Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
De dwarsliggende rand die afgesloten is met kettinglussen, wat voorkomt bij sommige stukken textiel die op eenvoudige apparatuur zijn geweven. Het lijkt op een echte zelfkant en kan aan één of beide zijden van het textiel voorkomen.
De lengterichting van een weefsel dat is afgesloten met inslaglussen, vaak te onderscheiden doordat de inslageinden verschillen van de rest van het weefsel, en soms doordat er een wijziging in de binding is.
Een onregelmatig toegevoegde inslag die niet van zelfkant tot zelfkant loopt maar alleen wordt gebruikt waar het patroon dat vereist.
Inslag toegevoegd aan het basisinslagstelsel, die van zelfkant naar zelfkant gaat om de grond te verrijken of om een patroon te vormen.
Inslagpoolweefsel, vaak van katoen, waarvan de pool op één lengte is afgeknipt. Inslagfluweel kan op gewone weefgetouwen worden vervaardigd, waarbij de inslag aan de goede kant lussen vormt, die met roterende messen worden opengesneden. De pool vormt een glad oppervlak of duidelijke ribbels in de kettingrichting. Kenmerken: 1) de floerspluisjes zitten altijd aan de kettingdraden; 2) bij snijden van de pool blijft de zelfkant onbeschadigd; 3) doordat de stof bijna altijd in het stuk wordt geverfd, hebben alle bestanddelen dezelfde kleur; 4) de achterkant is vaak iets geruwd (manchester).
Weefsel met een toegevoegd inslagstelsel; het lancé-inslagstelsel. De draden van dit stelsel lopen van zelfkant tot zelfkant en zorgen voor simpele, kleine patronen op de stof, zoals stippels of bloemetjes.
Algemeen te gebruiken voor lange, dunne, platte en soepele repen van een willekeurig materiaal. Specifiek te gebruiken voor repen fijn textiel, zoals zijde, satijn of fluweel, vaak afgewerkt met een koordje langs beide randen in plaats van met een zelfkant. Wordt gewoonlijk als versiering gebruikt.
Twee stokken met een regelmechanisme in het midden om de breedte in te stellen. Hun uiteinden steekt men in de zelfkanten van het weefsel, waarna men de gewenste breedte van het mechanisme kiest. Men steekt soms een naald of haak in de zelfkanten en maakt die vervolgens vast aan het frame om ervoor te zorgen dat breedte en spanning constant blijven.