Associaties voor karmelieten

Toegevoegd op: 16-8-2017

Een rooms-katholieke kloosterorde die in de 12de eeuw is ontstaan toen kluizenaars op de berg Karmel de levenswijze nastreefden van de profeet Elia. Toen de kruistochten waren mislukt trokken de karmelieten naar Europa, waar zij als bedelorde een grote bloei kenden. Afzondering, onthouding en gebed werden strikt nageleefd. In 1452 werden de broeders karmelieten aangevuld met nonnen (zusters van de Heilige Maagd Maria van de berg Karmel) van de tweede karmelietenorde. De karmelieten hebben geen stichter zoals de meeste orden, maar zij beschouwen Elia en Maria, beiden centrale figuren in het karmelieter bewustzijn, als hun oprichters. Belangrijke vernieuwers zijn Sint Theresia van Avila, die in 1562 de vrouwenorde hervormde, en de Heilige Johannes van het Kruis, die later in de eeuw op soortgelijke wijze de mannenorde hervormde. De hervormde tak werd in 1593 een zelfstandige orde; haar leden staan bekend als de ongeschoeide karmelieten.

Toegevoegd op: 16-8-2017

Hervormde tak van de karmelietenorde die in 1593 een zelfstandige orde werd. Toenemende zedelijke losheid en misbruiken binnen de orde der karmelieten leidden tot de hervormingen van Sint Theresia van Avila en later van de Heilige Johannes van het Kruis. De aanduiding 'ongeschoeide' verwijst naar het gebruik van de hervormers om sandalen te dragen in plaats van kousen en schoenen. Ongeschoeide karmelieten richten zich vooral op pastoraal en missionair werk.

Toegevoegd op: 16-8-2017

De term komt uit het Latijn. Met de titel 'frater' spraken de vroege christenen elkaar gewoonlijk aan. Sinds het einde van de 13e eeuw verwees het naar leden van de bedelorden. Fraters zijn te onderscheiden van 'monniken' doordat fraters zich vooral bezighouden met het prediken als geestelijk ambt, zich onder andere mensen in de wereld begeven, om aalmoezen bedelen en zich voortdurend verplaatsen, terwijl monniken op een vaste plek in afzondering leven. Daarnaast mochten de fraterorden oorspronkelijk geen vast inkomen hebben, maar moesten ze leven van de vrijwillige giften van de gelovigen. Monniken daarentegen mochten wel onroerend goed en een inkomen hebben, hoewel er individuele monniken waren die geloften van armoede aflegden. De fraterorden worden meestal verdeeld in twee klassen: de vier grote orden die zijn genoemd in het Tweede Concilie van Lyon (Dominicanen, Franciscanen, Karmelieten en Augustijnen) en de kleinere orden.