Bakken, bakken, bakken.. bij KSART krijgt u de "taste of art" te pakken!
Welkom, voordat u kunt inloggen zet uw cookie instelling aan.
Nieuwe kunstvorm gevonden? Voeg nu een nieuwe kunstvorm toe!
Groffere vorm van sluitwerk. Gebruik voor reguliere handgrepen 'deurkrukken'.
Baksteen met de nominale afmetingen 8,13 cm bij 10,16 cm bij 20,36 cm (3 1/5 inch bij 4 inch bij 8 inch).
Lichte afsluit- of vergrendelingsmechanismen die worden gebruikt voor hordeuren en die worden bediend met een knop, een hefboomgreep of een hefboom in combinatie met een drukknop
Bevestigingsmiddelen die sluiten door middel van een horizontale stang, zoals een grendel, staaf of haak. Te onderscheiden van 'snapsloten' die sluiten door middel van een cilinder, magneet of wrijving.
Hele hardgebakken stenen waarvan de vorm vervormd is als gevolg van bijna complete verglazing. Wordt gebruikt voor bestrating.
Speldachtige of boutachtige bevestigingsmiddelen met een kop die gemaakt van een buigzaam materiaal, die worden gebruikt om twee of meer onderdelen aan elkaar te maken door de schacht door een gat in elk onderdeel te halen en daarna het vlakke eind naar beneden te slaan of drukken, om een tweede kop te vormen.
Gereedschap dat wordt gebruikt om koppen van klinknagels te bewerken.
Afgeschuinde veergrendels die meestal worden bediend door middel van een draaiknop, een handvat of een hendel.
Een verglaasde steen, met name voor gebruik van straten waar weerstand tegen slijtage van belang is.
Harde, geelachtige straatklinker.
Gelamineerde kurassen die voor het eerst verschenen aan het begin van de 16e eeuw, gemaakt van horizontaal overlappende harnasplaatjes die aan elkaar zijn bevestigd door middel van lederen riempjes en schuivende klinknagels aan de binnenzijde. Aan het eind van de 16e eeuw raakten ze in West-Europa uit de mode, maar ze bleven gedurende de 17e eeuw populair in Oost-Europa, voornamelijk in Hongarije en Polen waar ze door de zware cavalerie werden gebruikt.
Viola's met het bereik van een bas, gelijkend op de gamba maar met tien of meer extra metalen snaren vlak boven het bovenblad en onder de hals, die meeklinken of kunnen worden getokkeld met de linkerduim.
Deurklinken waarvan de veergrendels worden bewogen door een of meer knoppen, maar waarvan de nachtschoten in werking worden gesteld met een sleutel.
Gewone klinken, die meestal voor binnendeuren worden gebruikt en waar geen sloten op zitten.
Bellen, gongen, zoemers of sets belletjes die in een gebouw klinken wanneer ze, meestal met een knop die zich nabij een ingang bevindt, worden geactiveerd.
Een vorm van deurbeslag dat bestaat uit een tweetal knoppen aan tegenovergestelde uiteinden van een spindel, die worden gebruikt om een klink los te maken. Te onderscheiden van 'kastknoppen', die een knop hebben aan één kant van de spindel en aan de andere kant een afdekplaatje o.i.d..
Klemmen die worden gebruikt om draad vast te houden terwijl het wordt gevijld en in de vorm een klinknagelkop wordt gehamerd.
Orgels met een mechanisme dat bediend wordt door middel van een ronddraaiend handvat dat lucht uit de balg perst en tegelijkertijd een cilinder met stiften pennen laat draaien, waardoor de kleppen omhooggaan die de juiste pijpen laten klinken.
Taps toelopende ponsen die worden gebruikt om de plaatsen aan te geven waar bouten of klinknagels moeten komen.
Grendels die zodanig zijn geconstrueerd dat ze te allen tijde een rechtstreekse uitweg bieden, omdat een afsluitende grendel of klink eenvoudig kan worden ontgrendeld door tegen een horizontale stang te duwen.
Apparaten met snaren die meestal unisono zijn gestemd en gaan klinken wanneer er wind langswaait.
Delen van insteeksloten die zichtbaar zijn aan de zijkant van een deur, doordat een klinkgrendel of een nachtschoot uitsteekt.
Materiaal dat men doorgaans binnen in een gebouw gebruikt en gewoonlijk een praktische en decoratieve functie heeft, zoals deurklinken en raamknoppen.
Te gebruiken voor korte, meestal schelklinkende snavelfluiten met geen of maximaal één toongat: er kan een balletje in de fluit ingesloten zitten om een rollende klank te maken.
'Double pieces' van plaatharnas voor het schouderstuk; ze worden gedragen om de onderste driekwart van de voorkant van het schouderstuk te versterken en zijn eraan vastgemaakt met pennen, pinnen of klinknagels; verschenen voor het eerst in het begin van de 15e eeuw.
Gezichtsplaten om de kin en het onderste deel van het gezicht te beschermen, bestaande uit verscheidene harnasplaatjes die scharnieren om schuivende klinknagels die op hun plaats worden gehouden door veerpalletjes of verbindingsboutjes die, wanneer ze los worden gemaakt, de harnasplaatjes open laten vallen. Ze werden veel gebruikt in combinatie met open helmen zonder vizier.
Slaginstrumenten in de vorm van een zeer ondiepe, ronde metalen schaal, in verschillende afmetingen en meestal met een omgebogen rand, ze kunnen bijna plat zijn of een slagknobbel hebben in het midden. Men laat ze klinken door er halverwege tussen het midden en de rand met een (omwonden houten) klepel tegen te slaan of ,indien aanwezig, op de uitstulping; ze vibreren het sterkst in het midden en het zwakst aan de rand.
Mondbogen uit het zuiden van Afrika, die men laat klinken door hard in- en uit te ademen op een platgemaakte struisvogelveer die aan de snaar is bevestigd.
De uitstekende delen van klinken of sloten die dienen ter afsluiting van een deur.
Alfabet van Semitische oorsprong, geleend van de Phoeniciërs in het 1e millennium v.Chr., en zodanig door de Grieken bewerkt dat er letters zijn voor zowel klinkers als medeklinkers.
Instrumenten van materiaal dat zelf kan klinken, omdat het taai en elastisch genoeg is om te trillen zonder daarbij een gespannen trommelvel of snaren nodig te hebben.
Veerklinken of nachtslotklinken met een slag van 2 cm en een antiwrijvings-retractor.
Broeken van zware keperstof, vooral katoenen denim, vaak blauw, waarvan sommige delen zoals b.v. de zakken bij de hoeken worden versterkt met klinknagels.
Jasjes tot in de taille van denim of ander keperkatoen, vaak blauw, waarbij de patroondelen worden geaccentueerd met stiksels, met opgestikte zakken aan de voorkant, waarvan sommige delen, b.v. de zakken, bij de hoeken worden versterkt met klinknagels.
Schroeven die in verbinding met houten of metalen klemplaten gebruikt kunnen worden om klemkracht te leveren, voordat de definitieve bevestiging (klinknage, bout) wordt aangebracht.
Slaginstrumenten bestaande uit twee of meer stokken, plaatjes, kommen of schaaltjes van hout, been, ivoor, schelp of een ander hard klinkend materiaal, die men laat klinken door ze tegen elkaar te slaan.
Wordt gebruikt voor systemen die meerdere klokken aan elkaar gelijkzetten en die op gezette tijden bellen of alarmsignalen kunnen laten klinken.
Hangklokken met uitgebreid houtsnijwerk en versieringen, meestal met bloemenmotieven, die de uren aangeven met een geluid dat klinkt als de roep van een koekoek; meestal met zichtbare gewichten en slinger. Ze werden halverwege de 18e eeuw geïntroduceerd in het Zwarte Woud en de vroegste exemplaren hadden een houten mechanisme.
Artistieke esthetiek die is ontwikkeld door John Weichsel, onder invloed van de geschriften van de Duitse kunsthistoricus Wilhelm Worringer en waarin de anarchistische filosofie sterk doorklinkt. De kosmistische esthetiek werd beoefend door kunstenaars als Elie Nadelman en Adolf Wolff.
Kleine, dunne, buigzame plaatjes of reepjes metaal met verschillende toepassingsmogelijkheden; de plaatjes kunnen bijvoorbeeld in overlappende rijen worden vastgezet op een lederen of stoffen ondergrond om een wapenrusting te vormen; voorts kunnen zij als snoer dienen of worden gebruikt als de belangrijkste klinkende delen van een @lamellofoon.
Harnasonderdelen die bestaan uit een enkele plaat of een reeks harnasplaatjes die soepel aan elkaar zijn bevestigd door middel van riempjes en klinknagels. Ze hangen aan de voorkant van beide zijden van de @'fauld' of de borstplaat, ter bescherming van het bovenste gedeelte van de dij.
Slagplaten van klinkende steen, in een reeks verticaal opgehangen, of in staafvorm, horizontaal neergezet.
Verwijst naar de stijl van het aardewerk afkomstig uit het noorden van Mesopotamië tijdens het eind van het derde millennium v. Chr. Genoemd naar het metaalachtige geluid dat klinkt als scherven tegen elkaar worden geslagen. De stijl kenmerkt zich door grijs-zwarte, op een hoge temperatuur gebakken dichte, harde vazen die soms zijn versierd met gepolijste spiralen of geschilderde horizontale banen.
Rietinstrumenten waarin vrijslaande rieten in pijpen of kamers zijn geplaatst, die de speler afzonderlijk of samen kan laten klinken door te blazen of te zuigen.
Sloten die meestal over een vergrendelingsinrichting beschikken die van beide kanten met knoppen kan worden bediend. Hierbij is de klink zo afgesteld dat hij met pennen kan worden vastgezet, zodat de knop aan de buitenkant wordt geblokkeerd en men alleen met een sleutel naar binnen kan.
Dammen die zijn gemaakt met materiaal dat met hydraulische methoden is uitgegraven, vervoerd en geplaatst. Grove materialen in het slijk blijven liggen aan de uiteinden van de dam en fijner materiaal slaat neer in het midden, waardoor een ondoordringbaar centraal gedeelte ontstaat. Het materiaal wordt niet samengeperst en bij slechte drainage en inklinking bestaat bij dit soort dammen het risico dat ze bezwijken.
Slaginstrumenten; bespeeld door ze aan te slaan met een niet-klinkend voorwerp, zoals een stok of een hand, ook door ze te slaan tegen een niet-klinkend voorwerp, zoals het menselijk lichaam of de grond.
Kleine fluiten die een octaaf hoger klinken dan de gebruikelijke orkestfluiten maar dezelfde vingerzetting en hetzelfde kleppenmechaniek gebruiken.
Het cementachtige bindmiddel voor de meeste gestructureerde soorten beton, verkregen door het verpulveren van klinker die hoofdzakelijk bestaat uit hydraulische calciumsilicaten; bevat calciumsulfaat als meegemalen toevoeging.
Alle instrumenten, hulpstukken of constructie-elementen die nodig zijn om een raam te vormen en te bedienen, zoals klinken, koorden, raamuitzetters, scharnieren, hendels, sloten, handvaten , katrollen en raamgewichten.
Slaginstrumenten met geribbeld oppervlak, bespeeld door er overheen te raspen met een niet-klinkend voorwerp.
Buizen, met gekerfde of geribbelde kanten, meestal van dierenhoorn; bespeeld door er met een niet-klinkend voorwerp overheen te raspen.
Stokken met inkepingen, bespeeld door eroverheen te raspen met een ander stokje of niet-klinkend voorwerp, hout.
Vaten met een gekerfd of geribbeld oppervlak; bespeeld door daar overheen te raspen met een niet-klinkend voorwerp.
Aan de buitenkant gemonteerde klinken die worden bediend door middel van een verborgen knop of een ander instrument; ze worden meestal gebruikt om deuren van bankgebouwen te vergrendelen.
Knoppen, klinknagels of spijkers met grote kop die worden gebruikt ter versiering of bescherming.
Slaginstrumenten bestaande uit een of meer weerklinkende staven, bespeeld door ze tegen een hard voorwerp te slaan.
De sopraanblokfluit is het meest bekende type blokfluit en wordt veel in het (muziek)onderwijs gebruikt. De sopraanblokfluit produceert een hoger geluid dan de altblokfluit en is gestemd in C. Het is een octaverend instrument: het klinkt een octaaf hoger.
Zware grepen of handgrepen die zijn gemonteerd in aanbouwplaten of verlengde platen en die zijn uitgerust met een duimstuk om de klink van het slot van een winkeldeur te bedienen.
Klinkgrendels die met scharnieren zijn vastgemaakt aan een slot of een deur en die worden bediend door middel van draaiing in plaats van verschuiving.
Onomhulde, aan de oppervlakte gemonteerde klinken die bestaan uit een stang die kan draaien aan een plaat en met een haak gekoppeld is aan de stijl. De stang wordt aan de buitenkant van de deur bediend door middel van een duimstuk en aan de binnenkant met een kruk.
Maatstokken die bestaan uit korte stroken hout die aan de uiteindes met elkaar zijn verbonden met klinknagels, zodat de delen zigzaggend, in een parallel vlak, kunnen worden opgevouwen; over het algemeen zijn de stroken 15 tot 30 cm lang en zijn de maatstokken 2 tot 2,5 meter lang wanneer ze zijn uitgevouwen. Te onderscheiden van 'duimstokken' die meestal korter zijn en in meer dan één vlak kunnen vouwen of draaien.
Hamers met een achthoekig of rond slagvlak, afgekante nek en een pen met dikke ronde randen. Wordt gebruikt als aambeeld wanneer hij achter de kop van een klinknagel of spijker wordt gehouden om deze recht te houden terwijl de punt wordt geslagen.
Het vormen van een permanente verbinding tussen twee of meer stukken metaal door een klinknagel door gaten te steken die op één lijn liggen.
Verwijst naar de uitvoerende kunst die wordt gekenmerkt door het vaardig produceren van muzikale tonen door de menselijke stem. Zingen vereist een lichaamstechniek waarbij de longen lucht toevoeren naar het strottenhoofd, dat als een riet of trillingsmechanisme fungeert; de borstholte en hoofdholten dienen als klankkast. De tong, het verhemelte, het gebit en de lippen zorgen voor de klankarticulatie en vormen de versterkte klanken tot klinkers en medeklinkers. Bij het zingen is een verfijnde techniek noodzakelijk om deze verschillende anatomische mechanismen en hun onderlinge wisselwerking te coördineren. Het verschil met spreken is dat bij het zingen de adem op een andere manier naar de stembanden wordt gestuurd, en dat de beweging en reflexen van de stembanden een zekere beheersing vergen.