latere schriftelijke historische bronnen. De Shang-dynastie kende een redelijk verfijnd schrift; sommige karakters worden nog steeds gebruikt. Het aardewerk van de Shang-dynastie was veelkleurig en werd vervaardigd met een draaischijf of opgebouwd uit rollen. Het aardewerk werd vaak voorzien van opgedrukte patronen. De oudst bekende Chinese glazuren werden gemaakt in de Shang-periode. Er zijn marmeren en kalkstenen beeldhouwwerken van bestaande en mythische dieren gevonden. De stedelijke nederzettingen uit de Shang-periode tonen aan dat de basisvormen van de Chinese architectuur al werden gebruikt; belangrijke nederzettingen zijn Erlitou, Zhengzhou en Yin (nabij het huidige Anyang), die allemaal op verschillende momenten als hoofdstad hebben gefungeerd. De latere Shang-vorsten waren hedonisten die weelderige paleizen lieten bouwen. De Shang-dynastie werd opgevolgd door de Zhou-dynastie, die oorlogszuchtiger was en effectief gebruik maakte van de strijdwagen.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een groep schilders die hoofdzakelijk in Shanghai werkzaam was, vanaf het midden van de 19de eeuw tot aan het begin van de 20ste eeuw. Hoewel het hier geen school in de westerse betekenis betreft, hebben de hiermee geassocieerde schilders wel als gemeenschappelijke kenmerk dat ze dezelfde thematiek, stijlen en technieken gebruikten, en in opdracht van kooplieden uit Shanghai werkten. Na de vernietigende opstand van Taiping (1850-1864) vestigden vier beroepsschilders met de achternaam Ren zich in Shanghai: Ren Xiong (1820-1857), zijn broer Ren Xun (1835-1893) en zijn zoon Ren Yu (1853-1901) uit Xiaoshan, en Ren Yi (1840-1896), geen familie, uit Hangzhou, plaatsen die beide in de provincie Zhejiang liggen. De vier Rens, van wie Ren Yi het invloedrijkst en succesvolst was, vormden de kern van de nieuwe school. Het werk van de Shanghai-school was vooral bedoeld om de opdrachtgevers te behagen. De werken, die doorgaans waren bestemd voor het kantoor of de woning van de kooplieden, waren meestal van decoratieve aard; veelal waren het symbolische voorstellingen waarin werd verwezen naar thema's als een lang leven, geluk en voorspoed. Met name de hangende rol was een populair formaat, evenals de vouwwaaier. De werken worden gekenmerkt door felle kleuren en herkenbare, alledaagse motieven, zoals figuren, vogels en planten. Het landschap speelde meestal een ondergeschikte rol in de Shanghai-schilderkunst. De bloemschilderkunst van Shanghai werd populair dankzij Zhao Zhiqian (1829-1884), die bekend is om zijn grote, decoratieve rollen met bloemen, welke hij in brede verfstreken en rijke, opake kleuren schilderde. Een hoogtepunt bereikte de Shanghai-school aan het begin van de 20ste eeuw met Wu Changshi, die wel als de grootste van de Shanghai-schilders wordt beschouwd.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar de kunst en cultuur van de islamitische dynastie met deze naam die als vertegenwoordigers van de Fatimid-kaliefs van Egypte van 1047 tot 1138 over Jemen regeerde. Al-Sayyida al-Hurra Arwa bint Ahmad, de vrouw van de machtige Sulayhid-heerser Al-Mukarram Ahmed (regeerde 1067-84), regeerde na de dood van haar echtgenoot en vestigde een nieuwe Sulayhid-hoofdstad in Dhu Jibla. Daar bouwde ze een paleis en een moskee die bekend stonden om de introductie van verschillende kenmerken die karakteristiek waren voor Fatimid-moskeeën in Egypte. Met Arwa's dood in 1138 eindigde de effectieve macht van de Sulayhid-dynastie, hoewel enkele Sulayhid-prinsen forten bleven bezitten tot het eind van de 12de eeuw.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Religie en filosofische traditie die haar oorsprong vindt in China, en waarbij de nadruk ligt op individuele vrijheid en spontaniteit, een minimum aan overheidsbemoeienis en sociaal primitivisme, technieken voor zelftransformatie, mystieke ervaringen en individuele en gemeenschappelijke ethische verantwoordelijkheid. De traditie is gebaseerd op de teksten van Tao-te Ching, Chuang-tzu en Lieh-tzu. Later ging de traditie verschillende richtingen uit, wat leidde tot strikt filosofisch taoïsme aan de ene kant en religieus taoïsme aan de andere kant. Het heersende principe van die laatste richting is het streven naar een toestand van 'onsterfelijkheid' door strikte voedingsvoorschriften, beheersing van de ademhaling, meditatie en het visualiseren van de goden in het lichaam, seksuele beheersing, het beoefenen van theoretische innerlijke alchemie (nei-tan) om de yin- en yang-krachten in het lichaam te mobiliseren en het gebruik van magische talismans. Succesvolle volgelingen stonden bekend als hsien (onsterfelijken).

Toegevoegd op: 16-8-2017

Infraorde met één bestaande familie spookdiertjes en de families Anaptomorphidae en Omomyidae, die in het Eoceen en het Vroeg-Mioceen leefden.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Verwijst naar een specifieke vorm van het boeddhisme die sterk is geënt op het Mahayana-boeddhisme, dat in de zevende eeuw in Tibet werd geïntroduceerd. Het Tibetaans boeddhisme bevat veel van de esoterische tantra-traditie van het Vajrayana-boeddhisme, alsmede elementen van het oeroude Bon-sjamanisme. Ook de kloosterdisciplines van het vroege Theravada-boeddhisme vormen een belangrijk bestanddeel van het Tibetaans boeddhisme. Deze religie wordt zelfs vaak beschouwd als de meest intellectuele vorm van boeddhisme. Avalokiteshvara, de Bodhisattva van Groot Mededogen, wordt met name vereerd in het Tibetaans boeddhisme. De Dalai Lama, de geestelijke en wereldlijke leider van Tibet, zou diens reïncarnatie zijn. Een opmerkelijk aspect van het Tibetaans boeddhisme is het opvallend hoge percentage van de bevolking dat actief deelneemt aan het geloofsleven: tot aan de Chinese machtsovername in de jaren 50 van de 20ste eeuw was ongeveer een kwart van alle Tibetanen lid van een geloofsorde. Typerend voor deze religie is ook het grote aantal heilige wezens. Bij de eredienst worden mantra's en gebeden uitgesproken en gezangen ten gehore gebracht, met begeleiding van trommels en hoorns. De canon van Tibetaanse geschriften omvat de 'Kangur' en de 'Tenjur;' het Tibetaans Dodenboek (Bardo Thödröl) beschrijft de bewustzijnsstaat tussen dood en wedergeboorte. Het Tibetaans boeddhisme verspreidde zich in de tweede helft van de 20ste eeuw naar het westen, met name door mensen die Tibet waren ontvlucht nadat het land door Communistisch China was bezet; onder deze vluchtelingen waren ook 'tulkus' of gereïncarneerde lama's, die in hoog aanzien stonden en bijdroegen tot de groei van de populariteit van het Tibetaans boeddhisme in de westerse wereld. Er zijn vier hoofdstromingen: Nyingma, Sakya, Kagyu en Geluk. In het westen wordt de Tibetaanse religie soms aangeduid met de onjuiste term lamaïsme, maar deze term wordt niet door de boeddhisten zelf gebruikt.